De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1905 2 juli pagina 3

2 juli 1905 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No.14'62 DE AMSTERDAMMER W E E K B L A D VOOR NEDERLAND. lo. Bij premiebetaling zou de adminis tratie gróót en ingewikkeld -worden. Het wil mij voorkomen, dat dit geen motief mag zijn. Eenvoudige administratie is natuurlijk 'te verkiezen, doch niet als men daarbij krijgt een slecht stelsel. 2o. Be loontrekkende zou meer nog dan thans afhankelijk worden van den werk gever. Het bewijs voor deze stelling wordt niet geleverd en kan ook niet geleverd worden, daar de premiebetaling door den werkgever niet de uiting is van een gunst, maar van een wettelijken plicht. 3o. Tal van personen zullen wegens laag loon, ziekte enz. hunne premie niet of niet geregeld kunnen betalen en daardoor een te laag pensioen genieten. Teel hangt in deze af van de regeling ?waarin iemand in geval van ziekte, werk loosheid enz. vrijgesteld kan worden van het betalen van premie zonder dat dit in vloed behoeft te hebben op het bedrag van zijn pensioen. Voorts is het ongelukkig, iridien iemand wegens te laag loon een te laag pensioen zal genieten, maar de schuld daarvan ligt bij den man zelf, die blijkt te weinig voor de nijverheid te praesteeren. 4o. De werkgevers zullen, voor zoover zij er niet in slagen de premi en op do ver bruikers te verhalen, gedwongen worden de maatschappij van een deel der arme oude menschen te verlossen. Hiertegen voer ik aan, dat wanneer het blijkt, dat do prijzen niet met het bedrag der premiën kunnen verhoogd worden en de ondernemers zelven dit bedrag niet uit hun ondernemers winst kunnen betaler, deze tak van nijverheid eenvoudig niet als rentabel is te beschouwen. De kosten der ver zekering behooren tot de bedrijfskosten en evenals de overige kosten uit het bedrijf betaald moeten worden, evenzoo moet dat ook geschieden met de verzekeringskosten. Een tak van bedrijf, die al deze kosten niet kan dragen, mag niet blijven bestaan ten koste van de werklieden. In de boven, ?weergegeven reieneering kan ik dus niet een motief vinden tegen het heffen van premiën, tenzij men zich op het standpunt plaatst, dat een tak van bedrijf in het leven mag worden gehouden door Staats-hulp, m. a. w. door protectie. Het ligt niet in mijne bedoeling thans dieper in te gaan op het stelsel der Staatspeneionneering. Wellicht kom ik er op terug als liet wetsontwerp in zake pensionneering in behandeling komt. Kampen. Mr. dr. H. S. VEUVJIA*. IIIIIHMIIUIHIIIIIIJIIIHHIIIMIIMMIMItMflMltMItlllllnMMHtmfl MuzieiindeHflcfuslal Parsifal. Met een enkel woord reeds kon ik verleden ?week mededeelen, dat Richard Wa^ner's ?Bühnenweihfestspiel",een grootscher, mach tigen indruk gemaakt heeft op het publiek. Weihe" gaat uit van dit religieus mystieke drama ? zoo schreef ik verleden week. Weihe" ging ook uit van de opvoering. De tweede en derde acte genoten een vol maaktheid van uitvoering, die eenig mag ge noemd worden in de geschiedenis der Wagnervereeriiging. Nog voortdurend denk ik terug aan het het heerlijke orchest in de derde acte, aan die onophoudelijk vloeiende bron van weel derig kuische melodieën, aan die zacht ver rukkelijke orchesttinten en daar komt men steeds weer op neer aan die stem ming van rust en vredigheid; ja waarlijk het was een Charfreitagszauber". Maar ook onvergetelijk blijft mij in herin nering .de tweede acte. Die allerbekoorlijkste scène met de bloemenmeisjes was een feast voor oor en oog. Het is waar in Bayreuth werd zij ook menigmaal zeer schoon gezon gen, maar het oog. en vooral ons aan schelle kleuren niet gewend Hollandsch oog, werd steede min of meer beleedigd door de bonte kleuren van de costuums en door de onmo gelijk .groote brokken bloem waarmede de meisjes zich gingen tooien. Hier vond men een rustige harmonie van zachte tinten en fcmiiiininii iiiiiiiiiiiiiitn imimiiiiiiiiiimiiiiiMiiiiHiiiiiim cfmiliiton. DE MOEKEBIEKE. vau een roeier. Kaar het Daitscli, van CLAMI;AMI;US. Lang had ik naar de plaats gezocht, waarop men voor het standbeeld van keizer Friedrich UI moet gaan staau, om in het beeld een heerscher, een trotschen ruiter of een krijgs held te kunnen ontdekken; maar neen: zoekt eu gij zult niets vinden. Js'ijdig keek ik naar de werklui, die bezig waren met een heimacbine palen in de Spreo te :heien. Er stond juist een paal klaar, het heiblok kon zijn werk beginnen. Langzaam werd het door de machine omhoog geheschen onder regelmatig snuiven en puffen: pas op! pas op! pas op! eerst langzaam, dan vluggjr, en als het blok naar beneden suiste ueerboernend, dan begon weer opnieuw het paa op! pas op', pas op! Die woorden van de heimachine brachten me weer in mijn humeur: de moekebieke was me in de gedachte gekomen. Het was een paar jaar geleden. Onze roeivereeniging had een groot gedeelte van haar leden mobiel gemaakt. Er zou een lange roeitocht gehou den worden, we zouden twee nachten buiten kampeeren, zelf koken en aardappelen en brandhout stelen. Den eersten nacht werd gekampeerd op Paddenhausen, een eilandje in een van de groote meren van het Spreegebied. Aan de eene zijde van het eiland was de oever uitstekend geschikt om te baden. En daar, toen wij allen in het water waren, werd de moekebieke uitgevonden. Een van ons riep plotseling: Luister eens!" En wij luisterden. Moekebieke-moekebiekernoekebieke!" klonk het zachtjes en geheimziLnig over het water. Doodstil strekte het oneer zich uit, geen rimpeltje was op de wijde watervlakte te bespeuren; achter ons waren nog de laatste stralen van het avondlijnen welke in volkomen overeenstemming was met de bekoorlijke rhylhmische bewe gingen die Wagner in het melodieënrijke bloemenmeisjea koor heeft neergelegd. Maar ook de Klingsor-scène die er aan voorafging en de verleidings-episode van Kundry die er op volgde, omvaamden dit ensemble op prachtvollo wijze. Henri Viotta is de man van wien alles uitging en die zijn krachten wist te kiezen op het gebied van regie en Bühnenteehnik', krachten die met hem in verkwikkelijk samenwerien, etii zoo schoon geheel wisten te be reiken. Hem zij dank en hulde gebracht voor het grootsch en verheven genot dat hij ons beeft doen smaken. De geest van Wagner heerschte op en voor het tooneel en dat hebben wij aan Viotta te danken. Hij was bezield metWagner's geest en bij wist al zijn medewerkenden niet zijn geest te bezielen. Het is waar, vele dilettanten werkten mede, maar iets dilet tant erigs was aan hunne medewerking niet te bespeuren. Het orchest. dat wonderscboone complex van verschillende instrumenten, dat echter als n veeltong'g instrument klouk, overtrof zich ztlven den geheelen avond. Het is waar, bij de eerste klanken van het statige voor-pjl miste men de betoovering van den Bayreuther mystischeri Abgrund/' Aangezien echter de prestatie van het orchest in niets onderdeed met die te Bayreuth, kwam men daar spoedig overheen. De plaatsing van het orchest in onzen schouwburg is niet bijzonder gunstig. De verschillende groepen der instrumenten hebben moeilijk onderling voeling met elkaar; doch ditmaal was er door den toe hoorder nooit een minder gelukkig contact te bespeuren. In geen ander werk van Wagner is het orchest zóó doorzichtig klaar en abgekh'irt" behandeld, met al zijne fijnere weefsels van tengere melodieën en teedere harmoniseeringen. Het is een symphonie van het edelste gehalte. Voor ons orchest is het buitengewoon eervol dat het ook aan geen enkelen eisch iets schuldig bleef. Ook in de keuze der hoofdrollen was de Wagnervereeniging zeer gelukkig geweest. Er was een zeldzame evenredigheid van krachten te constateerea en dit is voor een dramatisch ensemble veel gunstiger, dan wanneer enkele rollen minder goed bezet waren geweest ter wille van n eclatante hoofdpersoon. In alles kon men het bespeuren dat Par sifal-Ejnar Eorchhammer, met liefde bij «U: zaak was. De moedige kampioen onzer Wagnervereemiging, die met geestdrift baar goede zaak in woor l en geschrift heeH bepleit, wist ook met al zijn dramatisch talent een Parsifal uit te beelden, die volkomen aan de sympathieke figuur van Wagner recht liet wedervaren. Zijn eerste optreden reeds met de zwaan, liet al zijn onschuldige naïveteit uitkomen. Maar prachtvol was hij in de scène met Kundry, vooral van het oogenblik af waarop hij durch Mitleid wissend" ge worden was en ioor Kuudry's kus de wonde van Amfortas in eigen boezem voelde branden. Ook in de derde acte wist hij door zijn waardig optreden te iniponeeren. Ik beschouw Forchhammer niet tot onze grootste zan gers, maar door de waarheid van zijn spel en opvatting wist hij dit te doen vergeten. Mevrouw Litvinne heeft bare gestalte niet voor. In dat opzicht staat zij gelijk met haar Bayreuther kunstzuster Materna (Therèse Malten is voor mijn herinnering nog steeds in dit opzicht het ideaal het meest nabij komend). De zang en het spel van mevrouw Litvinne bezaten echter Bayreuther stijl ; slechts heel even kon men in haar de vreem delinge bespeuren. De vertolker van (iurnemanz bezit een mooi week basgoluid ; hij was ook in zijn bewegingen de bedachtzame wapenbroeder van Titurel. Alleen moest zijn legato mooier zijn, dan zou zijn zang nog oneindig winnen aan uitdrukking. Volzinnen als Thoren wir, auf Lindrung da zu boffen", des siegreichsten Ue;chlechtes Herrn" en Oh, wundenwuudervoller heilger Speer" klonken nu een weinig droog; niet zoo warm als die be roemde Stellen" wel gewoonlijk worden uitgevoerd. Amfortas was geheel de lijdende koning. Aangrijpend klonken de smartkreten uit zijn mond en ook zijn verschijning was juist getypeerd. Ook voor Kliiigsor slechts woorden van lof; moeilijk zal men zich die heftige rol beter gemajqueerj kunnen denken. ^nttillllllililllliliMliiiilllHlllilimilllllliiiiiiiiiiilllllllliltllllllllllllllllln rood te zien, terwijl boven de donkere denneboomen de reusachtige groote maan opkwam. Het moekebieke, moekebieke" werd duidelijker en plotseling kwamen om dun hoek, waar een oude, kromme den ver over het water hing, de heldere lichten var. een klein stoombootje te voorschijn. Moekebiekemoekebieke!" deed Je machine. Sedert dien tijd noemden wij alle kleine stoom- en motoorbootjes moekebieke", ook al klonk de machine anders. De maan stond al hoog ooveii de hoornen, een lauw windje voerde de geluiden en klanken van het bootje naar ons toe, die vreemd klonken in de diepe stilte, die hier heerschte. Spoedig waren wij allen onder j onze dekens ingeslapen. Alleen Taddy niet. Taddy was een kleine Engelschman uit Li verpool, die naar Duitsohland was gekomen, om de taal te leeren. Om dat doel te berei ken, roeide hij Zondags, reed hij Maandags paard, speelde hij Dinsdags tennis eu Woeus- i dags golf, reed hij Donderdags weer paard, zwom en roeide hij Vrijdags, terwijl hij ten ; slotte eiken Zaterdag het besluit nam zijn i leven te beteren. De omgang met al die menschen, die zoo goed Engelsch verstonden i en het voor een-gedeelte ook spraken, beviel ! hem best. Voortdurend vroeg hij : Oewat ziju deze?" of Oewat zijn dat?" Eu daar hij niet buitengewoon vlug van begrip was, bezorgden zijn woordcombinaties ons dikwijls \roolijke oogenblikken. De kwestie, van de moekebieke wilde hij met alle geweld doorgronden. Clarnbambus!" hoorde ik hem al spoedig roepen. Wat is er?" ..Moekebieke, oewat zijn deze?" A smal! steamer: every steamer is called ; now Moekebieke!" \Vell, ik begrijp!" Trainingstijd, veertien dagen voor de wed strijd. De trainer had ons nog eens met na Irtik voorgehouden, dat er nog volstrekt geen eenheid in onze ploeg was en dat wij niet de minste kans zouden hebben, wanneer wij op den wedstrijd zóó roeiden. Toen was De stem van Titurel maakte eveneens een uitstekenden indruk. De solo-bloemcmneisjes konden aan de hoogste eisenen beantwoorden; zij werden in zaug en spel voortreffelijk gesecondeerd door het koor van bloemenmeisjes. De Kitter" hadden beter bezet kunnen zijn, vooral de tenor; ook de vierde Knappe" was onbevredigend. De derde zou zeer vol doende geweest zijn, indien zijn inzet Durch Mitleid wissend" niet gedetoneerd had. De beide andere Knappen" waren zeer goed, ook die Altstimme aus der Hóhe". Het mannenkoor der Graisrittei' was vast en zeker, maar toch zouden een paar klankvolle, sonore stemmen aan het geheel ten goede zijn gekomen. Ook de koren uit den koepel waren voortreil'e:ijk voorbereid. Bij een volgende opvoeiing hoop ik dat men het aeustische eliect nog beter werk zal berekenen.- Zij klonken nu te gedempt, te mat. Dat is niet de bedoeling. Sonoriteit mag wel aanwezig zijn ; alleen moeten de stemmen klinken als uit de hoogte, dus als viit de verte. He', koor Ier (jlaube lebt" was m. i. een weinig te snel, gelijk ik mij overigens het Glaubensthema'' in zijn geheel ietwat rus tiger denk; doch dit is een reiu persoonlijke opvatting. Men ziet het kleine tekortkomingen waren er wel; maar waar zijn die niet? Te Bayreuth. in niet mindere mate. In de eerste jaren, toen het gcheelo Müiichener operapersoneel meewerkte, nog het minst. Deze kleinigheden kunnen echter in het minst geen afbreuk doen aan den grootscheii totaalindruk. Het is voor de werkende leden der Wag nervereeniging een tijd geweest van rusteloozen inspannenden arbeid; groot mag echter hun voldoening zijn, want zooals ik reeds zeide, aan niets kon mem bemerken, dat hier dilet- tanten op het tooneel waren. Maar zeker mag ook voor het Bestuur der Waguervereeniging de voldoening groot zijn. Wat al tegenstand moest gebroken worden, over hoevele teleurstellingen heeft men zich moeten heenzetten en .... hoevele otters moesten gebracht worden ! Ik onderschrijf volkomen de woorden, door on-ei,talentvolleu Bmakensiek, der KoninginMoeder in den mond geleyd : dat wij slechts dankbaar kunnen zijn voor een daad van hooge piëteit, van grooten kunstzin en van belanglooze olier vaardigheid ! AST. Avr.itKAMi'. Is. QneriüO. (Xaar aanleiding van het boek ..Zegepraal", uitgegeven bij de Erven Bohn te Haarlem). Het boek Zegepraal is bet boek Quorido. Zegepraal geeft bekentenissen, mededeelingon eu verzekeringen van den jongen auteur, die met twee romans onze letterkunde ver rijkte en nu nog ontzaglijke toekomstplannen beeft. Het is een auto-analyse van zijn kunstenaarschap, breed uitgesponnen, ver metel, vol lioovaardij en nergens besclmchterd. Den ik" dien de scbrij ver sprtken laat, noemt hij Uavid Koorengel, maar dat is een incognito. De koning vau Nederland placht zich graaf van Buren te noemen, als bij zich eem wat vrijer bawegen wilde, maar wie hem nabij kwamen wi-ten dat deze granf de koning was. Zoo weten we dat David Koorengel Is. Ojierido is. die een incognito koos. om nog wat oiibevangener dan anders over zichzelven (e kunnen spreken en om nog wat vrijer gelegenheid te he'iben de personen in het ziekteverhaal, dat door de auto analyse is geweven personen hem in en door zijn eigen leven lief een aandeel te geven. Zegepraal is als een biecht, ontstellend op recht. De vlammendehoogmoed,diein<,)!ierido laait de hoogmoed van den kunstenaar heeft hij hier nergens bedwongen. Teugelloos trekken de rossen van zijn vernuft de vergulde kar van zijn zelfsehatting voort. In het paleis van de litteraire wereldkunst heeft hij zichzelven ten hoogen troon gezet. Als Kloos is hij een god in 't diepst van zijn gedachten, maar hij opent zich en laat ons zien tot het allerdiepst. Wij kennen 'jnerido als du schrijver van Levensleed" en van Meuschenwee". Het laa'ste boek vooral heeft deze nog jonge kunstenaar voor oii'.e oprechte bewondering gesteld als n der machtige epische kun stenaars vau zijn tijd en het treeft hem zeker ?tiiiiiiniiitiiiiitiiiiinfiiiiiiiiiifiiuiniiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiDit bij op de G-ustav" gegaan, om ons op onzen tocht te vergezellen. De ,,i fuslav" was onze moekebieke, ofschoon niet in den waren zin van het woord. .Moekebieke was namelijk langzamerhand de benaming geworden van booten, die veel lawaai en veel rook maakten, maar er geen vaart achter kouden zetten. In een oogenblik hadden wij de a;ht uitgebracht en een paar minuten later lagen. wij al een eind van de kunt af. liet begon al donker te worden en daarom was er een lantaarn op de boeg vastgemaakt. De trainer was in een slechte stemming, omdat het bootje hem niet kou terugbrengen; bet moest naar de werf aan het Kummelsberger meer, daar de machine niet goed in orde was. Tien kalme slagen en dan een start.' Let op het commando van den stuurman !" klonk het door den roeper. De tien eerste slagen, die dienden om na te gaan of alles in orde was, waren gedaan en nu kon het er op losgaan. .,Slagklaar'."'riopTadd\vile ons stuurde, af!" Bij den tweeden slag kraakte er iets achter me. maar eer ik tijd had gehad er over na te deuken wat dat had kunnen zijn, bad de trainer me al te pakken. ,,1'oeg, dat lijkt o,j niets! zoo roeide mijn grootmoeder ook denk o;u je eatch juist ? zoo let op je lini-.li, druk je riem uit het water '. en denk om je beeuen !" Zoo kreeg ieder zijn beurt, nu eens de een, dan weer een ander. Zeven, je moet bepaald meer..." Joe'ijoehjoehhh .'" klonk opeens de fluit van onzen . . . Uustav." Vast! Strijken.' Houden de boot:" werd gecommandeerd. De boot lag stil. Nog twee meter en we waren in botsing gekomen met een pyrarnagondel, waarin een minnend paar zijn toe vlucht bad gezocht. Eerst scheen bei, dat het bootje leeg was, maar al gauw kwam bij" te voorschijn en daarna ook zij". Het had weinig gescheeld, of we waren onze mooie, nieuwe acht kwijt u'e^eest. \Ve hadden het einde van het dus kueren. Terw meer bereikt en moesten Jeu, keek ik liet recht om, voor hij verder gaat, iets te vertellen van wat er gebeurde in hem en over hem, hoe hij gearbeid heeft en wat nu zijn plannen zijn. Dit doet bij in 't boek Zegepnal". Wij hebben herhaaldelijk de klacht gehoord en zelfs gelezen dat er geen doorkomen aan" is, dat bet overvol, zwaar, schetterend" is. Wel begrijpelijk is die klacht, want er werd óók in dit boek een overstelpende massa materiaal verwerkt in den drukken heftigen eigen stijl van dezen auteur en er is ditmaal geen actie van gebeuren, die de aandacht boeit. Toch ondanks dit te-veele, dit uu eenmaal «hieridosche, is Zegepraal een mooi en een belangrijk boek. Een rijker-dan-én begaafde en een moediger eu zelfbewuster dan n, spreekt er over zich zelf en bij geeft ons, in zichzelf, een massa te bewonderen. IIij sticht een vuurwerk breed en hoog; bet duurt wat lang, zonder pauze, niaar er is afwisseling genoeg: vele kunsten van velo tijden zijn de onderwerpen der verschillende nummer?, Sleinlen is ef-n boofdnummer, het socialisme óók, Parijs óók en het slotuummer is Ouérido-van- de-volgende-jaren. * -x* Zegepraal geeft het verbaal van liet zenuw lijden en de genezing van een jong kun stenaar, verteld aan Florence, zijn liefste. In dit boek zal mijn ziel uitschreien en m'n verlangen zal er inroepen en mij meren. Ik zal er mijn herleven in bejubelen. Ik zal er van vrecselijk lijden in spreken. Ik zal van al wat ik wil en kan willen, spreken, tot jou liefste, liefste." liet zal een lijdens-en liefdesgeschiedenis zijn, maar vol van bekentenissen. Ik zal mijn daverend begeereu naar groot leven uitzeggen, mijn smeuken, mijn klagen, mijn smar ten en mijn gedachten." ,,Tion jaren heeft Koorengel, do scheppingsdrang in zic'i voelend, tegelijkertij l alles in zich willen opnemen van groote dingen in kunst, wetenschap en wijsbegeerte om zich been. Het leven doorgloei-Ie hem. Hij wou alles, alles aan geen gedachte, geen letterkun.'t, geen wijsbegeerte, geen groote uiting van plastiek m»cht hem voorbijgaan, zonder gezien, geken l, doorleefd te zij u. Hij door werkte bergen literatuur. Hij bestu leer Ie, neen doorademdij mystiek, magie, wijsbe geerte, metafyziek. Er bestond voor hem niets dan werken, werken met den geest, do ziel, de verbeelding, 'Ie vi-4oenaire voor stelling." Il ij leefde tien \Mudig, gaf alles, nam alles. Tot hij, totaal overwerkt, op, doodziek wordt rioerg.eworpen. liet verhaal vau het ziekteverloop wordt in fragmenten gedaan, verteld tot afwisseling en allei jing van de daverende uitingen vau des patients lyrische verrukking. Dit verhaal geeft ontroering. De ziektejammer van den zenuwlijder is in alle fazen van lugubre vers-hrikkelijkheM beschreven. De volkomenmaclitelooze, met zijn wereldomvattende kunstbegeerteu, die zich nooit, weer tot verhullen in staat acht, d-i blinde Milton, de doove Beethoven zien we lijden en de woeste ellende van zijn martelende koortsdroomen voelen we mee. Eu overigens met drie personen, verbeeld met de hartstochtelijke vereering, die Querido voor de figuren zijner sympathie ge voelt, en die we daarom met J em mee liefkrijgen, gaat bet verbaal. Zijn zuster die hem oppast, op de AmsterdLimsehe hiiurkamer. waar zij de heele bendo van plomp-onversc'iillige geburen dwingt met haar krachtigen liefde-iiiiMralenden wil ..zin met 'r zingende altste.n, met een zachte, iijne, vermanend-zuivere en kuisch-kouventioneele idealiteit, toch ernstig, maar alles in liaar woorden heel stil, guigestieloos en heel innig vrouwelijk, staat er voortreffelijk in." HïUir zoontje Aron 'n wonder vreemd droomertje, zoo teer en blank van trekjes als was ie uit schuim geboetseerd. Zoo wón der-mooi eu subtiel als z'n gor.d/.onnig kopje en z'n heel slank lijfje, zoo mooi bloeit ook uit zijn zeer fantastieke geest. Met z'n devote mondje ze,gt bij de wonderbaar simpelste en ontroerendste dingen, heel onbewust." Vooral Aron, de kleine Aay is met prach tige innigheid beschreven. Telkens wordt hij even in 't verhaal gebracht, zo ?? met enkele woorden vau teederheid : Ik had haar (zus) gepaaid 't zoontje een uurtje aan mijn bed te zetten, dat (rodszonnig fan tietje met z'n heerlijke oogeu vol droomseleu on rein kin dergepeins. Lieftallig als een riddertje, won der olond als een seralijn." En dj dokter-vriend, met z'n geustig rabijnegezieht, die hem beter maakt met zijn krach tigen dóór-dringeuden wil eu die zelf het IHHIIilllllllHIHIIIIIIIIIMIIIIIIflIIIHIIIIIIHIIIIMIIIIIMlIIIIIIIIIIIIUIIIIIIIIIII even om, om te zien, wat bet geluid was geweest, dat ik op den boeg had geboord, en jawel, de lantaav.i was overboord gegaan. Als de poiyp ons nu maar niet te [takken kiijgt, merkte een van ons op, ik geloof, dat ik die zooeven heb gezien!" Oewat zijn dat, polyp'.''' vroeg Taddy. Dat is een moekebieke met een politie agent erop"' De Uustay" ging naar de werf en wij keerden naar huis. Het ging vrij goed, maar de eenheid was er toch nog niet in. Wij wa;en juist aan het laatste po leelte bezigen daar wij te vast aan onzen Gustav" gewend waren, hadden wij niet gemerkt, dat een klein bootje ons op de hielen volg Ie. De waterpolyp had ons te pakken. Stilhouden! l" hebt geen licht op! Hoe is de naam van den stuurman!" klonk het. Taddy had niet bet flauwste vermoeden. dat iemand een gesprek met hem wilde be ginnen, temeer omdat bij naar woorden zoent om zijn verontwaardiging te luchten over het feit, dat wij zonder zijn bevel hadden gestopt. Deze meneer is een Engel-chman," zei onze slag te^eu den politie-man, hij ver staat u niet." en met die woorden legde hij zijn pet in do boot. Wij volirden zijn voor beeld en namen allen onze hoofdd -ksels af. Dat gebeurd steeds, wanneer wij lliuk moesten trekken. Langzaam gingen wij slagklaar zitten. ..Dan moet ik uw naam weten," zei de politie-dienaar tegen den slag. die juist bozig was, Taddy te instrueereu. Stilte in de boot!'' riep Taddy op eens. slagklaar '.' Af!" Eu daar schoten wij door de duisternis voort. Ik als boeg moest scherp uitkijken en kon niet te veel op mijn roeien letten. Wij waren al een flink eind weg. toen ook de politie-boot in beweging kwam. De afstan l, die ons scheidde, werd steeds kleiner. Laat hem maar komen, hij kan liet toch geen tien minuten volhou leu. hij heeft geen stoom genoeg'." riep de gediplomeerde",die zijn bijnaam te danken had aan het feit, dat offer wordt van zijn te hevig arbeiden. Die drie zijn de dramatis personae" in het aangrijpend treurspel van David Ivoorengel's lijden. Aan Florence, vertelt hij. Florence, zijn l k'fde. Zij woont in Parijs en studeert. Eenmaal, terwijl bij weg was in koortsen, heeft zij hem bezocht. Dit is het eenige reeele wat wij van haar vernemen. Zij is 't kind van sym bool en leven tegelijk." Je bent echt, je leeft, je ademt en toch ben je niet, leef je niet, adem je niet, zooals 'n jonge vrouw dat doet." Wat hij tot haar van haar zelve zegt, is een juichen, een snikken, een jubelen van devote vereering. Zij is zijn godin, zijn genius, zijn faney. Ma-ir we willen i^uerido vooral booreu over zich zelven, dit is de belangrijkheid en de bekoring van dit boek. Het is een massa. Het is overvol van her halingen, teveel van daverende verzekeringen. Overvol, te veel. Hij wijst het terug: die overvolheid groeit uit mijn levensvisie, die de dingen van allen kant beziet. In elk ding zit een tragisch, lyrisch, peinzend, tee der, hevig en bloedend leven. Er zijn er, die slechts de macht hebben n ding er in te zien. Zij worden de soberen" genoemd. In werkelijkheid zijn zij leeg. Dat /'/? de levenskern ganschelijk weet te beheerschen in aktie, tragiek, gang, zal ik de heele wereld, verblindend zuiver en hevig bewijzen." Toch, ondanks zijn ontkentenis, zieu we 't overladene als een fout, aldoor als een belet sel om rustig te genieten, te vaak, het be slist groote in (Jiierido's kunst, liet is over stelpen l, we leggen 't er bij af. Het lijkt soms opzettelijk grotesk als bij Heine in bet Buch Legrand1' maar bet is echt, het is Queridosch. Als je in den gloed van een vulkaan staat te smeden en om je heen stormt het vuur weg, gloeit de zwavel, dan komt het gewone leven, detail voor detail iu de kl'ur van het gebeuren naar je toe en je smeedt het mee .onder rythrnische dreunissen van je hamer. ledere dreun i-i 'n leven en ied--rf vonksptuvinj; 'n verlichte m'iischenspro jk'. Zóó iets lezend, nietwaar, voelen we de schromelijke overdrijving bijna smakeloos ge worden. Eu als we van hem vernemen ik draag alleen het leed van een heele wereld", mijn perspectief op het wereldiestaaii was oneindig", ik ben hondt'.rd innerlijk heden", in mij jubelt niet het geluk vau n meusch, maar van het menschdoüi' , dan vinden we toch even dat Heine opzettelijker door kan slaan en eerlijker voor zijn groteske neigingen uitkomt o. a. in 't lïuch Legrand": Mir ist tles Mittags zn Mute, als kónnte ich alle Elefanten Hindostans aufessen und Liiir mit den Strasburger Minister die Zahne stocheru;des Abends werde ich sosentimeutal, dasz ich die Milchstrasse des Himmels aus,sanfen móchte, ohne zu bedenken, dasz Eineiu die kleinen Fixstcrne sehr unverdau'ich i m Magen liegen bleiben; und des Nachts geht der Spektakel erst recht los, ie meine n Kopf giebt's daun einen Kongresz von allen Vólkern der (jegeuwart uud Ver^angenheit, es kommen die Assyrer, Agypter, Meder, Perser, Hebraer, Philister, Erankfurter, Babylonier, Karthager, Berliner, Romer, Spartaner, Turken, Kummeltürken . . ." Als de lieer (^uCrido ouder is geworden, meer in bedwang heeft de uitingmanier vau zijn machtig talent, als de felle opstand in hem tot rust is gekomen, dan zal bij wezen een der beste epici van zijn tijd. Zijn kijk op de dingen rondom is eene zieners-kijk, grandioos, zijn kunstenaarschap stijgt tot het geniale. Hij het'f'c ontzaglijk veel gelezen, gezien en gestudeerd. Het is waar, wat bij behouden heeft uit Shakespeare, Dantc, Rembrandt, Beethoven, Phidias, Wagner, (joethe ,Sttin!en. -?die alle een deel hebben van zijn ver rukkingen komen we niet te weten. Zijn ii drukken zijn in lomer lyrische be wondering. Maar we ptilen geen diepte. Zijn iilosolische levens waardeen n,;, uit studie verkregen, gaat als een wind van lyriek over ons heen en de wetenschap die hij zich ver wierf, waait als een krachtige tocht van artistieke aandoeningen over onze hoofden. We tasten er niets werkelijk». Wat hij vau 't socialisme b.v.b. beweert: 't < ieluk van het socialisme ziet niet in de boeken. Dat geluk zit inde hevige.ontioeringeu, die het leven je stelt, als je als volkomen waarachtig socialist voelt en denkt. Het socialisme zal het leven vergloriën. Het zal ?ItlllllllUIIIMIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIillllllllllllUllllllllIllllllllIllllllllllU hij op ziju kast inliet bootenhuis zijn visite kaartje had gespijkerd, waarop onder zijn naam gediplomeerd ingenieur" stond. Steeds verder ging het de Spree op. De rook van de chemische fabrieken maakte ons het ademhalen moeilijk. Een vurige kolom steeg uit den schoorsteen van onzen vervolger. Het was hem ernst, hij spaarde geen kolen. Telkens wanneer de vuurdeur geopeu J werd, kregen wij ecu schilderachtig schouwspel te zieu. Het was alsof wij door een vurigeri draak achtervolgd werden. Daar kreeg num mer twee een steek in zijn zijde. Mond dicht! Door je neus ademen!" wen' hem toegeroepen en verder ging bef. De moekebieke bleef meer en meer achter. Opletten!'' klonk het plotseling en op hetzelfde oogenblik werd een spurt ingezet, die niet scheen te eindigen. De boot liep prachtig, eindelijk hadden wij de eenheid te pakken. In Xeptunshain was nog licht op. Voor zichtig legden wij aan. De waard, een oud roeiersvriend, hiel]) ons da 'lelijk aan een lantaarn en drie minuten later waren wij op den terugweg. Ei' hing een lichte nevel over het water en terwijl wij roeiers zweetten als paarden, kreeg Taddy het koud. Dammed Moekebieke"! hoorden wij hem zeggen en hij werd zelfs niet warm, toen wij hem vertelden, dat het een koninklijke politieboot was. Dammed royal moekebieke!" was alles, wat hij daarop antwoordde. Hoe heerlijk do koude douche ook was, dien avond waren wij in oen oogenblik aangekleed. Wij kwamen er gelukkig goed af. Een boete van drie mark per hooid was alle*. En al bleek op den wedstrijd een van onze zes tegenstanders sterker te zijn dan wij. pleizicr hebben wij toch gehad :

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl