Historisch Archief 1877-1940
No.14'62
DE AMSTERDAMMER W E E K B L A D VOOR NEDERLAND.
lo. Bij premiebetaling zou de adminis
tratie gróót en ingewikkeld -worden.
Het wil mij voorkomen, dat dit geen
motief mag zijn. Eenvoudige administratie
is natuurlijk 'te verkiezen, doch niet als
men daarbij krijgt een slecht stelsel.
2o. Be loontrekkende zou meer nog dan
thans afhankelijk worden van den werk
gever.
Het bewijs voor deze stelling wordt niet
geleverd en kan ook niet geleverd worden,
daar de premiebetaling door den werkgever
niet de uiting is van een gunst, maar van
een wettelijken plicht.
3o. Tal van personen zullen wegens laag
loon, ziekte enz. hunne premie niet of niet
geregeld kunnen betalen en daardoor een
te laag pensioen genieten.
Teel hangt in deze af van de regeling
?waarin iemand in geval van ziekte, werk
loosheid enz. vrijgesteld kan worden van
het betalen van premie zonder dat dit in
vloed behoeft te hebben op het bedrag van
zijn pensioen. Voorts is het ongelukkig,
iridien iemand wegens te laag loon een te
laag pensioen zal genieten, maar de schuld
daarvan ligt bij den man zelf, die blijkt te
weinig voor de nijverheid te praesteeren.
4o. De werkgevers zullen, voor zoover
zij er niet in slagen de premi en op do ver
bruikers te verhalen, gedwongen worden
de maatschappij van een deel der arme
oude menschen te verlossen.
Hiertegen voer ik aan, dat wanneer het
blijkt, dat do prijzen niet met het bedrag
der premiën kunnen verhoogd worden en
de ondernemers zelven dit bedrag niet uit
hun ondernemers winst kunnen betaler, deze
tak van nijverheid eenvoudig niet als
rentabel is te beschouwen. De kosten der ver
zekering behooren tot de bedrijfskosten en
evenals de overige kosten uit het bedrijf
betaald moeten worden, evenzoo moet dat
ook geschieden met de verzekeringskosten.
Een tak van bedrijf, die al deze kosten niet
kan dragen, mag niet blijven bestaan ten
koste van de werklieden. In de boven,
?weergegeven reieneering kan ik dus niet
een motief vinden tegen het heffen van
premiën, tenzij men zich op het standpunt
plaatst, dat een tak van bedrijf in het leven
mag worden gehouden door Staats-hulp,
m. a. w. door protectie.
Het ligt niet in mijne bedoeling thans
dieper in te gaan op het stelsel der
Staatspeneionneering. Wellicht kom ik er op
terug als liet wetsontwerp in zake
pensionneering in behandeling komt.
Kampen. Mr. dr. H. S. VEUVJIA*.
IIIIIHMIIUIHIIIIIIJIIIHHIIIMIIMMIMItMflMltMItlllllnMMHtmfl
MuzieiindeHflcfuslal
Parsifal.
Met een enkel woord reeds kon ik verleden
?week mededeelen, dat Richard Wa^ner's
?Bühnenweihfestspiel",een grootscher, mach
tigen indruk gemaakt heeft op het publiek.
Weihe" gaat uit van dit religieus mystieke
drama ? zoo schreef ik verleden week.
Weihe" ging ook uit van de opvoering.
De tweede en derde acte genoten een vol
maaktheid van uitvoering, die eenig mag ge
noemd worden in de geschiedenis der
Wagnervereeriiging.
Nog voortdurend denk ik terug aan het
het heerlijke orchest in de derde acte, aan
die onophoudelijk vloeiende bron van weel
derig kuische melodieën, aan die zacht ver
rukkelijke orchesttinten en daar komt
men steeds weer op neer aan die stem
ming van rust en vredigheid; ja waarlijk het
was een Charfreitagszauber".
Maar ook onvergetelijk blijft mij in herin
nering .de tweede acte. Die allerbekoorlijkste
scène met de bloemenmeisjes was een feast
voor oor en oog. Het is waar in Bayreuth
werd zij ook menigmaal zeer schoon gezon
gen, maar het oog. en vooral ons aan schelle
kleuren niet gewend Hollandsch oog, werd
steede min of meer beleedigd door de bonte
kleuren van de costuums en door de onmo
gelijk .groote brokken bloem waarmede de
meisjes zich gingen tooien. Hier vond men
een rustige harmonie van zachte tinten en
fcmiiiininii iiiiiiiiiiiiiitn
imimiiiiiiiiiimiiiiiMiiiiHiiiiiim
cfmiliiton.
DE MOEKEBIEKE.
vau een roeier.
Kaar het Daitscli, van CLAMI;AMI;US.
Lang had ik naar de plaats gezocht, waarop
men voor het standbeeld van keizer Friedrich
UI moet gaan staau, om in het beeld een
heerscher, een trotschen ruiter of een krijgs
held te kunnen ontdekken; maar neen:
zoekt eu gij zult niets vinden.
Js'ijdig keek ik naar de werklui, die bezig
waren met een heimacbine palen in de Spreo
te :heien. Er stond juist een paal klaar, het
heiblok kon zijn werk beginnen. Langzaam
werd het door de machine omhoog
geheschen onder regelmatig snuiven en puffen:
pas op! pas op! pas op! eerst langzaam, dan
vluggjr, en als het blok naar beneden
suiste ueerboernend, dan begon weer
opnieuw het paa op! pas op', pas op!
Die woorden van de heimachine brachten
me weer in mijn humeur: de moekebieke
was me in de gedachte gekomen. Het was
een paar jaar geleden. Onze roeivereeniging
had een groot gedeelte van haar leden mobiel
gemaakt. Er zou een lange roeitocht gehou
den worden, we zouden twee nachten buiten
kampeeren, zelf koken en aardappelen en
brandhout stelen. Den eersten nacht werd
gekampeerd op Paddenhausen, een eilandje
in een van de groote meren van het
Spreegebied. Aan de eene zijde van het eiland
was de oever uitstekend geschikt om te baden.
En daar, toen wij allen in het water waren,
werd de moekebieke uitgevonden.
Een van ons riep plotseling: Luister eens!"
En wij luisterden.
Moekebieke-moekebiekernoekebieke!" klonk het zachtjes en
geheimziLnig over het water. Doodstil strekte het
oneer zich uit, geen rimpeltje was op de
wijde watervlakte te bespeuren; achter ons
waren nog de laatste stralen van het
avondlijnen welke in volkomen overeenstemming
was met de bekoorlijke rhylhmische bewe
gingen die Wagner in het melodieënrijke
bloemenmeisjea koor heeft neergelegd.
Maar ook de Klingsor-scène die er aan
voorafging en de verleidings-episode van
Kundry die er op volgde, omvaamden dit
ensemble op prachtvollo wijze.
Henri Viotta is de man van wien alles
uitging en die zijn krachten wist te kiezen
op het gebied van regie en Bühnenteehnik',
krachten die met hem in verkwikkelijk
samenwerien, etii zoo schoon geheel wisten te be
reiken. Hem zij dank en hulde gebracht
voor het grootsch en verheven genot dat hij
ons beeft doen smaken.
De geest van Wagner heerschte op en
voor het tooneel en dat hebben wij aan
Viotta te danken. Hij was bezield
metWagner's geest en bij wist al zijn medewerkenden
niet zijn geest te bezielen. Het is waar, vele
dilettanten werkten mede, maar iets dilet
tant erigs was aan hunne medewerking niet
te bespeuren.
Het orchest. dat wonderscboone complex
van verschillende instrumenten, dat echter
als n veeltong'g instrument klouk, overtrof
zich ztlven den geheelen avond. Het is waar,
bij de eerste klanken van het statige voor-pjl
miste men de betoovering van den Bayreuther
mystischeri Abgrund/' Aangezien echter de
prestatie van het orchest in niets onderdeed
met die te Bayreuth, kwam men daar spoedig
overheen. De plaatsing van het orchest in
onzen schouwburg is niet bijzonder gunstig.
De verschillende groepen der instrumenten
hebben moeilijk onderling voeling met
elkaar; doch ditmaal was er door den toe
hoorder nooit een minder gelukkig contact
te bespeuren.
In geen ander werk van Wagner is het
orchest zóó doorzichtig klaar en abgekh'irt"
behandeld, met al zijne fijnere weefsels van
tengere melodieën en teedere
harmoniseeringen. Het is een symphonie van het
edelste gehalte. Voor ons orchest is het
buitengewoon eervol dat het ook aan geen
enkelen eisch iets schuldig bleef.
Ook in de keuze der hoofdrollen was
de Wagnervereeniging zeer gelukkig geweest.
Er was een zeldzame evenredigheid van
krachten te constateerea en dit is voor een
dramatisch ensemble veel gunstiger, dan
wanneer enkele rollen minder goed bezet
waren geweest ter wille van n eclatante
hoofdpersoon.
In alles kon men het bespeuren dat Par
sifal-Ejnar Eorchhammer, met liefde bij «U:
zaak was. De moedige kampioen onzer
Wagnervereemiging, die met geestdrift baar goede
zaak in woor l en geschrift heeH bepleit,
wist ook met al zijn dramatisch talent een
Parsifal uit te beelden, die volkomen aan de
sympathieke figuur van Wagner recht liet
wedervaren. Zijn eerste optreden reeds met
de zwaan, liet al zijn onschuldige naïveteit
uitkomen. Maar prachtvol was hij in de
scène met Kundry, vooral van het oogenblik
af waarop hij durch Mitleid wissend" ge
worden was en ioor Kuudry's kus de wonde
van Amfortas in eigen boezem voelde branden.
Ook in de derde acte wist hij door zijn
waardig optreden te iniponeeren. Ik beschouw
Forchhammer niet tot onze grootste zan
gers, maar door de waarheid van zijn spel
en opvatting wist hij dit te doen vergeten.
Mevrouw Litvinne heeft bare gestalte niet
voor. In dat opzicht staat zij gelijk met haar
Bayreuther kunstzuster Materna (Therèse
Malten is voor mijn herinnering nog steeds
in dit opzicht het ideaal het meest nabij
komend). De zang en het spel van mevrouw
Litvinne bezaten echter Bayreuther stijl ;
slechts heel even kon men in haar de vreem
delinge bespeuren.
De vertolker van (iurnemanz bezit een
mooi week basgoluid ; hij was ook in zijn
bewegingen de bedachtzame wapenbroeder
van Titurel. Alleen moest zijn legato mooier
zijn, dan zou zijn zang nog oneindig winnen
aan uitdrukking. Volzinnen als Thoren wir,
auf Lindrung da zu boffen", des
siegreichsten Ue;chlechtes Herrn" en Oh,
wundenwuudervoller heilger Speer" klonken nu een
weinig droog; niet zoo warm als die be
roemde Stellen" wel gewoonlijk worden
uitgevoerd.
Amfortas was geheel de lijdende koning.
Aangrijpend klonken de smartkreten uit zijn
mond en ook zijn verschijning was juist
getypeerd.
Ook voor Kliiigsor slechts woorden van
lof; moeilijk zal men zich die heftige rol
beter gemajqueerj kunnen denken.
^nttillllllililllliliMliiiilllHlllilimilllllliiiiiiiiiiilllllllliltllllllllllllllllln
rood te zien, terwijl boven de donkere
denneboomen de reusachtige groote maan
opkwam. Het moekebieke, moekebieke" werd
duidelijker en plotseling kwamen om dun
hoek, waar een oude, kromme den ver over
het water hing, de heldere lichten var. een
klein stoombootje te voorschijn.
Moekebiekemoekebieke!" deed Je machine.
Sedert dien tijd noemden wij alle kleine
stoom- en motoorbootjes moekebieke", ook
al klonk de machine anders.
De maan stond al hoog ooveii de hoornen,
een lauw windje voerde de geluiden en
klanken van het bootje naar ons toe, die
vreemd klonken in de diepe stilte, die hier
heerschte. Spoedig waren wij allen onder j
onze dekens ingeslapen. Alleen Taddy niet.
Taddy was een kleine Engelschman uit
Li verpool, die naar Duitsohland was gekomen,
om de taal te leeren. Om dat doel te berei
ken, roeide hij Zondags, reed hij Maandags
paard, speelde hij Dinsdags tennis eu Woeus- i
dags golf, reed hij Donderdags weer paard,
zwom en roeide hij Vrijdags, terwijl hij ten ;
slotte eiken Zaterdag het besluit nam zijn i
leven te beteren. De omgang met al die
menschen, die zoo goed Engelsch verstonden i
en het voor een-gedeelte ook spraken, beviel !
hem best. Voortdurend vroeg hij : Oewat ziju
deze?" of Oewat zijn dat?" Eu daar hij niet
buitengewoon vlug van begrip was, bezorgden
zijn woordcombinaties ons dikwijls \roolijke
oogenblikken. De kwestie, van de moekebieke
wilde hij met alle geweld doorgronden.
Clarnbambus!" hoorde ik hem al spoedig
roepen.
Wat is er?"
..Moekebieke, oewat zijn deze?"
A smal! steamer: every steamer is called ;
now Moekebieke!"
\Vell, ik begrijp!"
Trainingstijd, veertien dagen voor de wed
strijd. De trainer had ons nog eens met
na Irtik voorgehouden, dat er nog volstrekt
geen eenheid in onze ploeg was en dat wij
niet de minste kans zouden hebben, wanneer
wij op den wedstrijd zóó roeiden. Toen was
De stem van Titurel maakte eveneens een
uitstekenden indruk.
De solo-bloemcmneisjes konden aan de
hoogste eisenen beantwoorden; zij werden
in zaug en spel voortreffelijk gesecondeerd
door het koor van bloemenmeisjes.
De Kitter" hadden beter bezet kunnen
zijn, vooral de tenor; ook de vierde Knappe"
was onbevredigend. De derde zou zeer vol
doende geweest zijn, indien zijn inzet Durch
Mitleid wissend" niet gedetoneerd had.
De beide andere Knappen" waren zeer
goed, ook die Altstimme aus der Hóhe".
Het mannenkoor der Graisrittei' was vast
en zeker, maar toch zouden een paar
klankvolle, sonore stemmen aan het geheel ten
goede zijn gekomen. Ook de koren uit den
koepel waren voortreil'e:ijk voorbereid. Bij
een volgende opvoeiing hoop ik dat men
het aeustische eliect nog beter werk zal
berekenen.- Zij klonken nu te gedempt, te
mat. Dat is niet de bedoeling. Sonoriteit mag
wel aanwezig zijn ; alleen moeten de stemmen
klinken als uit de hoogte, dus als viit de verte.
He', koor Ier (jlaube lebt" was m. i. een
weinig te snel, gelijk ik mij overigens het
Glaubensthema'' in zijn geheel ietwat rus
tiger denk; doch dit is een reiu persoonlijke
opvatting.
Men ziet het kleine tekortkomingen
waren er wel; maar waar zijn die niet? Te
Bayreuth. in niet mindere mate. In de eerste
jaren, toen het gcheelo Müiichener
operapersoneel meewerkte, nog het minst.
Deze kleinigheden kunnen echter in het
minst geen afbreuk doen aan den grootscheii
totaalindruk.
Het is voor de werkende leden der Wag
nervereeniging een tijd geweest van
rusteloozen inspannenden arbeid; groot mag echter
hun voldoening zijn, want zooals ik reeds
zeide, aan niets kon mem bemerken, dat hier
dilet- tanten op het tooneel waren.
Maar zeker mag ook voor het Bestuur der
Waguervereeniging de voldoening groot zijn.
Wat al tegenstand moest gebroken worden,
over hoevele teleurstellingen heeft men zich
moeten heenzetten en .... hoevele otters
moesten gebracht worden !
Ik onderschrijf volkomen de woorden, door
on-ei,talentvolleu Bmakensiek, der
KoninginMoeder in den mond geleyd : dat wij slechts
dankbaar kunnen zijn voor een daad van
hooge piëteit, van grooten kunstzin en van
belanglooze olier vaardigheid !
AST. Avr.itKAMi'.
Is. QneriüO.
(Xaar aanleiding van het boek ..Zegepraal",
uitgegeven bij de Erven Bohn te
Haarlem).
Het boek Zegepraal is bet boek Quorido.
Zegepraal geeft bekentenissen,
mededeelingon eu verzekeringen van den jongen auteur,
die met twee romans onze letterkunde ver
rijkte en nu nog ontzaglijke toekomstplannen
beeft. Het is een auto-analyse van zijn
kunstenaarschap, breed uitgesponnen, ver
metel, vol lioovaardij en nergens besclmchterd.
Den ik" dien de scbrij ver sprtken laat, noemt
hij Uavid Koorengel, maar dat is een incognito.
De koning vau Nederland placht zich graaf
van Buren te noemen, als bij zich eem wat
vrijer bawegen wilde, maar wie hem nabij
kwamen wi-ten dat deze granf de koning was.
Zoo weten we dat David Koorengel
Is. Ojierido is. die een incognito koos. om
nog wat oiibevangener dan anders over
zichzelven (e kunnen spreken en om nog wat
vrijer gelegenheid te he'iben de personen in
het ziekteverhaal, dat door de auto analyse
is geweven personen hem in en door zijn
eigen leven lief een aandeel te geven.
Zegepraal is als een biecht, ontstellend op
recht. De vlammendehoogmoed,diein<,)!ierido
laait de hoogmoed van den kunstenaar
heeft hij hier nergens bedwongen.
Teugelloos trekken de rossen van zijn vernuft de
vergulde kar van zijn zelfsehatting voort. In
het paleis van de litteraire wereldkunst heeft
hij zichzelven ten hoogen troon gezet. Als
Kloos is hij een god in 't diepst van zijn
gedachten, maar hij opent zich en laat ons
zien tot het allerdiepst.
Wij kennen 'jnerido als du schrijver van
Levensleed" en van Meuschenwee". Het
laa'ste boek vooral heeft deze nog jonge
kunstenaar voor oii'.e oprechte bewondering
gesteld als n der machtige epische kun
stenaars vau zijn tijd en het treeft hem zeker
?tiiiiiiniiitiiiiitiiiiinfiiiiiiiiiifiiuiniiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiDit
bij op de G-ustav" gegaan, om ons op onzen
tocht te vergezellen. De ,,i fuslav" was onze
moekebieke, ofschoon niet in den waren zin
van het woord. .Moekebieke was namelijk
langzamerhand de benaming geworden van
booten, die veel lawaai en veel rook maakten,
maar er geen vaart achter kouden zetten.
In een oogenblik hadden wij de a;ht
uitgebracht en een paar minuten later lagen.
wij al een eind van de kunt af. liet begon
al donker te worden en daarom was er een
lantaarn op de boeg vastgemaakt. De trainer
was in een slechte stemming, omdat het
bootje hem niet kou terugbrengen; bet moest
naar de werf aan het Kummelsberger meer,
daar de machine niet goed in orde was.
Tien kalme slagen en dan een start.' Let
op het commando van den stuurman !" klonk
het door den roeper. De tien eerste slagen,
die dienden om na te gaan of alles in orde
was, waren gedaan en nu kon het er op
losgaan.
.,Slagklaar'."'riopTadd\vile ons stuurde, af!"
Bij den tweeden slag kraakte er iets achter
me. maar eer ik tijd had gehad er over na
te deuken wat dat had kunnen zijn, bad de
trainer me al te pakken. ,,1'oeg, dat lijkt o,j
niets! zoo roeide mijn grootmoeder ook
denk o;u je eatch juist ? zoo let op
je lini-.li, druk je riem uit het water '. en
denk om je beeuen !" Zoo kreeg ieder zijn
beurt, nu eens de een, dan weer een ander.
Zeven, je moet bepaald meer..."
Joe'ijoehjoehhh .'" klonk opeens de fluit
van onzen . . . Uustav."
Vast! Strijken.' Houden de boot:"
werd gecommandeerd.
De boot lag stil. Nog twee meter en we
waren in botsing gekomen met een
pyrarnagondel, waarin een minnend paar zijn toe
vlucht bad gezocht. Eerst scheen bei, dat
het bootje leeg was, maar al gauw kwam
bij" te voorschijn en daarna ook zij".
Het had weinig gescheeld, of we waren onze
mooie, nieuwe acht kwijt u'e^eest. \Ve hadden
het einde van het
dus kueren. Terw
meer bereikt en moesten
Jeu, keek ik
liet recht om, voor hij verder gaat, iets te
vertellen van wat er gebeurde in hem en
over hem, hoe hij gearbeid heeft en wat nu
zijn plannen zijn.
Dit doet bij in 't boek Zegepnal".
Wij hebben herhaaldelijk de klacht gehoord
en zelfs gelezen dat er geen doorkomen aan"
is, dat bet overvol, zwaar, schetterend" is.
Wel begrijpelijk is die klacht, want er werd
óók in dit boek een overstelpende massa
materiaal verwerkt in den drukken heftigen
eigen stijl van dezen auteur en er is ditmaal
geen actie van gebeuren, die de aandacht
boeit. Toch ondanks dit te-veele, dit uu
eenmaal «hieridosche, is Zegepraal een mooi
en een belangrijk boek. Een rijker-dan-én
begaafde en een moediger eu zelfbewuster
dan n, spreekt er over zich zelf en bij geeft
ons, in zichzelf, een massa te bewonderen.
IIij sticht een vuurwerk breed en hoog;
bet duurt wat lang, zonder pauze, niaar er
is afwisseling genoeg: vele kunsten van velo
tijden zijn de onderwerpen der verschillende
nummer?, Sleinlen is ef-n boofdnummer, het
socialisme óók, Parijs óók en het slotuummer
is Ouérido-van- de-volgende-jaren.
*
-x*
Zegepraal geeft het verbaal van liet zenuw
lijden en de genezing van een jong kun
stenaar, verteld aan Florence, zijn liefste.
In dit boek zal mijn ziel uitschreien en
m'n verlangen zal er inroepen en mij meren.
Ik zal er mijn herleven in bejubelen. Ik zal
er van vrecselijk lijden in spreken. Ik zal
van al wat ik wil en kan willen, spreken, tot
jou liefste, liefste."
liet zal een lijdens-en liefdesgeschiedenis
zijn, maar vol van bekentenissen. Ik zal mijn
daverend begeereu naar groot leven
uitzeggen, mijn smeuken, mijn klagen, mijn smar
ten en mijn gedachten."
,,Tion jaren heeft Koorengel, do
scheppingsdrang in zic'i voelend, tegelijkertij l alles in
zich willen opnemen van groote dingen in
kunst, wetenschap en wijsbegeerte om zich
been. Het leven doorgloei-Ie hem. Hij wou
alles, alles aan geen gedachte, geen
letterkun.'t, geen wijsbegeerte, geen groote uiting
van plastiek m»cht hem voorbijgaan, zonder
gezien, geken l, doorleefd te zij u. Hij door
werkte bergen literatuur. Hij bestu leer Ie,
neen doorademdij mystiek, magie, wijsbe
geerte, metafyziek. Er bestond voor hem
niets dan werken, werken met den geest,
do ziel, de verbeelding, 'Ie vi-4oenaire voor
stelling." Il ij leefde tien \Mudig, gaf alles, nam
alles. Tot hij, totaal overwerkt, op, doodziek
wordt rioerg.eworpen.
liet verhaal vau het ziekteverloop wordt
in fragmenten gedaan, verteld tot afwisseling
en allei jing van de daverende uitingen vau des
patients lyrische verrukking. Dit verhaal geeft
ontroering. De ziektejammer van den
zenuwlijder is in alle fazen van lugubre
vers-hrikkelijkheM beschreven. De volkomenmaclitelooze,
met zijn wereldomvattende kunstbegeerteu,
die zich nooit, weer tot verhullen in staat
acht, d-i blinde Milton, de doove Beethoven
zien we lijden en de woeste ellende van zijn
martelende koortsdroomen voelen we mee.
Eu overigens met drie personen, verbeeld
met de hartstochtelijke vereering, die
Querido voor de figuren zijner sympathie ge
voelt, en die we daarom met J em mee
liefkrijgen, gaat bet verbaal.
Zijn zuster die hem oppast, op de
AmsterdLimsehe hiiurkamer. waar zij de heele bendo
van plomp-onversc'iillige geburen dwingt met
haar krachtigen liefde-iiiiMralenden wil ..zin
met 'r zingende altste.n, met een zachte, iijne,
vermanend-zuivere en kuisch-kouventioneele
idealiteit, toch ernstig, maar alles in liaar
woorden heel stil, guigestieloos en heel innig
vrouwelijk, staat er voortreffelijk in."
HïUir zoontje Aron 'n wonder vreemd
droomertje, zoo teer en blank van trekjes
als was ie uit schuim geboetseerd. Zoo wón
der-mooi eu subtiel als z'n gor.d/.onnig kopje
en z'n heel slank lijfje, zoo mooi bloeit ook
uit zijn zeer fantastieke geest. Met z'n devote
mondje ze,gt bij de wonderbaar simpelste en
ontroerendste dingen, heel onbewust."
Vooral Aron, de kleine Aay is met prach
tige innigheid beschreven. Telkens wordt hij
even in 't verhaal gebracht, zo ?? met enkele
woorden vau teederheid : Ik had haar (zus)
gepaaid 't zoontje een uurtje aan mijn bed
te zetten, dat (rodszonnig fan tietje met z'n
heerlijke oogeu vol droomseleu on rein kin
dergepeins. Lieftallig als een riddertje, won
der olond als een seralijn."
En dj dokter-vriend, met z'n geustig
rabijnegezieht, die hem beter maakt met zijn krach
tigen dóór-dringeuden wil eu die zelf het
IHHIIilllllllHIHIIIIIIIIIMIIIIIIflIIIHIIIIIIHIIIIMIIIIIMlIIIIIIIIIIIIUIIIIIIIIIII
even om, om te zien, wat bet geluid was
geweest, dat ik op den boeg had geboord, en
jawel, de lantaav.i was overboord gegaan.
Als de poiyp ons nu maar niet te [takken
kiijgt, merkte een van ons op, ik geloof,
dat ik die zooeven heb gezien!"
Oewat zijn dat, polyp'.''' vroeg Taddy.
Dat is een moekebieke met een politie
agent erop"'
De Uustay" ging naar de werf en wij
keerden naar huis. Het ging vrij goed, maar
de eenheid was er toch nog niet in. Wij
wa;en juist aan het laatste po leelte bezigen
daar wij te vast aan onzen Gustav" gewend
waren, hadden wij niet gemerkt, dat een
klein bootje ons op de hielen volg Ie. De
waterpolyp had ons te pakken.
Stilhouden! l" hebt geen licht op! Hoe is
de naam van den stuurman!" klonk het.
Taddy had niet bet flauwste vermoeden.
dat iemand een gesprek met hem wilde be
ginnen, temeer omdat bij naar woorden zoent
om zijn verontwaardiging te luchten over
het feit, dat wij zonder zijn bevel hadden
gestopt.
Deze meneer is een Engel-chman," zei
onze slag te^eu den politie-man, hij ver
staat u niet." en met die woorden legde hij
zijn pet in do boot. Wij volirden zijn voor
beeld en namen allen onze hoofdd -ksels af.
Dat gebeurd steeds, wanneer wij lliuk moesten
trekken. Langzaam gingen wij slagklaar zitten.
..Dan moet ik uw naam weten," zei de
politie-dienaar tegen den slag. die juist bozig
was, Taddy te instrueereu.
Stilte in de boot!'' riep Taddy op eens.
slagklaar '.' Af!"
Eu daar schoten wij door de duisternis
voort. Ik als boeg moest scherp uitkijken
en kon niet te veel op mijn roeien letten.
Wij waren al een flink eind weg. toen ook
de politie-boot in beweging kwam. De afstan l,
die ons scheidde, werd steeds kleiner.
Laat hem maar komen, hij kan liet toch
geen tien minuten volhou leu. hij heeft geen
stoom genoeg'." riep de gediplomeerde",die
zijn bijnaam te danken had aan het feit, dat
offer wordt van zijn te hevig arbeiden.
Die drie zijn de dramatis personae" in
het aangrijpend treurspel van David
Ivoorengel's lijden.
Aan Florence, vertelt hij. Florence, zijn l k'fde.
Zij woont in Parijs en studeert. Eenmaal,
terwijl bij weg was in koortsen, heeft zij hem
bezocht. Dit is het eenige reeele wat wij
van haar vernemen. Zij is 't kind van sym
bool en leven tegelijk." Je bent echt, je
leeft, je ademt en toch ben je niet, leef je
niet, adem je niet, zooals 'n jonge vrouw
dat doet." Wat hij tot haar van haar zelve
zegt, is een juichen, een snikken, een jubelen
van devote vereering. Zij is zijn godin, zijn
genius, zijn faney.
Ma-ir we willen i^uerido vooral booreu over
zich zelven, dit is de belangrijkheid en de
bekoring van dit boek.
Het is een massa. Het is overvol van her
halingen, teveel van daverende verzekeringen.
Overvol, te veel. Hij wijst het terug: die
overvolheid groeit uit mijn levensvisie, die
de dingen van allen kant beziet. In elk
ding zit een tragisch, lyrisch, peinzend, tee
der, hevig en bloedend leven. Er zijn er,
die slechts de macht hebben n ding er in
te zien. Zij worden de soberen" genoemd.
In werkelijkheid zijn zij leeg. Dat /'/? de
levenskern ganschelijk weet te beheerschen
in aktie, tragiek, gang, zal ik de heele wereld,
verblindend zuiver en hevig bewijzen."
Toch, ondanks zijn ontkentenis, zieu we 't
overladene als een fout, aldoor als een belet
sel om rustig te genieten, te vaak, het be
slist groote in (Jiierido's kunst, liet is over
stelpen l, we leggen 't er bij af.
Het lijkt soms opzettelijk grotesk als bij
Heine in bet Buch Legrand1' maar bet is echt,
het is Queridosch.
Als je in den gloed van een vulkaan staat
te smeden en om je heen stormt het vuur
weg, gloeit de zwavel, dan komt het gewone
leven, detail voor detail iu de kl'ur van het
gebeuren naar je toe en je smeedt het mee
.onder rythrnische dreunissen van je hamer.
ledere dreun i-i 'n leven en ied--rf
vonksptuvinj; 'n verlichte m'iischenspro jk'.
Zóó iets lezend, nietwaar, voelen we de
schromelijke overdrijving bijna smakeloos ge
worden.
Eu als we van hem vernemen ik draag
alleen het leed van een heele wereld", mijn
perspectief op het wereldiestaaii was oneindig",
ik ben hondt'.rd innerlijk heden", in mij jubelt
niet het geluk vau n meusch, maar van
het menschdoüi' , dan vinden we toch even
dat Heine opzettelijker door kan slaan en
eerlijker voor zijn groteske neigingen uitkomt
o. a. in 't lïuch Legrand":
Mir ist tles Mittags zn Mute, als kónnte
ich alle Elefanten Hindostans aufessen und
Liiir mit den Strasburger Minister die Zahne
stocheru;des Abends werde ich sosentimeutal,
dasz ich die Milchstrasse des Himmels
aus,sanfen móchte, ohne zu bedenken, dasz Eineiu
die kleinen Fixstcrne sehr unverdau'ich i m
Magen liegen bleiben; und des Nachts geht
der Spektakel erst recht los, ie meine n Kopf
giebt's daun einen Kongresz von allen Vólkern
der (jegeuwart uud Ver^angenheit, es kommen
die Assyrer, Agypter, Meder, Perser, Hebraer,
Philister, Erankfurter, Babylonier, Karthager,
Berliner, Romer, Spartaner, Turken,
Kummeltürken . . ."
Als de lieer (^uCrido ouder is geworden,
meer in bedwang heeft de uitingmanier vau
zijn machtig talent, als de felle opstand in
hem tot rust is gekomen, dan zal bij wezen
een der beste epici van zijn tijd. Zijn kijk op de
dingen rondom is eene zieners-kijk, grandioos,
zijn kunstenaarschap stijgt tot het geniale.
Hij het'f'c ontzaglijk veel gelezen, gezien en
gestudeerd. Het is waar, wat bij behouden
heeft uit Shakespeare, Dantc, Rembrandt,
Beethoven, Phidias, Wagner, (joethe ,Sttin!en.
-?die alle een deel hebben van zijn ver
rukkingen komen we niet te weten.
Zijn ii drukken zijn in lomer lyrische be
wondering. Maar we ptilen geen diepte.
Zijn iilosolische levens waardeen n,;, uit studie
verkregen, gaat als een wind van lyriek over
ons heen en de wetenschap die hij zich ver
wierf, waait als een krachtige tocht van
artistieke aandoeningen over onze hoofden.
We tasten er niets werkelijk».
Wat hij vau 't socialisme b.v.b. beweert:
't < ieluk van het socialisme ziet niet in de
boeken. Dat geluk zit inde
hevige.ontioeringeu, die het leven je stelt, als je als volkomen
waarachtig socialist voelt en denkt. Het
socialisme zal het leven vergloriën. Het zal
?ItlllllllUIIIMIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIillllllllllllUllllllllIllllllllIllllllllllU
hij op ziju kast inliet bootenhuis zijn visite
kaartje had gespijkerd, waarop onder zijn
naam gediplomeerd ingenieur" stond.
Steeds verder ging het de Spree op. De rook
van de chemische fabrieken maakte ons het
ademhalen moeilijk. Een vurige kolom steeg
uit den schoorsteen van onzen vervolger.
Het was hem ernst, hij spaarde geen kolen.
Telkens wanneer de vuurdeur geopeu J werd,
kregen wij ecu schilderachtig schouwspel te
zieu. Het was alsof wij door een vurigeri
draak achtervolgd werden. Daar kreeg num
mer twee een steek in zijn zijde.
Mond dicht! Door je neus ademen!"
wen' hem toegeroepen en verder ging bef.
De moekebieke bleef meer en meer achter.
Opletten!'' klonk het plotseling en op
hetzelfde oogenblik werd een spurt ingezet,
die niet scheen te eindigen. De boot liep
prachtig, eindelijk hadden wij de eenheid
te pakken.
In Xeptunshain was nog licht op. Voor
zichtig legden wij aan. De waard, een oud
roeiersvriend, hiel]) ons da 'lelijk aan een
lantaarn en drie minuten later waren wij
op den terugweg.
Ei' hing een lichte nevel over het water
en terwijl wij roeiers zweetten als paarden,
kreeg Taddy het koud. Dammed Moekebieke"!
hoorden wij hem zeggen en hij werd zelfs
niet warm, toen wij hem vertelden, dat het
een koninklijke politieboot was. Dammed
royal moekebieke!" was alles, wat hij daarop
antwoordde.
Hoe heerlijk do koude douche ook was,
dien avond waren wij in oen oogenblik
aangekleed. Wij kwamen er gelukkig goed
af. Een boete van drie mark per hooid
was alle*.
En al bleek op den wedstrijd een van onze
zes tegenstanders sterker te zijn dan wij.
pleizicr hebben wij toch gehad :