De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1905 9 juli pagina 5

9 juli 1905 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

No. 1463 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. ERNEST NEWTOV. Het moderne landhuis. II. (Slot). De raad, door "William Morris zijnen landslieden gegeven, -werd door hen im groszen Ganzen" getrouwelij k opgevolgd: Draagt er zorg voor dat de landhuizen weervast, vriendelijk en huiselijk blijven en, waar het moet, bouw daar nieuwe; waarom echter zoudt ge bij den bouw van zulke landhuizen de op z'n slechtst uitgevoerde gebouwen in de leelijke buitenwijken eener moderne stad tot voorbeeld nemen ? Zelfs op het oogenblik nog kan men, door degelijk en niet opvallend te bouwen, door daarbij te gebruiken goed materiaal dat zich op natuurlijke wijze aanpast bij de streek, waarin het gebruikt wordt, en door te zorgen dat de bewoner voldoende speel ruimte en tuin heeft, zoo goed als aan doen aan de schoonheid van de land streek of der daarin voorkomende oude huizen. Ik hoop inderdaad dat de nieuwe aktie in de bouwkunst eerder zal uitgaan van dergelijke noodzakelijke, bescheiden gebouwen, dan van de meer of minder hoogvliegende proefnemingen met be wuste stjjlbeoefening." Er is in bijna alle landen eene krach tige strooming waar te nemen, die, samen gaand met het naar eenvoud en zakelijk heid dringend streven, haar ideaal Van landelijken bouwtrant bereikt acht in het oude boerenhuis, en dit wil stellen tot uitgangspunt van onzen modernen landhuÏBbouw in het algemeen. J. A. Lux noemt in zijn 1904 door Anton Schroll & Co te Weenen uitge geven studie Das moderne Landhaus, ein Beitrag zur neuen Baukunst" een titel die, 't zy aanstonds openhartig gezegd, echter een te grooten en ruim denkbeeld van het vrij oppervlakkige werk geeft het boerenhuis het volkslied der arehitektuur", welke karakteristiek zijn rang en beteekenis in de bouwkunst eigen aardig aanduidt. Zijn vorm," aldus schrijft Lux, is ouder dan het kunstbegrip. Lang vóór er een bouwkunst was, waien de grond slagen van het boerenhuis vastgesteld. De wisseling der tijden en der stijlen kon het niet wezenlijk veranderen. Komaansche, gothische, barokke elementen zijn hier en daar aan het uiterlijke waar neembaar als dekoratieve bijvoegsels, die echter op de konstruktie geen of weinig invloed hebben. Aan het kerkelijke voor beeld en aan den burchtbouw zijn deze stijl-elementen ontleend, die bovendien als het ware in het dialekt zijn overge bracht. Maar de grondvorm, die tot de oudste geschiedenis der menschheid terug gaat, bleef tot den huidigen dag onaange tast door de formules der kunstgeschie denis en heeft zich als een organisch samenstel in stand gehouden, dat gevormd was door het leven en zijne behoeften en ondanks zijn schijnbare willekeur en regelloosheid een stuk levende bouwkunst is. Want, nauwkeurig bezien, ontpoppen zich de schijnbare willekeur en regelloosheid weldra als strenge wetten, die uit de natuur, het klimaat, het volk eu de levensvoorwaarden der menschheid afge leid worden. De bouwkunst heeft onder de heerschappij der stijlen, parlementen, banken enz. gebouwd, die er als Grieksche tempels uitzien, bierbrouwerijen in het karakter van barokke paleizen, mu seums, die men voor kloosters houdt, maar nooit is het voortgekomen, dat een boerenhuis er als een renaissance-paleis wilde uitzien. Een boerenhuis bleef een Landhuis-ontwerp. boerenhuis. En dat had geen bepaalden akademischea stijl. De boersche bouw kundige had tot zijn geluk nooit gele genheid zich met iets dei gelijks bezig te houden.Hij bekommerde zich alleen om de als uit de aarde gegroeid, met den bodem en het karakter van het landschap orga nisch verbonden, als een lid dat uit het geheel niet kan gemist worden. Op een mooi effekt stuurde niemand aan. Dit ontstond van zelf. Het is te zoeken in de natuurlijkheid, die, streng genomen, de hoogste doelmatigheid ia. En doelmatig heid is eigenlijk de hoogste wet der bouw kunst. Men was echter niet gewoon het boerenhuis te beschouwen met betrekking tot zijne bouwkundige eigenschappen." De hier, te rooskleurig, geschetste toe stand is, 't zij terloops opgemerkt, in den laatsten tijd niet in zijn voordeel veranderd. Bij een gang door onze dorpen blijkt dat de boersche bouwkundige" niet meer tevreden is met de, juist door hun ongezochten eenvoud en zakelijkheid zoo aantrekkelijke werken zijner voor gangers. Hij laat de gelegenheid zelden onbenut om, waar het maar even kan, met behulp van naar prijs en kunstwaarde al even goedkoope prenten van meestal duitsche herkomst de bouwkunst" desbewust, maar met droevig resultaat, te beoefenen. Er heeft eene algemeene uitwisseling van opvatting plaats. Ste delingen beschouwen voor enkele gevallen de boerenhuiskunst als het non-plus ul tra van hedendaagsche schoonheid; het platteland beijvert zich om de stad na te volgen. Het eene is niet gevaarlijker dan het ander. Uit de omstandigheid dat het oude boerenhuis zoo nauw is aangepast aan zijn doel, volgt dat het als inspiratie voor een landhuis onzer dagen slecht met groot beleid kan wor den benut. De verscheidenheid van krompen burgerdom met een schouder ophalen te zijn ter zijde gesteld, nu plots als lieblich und liebenswert" geroemd wordt en gerekend zu dem schönsten Besitzstand unserer Kultur". Nadat de antieken waren geplunderd, en achter eenvolgens aan de renaissance en de 18de eeuw was ontleend wat er bruik baar in kon zijn, was de raad gegeven, en opgevolgd, om de artistieke erfenis onzer grootouders te aanvaarden. Tal van als de modernsten gehuldigde bouw en sierkunstenaars van Duitschland ziet men in het begin der 20ste eeuw zich bij voorkeur inspireeren op de laatste uitloopers van het klassicisme en van den empirestijl uit den aanvang der 19de. Het afgebeelde specimen van Engelsche bouwkunst is een werk van den bekenden landhuis-ontwerper Ernest Newton. De Duitsche architectuur is vertegen woordigd door de villa Lindenhof, dat aan de Gasteiganlagen te M nchenBogenhausen Prof. Max Littmann (van de architecten-firma Heilmann en Litt mann) voor zich liet bouwen, welk landhuis met geraffineerde komfort en beschaafde weelde is ingericht. 5. H. W. LELIMAN, Architect. Tentoonstelling Vincent Tan Het verheugt mij een tentoonstelling van Vincent van Gogh te kunnen aankondigen, zoo uitgebreid als er, naar ik meen, nog geen geweest is. Ze zal gehouden worden in het Stedelijk Museum en geopend zijn van af 15 Juli a. s. De tentoonstelling heeft niet de Prof. MAX LrmtAxx (München). ??Villa Lindenhof" te München. Bogenhausen. behoeften, om de doelmatigheid waaraan hij moest voldoen. De stijlloosheid was inderdaad de eenige en ware stijl, welke de natuur zelve voorschreef. Daarom zien de boerenhuizen er zoo levend uit. , - ., -""t'- tïl ~** * '*t*\ .t'<V* Prof. JOSBPB HOFFMAJTN (Weenen). Hal van een Landhuis, innerlijke eischen die ook het uit wendig aanzien moet beheerschen wil al thans niet de schoonheid de doelmatig heid geweld aandoen welke aan het een en aan het ander gesteld worden is immers te groot. Waar ook in ons land het verblijdende verschijnsel valt waar te nemen dat de, zij het ook langzame en nog verre van algemeene stijging van het peil van smaak en kunst zich openbaart in den bouw en de inrichting der woningen, en daarbij als gevolg van de exodus uit de groote steden, de villabouw op den voorgrond treedt, kan Das moderne Landhaus" door de schat van voorbeelden die het bevat, ongetwijfeld velen een goed geleide bij hunne artistieke ontwikkeling bieden. De bijgaande, niet door mij gekozen afbeeldingen, wier klichós door den uit gever van Das moderne Landhaus" ter beschikking van Ih Amsterdammer werden gesteld, zijn bij lange na niet de beste specimen en geven voor Hollandschen smaak van het werk geen bijster verlokkenden indruk. Het merkwaardigste zijn de beide af beeldingen naar ontwerpen van Joseph Hoffmann, hoogleeraar aan de Kunstnijverheidsschool te Weenen en een der voor gangers van de ultra-moderne richting in de Oostenrijksche kunst, /ij zijn ontleend aan een tweetal landhuizen ui t het villa park Hohe Warte" bij Weenen, waarin door professor Hoffmann een viertal villa's werd gebouwd en ingericht. Zij verraden eene zeer geraffineerde opvatting, een stijl" van zeer exclusief karakter en, af gescheiden van de vraag: mooi of leelijk?, die ik hier geheel openlaat, kan men hunne belangrijkheid als dokument voor moderne opvatting erkennen. Het voornaamste uiterlijke kenmerk van hun stijl" is geleden in het stelselmatig weglaten van schier alles, ook van het onschuldigste, wat herinnert aan eenigen bestaanden of bestaand hebbenden smaak; in het onderdrukken van alle, en vooral van de plastische versiering; over het alge meen in eene uiterste vereenvoudiging der vormen, gepaard met het reeds boven aan geduide zoeken naar het ,,noch nie dagewesene", waarvan dan met name de voor werpen van kunstnijverheid getuigen. De stijfheid der vormen maakt evenwel, on danks het veelvuldige aanwenden van kostbare materialen, een arinelijken, killen, weinig-huiselijken indruk. Waarschijnlijk stond den ontwerper voor oogen de kunst van den zoogenaamden Biedermeiertijd, d. i. ruim genomen de eerste helft der voorgaande eeuw, welke, na een menschealeeftijd achtereen te zijn versleten voor onschoon en onartis tiek, na als uiting van een stijf en bepretentie van slechts het uitgelezene zijner wer ken te bevat ten, maar ze zal geven met ongeveer 240 schilderijen en bijna evenveel teekeningen, een breed overzicht op een kunstenaars ontwikkeling, die in een zoo kort tijdsbestek van circa 10 jaar zeker wel zonder weerga is. Nemen wij aan dat deze verzameling misschien nog niet het derde van Van Gogh's productie uitmaakt, dan is al aanstonds verbijsterend de getuigenis van zijn zwoegend werken. En ook met zijn vroege werken uitBrabant en zijne laatste uit Auvers-sur-Oize voor oogen, zal het blijken, in welke groote bewegingen zyn streven ageerde. Een rustelooze werker en een vermetele in trachten, dit zal reeds ieder dan erkennen. In hoever hij in de eerste kwaliteit steunde op liefde voor al wat hij schoons om zich heen zag, en in de tweede op de waarachtigheid van een overtuiging, dit moge den bezoekers van deze belangrijke tentoonstelling duidelijk worden. Maar de onbevattelijken zou ik toch bij hun weggaan nog achterna willen roepen: ziet hier een meiisch die schilder was. W. S. * * * Bij de firma van Wisselingh & Co. zag ik dezer dagen een schilderij van Breitner van zeer jongen datum. Het is een gezicht op een bouwterrein waarop mannen aan 't werk zijn, een plek grond omsloten door de steile vlakten van onttakelde huismuren, waar de ontbloote kalklagen, de roetige schoorsteenen alle rauwheden van die muurvlakten in hun ontredderden staat, als een pêle-mêle van grillige kleuren tot treffende kleurwaarden werden verwerkt. Het is een zeer krachtig en frisch schilderij, en er zijn partijtjes in zoo delicaat, het geheel is hier en daar uit gebloeid tot zoo kostelijke détails, dat het verblijdend getuigenis geeft der nog durende leefkracht van dit sterk en volop gezonde schilderstalent. Want dat het zijne macht nog lang onverbroken moge handhaven, een macht in eerlijke daad?we mogen het waarlijk wel wenschen in onzen tijd van veel schijnbewegen en vaag tasten. W. S. n» J. , BE GRiAFMlYPE Ouden Engrwcg 18.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl