De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1905 23 juli pagina 1

23 juli 1905 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

,<* N'. 1465 WEEK DE AMSTERDAMMER A°. 1905, VOOft NEDEELAND O n. cL e r red.a.cti© Dit nummer bevat een bijvoegsel. a. :n. J". 3DE IEC O O. Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Heerengracht 457, Amsterdam. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). Abonnement per 3 maanden ? 1.50, fr. p. post ? 1.65 Voor Indiëper jaar mail 10. Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar 0.12'/2 Dit blad is verkrijgbaar Kiosk 10 Boulevard des Capuciuea tegenover liet Grand Café, te Parijs. Zondag 23 Juli. Advertentiën van 1?5 regels f 1.10, elke regel meer ? 0.20 Reclames per regel 0.40 Annonces uit Duitscliland, Oostenrijk en Zwitserland worden uitsluitend aangenomen door de fiima RUDOLF J10SSE te Keulen, en duor alle filialen dezer firma. De prijs per regel ia 35 Pfennig. INHOUD: VAN VERRE EN VAN NABIJ: Het krantenchristendom. Nog geen antwoord. Gevaarlijke doordrijverjj, door Aquarius. Brieven uit Nieuw-Nederland, door A. E. M. 8. te Laer. SOCIALE AANGELENHEDEN : Staatgpensionneering ? door W. Ploeger. Dringend herziening noodig, dot r een Zee man. FEUILLETON: De vreemdeling, III, slot. Naar het Duitsch, van Carl Busse. KUNST EN LETTEREN : Kloosover Hue'. BOEKAANKONDIGING: De Volken der Aarde, door Joh. F. Snelleman. Verhalen uit de Indische Krijgsgeschiedenis, door J. H. Schoemaker, beoordeeld door F. A. Buis. VOpR DAMES: Ellen Key en haar Paedagogische Idealen, door Jansen, beoordeeld door Cosmopolita. Allerlei, do3r Caprice. Elieée Reclus, f. (met pcrtret). UIT DE NATUUR, door E. Heimans. Jan Luyken, II, slot (met af b.), door W. Steen hoff. Swawa's sterven, (met afb.), door R. W. P. de Vries Jr. W. C. van Manen. (In Memoriam), m. portr.,door prof. H.U.Meyboom. Tentoonstelling Vincent van Gogh in het Stedelijk Museum, I, door W. Steenhoff. Collectie Breyer. Pulchri studio, door Plasschaert. Eere-tentoonstelling C. Bisschop. (Pulchri Studio), door Plasschaert. De Javaan en de handel, door F. B. FINANCIEELE EN OECONOMISCHE KRONIEK, door D. Stigter. Arm.-Rijk.-Doodarm, door H. Brouwer. Klassieke vorming, door Leontideus. SCHETSJES : 25 Ct., door A. DAMRUBRIEK. SCHAAKSPEL. AD VERTENTIËN. Het krantenchristendom. De Standaard biedt ons een entrefiletje ter beantwoording: Nu moet ge die lieve Groene hooren. Nog pas schreef ze met een pen in gal gedoopt, al haar bitterheid keerend tegen een ieder, die in Kabinet of Kamer voor de orditiantiën Gods dorst opkomen. Er bleef op het laatst in haar fel woeden geen zweem over van vroeger zelf-respect. In Het Volk zou haar artikel opgeld heb ben gedaan. En nu ? Nu Rechts maar eenmaal geslagen en het Kabinet weg, en Links weer de baas is, o, nu is ze weer poeslief. Nu zegt ze: De vaderlandsliefde van alle partyen behoort in dagen als deze zich verre te verheffen boven het jagen naar partijwmtjes." Natuurlijk, nu het partij-winstje" dat Links weer de baas werd, binnen is." Welk een fijne geest toch! En dan daarbij zulk een opmerkings gave! Het is waar, aan de honig uit den rotssteen des Standaards waren wij ge speend ; wij behielpen ons maar met onzen eigen gal; en het was heelemaal niet tegen dr. Kuypers beruchte-antithese als staatkundig beginsel,dat wij gestreden heb ben ; maar tegen Gods ordinantiën" zelf. De hemel yergeve ons en De Stan daard, dat heilige Openbaringsblad, dat wij hier zoo maar van ordinantiën spreken. Heeft Kuyper, de eerste van alle Open baringkenners, ons niet geleerd, dat het de ordownantiën zijn? Voorts, dat wij personen en zaken bij hun waren naam genoemd hebben, steeds betoog tegenover betoog en beginsel tegenover beginsel stellend, ach, hoe kan het anders, of wij gevoelden reeds dat er geen zweem overbleef van ons vroeger zelfrespect!" En dat zelfrespect, nu ja, wat is dat dan nog, wat heeft een mensch er eigenlijk aan, maar ook het respect van De Stan daard, wij begrepen het, zouden wij bij deze boosaardige liefhebberij verliezen. Hoe menigmaal dachten wij niet bij ons zelf: Wat zal er op deze wijs over blijven van den ons door Kuypers-blad eenmaal zoo plechtig verleende persadel" ? Schreven wij niet artikelen, waarvan zelfs Het Volk zou hebben kunnen smullen; altemaal, gelijk dit vieze volkje gewoon is te eten, broodjes van duivelsdrek, zonder n korreltje van het hemelsche manna. Het is zoo, eea gerecht, dat de keurige Standaard-ma,n niet bij zich op tafel zou kunnen dulden; veelmin, waarvoor hij zou willen bidden. Zoo zagen wij zelfs reeds het een en ander in, maar toch daar was iets, en iets zeer yoornaams, dat we, aan onze slechte neiging om niet in Standaardgeest en stijl te schrijven toegevende, geheel uit het oog bleven verliezen; dit n.l. hoe, nu wij een antithese-oorlog aan de zijde van Links hadden meegemaakt, en ons bescheiden deel er toe hadden bijgedragen, dat Rechts geslagen" werd, we ook niet meer met goed fatsoen van Vaderlandsliefde van alle partijen" kon den gewagen. Op dit oogenblik is het ons door de vriendelijke woorden van het brave blad duidelijk geworden, dat wij,den grootschen Antithese-strijd van zijn patroon voerende, alleen ons hebben ingespannen om Links een partij winstje te helpen verschaffen, dat we toch evengoed aan Rechts hadden kunnen laten; zoodat wij, als wij nu verder van Vaderlandsliefde spreken, op de poes gelijken, die wel spint, maar toch liever krabben zou. En nu, op zulk eea moment van klare bewustheid, zeggen wij tot ons zelf; O jou kattetuig, waarom ben je niet vóór den verkiezingsstrijd naar den Standaard-redacteur of naar Kuyper zelf geloopen, om hem te vragen hoe hij het liefst bestreden wou worden in overeenstemming met de ordonnantiën Gods, opdat je later den naam van elke deugd op de lippen zoudt kun nen nemen, zonder een valsche natuur te verraden? Zeker, zoo gevoelen wij nu: wij moeten onze manier van schrijven herzien... kost het al iets, les nemen bij den een of andere Smijte geit of Wittewrongel... Edoch nauwelijks staat het besluit daartoe vast, of daar komt weer een bevlieging van zondigheid, en eer wij het weten gaan wij misschien wel zelfs De Standaard te lijf, in oude bit terheid van.gal", in een, zonder een zweem van zelfrespect" fel woeden". Maar wat mij nog het meest verleidt om op zijn Standaardsch te Ie ven, het is, dat zijn voorbeeld, onder het licht van Evangelie of Openbaring, een ietwat van nature katachtige ziel nog eenige ruimte laat om zich een weinigje vrij te bewegen. Daar heeft men om iets te noemen, dat mopje over v. Houten met het opschrift Seniele aftakeling". Aardig dat zelfs een niet-bekeerde dat woord te grof vond. De hoefijzer-correspondent van 't Handelsblad schrijft: Deze zelfs in den verkiezingsstrijd onover troffen grofheid bevelen wij onzen geachten collega van De Reiidentiebode aan ter inslui ting in zijne verzameling, waarin hij allerlei kleine en groot* onbehoorlykheden heeft saamgegaard, die tegen dr. Kuyper door de pers zjjn geuit (niet echter de vijf wanklinkers die minister Kuyper tegen de Pers heeft doen hooren.) Maar bovenal zij deze driestar aanbevolen in de aandacht van De Nederlander, die Zater dagavond o. a. schreef: Bij sommige politici moge het gevoel wat betamelijk is niet meetellen, chrigtenvolk (curs. van ons) bezit dat geroel wel en wenschl dat dat daarmee r, lening worde gehouden." Wie denkt, na het lezen van deze uiting van christelijke" hoovaardij en na het hooren van de Standaard-ta.a\, niet aan het gebed van den Farizeeër.'" Dat woord Farizeër is, meenen wij op onze beurt, in onze wel is waar nog niet voltooide Standaard-opvoeding, meer dan iemand verantwoorden kan. In de Standaard zelf, het beste paedagogisch leerboek vinden wij deze volmaakt onschuldige uitspraak: . Onzerzijds is de strijd gevoerd op een wijze, die onder elk opzicht toetsing kan doorstaan. Welnu,wie buiten het Sibrandy-kamp zou den moed hebben hierbij aan een God-dankende, die zich zelf beter acht dan een tollenaar, te denken ? Neen, daar is altijd zoo iets fijns in De Standaard; of hij spreekt of zwijgt. Wij zouden haast durven zeggen, zelfs als hij liegt, blijft hij altijd even netjes. Zoo heb ik daar weer gelezen Ond/'-r belijders. Het was niet zijn wil, maar door God daartoe geroepen, zag hij den plicht zich opgelegd om Bronsveld een stevigen trap te geven, natuurlijk, met een gezalfden hak. Eu hoe doet hij dat nu? Luister: Voor een ernstig man moet het een niet te dragen verantwoordelijkheid zijn, dat men, enkel door roekeloos spel, de massale inspan ning van al zijn broederen in den lande ver ijdeld heeft, en aan de godloochenaars en anarchisten stof gaf voor brooddronken jubel. Dit treft niet Dr. Bronsveld. Deze toch erkent het Koningschap van Christus over de volken en natiën niet, en sloot zich daarom openlijk bij de epigonen van 1799 aan. We hebben dit steeds betreurd. Betreurd ook de wijze, waarop hij van zijn standpunt hen bestreed, die den Christus v.;d als Koning over alle koningen en als Heer over alle heeren aanbaden. Maar zijn toeleg was van meet af om. met behulp van Atheïsten als Van Houten, en met steun van Jap Rap en het grauw, het zittend Kabinet te verjagen. Bij hem over den val van het Kabinet geen leedwezen. Hij jubelt". Men begrijpt, nu heeft die Bronsveld het beet?Beleed! gender zou een paganist hem niet hebben kunnen karakteriseeren: de Christus geen koning over alle koningen en Heer over alle Heeren, maar tegen den Christus met de l evolutie-mannen, met Van Houten en Jan Rap en het grauw, om god-loochenaars en anarchisten te pleizieren. En toch, als go het 7.00 Icost, in don waren toon, ge komt er van zelf toe liet hoofd te ontblooten, de hauden te vou wen en als het uit is, de oogen te sluiten en te stamelen met den Standaardredacteur, alias met den godvruchtigen Kuyper: Ik dank u God, wat ik dien Bronsveld heb toegedauwd, het kan onder elk opzicht toetsing doorstaan." Wij zijn zoo blij, dat eindelijk onze oogen zijn opengegaan. Wat kunnen we nog een genoegen aan den Standaard beleven; hoe leerzaam is niet het kran tenchristendom voor een niet al te ver wilderd gemoed! ' Nog geen antwoord. Wij hebben in ons vorig Nr. den heer Tak, die ons had aangevallen, in de verkiezingsdagen, over onze leus: Op, voor de Vrijheid, het volgende ander het oog gebracht: lo. Waarom erkent gij niet, dat gij een blunder hebt gemaakt, toen gij het voorsteldet als waren wij in Juni paa gevallen", terwijl wij met het oog op de verkiezing steeds het zelfde advies hebben gegeven? 2o. Hoe kan het zijn, dat wij die met u de Congres-motie veroordeelden, gevallen kun nen zijn, ofschoon wij in hoofdzaak op uw standpunt stonden ? 3o. Deel ons toch eens mee, hoe het u mogelijk was een Congres-motie, die gij na de Congres-vergadering zelf in Het Volk hebt afgekeurd, daarna met verheuging" te ver dedigen" als publicist en volksleider, 4o. Wij werden door u beschuldigd ! van het .conservatisme vier jaar te willen verdiagen ? aangezien wij den raad gaven ook de conservatief liberalen te steunen, in plaats van clericalen hoe kunt gij dat volhouden nu uw partij gehandeld heeft in overeen stemming met ons advies? 5o. Wij gaven een overzicht van Taks hou ding ten opzichte van de Congres-motie en toonden met de feiten aan, hoe hier te spre ken viel van gescharrel, gezwabber en ge draai. 60. Wij stelden in het licht, hoe hy voor zijn lezers onze woorden blijkbaar opzettelijk had verminkt, om dan juist wat wij geantwoord hadden als zijn meening te vermelden, ons daarb\j beschuldigende van het ge bruik maken van flausjes"; zoodat wij vra gen moesten : Bah! Acht de heer Tak zoo iets nu zijner waardig? 7o. Wij wezen er op, hoe de heer Tak zyn verooi deeling van onze houding, trouwens eene houding, die schier de geheele Soc. Dem. A. P. heeft aangenomen, alleen kon goedpraten, als hij de gewetensvrijheid in den ruimsten zin, de clericale regeling van lager middel en hooger onderwijs, het beheer van buitenlandsche zaken door een Calvinistisch fantast, de waarheid, de moraliteit in 't Staatsleven enz. enz. beschouwde als zaken voor de arbeiders van geen of minder aan belang ! 80. hebben wij gevraagd, hoe het mogelijk was, dat hij iemand; volgens hem te veel socialist om bourgeois te zijn, nu kon indeelen bij en aan het hoofd stellen van een schijnheilig conservatief geboefte, en hij diens sociale her vormingsgezindheid in verdenking durfde brengen, alleen om dat deze ten strijde had opgeroepen óók voor de gewetensvrijheid in den ruimsten zin. Thans komt dan het volgende antwoord: De heer De Koo, van de groene Amster dammer, schijnt voornemens te zijn, den komkommertijd door te maken met een debat over de zedelyke waarde van onzen hoofd redacteur. Wij beloven niet, hem daarin onvoorwaardelijk behulpzaam te zijn; de zedelijkheid is een schoone zaak, en geeft het menschdoin veel vermaak, vooral in den komkommertijd. Maar dan moet zij ook plechtstatig tot een onderwerp van debat zijn gemaakt, en niet, gelijk de heer De Koo nu doet, bij de haren er bij worden gesleept. Zeker zoo is het; de heer Tak mag een valsche voorstelling geven, zóó valsch, dat haar onjuistheid in 't oog springt; hij mag verdedigen, wat hij zelf afkeurt; hij mag iemands verleden belasteren; hij mag als principieel man een ander veroordeeleti, die zich gedraagt gelijk Taks eigen partij; hij mag scharrelen en draaien zooveel hem zelf dat lust; hij mag valsch citeeren; hij mag den schijn aannemen als had hij geschreven wat zijn tegenpartij gaf; hij mag ia een openlijken strijd zich van den domme houden, als dit in zijn kraam te pas komt; hij mag aanvallen on op de repliek van den verdediger niet antwoorden... Als men hem op het ongeoorloofde van dit alles wijst... dan vergeet men, dat hij Tak is; de groo/e, overgroote Tak, die ten opzichte van het moreele zóó hoog staat, dut hem een vrijbrief is gegeven, zoodat hij zelfs?op den Duivel" zou mogen stemmen; weshalve hij hun, die over zulke kleinigheden hem durven lastig vallen, toevoegt: sleept er nu toch in gods naam de zedelijkheid niet bij de haren bij! zich met een geestig afscheidswoord]e omkeerende : de zedelijkheid is een schoone zaak, zij geeft het mensehdom veel ver maak P... Het moet bepaald in den kom kommertijd zijn, denkt Tak, als iemand, dien ik beleedigd heb, over mijn zedelijkheid als publicist eu volksleider zou willen rede neeren. Xu, wij zijn geneigd hem in dit geval op zijn woord te gelooven .. . alles welbeschouwd, dat onderwerp is te l'utiel. Vervolgens krijgen wij tot antwoord, dat wij de congres-motie, Taks houding en het Manifest van het partijbestuur er in het debat hebben bijgehaald, die er niet bij hooren! Edoch, die congres-motie, bron van zoo veel oneenigteid onder de socialisten zelf, en vooral oorzaak van zoo krasse aanvallen op Tak als redacteur, door gijn partijgenooten, was het uitgangspunt voor Tak om ons 'principieel te kapittelen, en zijn eigen houding en het Manifest hebben gemaakt. dat hij nu pp geen enkele wijs meer raad weet om zich uit de impasse te redden, waar hij zich zoo dapper met zijn artikel tegen ons_ heeft ingewerkt. We krijgen thans bovendien de raadgeving, zijn antwoord aan Panekoek te lezen, om ons er van te overtuigen, dat Tak wel mocht verklaren desnoods op den Duivel te zullen stemmen om daarna de congresmotie aan te bevelen; vervolgens haar te critiseren ; hen, die niet aan den strengen zin er van geloofden, voor schunnige leugenaars uit te maken; ons, wijl wij ze afkeurden, als den laatste der Mohikanen voor te stellen, en eindelijk haar niet-toepassing in bescher ming te nemen. Welnu, we mochten de inge zonden stukken van Pannekoek, van Waerden, Sannej, van v. d. Groes en de kastijding van dezen door Tak en de straf- en boetpredikatiën van Troelstra daarbij genieten, zonder tot het besef te worlen gebracht, dat zulk: afschuwelijk draaien, hoe menschelijk ook, te verdedigen is. Maar dan, zelf wel wetende, dat hij nog niets, wat hout snijdt, heeft aange voerd, zet hij zich allerplechtigst in zijn Volks-catheder en zal ons n vraag doen. Eén vraag. Wij verkeeren in spanning ... Eén vraag: Wat is er nu te verwachten van de Vrijheid 'f" Nu weet deze vrager precies even goed als wij, wij zeiden het reeds vroeger, dat wij bij ons Ojj, voor de Vrijheid, het niet hadden over de economische vrijheid, maar over de gewetensvrijheid anders zouden wij immers geschreven hebben Op, roor de vrijheid der arbeiders. Wij bedoelden de Vrijheid, de Gewetensvrijheid, voor allen. Wij hadden bovendien in vroegere en latere artikels, herhaaldelijk dus, als onze meening uitgesproken, dat het conservatisme, ook na Kuyper's val, troef zou zijn... Wat wil hij nu eigenlijk met die fameuze vraag van ons te weten komen ? En, als ware het noodig ons dat te herinneren, vertelt hij ons nog eens, dat we van de liberalen in 1902 reeds geen verwachtingen hadden voor verbetering der economische toe standen, en hij schrijft dit in een vorm en op een toon, alsof hij zeggen wil: een man zooals wij hier er een onder handen hebben, je kunt nooit weten ! verandert van opinie zoo licht. Ten tweede male, waartoe nu die gewichtige vraag ? Eenvoudig, om nog eens te mogen verzekeren, dat de ge wetensvrijheid in den ruimsten zin voor de honderdduizenden arbeiders volstrekt geen waarde heeft, zoo lang de libe ralen conservatief zijn. De wereldbeschou wing met haar invloed op alle onderwijs, die eminente factor van volksontwikke ling, volksbeschaving, volksvrijheid, volks welvaart en volkskracht; met haar invlo.ed op de verhouding van kerk en staat, op de strafwetgeving en de samenlevings ordening, kortom, die- geest, welke langs allerlei zichtbare en onzichtbare wegen schier elk onderdeel van den Staat be reikt, heeft voor den arbeider geen beteekenis. Ziedaar nu de wijsheid, die Tak noodig heeft om zijn Volkje in den waan te brengen, dat wij als sociaal-hervormings gezinden niet te vertrouwen zijn, en dat hij alle recht had ons, vóór de socialisten ons advies volgden, te laten sneven als den laatsten Mohikaan!! We hebben nu van dit geleuter en ook van zooveel oneerlijkheid genoeg; wij zullen vriend Tak verder laten loopen, tot hij tot bezinning komt. Hij moest zich niet verder belachelijk maken en het gevaar is geenszins buiten gesloten verachtelijk ook. Zijn partij heeft, dunkt ons, niet aan hem verdiend, wat zij nu van hem beleeft en naar wij meenen te weten, wij zelf evenmin. Zijn geval, hoe kan 't zoo zijn, brengt ons dezer dagen telkens de woorden tot Ophelia gericht te binnen: go toanunnery, en wij vertalen dat dan met: ga naar de Tweede Kamer. Wellicht vindt hij daar bij de honderd genezing van zijn politieke kwade sappen; en mocht, wat de hemel goedgunstig verhoede, de kwaal toch te diep wortel schieten nietwaar, in de Her stellingsoorden de Witte, de Besognekamer, is de noodige ruimte. Gevaarlijke door drijverij. Daa» ook den zeeman op zijn tijd een plaatsje in de geëerde kolommen van de Groene gegund wordt, neem ik de vrijheid weder eens bij de Redactie aan te kloppen, ten einde den eigenaardigen toestand, waarin de Nederlandsche koopvaardij, of liever de Nederl. koophandel in het algemeen ver keert, in ruimer kring bekend te maken. In den laatsten tijd zijn daarvan weder treffende bewijzen geleverd, die ons de vraag doen stellen, in hoeverre de koopvaardij beschermd wordt of liever, in hoeverre de koopvaardij mondig genoeg geacht wordt, hare heiligste belangen te behartigen, en waartoe toch eigenlijk de Kamers van Koop handel dienen ? Hoe lang reeds is er niet geklaagd over onze kustverlichting en nu daar eindelijk eens verandering in zal komen, wordt dit weder zoo gebrekkig mogelijk aangepakt, zooals wij^ onlangs in een gezond artikel in een vakblad duidelijk uiteengezet zagen. Wij zijn overtuigd, dat dit geheel anders zou wezen, indien de koopvaardij, die daar toch feitelijk het grootste belang bij heeft, meer geraadpleegd werd en meer zeggingsechap kreeg in die zaken. Maar hetgeen er in de laatste maanden is afgespeeld, doet duidelijk uitkomen, hoe de koopvaardij feitelijk als een onmondig kind behandeld wordt, en daar dit slechts gevaarlijke gevolgen kan hebben, wordt het meer dan tijd, dat hierin eens veran dering komt. Het betreft hier de kvrestie van het zoo genaamd verbeterde" roercommando, on langs zonder eenig geldelijk motief bij de Ned. Marine ingevoerd en, wat gevaarlijker is, aan de koopvaardij opgedrongen. In vakbladen, eu in den laatsten tijd ook in dagbladen of op andere wijze is meer dan voldoende aangetoond, dat, moge de zoogenaamde verbetering voor de marine noodig geweest zijn, in het algemeen voor de scheepvaart, in het bijzonder voor de koopvaardij, de wijziging pnpractisch en daardoor hoogst gevaarlijk is. "Doel van dit schrijven is dan ook niet hierover nader uit te wijden, 't geen trou wens in een vakblad meer op zijn plaats is, maar om er op te wijzen, dat het in ons landje in den tegenwoordigen tijd nog mo gelijk is, handel en scheepvaart, zij het dan niet onmiddelijk te belemmeren, dan tocli onaangename en gevaarlijke verrassingen te bereiden. Het volgende moge daarvan tot bewijs dienen. Toen eenige maanden geleden plotseling en zonder geldige reden het nieuwe roer commando bij de marine werd ingevoerd, was iedereen, die maar eeuig begrip van zeevaren had, verbaasd dat zulks voortaan ook voor de Nederlandsche loodsen was voorgeschreven. Immers, gelet op de omstandigheid, dat marineschepen zoo vaak de Nederlandsche zeegaten in- en uitgaan, of daarin langen tyd vertoeven, en dus van Nederlandsche loodsen geen gebruik behoeven te maken, en dientengevolge die loodsen vrijwel uit sluitend in dienst van de koopvaardij kun nen geacht worden, moest het onverant woordelijke van eeA dergelijke handelwijze wel" in groote rnate bevreemding wekken, waar het bekend was, dat die koopvaardij nooit op eenige wijjiging had aangedrongen, er integendeel beslist tegen was en met nadruk op de gevaarlijke gevolgen van een dergelijke krasse maatregel had gewezen. Dit trok nog meer de aandacht nu, alvo rens tot dien maatregel over te gaan, advies was ingewonnen door den Minister van waterstaat bij de Kamers van Koophandel, en, niettegenstaande afwijzend werd gead viseerd, eenige dagen later de wijziging door's Ministers ambtgenoot van Marine toch werd doorgedreven. Nu weten we wel, dat de Minister de macht heeft om te zeggen: het is mijn personeel en ik zal daarmede handelen als ik wil," maar dat lijkt toch al weinig hoffelijk tegenover een bedrijf, dat zooveel bijdraagt tot 's lands welvaart. Geen wonder dan ook, dat de Kamer van Koophandel te Rotterdam, w«lke haven door hare uitgebreide scheep f aart wel het grootste nadeel van de nieuwigheid ondervindt, on middelijk een waardig en krachtig protest deed hooren. Waarschijnlijk zullen de lezers van dit blad, die voor het meerendeel buiten de scheepvaart staan, veronderstellen dat de Minister van marine wel degelijk overtuigd heeft moeten zijn van het hoognoodige van den nieuwen maatregel en het onveilige van het oude commando, daar toch anders een dergelijk besluit niet zou zijn uitge vaardigd. Dit valt inderdaad ernstig te betwijfelen. Eenige staaltjes, die het belachelijke van den toestand zullen doen kennen, mogen hier volgen. Vóór den Isten April j.l. (merkwaardig juist uitgezochten datum!) is er nooit acht gegeven welk commando door den Nederlandschen loods gebruikt werd, en richtten deze menschen zich eenvoudig naar de ge woonte van het schip, waar zij dienst deden. Niemand, die er ooit aan dacht daarop toe te zien, of om er aanmerkingen op te maken; evenmin is er van de zijde der loodsen geklaagd, of om verandering verzocht. Na genoemden datum is echter Holland in last en worden de loodsen met strenge straffen bedreigd, indien zij geen gevolg geven aan het uitgevaardigde besluit. Hieruit zal de leek onmiddelijk opmaken, dat werkelijk het leven van den armen zeeman en de veiligheid van 's koopmans goed op het spel staan, zoolang nog van het oude commando wordt gebruik gemaakt, en is dus geneigd den maatregel goed te keuren. Maar als dat zoo is, schijnt Z. Ex. de Minister van Marine zich bitter weinig te bekommeren om hetgeen er voorvalt met de schepen die naar Antwerpen bestemd zijn. Voor de loodsen in het district Ylissingen is n.l. de uitzondering gemaakt, dat het hun, wanneer zij zich bevinden opeen schip dat valt onder het Schelde reglement, vergund is (sic!) zich te houden aan het commando hetwelk op dat schip gebruike lijk is.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl