De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1905 23 juli pagina 6

23 juli 1905 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1465 JAN LUYKEN. II (Slot). 't Gaat niet altijd aan iemands werk zaamheid te bepalen naar het aantal zijner voortbrengselen, maar Luyken's productie is zoo overvloedig-, dat zijn leven ons toeschijnt als een onafgebroken aaneenschakeling van werkzame dagen. Die overvloed is ook wel oorzaak van een maar matige interesse in zijn werk. Het heeft in zijn geheel een te duidelijke trek van onderlinge gelijkenis, zoodat sterkwater kunnen verkregen worden; de donkere partijen hebben zelden diepte, er is weinig vibratie in de overgangstinten, het licht heeft geen lichaam,- de tegenstellingen zijn veeltijds hard. Zijn groote coinpositie's vooral hebben weinig gebondenheid, ze vertoonen in warrelende toevoeging van zooveel onderdeelen een onrustig geheel; de figuren zijn geen menschelijkheden maar figuwerken, die de belangstelling moet gaande maken; het verhalende element is erin overwegend. Deze man van zoo ingetogen aard en met zijn neiging tot versterven van den zinnelijken mensch, was in zijn uiting als beeldend kunstenaar een ongebondene, toomeloos voortgejaagd door zijn onuitputtelijke verbeelding. Onder werpen als de Bartholomeus-nacht, de Zondvloed, de Kindermoord, doen zijn ervan is, dat je er alles op ziet gebeuren, wat het uitsterst opgehitste bedenkings vermogen uitvinden kan. Ze zijn prik kelend die voorstellingen, en laten zi ch, zoo ze eenmaal de aandacht trekken, met gretigheid afkijken, want de gespannen heid van verbeelding is overmeesterend. Met blijkbaar welgevallen ook deed hij verhalen van afschuwelijke wreedheden in realistische afbeeldingen, voldoenend Het was ditmaal 't slot der Swawa-tri logie door mevrouw Amy Grothe-Twiss in woorden neergelegd, door haar en haar gotrouwen in beeld gebracht. Waar voor twee jaar Swawa's terugkeer" de geschiedenis gaf van Swawa, trouwe gemalin van Helge, wier liefde zóó sterk was, dat zij geen grooter ver langen kende, dan met hem in het graf te dalen, maar door der goden wil in de wereld terugkeerde om haar leven te wijden aan allen, en Herinneringsdag" het feest deed Mofêszyn Staf na den hemel verhefiende.word Iloipleriland mei Donder, h\raren Ha^e.1 en Vijer. aan menlehen en bcclten.en al wat op den velden is wflawn.oi» 't ^'cboomteverbrookeii maar zelden een nieuw exemplaar onder de oogen, een onmiddellijke ver rassing brengt. Zijne prenten hebben allereerst daarin hunne overeenkomst, dat zij van een immer zichzelf gelijkblijvende stellige beweging, door routine verkregen, getuigen. Ontegenzeggelijk is bij de uit voering van trucs gebruik gemaakt om eene zoo sterke vermeerdering van voort brengselen te vergemakkelijken. De ar ceeringen zijn dikwijls van een kille stel selmatigheid in de schaduwpartijen van voorgronden of donkere huizenvlakken, met hun regelmatige k wadraatjes en deze weer om kracht te winnen door 't diagonalen tot ruitjes vervormd, zoo bui tengewoon vast en correct, dat hot schijnt of de maker tot versnellende uitvoering mathematisch werkende ingrediënten be zigde, althans veelvuldig het burijn gebruikte. Vol gens mededeeling van den heer v. d. Keilen heef c Luyken toch minder in zijn platen gesneden dan men zou meenen. De figuurtjes, die in al die prenten wel bij tienduizenden te tellen zullen zijn, hebben ondanks hun oneindige afwisseling in actie's, bewegelijk tot het buitensporige toe, het ge meenschappelijke in ge daante, typeering en pose, dat hen eerder als de door een vaardige hand, snel ont worpen en rap gcteekende poppetjes doet verschijnen, vernuftig samengebracht in een compositie, dan als mensch-figureu waargeno men en gelicht uit het wer kelijke leven. Deze inensch zoo devoot van /in en angst vallig van geweten, was als kunstenaar minder pieus van intentie bij de technische uitvoering. Een etsje van hem, dat volkomen een fijn of uitgelezen specimen van deze kunst is, vindt ge maar zelden. Ge moet hier niet allereerst ook zoeken naai de eigenaardige bekoringen, die door de macht van het ranten voor een vertooniug. Intiemer en keuriger ook als voortbrengsel van etskunst, zijn verschillende prentjes die tot opluistering dienden van zijn godvruehtigdichterlijken arbeid. De ontroering van zijn onbenepen devoten /.in verwerkte zich soms tot een lyrische ontboezeming en de teekening van details, de correcte gratie van sommige beeldjes doen gewaar worden een fijner doelende intentie bij de uitvoering. Maar over liet geheel hebben Luyken's prenten een illustratief karakter, ondanks het zware werk dat hij er aan besteedde, en hierin dan juist zal de weinig animeerendo indruk, die er van uitgaat do oorzaak zijn. Een immer ge lijkmoedig toegepaste methode deed de prenten kleurloos blijven, 't Is de inhoud van zooveel kwalitatief gelijkwaardige voorstellingsvermogen bijna delireeren. Hij /iet dat gebeuren in tafereelen die zich in alle mogelijk-bedenkbare cpmplicatie's uitspinnen; do ruimte is uitge zet in zooveel opeenvolgende plans die den horizont altijd verder verschuiven kunnen,en .slechts de randen van zijn plaat vermogen aan de vindingen van zijn geest perk te stellen. De mensehen in du wilde wanorde van het tumult, zijn als doorcengcjaagde mieren in die wijde wereld, de paniek is niet verbeeld in n groote stuip van beweging;, /.e zijn als gestrooid in onbegrensde vermenigvuldiging van uitzinnigste bewegingen. 't Is waar, die compositie's rammelen wel, maar dit is toch juist het karak teristieke resultaat van de/e wilde en rauwe verbeeldingen. De eigenschap .Martelares. aan de curieuse zucht der menschen, te bepeinzen welke middelen er al bedacht zijn tot griezelijke martelingen. Wij van den tegenwoordigen tijd met on/e licht gekwetste zenuwen, kunnen er ons over verwonderen, dat bij dezen vrome en zachtmoedige van harte, de fantasie zich verlustigde in het scheppen van zulke gruwelen. De andere helft van Luyken's werk zaam leven wordt aangeduid door de menigte zijner geschriften, meest van godsdienstige strekking, in dichtvorm. En dit was werkelijk geen bijbezigheid van zijn overvloedigen arbeid als etser en teekenaar; zijn contemplceivnde ge aardheid en van kcrksheid 7.00 af'keerigen godsdienst/in, zette zich hier misschien het zuiverst om in den kunstenaar bij de/e zoetvloeiende, dikwijls elegante dichtregels. Zoo is het of iedere adem tocht van de/e merkwaardige menschelijkheid zich een doortocht zocht in kunstuiting, en toch was hem de ver zorging van het zieleheil, van geestelijke ver/ui vering, het allereerste, zoo niet het eenige streven. Deze samensmel ting van den meiisch en den kunstenaar maakt Lurken tot een zeer belangwek kende verschijning. De directie van liet 1'rentenkabinet had onlangs een belangrijke verzameling van Liuken's prenten uitgestald. Ik had gehoopt de/e bespreking tijdens die ten toonstelling te doen uitkomen. Wegens plaatsgebrek moest de copy echter blijven liggen. Ulij ft niet anders over nu, dan belangstellenden er aan te herinneren dat op aanvraag de verzameling altijd te bezichtigen is. W. STEF.XHOFF. aanschouwen ter herdenking van hare terug keer, daar zijn wij thans met Swawa's ster ven" twintig jaar later, en zien wij haar afscheid nemen van hen, die haar lief hadden : want God heeft genadiglijk besloten, dat aan haar aardschen gang een einde komen mag. Zij heeft de zware taak volbracht, die haar was opgelegd. Zij heeft het leven moeten dragen, totdat in deemoed en in liefde zij Swawa's sterren. Vaarwel, vaarwel, gij allen. Ik zegen u in naam <!er liefde dis oneindig is." We heb oen Swawa zien sterven omringd door al haar getrouwen, te midden van de natuur, die haar zoo lief wa.°, we hebben de doodsklok hooren luiden en de vrome zusters en eerwaarde broeders hun ..Hosanna in excelsis" hooren zingen, en nog ruischten die plechtige tonen na. toen wij scheidden van dien gewijden grond, waar het spel van natuur en liefde en schoonheid ons betooverd luid. Mevr. AMY (TISOTHE?wiss, als Swawa". n zich voelde met al wat leefde. De liefde, ilie /ij nen toedroeg, heeft zich tot alles uitgestrekt. Nu ia haar stervensuur gekomen. Zij mag ter ruste gaan. Velen zullen dit einde betreurd hebbeu. voorziende, dat hiermede ook de vertoonin gen van het sprookje in het Bosch" tot het verleden zouden behooren; laten wij echter niet wanhopen en den stillen wensch koes teren, dat mevrouw Amy (ïrothe-Twiss ons komende jare een nieuwe sproke van natuur. en goden en menschen moge geven, waarin zij haar gevoel voor kleuren-harmonie, voor groepeering, voor entourage wederom kan uiten, zooals zij dit thans gedaan heeft. Ik wil mij niet gaarne begeven op ander mans terrein en mij verdiepen in de tooneel

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl