Historisch Archief 1877-1940
S6, 1466
WEEK
A°. 1905.
VOOE NEDEELAND
Dit nummer bevat een bijvoegsel.
J'. IDEIKIOO.
Uitgevers: VAUT HOLKEMA & WARENDORF, Heerengracht 457, Amsterdam.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124}.
Abonnement per 3 maanden M-50. fr. p. post f 1.65
Voor Indiëper jaar » mail 10.
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar . . . . . 0.12'/z
Dit bUd is verkrijgbaar Kiosk 10 Boulevard des Caimciues tegenover het G rand Café, te Parijs.
Zondag 30 Juli.
Advertentiün van 1?5 regels / 1.10, elke regel meer f 0.20
Reclames per regel «0.10
Annonces uit Duitscliland, Oostenrijk en Zw'tserlanJ worden uitsluitend aangenomen door de firma
RUDOLF ilOSSE te Keulen en duor alle filialen Je/er firma. De prijs per regel ia 35 Pfeuuig.
INHOUD:
' VAST VERKE EN VAN NABIJ: Het
iritiekste. Een zonderlinge di< nstorder.
SOCIA.LÉAANGELEGENHEDEN:
Staatspensionneering, Ing., door P. L J.?FEUILLE
TON: Mijn huwelijksreis. Een
lijdensgeschiedenia. Naar het Duitsch, van Ern^t Klein.
KUNSX.É>" LETTEREN7: Frederik vanEeder,
Vatt de koele meren de* doods, door
G. van Halzen. VOOR DAMES: Ter over
weging, door Elise A. Haighton. Een
Amerikaansche vrouwengevangenis, door K. J.
v. d. Veer. Allerlei, door Caprice. UIT
DE NATUUR, door E. Heimans. Htt
Amsterdamsche Stadhuis 1655?29 Juli 1905,
met af b., door A. W. Weissman. La Joconde
de Leonardo da Vinci. Fragment uit den
Ruasischen roman van Ditnitry de Mérejkowsky,
uit 't Fransch naar J. Sorrèse.
FINANCIEELE EN OECONOMISCHE KRONIEK,
door D. Stigter. Het kind. op het
tooneel. _ Allerlei. DAMRUBRIEK.
SCHAAKSPEL. ADVERTENTIEN.
Het kritiekste
Men gelooft niet, dat binnen enkele
dagen de crisis zal zijn geëindigd. Men
kon dat voorzien, toen Gerritsen kwam
te vallen, en Borgesius besloot voor
Enkhuizen zitting te nemen. Immers
van het behoud van den Helder en Zutfen
kan de linkerzijde niet zeker zijn,. al
heeft zij reden een gunstigen afloop te
verwachten,
Doch wie weet niet, hoe de berekening
zou tunnen falen P Mr. Zadok v. d. Bergh
is voor de Helderschen allichfeen minder
betOQverend candidaat dan Gerritsen was,
en Lieftinck haalt, yoor Zutfen, niet bij
Borgesins in politieke bekoorlijkheid.
De kansen van Staalman in het eerst
genoemde district en die van Tutein
Solthenius in het tweede zijn geenszins
gering te schatten, nu, na de uitspraak
van de stembus op 28 Juni, Rechts geen
enkel middel zal sparen om Links iets
van zijn winst te ontnemen. In elk geval
?waar het staat 52 tegenover 48, zal ook
maar de geringste onzekerheid omtrent
den uitslag dier verkiezingen oorzaak zijn
van een vertraging, althans verslapping,
der onderhandelingen, noodig voor de
vorming van een kabinet. En hoe zal
men met een kabinet voor den dag komen,
zoolang men.niet weet of het misschien
ook 50 tegen 50, of 51 tegen 49 wordt ?
Voor een Kamer op het doode punt heeft
men een ander Ministerie noodig als voor
een, waarin dan toch nog Links vier
stemmen meerderheid bezit.
Dat er echter bij deze onzekerheid een
groot landsbelang betrokken zoude zijn,
kunnen wij met aannemen. Misschien
ware een bereiken van het doode punt, nog
wel iets beter dan het behoud van een
meerderheid zonder eenige kracht, wijl
zij slechts den schijn heeft van meerder
heid te zijn, daar zij met lamheid is
geslagen, door in de Eerste Kamer haar
partij als minderheid terug te vinden,
zoodat haar Kabinet, ook zonder de ge
ringste aanleiding van beteekenis, gevaar
loopt omver geworpen te worden, als
Rechts het in zijn voordeel acht een
kansje te wagen. Eigenlijk moet men
zich er over verbazen, dat onder zulke
omstandigheden er Links nog altijd
menschen gevonden worden, die er zich
toe leenen willen gewoonweg in een
Kabinet zitting te nemen, alsof zij ge
loofden, dat zij vier jaren met
hervormenden arbeid kunnen vullen.... het
Damocles-zwaard boven hun hoofd; en
dit te meer, waar zij van kracht beroofd
om iets goeds of groots tot stand te
brengen, er des te zekerder van kunnen
zijn, dat hun tegenpartij bij een volgende
verkiezing hen den volke zal voorstellen,
als zwakkelingen, die zoo goed als niets
hebben tot stand gebracht. Een taktiek
der tegenpartij, welke nu reeds zich ver
raadt.
Opmerkelijk is het hoe dit kritiekste
aller kritieke punten, de
onmogelijkvalsche positie van een kabinet, dat
regeeren moet met een meerderheid Links
in de Tweede Kamer en met een meer
derheid Rechts in de Eerste Kamer
m. a. w. een liberaal kabinet, dat allereerst
aan de kerkelijken vragen moet, wat het
doen of laten zal weinig wordt be
dacht.
Wel is reeds gezegd, dat bij een zwakke
meerderheid Links in de Tweede Kamer,
en een sterke kerkelijke meerderheid in
de Eerste Kamer, een kabinet uit de
Rechterzijde ook nu op zijn plaats zou
zijn; en wie zou dit kunnen tegenspreken,
indien men mocht aannemen, dat het
vertegenwoordigend stelsel tot zijn recht
komt, wanneer een later gehouden ver
kiezing door geheel het kiezersvolk, eerst
beteekenis krijgt nadat er nog een aantal
jaren zal ?;ijn verloopen, om de uitspraak
van een vroeger gehouden verkiezing te
niet te doen? Dit evenwel is volstrekt
irrationeel en, uit een historisch oogpunt
beschouwd, inconstitutioneel; aangezien
het hier geldt een kiezersuitspraak, niet
ten opzichte van een graadverschil, maar
nopens een zuiver principieele tegenstel
ling, welke de richting der gansche politiek
beheerscht, en waarbij ten volle is uit
gesloten de vraag of men bij deze stem
ming soms ook te doen had met den
waan van n dag, daar de strijd reeds
vele jaren lang is voorbereid.
Wij hebben het van Ivuy per steeds een
zwakheid genoemd, dat hij, bij de aan
vaarding van het bewind, is gaan werken
met een kerkelijke Tweede Kamer en
met een, om in zijn geest te spreken,
paganistische Eerste Kamer; dat hij,
die zich als van God geroepen achtte,
om het Nederlandsche volk voor den
Christus te redden, tegelijkertijd gebruik
wilde niaken van een gewijd en van een
wereldsch instrument; een zwakheid, die
hij van zijn eigen standpunt moest be
schouwen als een opoffering van de
principieele beoefening der godzalig
heid aan de politiek, oftewel aan de
schijneischen eener laag-men schel ij ke tak
tiek. Later heeft hij toch tot zulk
een ontbinding zijn toevlucht moeten
nemen. Toen echter als uitreddiugsmiddel,
en niet zonder door zijn beginselloos
uitstellen en dralen de geheele vier jaar
van zijn bewind, gesteund door een bij
uitstek krachtige meerderheid, tot een
goeddeels onvruchtbare periode te hebben
gemaakt. Nietwaar, had Kuyper om
nu niet te gewagen van andere fouten
door hem begaan van den aanvang af
kunnen beschikken over een volgzame
meerderheid zoowel in de Eerste als in
de Tweede Kamer, hoeveel meer zou hij
in het Staatsblad hebben gebracht.
Hoe het nu met een Kabinet zal gaan
met een zeer zwakke meerderheid, van
den aanvang af onder den druk van een
beangstigende Eerste Kam ir, welke zelve
weet, dat zij zonder grondwetsherziening
niet ontbonden kan worden het laat
zich denken.
Intusschen... de Rechterzijde houdt
zich als wist zij niet, dat hierin de
grootste moeilijkheid steekt om een
Kabinet-Jjinks te formeeren. Zelf heeft zij
de onmogelijkheid ondervonden om met
een krachtig Kabinet en een krachtige
meerderheid iets principieels tot stand
te brengen zoolang de beide Kamers
niet .én van geest waren. Door haar
werd eindelijk tot ontbinding het besluit
genomen. En nu, in plaats van te er
kennen, dat dit de hoofdoorzaak is van
het onvermogen Links heeft zij het
maar altijd over het verschil der deelen,
waaruit de meerderheid Links is
sainenfesteld ofschoon zij zelf begrijpt,
at desondanks b.v., de voortzetting van
de vroegere Borgesius-politiek mogelijk
zou zijn ? ware er slechts geen kerke
lijke Eerste Kamer! Dit verwondert ons
te meer, omdat bij het langdurig kranten
debat over de ontbinding van 1904, het
juist de Standaard alias Kuyper?
is geweest, die zóó zeer het onredelijke
en onzedelijke inzag van ertoe te blijven
medewerken om een Eerste Kamer Links
te behouden, terwijl inmiddels de Prov.
Staten Rechts waren geworden dat
hij kon schrijven : men had mogen
verirachten, dat deliberalen, wetende het
kieskollege niet meer te vertegenwoordigen,
zelf hun ontslag zouden hebben genomen.
Is het nu niet zonderling, dat dezelfde
Standaard zijn Christelijke verwachting
nog op geen enkele wijs tot de Staten
leden van zijn partij heeft uitgesproken;
en dat hij nog geen woord heeft losge
laten over de noodzakelijkheid van grond
wetsherziening, om tot een norni;\le ver
houding; tussehen het Kabinet, de Tweede
en de Eerste Kamer te k"omen?
/ou men niet viit zijn redeneerin
gen opmaken, dat er hem niets heer
lijker kan overkomen, dan dat de vorming,
van een ministerie links, onmogelijk bleek
en een Eerste Kamer, die tegenover de
Tweede Kamer staat, de ver warring nog
geruimen tijd zal bestendigen?
Dat de liberalen over dit kritiekste
van al het kritieke" bij de poging tot
oplossing der crisis liefst zwijgen, heeft
zijn reden. Te onzaliger ure hebben zij
over Kuypers ontbinding zóó veel woor
den vuil gemaakt, dat zelfs nu nog het
spreken hun een weinig Ttioeilijk moet
vallen. Wij hebben hen toen reeds her
innerd aan de d-igen die komen
zouden,ea tot matiging mo3sten dwingen. Toch,
naar onze overtuiging, bestaat er vo< r
hen geen ander middel om de fuik, die
v >or hen openstaat, te ontwijken, dan
londweg elke kabinets-formatie te wei
geren, v a irbij niet op het program staat,
als eerste aller eischen^ grondwetsherzie
ning tot vaststelling van de ontbindbaarheid
der Prov. Staten, natuurlijk in verband
met andere punten, opdat het stelsel van
volksvertegenwoordiging in zijn wezen
en werking krachtiger worde gemaakt
en gezuiverd.
Zooals de zaken thans staan mag men
o. i. niet weder het land aan jaren van
stilstand in de wetgeving, wagen; want
deze grondwetsherziening moet komen
toch, maar d.-m na eindsloos krakeel;
immers in welk beschaafd land duldt men
op den duur zulk een parodie op de volks
vertegenwoordiging, n, vermeenen wij
te mogen vragen, waar elders dan ten
onzent zou het mogelijk zijn onder zulk
een ontwrichting van het wetgevend
organisme nog mannen te vinden, die
bereid zijn de opheffing van dit ana
chronisme te verschuiven tot een
lateren tijd ?
Een zonderlinge dienstorder.
Nog klinken ons de vrijheidsliederen van
28 Juni in Me ooren, of n van de
potentaatjes, die het Kuyper-rc'ffime ons bracht,
en onder zijn mantel een veilige schuil
plaats vonden, heeft weer van zich doen
hooren. De alleenheerscher der
Nederlandsclie post rijen en telegrafie, majoor Pop,
heeft het nog eens met een vereeniging
aan den stok gehad. Daarbij heeft hij een
dienstorder de wereld ingezonden, om het
figenaardige standpunt, dat door hem in
dezen wordt ingenomen aan z'n onderdanen
(de ambtenaren en beambten van post en
telegraaf) kenbaar te maken. Voordat we
in nadere beschouwing treden, is hè* noodig
eerst eens uiteen te V zetten wat de aanlei
ding was tot die dtq*ptr>j|jd.er.
''t Is algemeen bejinid, dat na%oed afge
legd examen men %ordt aangesteld tot
klerk der posterijen en telegrafie, op een
salaris, dat na den adspirant tijd" f6TQ
bedraagt. De jaarwedde vermeerdert naar
een vaste maatstaf volgens het aantal
dienstjaren. Hebben de klerken met gun
stig gevolg het vak-examen voor post en
telegraaf (elk afzonderlijk) afgelegd, dan
ontvangen ze direct meer iractement, terwijl
de verdere tractementsvermeerdering naar
een gunstiger maatstaf plaats heeft, en zijn
tea slotte benoembaar tot commies-titulair
en directeur van een 8ste klas kantoor, 't Is
dus te begrijpen, dat de klerken zoo spoedig
mpnglijk trachten in 't bezit te komen dier
beide radicalen. Tot voor korten tijd kwam
het voor, dat een klerk in 't bezit van het
postradicaal nog nimmer dienst had ge
daan op een postkantoor en hoewel be
voegd het beheer over zoo'n kantoor te
voeren, daartoe toch niet in staat was.
Blijkbaar was dat radicaal-examen niet
moeilijk. Natuurlijk blijven dergelijke din
gen geen geheim; het gevolg was, dat ver
schillende examinandi zich aanmeldden, die
verre van klaar" waren. Zij konden het dan
ook gerust doen. De ambtenaren mochten
aan dat examen zoo vaak deelnemen, als zij
zelf wilden (aan dat van surnumerair in 't
algemeen tweemaal, bij uitzondering drie
maal) 't kost niets en 't geeft bovendien
een paar dagen verlof met verblijf in den
Haag, wat voor een plattelander verre van
te versmaden is.
Zoo was de toestand, toen de heer Pop
met het directeur-generaalschap bekleed
werd. Bij de hand als hij was, had hij
dit op de examens al spoedig opgemerkt.
't \Vas te begrijpen, dat daarvoor een
stokje zou worden gestoken. Om het
lichtvaardig aan examens deelnemen tegen
te gaan, werd bepaald, dat ambtenaren, die
zonder succes aan een radicaal examen
hadden deelgenomen niet tot een volgend
werden toegelaten, dan na twee jaar. De
goeden moesten 't hier met de kwaden
ontgelden.
Te recht werd er in de kringen van
den Nederlandschen post- en telegraaf bond
(klerken) op gewezen, dat door dien maat
regel ook getrott'en werden, candidaten, die
in een enkel onderdeel een paar punten te
weinig hadden. Vroeger konden die na een
halt' jaar zich weder, en dan meestal met
succes, aanmelden. Nu moeten zij twee jaar
wachten, derhalve ook twee jaar een aan
merkelijke salarisverhooging missen (± f'20)
per jaar), 't Was dus te begrijpen, dat het
boiKÏsbestuur besloot den directeur-gene
raal te verzoeken dezen maatregel zoo
danig te willen wijzigen, dat hij alleen
wordt toegepast op die candidaten, die
in meer dan n der onderdeelen een on
voldoend cijfer hebben behaald. Hierin zou
een gewoon mensch niets ongeoorloofds
vinden ; slechts een gebruik maken van het
recht van petitie, wat door de (i rond wet
aan elk Nederlander, dus ook aan elke
vereeniging wordt toegekend. Maar mijn
heer l'op zag daarin een inmenging door
het bestuur vau den bond in regelingen
den dienst betreffende, die niet kan worden
toegelaten, zoodat bedoeld schrijven buiten
beschouwing blijft." Dit werd het bestuur
langs den zgn.hiarchisciien wog medegedeeld
n.l. door den directeur van het post- en
telegraafkantoor te Waalwijk om het over
te brengen aan den klerk D. A. Kakebeen,
tevens president van den Ned. Post- en
telegraaf bond en via den inspecteur van
de spoorwegpostkantoren te Utrecht om
over te brengen aan den klerk Linthout,
secr. van dien bond.
D.I verband daarmede staat een dienst
order, waarin de heet Pop zijn standpunt
nader uiteenzet en verduidelijkt" van den
volgenden inhoud :
Het komt herhaaldelijk voor, dat besturen
van vereenigingen van ambtenaren en be
ambten der posterijen en telegrafie zich
betreffende dienstaangelegenheden recht
streeks tot den directeur-generaal wenden.
Dit blijve voortaan achterwege.
De uitoefening van den dienst heeft met
het vereenigingsleven van staatsambtenaren
en beambten dat door hun vaste aan
stelling met al de rechten en waarborgen
daaraan verbonden uit den aard der zaak
geheel verscheiden (?) is van dat der
vakvereeniging in het burgerleven niets
uitstaande voor zoover althans de uitingen
niet strijdig zijn met of schadelijk bevonden
worden voor de belangen van den dienst.
Omgekeerd behoort het vereenigingsleven
van het personeel, dat. een geheel particu
lier karakter draagt en zich bovendien in
geheel tegenovergestelde richting uit, buiten
den dienst te staan.
Inmenging van besturen van bonden of
vereenigingen in dienstaangelegenheden kan
niet worden toegelaten, omdat het gezag en
do uitoefening daarvan in handen moeten
blijven van de bevelvoerende (hier ruikt
men i/e sube/) ambtenaren, die voor een
richtige vervulling van hun ambt en van
dat van ieder hunner ondergeschikten ver
antwoordelijk zijn aan de boven hen gestelde
autoriteiten.
Pogingen als iu het werk zijn gesteld
door besturen van bonden om op den gang
van zaken rechtstreeks invloed te oefenen
door, met voorbijgang van hun
onmiddellijken chef', zich tot hooger autoriteit te
wenden, zouden, indien daarop werd inge
gaan, de grondslagen van de
ondergeschikth''id ondermijnen, die in elke burgelijke
organisatie tussehen ambt enaren en beambten
van onderscheiden rang en graad, behoort
te bestaan en die dus zeker bij den 'dienst
der posterijen en telegrafie niet kan wor
den gemist, waar met de grootste nauw
keurigheid en plichtmatigheid behoort te
worden gearbeid; dergelijke pogingen zijn
dan ook tot nu, en worden mede in den
vervolge stellig gewezen vau de hand.
Meenen vereenigingen als bedoelde het
in hun voordeel, noodzakelijk of wenschelijk,
dat bepaalde toestanden of feiten ter
algemeene kennisse worden gebracht, dan be
zitten zij daartoe in hunne bondsorganen
zoomede in het aanbieden van adressen
aan H. M. de Koningin, aan Z.Exc. de
Minister van Waterstaat, Handel en Nijver
heid en aan de Volksvertegenwoordiging
de gelegenheid; deze middelen stonden en
staan ten dienste zonder eenigerlei beper
king, onder beding, dat de toon waarop en
de vorm waarin de denkbeelden ter zake
door de besturen der vereenigingen worden
uiteengezet, niet strijding zijn met de mati
ging welke Staatsdienaren uit den aard der
zaak in het belang van den zoo noodigen
eerbied voor het gezag in het oog moeten
houden.
Inmenging in de particulieren aangele
genheden van de bedoelde bonden of ver
eenigingen door meerderen moet evenzeer
achterwege blijven.
De gezag voeren ie ambtenaren hebben
zich van elke aanraking met bondsbesturen
als boven is bedoeld te onthouden, hetgeen
nog bovendien ook de omstandigheid ge
boden is, dat een groot deel van de ambte
naren en beambten niet tot eenigerlei bond
of vereeniging behoort. (De overgroote
meerderheid dan toch we.l). Feitelijk zou
dan ook het toekennen van bijzondere
rechten of vrijheden aan leden of besturen
van eenige bond of vereeniging strijdig zijn
met de onzijdigheid en de onpartijdigheid,
welke het gezag immer in de eerste plaats
moeten kenmerken en niet zijn overeen te
brengen met de door de Grondwet gewilde
rechtsgelijkheid voor allen.
De persoonlijke vrijheid der ambtenaren
en beambten, zich hoofdelijk tot den direc
teur-generaal te wenden, wordt door 't voren
staande in 't minst niet verkort; het staat
iederen ambtenaar of beambte steeds vrij
zich langs den hierarchieken weg tot den
hoogsten chef' in den dienst te wenden en
zulks zoowel voor dienstaangelegenheden
als in zijn persoonlijk belang''.
De vakvereenigingen weten nu, dat zij
bij mijnheer Pop met hun verzoeken niet
meer moeten komen aandragen. Mits pp
een nette manier, mogen «ij aan de Koningin,
aan den Minister en aan de Kamers
petipneeren ; natuurlijk, dat is een grondwettelijk
recht, dat mijnheer Pop n'emand kan af
nemen. Ja, en weet-je, wat ze dan ook
nog mogen : feiten mogen zij ter algemeene
kennis brengen in hun bondsorganen"; ge
matigd natuurlijk. Het oordeel over die
matiging is bij den heer Pop, die geen in
menging in iüenstaangelegenheden duldt,
Linthuis verplaatst en de Witte tot aftre
den dwingt als bestuurslid van de Rechts
toestand", omdat een ander bestuurslid
niet P. & 'ï. ambtenaar iets geschreven had,
wat den heer Pop niet aanstond.
Voortaan moet elke candidaat langs den
hiarchieken weg persoonlijk tot den heer
l'op komen. Het bestuur van een bond mag
dat niet doen, ook al is het een maatregel,
die allen geldt. Maar dan kunnen de vak
vereenigingen wel opdoeken, en dan was
het eerlijker dit kortweg te zeggen. Het
prachtigst wordt de heer Pop, als hij prof.
Buys wil imiteeren en een interpretatie
geeft van het grondwetsartikel over de
rechtsgelijkheid. N.B. omdat er niet-leden
zijn, moeten voortaan de autoriteiten de
deur voor de vakvereenigingen maar sluiten.
En dat ter wille van de onpartijdigheid.
't Is fraai. Dank zij de splijtzwam viert de
reactie hoogtij. Wat zou de Marez Ovens
daarvan wel zeggen. Deze heeft zich immers
bij een begrootingsdebat vóór het ontvangen
der vakvereenigitig verklaard. Dat vond
Z.Ex. eenvoudiger.
Philippica's, als bovenstaande dienstor
der, dienen slechts om een
anti-vereenigingszin_ te verbergen, die in de laatste
jaren z'n wederga zoekt en die slechts
door een clericaal-conservatieveu minister
als De Marez-Oyens kan worden goed ge
praat. Een eventueel liberaal opvolger kan
een opvatting, als de heer Pop getoond
heeft te bezitten van het recht van ver
eeniging, van petitie, vrijheid van drukpers,
om van meer niet te spreken, niet tolereeren.
Hij moge dan overigens als
directeurgeneraal nog zoo hervormingsgezind zijn
als hij wil, een dergelijke vrijheidsverkorting
is door de jongste stembus veroordeeld.
Wat we van de inmenging in de parti
culiere aangelegenheden der vereenigingen.
door superieuren, die ook verboden heet,
moeten denken is uit vroeger gevallen o.a,
de zachte wenken" aan hoofdbestt llers en
adsistenten om voor hun lidmaatschap van
de Bond De Post" te bedanken, al vol
doende gebleken. Intusschen is 't volgende
staaltje te karakteristiek om 't nog niet
even mee te deelen.
Onlangs moest ergens een hoofdbesteller
benoemd worden. Daartoe werd uitgekozen
een Katholiek besteller van een ander kan
toor, over wien bij de laatste begrooting
door de afgevaardigde Pastoors met lof was
gewaagd. Indertijd was die beambte, hoofd
bestuurder van den Bond De Post'', uit
Groningen verplaatst wegens minder goede
verstandhouding (zullen we 't maar noemen)
met den directeur, de bekende
anti-vereenigingsman Chevalier, later directeur van
het postkantoor Amsterdam. Na verloop
van een jaar of zeven, acht en misschien
ook door den invloed van den heer Pastoors
heeft deze beanfbte promotie gemaakt,
maar niet dan nadat men van hooger
hand zich te"gewist h'id, dat de man geen
lid van de Bond De Post" meer tcas. (Ten
gevolge van een meeningsverschil had hij
indertijd als hoofdbestuurder eu gewoon lid
bedankt.
Hieruit blijkt weer eens op welke wijze
het vereenigingsleven den kop wordt inge
drukt bij post en telegraaf.
Waarschijnlijk zullen velen een zucht van
verlichting hebben geslaakt, toen zij ver
namen, dat de heer Pop voor de portefeuille
van oorlog werd genoemd.
Zeker, de postambtenaren zouden dan uit
den regen geraken, maar de militairen in
den drop. De Reitsma's zouden vermeer
deren en dat wil de linkerzijde niet, dat
is bij de gehouden interpellatie gebleken.
En bij de Post?
NASCHRIFT.
In de Nieuwe Rotterdammer van '21 Juli
vinden we in ern verslag over de jaarver
gadering van den Ned. Post- en
Telegraafbond o. a. het volgende:
Ten slotte deed het hoofdbestuur verslag
van een Zaterdag j.l gehouden conferentie
roet den Directeur-Generaal der P. en T. en
waarop het bestuur door den D. G. verant
woordelijk werd gesteld voor den inhoud en
den scherpen toon van het bondsorgaan.
Over dit onderhoud werden geen discussies
gevoerd, volgens dat berichtje althans. Dat
is jammer. De praktijk van den dienstorder
schijnt de heer Pop aldus op te vatten: Voor
standjes laat ik de besturen wel bij mij
komen. De heeren redacteuren weten nu wat
mijnheer Pop met matiging" bedoelt.
Scciata,
Mijnheer de Redacteur!
Met belangstelling las ik in uw beide vorige
nummers de artikelen van rnr. dr. H. S.
Veldman en W. Ploeger, dat van laatst
genoemde bovendien met instemming en
waardeering.
Vergun mij aan 't artikel van den heer
Ploeger nog 't volgende toe te voegen, mede
ter bestrijding van de rerpM-chte verzekering
i-an loontrtkkenden.
Den heer Veldman zou ik willen vragen:
lo. .Wt'ulr ZEd. de grens zou willen trek
ken van hen, die niet en hen die vel in de
termen dier verplichting zouden vallen? ]<>n
grens van loon? Dat hij dan denke aan den
huisvader inet groot gezin, die met ? 50
mér loon er buiten zou vallen, en den vrij
gezel met de loongrens als inkomen, die be
schermd zou worden.
2o. Enkel loontrekkenden.' Zijn niet vele
kleine patroons erger er aan toe dan vele
loontrekkeuden? En de gehuwde vrouwen?
Moet niet veeleer 'ieder worden gevrijwaard