Historisch Archief 1877-1940
DEAMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 14C7
die ?waarschuwt tegen drankmisbruik doet
aanklagen van moord op de schuldeiser en
gevolgd wordt door een allergeweldigste
wroeging die tot erkennen van eigen schuld
brengt.(B«r de kaanvoor de tweede maat kraaide);
angit voor bijeen geschraapt geld die de boer z'n
geld bij nacht doet opgraven in het land en hèin
slachtoffer doet worden van een vagebond die
hem eenvoudig worgt (Boer en Vagebond);
woeste familieveten tussen kontrasten in levens
opvatting, die op moord en doodslag uitlopen
(Heuvelingen en Laaglanden); hebzucht die
tot moord, moord die tot vlucht en ondergang
leidt (De dooder); en dan temidden van al
die krachtuitbarstingen de droeve dood van
De oude Doris", wiens vrouw stierf en met
haar dood zrjn reden van bestaan wegnam
en de sombere Ondergang" van heel een
streek-bevolk in g tengevolge van een hagelslag.
Zie daar in 't kort aangegeven welke motieven
deze schrijver tot schrijven dreven. Ieder
denkt hier natuurlik bij aan Streuvels, maar
er is bij overeenkomst groot verschil. Streuvels
is ook lang niet altijd wat wij realist noemen;
daar komen arbeidersmensen, voor in een
idylliese toestand, die dadr wel evenmin als
hier werkelikheid zal zijn (Lander en Eia)
en zucht tot het reusachtige, buiten alle
menselike verhoudingen blijvende die doet denken
aan reuzedoeken als die van Rubens, Jordaens
of later Wiertz; welnu ook hier vindrn we
zulke dingen als die strijd tussen Heuvelingen
en Laaglan Iers, waarbij men denkt: maar is
er geen polietsie in dit land; in De dooder"
vestigen zich plotseling in een streek van
verre op karren komende mensen, zodat men,
als ze niet van onze trjd waren, zou denken
aan de volksverhuizing van de oude Ger
manen; in Eer de haan voor de tweede
maal kraaide" krrjgen we een gevoel van
hoe is 't mogelik l" als de knecht zonder
enige blijkende vijandelike gezindheid de
schuldeiser van z'n boer vermoordt, alleen
om z'n eigen boer de schuld te kunnen geven.
Dat en de voorliefde waarmee het
boerevolk geschilderd wordt is de overeenkomst
tussen Streuvels en Van Assche, maar er is
verschil: Streuvels is rijker van taal, van
opmerkingsgave, van gevoel. Van Assche
werkt telkens weer met dezelfde kleuren: er
gaat b.v. bijna geen stuk van de tien voorbij
zonder uierzware koeien", ook als het epitheton
ornans niet te pas komt als b.v. in Boer
Dag-en-Nacht":
Op den vergevorderden nanoen van een grijzen
Octobe-idag stond Vlegels, de handen steunend
op een stok, aan te leunen tegen den ruigen
en ommosten stam van een linde, bruin en
geelbladrig opkruinend vóór het neerhof
zijner hoeve.., Kondom onder de uitgezakte
grijze lucht, graasden nog uierzware koeien,
waarvan er soms een den zwaren kop opstak
star-starend, den muil slijmdruipende, om
dan eene langgerekte klacht over 't wegster
vende licht uit te beurelen of te roepen op
den koeier voor de warme rust in de
stallen". In den regel zal als 't licht wegsterft
de koe niet meer uierzwaar zijn en bovendien
in dat wegstervende licht zal eer iets anders
het kenmerkende zijn van de koe. Zo is het ook
hier: ,,'i Hoorniee doezelde weg in nei-elaluiers,
waaruit de vetossen en u'erdikke koeien, die
den zomernacht in de weiden doorbrachten,
som? alleen no^ staken met de
krachtig-geteekende koppen of de bonkige schoften".
En dat is het juist wat telkens opvalt Bij
ieder huis bijna ontmoeten wij hetzelfde:
'?Knoestige appelaar" (S), knoestige-kromme
appelaars met forsige' takken" (20), waarin
knoestige dikatammige appelaars hun krom
mende takken webbe uitwrongen" (waar, bij die
we'ibf, dunkt mij dat werkwoord uitwringen
ook niet past) (79-80), onder de
uiteengewrongen takkenwebba van krommende
knoestige appelaars" (120); en zo wordt dat
iets stereotieps evenals bij die koeien ; zo is het
meer, b.v.met het smullen dat vaak indezelfde
bewoordingen beschreven wordt en dus op
den duur niet meer de indruk maakt, die
bij lezing van n schets ontvangen wordt.
Er is dan in zekere zin iets onwaars in; on
waar is b.v. ook dit: koppige Verdonck (82
vlg) leeft in onmin met een vroeger bevriende
buurman en onwillekeurig welde, (op een
goeie dag)... de oorsprong hunner vete, van
bun boeren wrok, in zijn geheugen op." We
moeten ons dus hem voorstellen mijmerende
over wat er gebeurd is. Iets verder zegt de
schrijver: Zoo redeneerend in zich zei ven
dacht Verdonck aan den dag hunner vijand
schap" en dan volgt de beschrijving van wat er
gebeurd is, zo als Verdonck het zich denkt, niet
waar 1 B.v. De lieve lente was zeer vroeg in 't
land gekomen en haar zoele adem had alom
gras en graan en andere planten welig doen
opschieten. Kriekelaar en perelaar, ook per
zik- en abrikozeboomen, zij hadden niet ge
leden door Aprilsche grillen en nachtelijke
koude, en over de takkenwebbe der
kroinknoestige appelaars (daar zijn ze weer, J. B. S.)
in den wijden boomgaard van Verdonck, was
als een rozige en lilakleurige sneeuw
neergedonsd", volgt de beschrijving hoe ze daar
voor de herberg zaten; zij hadden hun
fijn laken zondagspak aan. Spiegelblinkend
waren- hun laarzen gepoetst en hun witte
hemdsboord stak omhoog tot aan de kin.
De zwartzijden pet, in punt opgetrokken,
stond met de klep op een oor geschoven.
Hun pezige handen rustten op den knop
van hun mispelaren stok" enz. Op zich zelf
wel juist, maar niet passend in het denken
van Verdonck, evenmin als de natuurbe
schrijving die er op blz. 89 op volgt.
De schrijver is dan het slachtoffer van z'n
eigen talenten, laat zich meeslepen door z'n
gevoel voor de natuur en vergeet dat hij de
waarheid te kort doet. Zo is de natuurbe
schrijving in al z'n uitvoerigheid en waarheid
afdalende tot de kleinheden van het
insekteleven nu juist niet nodig als er sprake
is van de ondergang van veldgewas door
hagelslag.
Hoe meer iemand zich indenkt in het
zieleleven van z'n personen, des te minder
zal zo iets voorkomen; des te minder zal
het stereotiepe woord gekozen worden, des
te minder zal er gebruik gemaakt worden
van die massa beschrijvende, forse woorden,
die de lektuur van Marcus en Theus op den
duur wat vermoeiend maakt. Een orkest dat
alleen uit zware instrumenten bestond zou
onmogelik aan te horen wezen; daar moeten
de fijnere geluiden de zwaardere vervangen
of afwisselen. Schilderijen in gloeiend rood,
schel geel, fel groen, schril blauw vermoeien,
al is onze eerste gedachte ook soms: die
schilder is een kracht, die kan goed wor
den". Het weemoedige dat er over de oude
Doris ligt doet aangenamer aan op den
duur en is ook meer in overeenstemming
met de natuur, die geen schrille
kleurtegenstellingen kent. Maar... met dit boek vol
kleur en gloed voor me twijfel ik niet, of
bij verdiepen van 't eigen leven, bij groei
van eigen denken, zal de schrijver ook iets
meer zien in het boerebedrrjf ja in 't hele
volksleven, dan wij hier te zien krijgen. Hjj
zal vertellen van het gewone. Hij zal begrij
pen dat er buiten brandstichters, gierigaards,
zuipers en vreters, buiten de hartstocht
mensen onder z'n Vlaamse boeren en
boerinnen, burgers en burgeressen, nog wel
meer valt op te merken, dat de moeite waard
is om te vertellen.
Ik hoop de heer Van Assche dan weer te
ontmoeten op de markt van onze letterkunde.
Haarlem. J. B. SCUEPERS.
Geschiedenis der Universiteitsbibliotheek te
Leiden, door dr. P. C. MOLHUYSEN. Met
21 afb. Leiden, A. W. Sijthoff, 1905.
De schrijver, Conservator v. handschriften
bij die bibliotheek, heeft met de uitgave van
deze schets een nuttig werk verricht.
Wanneer het toch waar is en niemand
zal dit betwijfelen dat eene groote open
bare bibliotheek een spiegel is van de ver
schillende studiën eener volksbeschaving, een
monument opgebouwd uit de bestanddeelen
van het leven der kunsten en wetenschappen,
gelijk het zich van de eene tot de andere
eeuw openbaarde in het land en in de plaats
van hare vestiging, dan ligt de waarde van,
het motief tot het beschrijven van hare lot
gevallen geheel voor do hand.
Gedeeltelijk bewoog de schrijver zich op
begane paden : Siegenbeek, Schotel, Suringar
en Rogge zijn hem voorgegaan in het te hoek
stellen van de Leidsche bibliotheekgeschie
denis in verkorten vorm. Maar hij kwam hun
arbeid aanvullen, verbeteren en met onuit
gegeven bronnen toelichten. Op die wijs heeft
zijn werk voor den man der wetenschap blij
vende waarde verkregen.
Het boekje is in twee hoofdstukken ver
deeld waarvan het eerste de eigenlijke ge
schiedenis, het tweede de techniek beschrijft,
welke te Leiden gevolgd wordt bij catalogi
seer- en practischen bibliotbeekarbeid. Beide
hoofdstukken worden door talrijke kijkjes in
de bibliotheekzalen en door gezichten van
het gebouw in verschillende tijdperken toe
gelicht en verduidelijkt.
De Leidsche universiteitsbibliotheek, in
naam de oudste van ons land, is inderdaad
jonger dan haar Utrechtsche zuster, welke
van Februari 1584 dateert. Dr. Molhuysen
beschouwt den 31 Oetober 1587 als den dies
natalis der Leidsche biblotheek, vervolgt
daarna de lijn harer ontwikkeling onder het
bestuur der verschillende bibliothecarissen
tot omstreeks het jaar 1850, toen het bestuur
der instelling organisatieplannen voorbe
reidde.
Het is van algemeene bekendheid dat de
uitgebreide verzameling handschriften van.
groot klassiek-philologisch belang, welke de
Leidsche bibliotheek al heel spoedig wist te
verwerven en te doen aangroeien, op hare
ontwikkeling van overwegenden invloed is
geweest, daar zij de richting vaststelde, waarin
zij zich zou bewegen en steeds een bepaalden
stempel heeft gedrukt op het geheel der
bibliotheek.
Voor de literatoren zijn dan ook de hier
medegedeelde bijzonderheden over de aan
winsten en de samenstelling der verworven
handschriftenverzamelin^en van in 't oog
vallend belang. Vermakelijk is het te ver
nemen op welke slinksche wijzen en wegen
sommige geleerden van die dagen zich hand
schriften of boeken wisten toe te eigenen uit
openbare boekerijen en hoe andereu elkaar
bij koop of verkoop trachtten beet te nemen.
Menckenius, zou, hadde hij zijne Charlatania
eruditorum" in onze dagen op te stellen,
menig staaltje uit dit hoofdstuk aan zijn werk
hebben kunnen toevoegen.
Het mag een gelukkig verschijnsel heeten,
dat de onkunde en onverschilligheid inzake
het beheer, het nut en de werking van groote
openbare verzamelingen, voor kunsten en
wetenschappen, gelijk bibliotheken en archie
ven, tot voor weinige jaren ten onzent maar
al te zeer in zwang, beginnen plaats te maken
voor belangstelling en waardeering. De ken
nismaking met het boekje van dr. Molhuysen
kan het hare bijdragen om. in meer
uitgebreiden kring de aandacht te vestigen op
den heilzamen invloed, dien groote, w^l
ingerichte bibliotheken, gelijk de Leidsche,
kunnen uitoefenen op allen, die zich op studie
toeleggen in het algemeen, als op weten
schappelijk gevormden in 't bijzonder.
J. F. VAX SOMEREN.
Utrecht, 25 Juli 1905.
BÖEKAANKONDIGING.
Bordaurpatronen door G. W. D en W. D.
2e en 3e serie. Uitgave Scheltema en
Holkema's boekhandel, Amsterdam.
Een tweede en derde bundeltje der leuke
voorbeelden met den kruissteek van de hand
des heeren Dijsselhof zijn weder verschenen.
Die initaleu W. D. aan den titel toege
voegd wijzen niet onduidelijk op de mede
werking van mevrouw Dijsselhof, wier
naaldwerken op de Haarlemsche tentoonstelling
zoo aller aandacht trokken en verdienden.
Dit tweede en derde bundeltje zitten weer
vol van de leuke humor, die Dijsselhofs
eerste kinderboek illustraties reeds kenmerk
te: de historie van Duimelot of die vanden
oliphant,
Het is natuurlijk de dierenwereld, die hij
aan ons voorstelt: de deftige hanen, de pik
kende kippen en vliegende kuikens, de sta
tige zwanen en de onnoozele eendjes, de
ganzen en goudfazanten, en dit alles zoo
goed getypeerd ondanks het hoekige, waar
de ruitjespatronen als van zelf toe d .vingen.
en waar de moeilijkheid, het karakter goed
te behouden, aanmerkelijk grooter is, dan
men oogenschijnlijk zou vermoeden en slechts
geschat kan worden door hen, die het zelve
beproefd hebben.
En dit eigenaardige van ieder beest heeft
Dijsselhof er uitstekend in weten te houden:
het zware logge, goedmoedig sukkelende van
den beer, de kleine nieuwsgierigheid van
de muis, die zich op haar achterste pooten
opricht en de neus in de hoogte steekt, de
rustig afwachtende houding van den hond,
die klaar staat, den indringer aan te blaften.
En waar hij zijn motieven tot geheele com
posities verwerkt, daar verlaat zijn zucht tot
het komische hem geen oogenblik, en zet hij een
drietal Samojeden hoog in hunne kragen gedo
ken in een slede door rendieren bespannen,
en laat hij de landman met vaste hand den
ploegstaart besturen, en het paard leiden, dat
met regelmatigen tred voren in den akker
zal trekken; of voert ons den circus bij Renz
of Carrébinnen, waar de wijd^ebroekte clowns
hunne equilibristische toeren op het paard
vertoonen, op eikaars hoofd balanceeren of
een salto mortale in de lucht maken, of hij
brengt ons naar de vreedzame heide, waar
de herdersjongen onder een boom gezeten de
liefelijkste toonen aan zijn dwarsfluit ontlokt,
terwijl zijn schaapjes rustig grazen en zijn
trouwe hond de wacht houdt:
König ist der Hirtenknabe
Grüner Hügel ist sein Thron.
Ik geloof niet, dit ik zeer ver van de waar
heid af ben, als ik de medewerking van
mevrouw Dijsselhof moet zoeken in de
bladzijden aan de plantenwereld ontleend;
haar liefde vooral voor die kleine bloempjes,
die zoo veracholen tussch en het gras opschieten,
en die een tuinman met verachtelijk gebaar
als onkruid^kwaliflceert, was zeer merkbaar
op haar geborduurd scherm en hare proeven
van bladwijzers. Thans heeft zij het min
of meer naturalistische moeten laten varen
door de meer afgebakende techniek der kruis
steekjes; dat ook hierin wel iets te bereiken
is, bewijzen hare randen, niet kleine peul
plantjes onderbroken door vlindertjes, die
een welkome aanwinst zullen blijken vpor
hen, die in kunstnaaldwerk iets meer willen
dan de patronen, waarmede Duitsche
handwerkfirma's nog steeds de wereld o verstroomen.
Zij zullen in deze twee nieuwe boekjes
voor klein en groot" weer een schat van
motieven vinden, die met eenig vernuft of
leiding tot tallooze toepassingen kunnen
voeren, die voor de jeugd de bekoring van
het komische zullen dragen en voor degrooten
den ernst van de decoratieve grondbeginselen,
waarop deze versieringen berusten.
R. W. P. DE VRIES Jr.
Docurnents classes de l'art dans les
PaysBas du Xme au XIXme siècle, recueülis
par A. \V. WEISS.MAN reproduits par
H. Kleinmann & Co.
Ziet hier een oude bekende, die weder
nieuw levan gekregen heeft, de loffelijke
arbeid van J. J. van Ysendyck voortgezet
door den heer A. W. Weissman.
Het werk van Van Ysendyck, we mogen
het als bekend beschouwen, die reproducties
naar bouw en beeldhouwwerken, naar voort
brengselen der nijverheid en ambachtskunst,
uit de tijden, dat kunst en ambacht nog
nauw verwant waren, en nu zullen we hier
een vervolg op krijgen, juist thans waar
men zoekende is de samenhang, die eertijds
kunst en handwerk onafscheidelijk van elkaar
maakte, in eigen werk weder te doen herleven.
En hiertoe helpen geen neue Formen"
geen Kunstgewerblicher Vorbilder", neen
slechts datgene, wat door jaren stand ge
houden heeft, .wat een zeker cachet aan een
kunstperiode gegeven heeft, wat aan tijden
van ambachtsbloei zijn ontstaan dankt.
Het is d.m ook eun'gelukkig denkbeeld
geweest, deze uitgave van wijlen den heer
Ysendyck weder op te vatten en de schoon
heden, die ons land eenmaal groot gemaakt
hebben in beeld bijeen te brengen tot studie
en voorbeeld van hen, die de versierende
kunsten beoefenen.
En het verwondert ons niet, dat de heer
Weissman dezen arbeid ondernomen heeft;
aan zijn uitgebreide kennis der kunsthistorie
paart hij een aangeboren smaak, die hem uit
den ruimen voorraad het schoonste doet kiezen,
en geleid door den speurzin van den ver
zamelaar, weet hij, waar de beste specimen
te vinden zijn.
Waar de heer Weissman zóó zijn niet te
gering te schatten krachten verleende tot
het welslagen van deze onderneming, daar
heeft de firma Kleinmann niet minder aandeel
in onze waardeering, want zonder diens
uitstekende lichtdrukken, zouden wij helaas
nog weinig gebaat zijn; maar juist deze samen
werking heeft geleid tot een waardige opvolger
van de ocuments classes dans les Pays-Bas.
De eerste aflevering, die thans voor ons ligt,
geeft afbeeldingen van het aan veten bekende
stadhuis in Franeker, het prachtige Koorhek
te Enkhuizen, den preekstoel uitdeSt. Bavo
te Gent, de brug Van het kasteel Heemstede,
een aardig geveltje uit Leeuwarden en. een
zeer mooi zeventiend'- eeuwsch linnenper^je
in eiken en ebbenhout, waaruit blijkt, hoe
de heer Weissman zijn taak in den geett
van Ysendijck's uitgave heeft opvat. Een
viereu-twintig tal afleveringen van telkens zes
platen, is de voorloopige opzet van dit werk, en
bij de schatten, die in musea en particuliere ver
zamelingen berusten, bij de merkwaardige
oude gebouwen, die men nog in vele onzer
steden vindt, twijfelen we niet, of deze
vieren-twintig afleveringen kunnen genoeg schoons
bevatten, om het werk voor een ieder be
geerlijk ta maken, en tot een heerlijke aan
winst van elke kunstnijverheidrbibliotheek,
ten dienste van hen, wier middelen het aan
schaffen van prachtwerken niet toelaten.
R. W. P. DE VRIES Jr.
Efn verstrooid recensent
Mijnheer de Redacteur!
Ik weet dat het vooralsnog niet aangaat
een recensent voor zijn werk ongeschikt te
verklaren omdat hem het fijne faalgevoel ont
breekt. Maar wanneer een beoordeelaar, zooals
de heer Van Hulzen heeft gedaan, in De
Amsterdammer van 30 Juli 11., tot principieele
uiteenzetüng, de drie eerste zinnen van een
boek aanhaalt, en hij copieert den tweeden
zin foutief en baseert zijn beschouwing op
die copieer-fout, en hij copieert den derden
zin óók foutief, en copieert ten slotte dien
zelfden derden zin nog weer eens anders
foutief, en toont daarbij de zér eenvoudige
beteekenis van dien zin niet gevat te hebben
wordt het dan niet zachtjes-aan tijd, mijnheer
de liedacteur, dien recensent de veder uit
de tegenstribbelende vingers te nemen en
hem aan een ander werkje bij uw veelgelezen
blad te zetten, mits natuurlijk niet aan de
correctuur?
U dankzeggend voor de plaatsing,
Walden, Uw dw.,
31 Juli 1905. F. VAN EEDEN.
Inhoud van Tijdschriften.
XXe, Eeuw, Aug. 1905 : In 't Hippodroom,
door G. van Hulzen. Denken en werkelijk
heid, door prof. G. J. P. J. Bolland. Polder
kroeg, door Piet van Assche. Schooier
Schroksken, door Edmond van Offel.
Buitenlandskh staatkundig overzicht, door Chr.
Nuys.
Onze Eeuw, Aug. 1905: Werkelijkheid, door
Ignatia Lubeley. Uit Spanje, door mej. C. M.
Vissering. Het bestuur der groote gemeen
ten, door mr. J. H. Valckenier Kips. Uit de
memoiren van Wilhelmine van Pruisen, door
E. D. Baumann. Folke Rehm, door Cath.
Bruining. Onze Leestafel.
Groot Nederland, Aug. 1905 : Cyriel Buysse,
Het leven van Roieke van Dalen. II Carel
Scharten, Holland. C.P. Brandt van Doorne,
Uit de Gis, I. Literatuur: Volker, Verzen.
Albert Rehm, De tuin der Muzen.
Biblografie.
De Beweging, Aug. 1905: Dichters Nacht
gezang, door Alb. Verweij. Santosen Lypra.
door F. van der Schaaf.?Een minnezaug, door
Frederik van EedenJ Madame de Staels
Corinna, door J. Koopmans. Een crisis van
impotentie, I, door mr. P. J. Troelstra.
Boekbeoordeeling: dr. K. Krogh. Tonning,
Hugo Grotius, J. Koopmrns.
Vragen ran den Dag, Aug. 1905 : I. G. W.
Steil wagen, Napoleon I en mad. de Stael,
H. J. de Bruine, De verhouding tusschen leger
en staat in Nederland, voorheen en thans, slot.
Uithooren van de bijen in een korf. B.
van Hage, Iets over de werkingen van den
bliksem en het bliksemgevaar. R. H. Her
wig, Coöperatie in het landbouwbedrijf van de
Groninger veenkoloniën. Dr. H. van Wijck,
De physologische invloed van het weer.
Huwelijkskansen der vrouwen.
Bibliographie. Van maand tot maand :
Schopenhauer's pessimisme, door
dr.WrjnaendtsFrancken.?De invloed van den geest op het lichaam
en van het lichaam op den geest, door prof.
Dubois.
De vrije Tribune, afl. 7, 15 Juli '05 : J.
Tersteeg, Een misverstand. Jan Eelen, Uit
Herfstgeluiden". Karel v. d. Oever, De
verdronkene jonkvrouw.?? FernandToussaint,
Lamento. Reimond Kimpe, Een broisken
proza. E. Schallinck, De toestand na de ver
kiezingen. Boekbeoordeeling.
Taal en Letteren, afl. 7, 15 Juli '05 : Russische
volkszangers, door N. v. Wijk. Nederlandse
volksboeken, door P. L. van Eek Jr.
Boekaankondiging : Het Nederlands der Deensche
An illen. Bijdrage tot de geschiedenis der
Nederlandse taal in Amerika, door H. Loge
man. Stichtelijke verzen van Jan Luyken,
door C. d. V. Stijn Streuvels, Dorpsgehei
men, door A. G. Kleinigheden, Yankee. ?
Inhoud van tijdschriften. Nieuwe boeken.
Europa, afl. 8 : J. Lijsten, Lize's ontwaken.
E. Massie en F. Dijke, Znster Anna. Bernard
Shaw, Cashel Byron's beroep. Cenatos, Een
boekenpraatje. Dr. E , Populair wetenschap
pelijk overzicht.
De Hollandsche Revue, 25 Juli '05: F. M.
Knobel, Min ster-resident en konsul-generaal
van Nederland in Perzië, genoemd voor het
konsulaat-generaalschap in de beide vroegere
Z.-Afrik. republieken.
Wereldge-chiedenis. Belangrijke onderwerpen : Modern
koperwerk van Pool (?Onder den Sint
Maerten"). De duivenpost. Schets van kleine
woningen. Hoe don bliksem onschadelijk te
maken. De Kinderwetten. De
Nederlandsche volksboeken. Karakterschets : Dr. N.
Oldenboom. Revue der tijdschriften. Het
boek van de maand : Kleiarbeid. door M. J.
Langevrfd. De Boekentafel: Juli overzicht
van nieuwe uitgaven en herdrukken in Ne
derland.
De aarde en haar rotten, No. 35. Hoofdblad:
Bij de witte stammen in het zuiden van Annam
Naar het Fransch van kapiteiu Cupet.
Bij blad: Het oude Loo. ? Betreurd
natuurschoon. ? Beetsterzwaag en omstreken !
Naar Zuid-Limburg. Boos wér op mooie
plekjes. ? Wel tantalizeerend! Leve de
electrische tram !
De Jonge Kunst, No. 3 : Kunst in alles, door
K. van Leeuwen De symbolische beschil
dering der kerkgebouwen, dooj Jac. Pb.
Wormser: Eenige der laatste aankoopen van
het Nederlandsch museum voor geschiedenis
en kunst te Amsterdam, door H. Ellens. Het
teekenonderwijs op de lagere school. Plaat
van J. Mendes da Costa. Artistiek eigendom.
Mededeelingen.?? De Hamburgsche
teekeumethode, door H. Hana. Ledenlijst.
Berichten.
De Levende Xatuur, afl. 4 en 5. Afl. 4 : Nacht
geluiden, door Frederik van Eeien.
Bernagie, door M. Kramer. Ornithologische reis
herinneringen, door Snouckaert. Wandelin
gen om Utrecht, door Joh. de Zwerver.
Helvella, door J. P. Thijsse. Imkeren, door
C. H. J. Raad. Eenige jaren bij de tabak in
Deli, door Faukeh. Vragen en korte
mededeelingen.
All. 5 : Na de biologische tentoonstelling,
door E. Heirnans. Dwars over de Veluwe,
door J. Allen. Ornithologische reisherinne
ringen, door Snouckaert. Een mooie bloem
voor den biologischen tuin, door E. Heimans.
Wan lelingen om Utrecht, door Joh. de
Zwerver. Kruis- of zelfbestuiving, door J. A.
Lodewijk Jr.?Eenige afwijkingen van Lolium
Perenne, door J Jansen en W. H. Wachter.
Imkeren, door C. H. J. Raad. II. Vragen en
korte mededeelingen.
Vlaanderen, Aug. 1905 : Perelierken en
Ginneginnekjen, door Karel v. d. Oever, Verzen,
door Constant Eeckels. Terug bij moeder,
door Constant Eeckels. De vijand, door
Léonce du Catillon.?Vlaanderen's landbouw,
door Lod. de Raet. Haimwee, Een bundel
vejzen van Constant Eeckels, door Herman
Teirlinck.
Eigen Haard, No. 31: De bloesem, door
J. Eigenhuis, IV. Een prachtwerk, met
afb. (Slot.) Jong meisje, naar de schilderij
van J. J. Henner. J. J. Henner f. Met
motorfiets en camera door Nederland, met
afb. De Apeldoornsche feesten, met afb. ?
De Vogelaar", door J. S., met afb.?Ver
scheidenheid. Feuilleton.
De QUW on de Tentoonstelling te Luit
Mijn doel, met dit artikeltje, is minder te
wijzen op hetgeen de vrouw kan interessee
ren te Luik of op de plaats aldaar ingenomen
door de vrouwenwereld, dan wel op de wijze
waarop de Luiksche tentoonstelling in het
licht wil stellen hoe tegenwoordig in Belgi
door het officieele of particuliere initiatief
gezorgd wordt voor de vrouw.
Interessants voor de vrouw biedt anders
de Luiksche tentoonstelling genoeg: ik hoef
er wel niet op te wijzen dat, waar Frankrij k
in de groote hallen met haar 100,000 vierk.
meter oppervlakte er alleen 15,000 inneemt,
er aldus slechts 85,000 overlatende aan de
32 overige staten die er vertegenwoordigd
zijn en aan Belgiëzelf, er hier heel wat won
deren te zien zijn op het gebied der mode
alsook op dat drr goud- en zilversmederij,
der diamant- en juweelnijverheid, der par
fumerie en over 't alpemeen der nijverheids
takken welke ten dool hebben het vrouwelijk
toilet op te drijven tot een wezenlijke kunst.
Ik bezit trouwens niet de noodige bevoegd
heid daartoe, en u te détailleeren waarin de
schoonheid of de verdienste bestaat van de
wonderen hierheen gezonden door de groote
Par'y'sche of Brusselsche faiseurs"
modistes, en'.., neen, ik probeer het He ver niet.
Wel echter wil ik bijvoegen dat de fraaie
vitrines in menig opzicht een feest zijn voor
het oog, voor een leek alreeds en met veel
meer grond derha've voor de dames welke de
tentoonste ling zullen bezoeken.
Doch, zooals ik zeide, daarover wil ik het
niet hebben.
Het Palaüde la Femme, waarvan ik u zou
spreken, draagt een veel en toch
nietszeggenden naam. Wie belang stelt inden strijd tot
het verbeteren der sociale positie der vrouw,
moge echter dit Paleis" niet ongezien laten.
Het ligt dit ten behoeve van de bezoeksters
der tentoonstelling in het Parede
l'Acclimation, een de vier gro&te terreinen ingeno
men door de Luiksche World's Fair.
Het Palais de la Femme staat onder de hooge
bescherming der regcering, meer bepaaldelijk
van prinses Elisabeth van België.
Het doel der orgauisatrices was in de eerste
plaats een overzicht te geven van de bedrij
ven welke tegenwoordig door de vrouw kun
nen worden uitgeoefend, tevens een overzicht
van de officieele en particul .ere bezorgdheid
voor de vrouw.
Geheel deze tentoonstelling beperkt zich
tot Bel ;ië, dit om redenen Wrlke voor de hand
liggen. Waar de 11' f, met betrekking tot een
enkel land dat in den strij l voor de ophef
fing der vrouw niet eens in de voorste ran
gen staat, reeds ui'gebreid genoeg is om een
ruim lokaal a's dit te vullen, drong zich
beperking noodzakelijk op.
Drie afdeelingen zijn te onderscheiden in
het Palais de la femme:
De eerste begrijpt de rak- en huishoudscholen
(ecole.it professiijnelles en coles menagères) voor
meisjes.
Belgiëtelt tegenwoordig 296 coles et classes
ménayères, 5 ateliers d'apprentissage 4 cours
proftssiijnnels en 54 coles professionnelles.
In 't geheel dus 359 inrichtingen, welke
ten doel hebben de toekomstige huisvrouw
voor te bereiden tot de rol, welke zij weldra
zal hebben te vervullen in het gezin, of haar
de noodige vakkennis te verschaffen om haar
den strijd om het leven te vergemakkelijken.
Geen beter voorstelling kon men geven
van onze vakscholen dan door ze aan 't werk
te toonen. Hier kan men dan ook getuige
zijn van al wat onze meisjes tegenwoordig
op de huishoudschool kunnen leereu: eenige
der leerlingen knippen of naaien, andere
verstellen ; terwjjl er een paar voor de
waschtobbe staan en in een ander hoekje het
gewaschte goed gestreken wordt. In de ruime
keuken, waar alles blinkt en schittert van hel
derheid, wordt des morgens kookles gegeven.
Een volgt-nde afleeling brengt ons op het
gebied van den arbeid. Zie hier vooreerst
een en ander met betrekking tot vrouwelijke
kunstnijverheidstakken, zooals het borduur
werk op goud en zijde, het schilderen op
satijn, fluweel en hout. Ook van het ver
vaardigen van het zoogenaamd gedreven
leder" of cuir rejioussé" kan men hier ge
tuige zijn. Smaakvolle kasten langs de wan
den bevatten in dit opzicht veel
bezienswaardigs.
Voor dit vak mocht het comitézich ver
heugen in de medewerking van tal van dames,
die zich enkel uit liefhebberij toeleggen op
de bedoelde vakken en erin toestemden het
overzicht te volledigen, zonder bijbedoeling
van te onderwijzen.
Wij krijgen verder een overzicht van de
onderscheiden bedrijven, welke in Belgiëdoor
de vrouwen worden uitgeoefend. Al de hier
aanwezige arbeidsters, welke haar handwerk
uitoefenen onder het oog van het publiek,
behooren tot de particuliere industrie.
Gij vindt er achtereenvolgens de
kantwerksters, een nijverheidstak welke grootendeels
tot Vlaanderen behoort, de borduursien, de
bfoemeitmaaksters, de machinebreixters, de
borduursters op goud, de handschoenmaaktters,
knipsters en modenaaisters, de hoedenrlechtsiers,
een zeer bloeiende industrie in België, n.l.
in de vallei der Jeker (prov. Limburg), de
SmyriimMiiimiiimiiiiimuiiiiiiiiiiiitiiMii
40 cents per regel.
MiiiiniiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiii
ECHT VICTORIAWATER.
Oberlahnstein.
iiiiinij
Normaal-Onderkleeding
Prof Dr G.
^ Eenige
Fabrikanten
W.BengerSöhne
Stultgarf
(Hoofddepót te AMSTERDAM: Kalverstraat 157
K. F. DEUSCHLE-BENGER.