De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1905 6 augustus pagina 4

6 augustus 1905 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DEAMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 14C7 die ?waarschuwt tegen drankmisbruik doet aanklagen van moord op de schuldeiser en gevolgd wordt door een allergeweldigste wroeging die tot erkennen van eigen schuld brengt.(B«r de kaanvoor de tweede maat kraaide); angit voor bijeen geschraapt geld die de boer z'n geld bij nacht doet opgraven in het land en hèin slachtoffer doet worden van een vagebond die hem eenvoudig worgt (Boer en Vagebond); woeste familieveten tussen kontrasten in levens opvatting, die op moord en doodslag uitlopen (Heuvelingen en Laaglanden); hebzucht die tot moord, moord die tot vlucht en ondergang leidt (De dooder); en dan temidden van al die krachtuitbarstingen de droeve dood van De oude Doris", wiens vrouw stierf en met haar dood zrjn reden van bestaan wegnam en de sombere Ondergang" van heel een streek-bevolk in g tengevolge van een hagelslag. Zie daar in 't kort aangegeven welke motieven deze schrijver tot schrijven dreven. Ieder denkt hier natuurlik bij aan Streuvels, maar er is bij overeenkomst groot verschil. Streuvels is ook lang niet altijd wat wij realist noemen; daar komen arbeidersmensen, voor in een idylliese toestand, die dadr wel evenmin als hier werkelikheid zal zijn (Lander en Eia) en zucht tot het reusachtige, buiten alle menselike verhoudingen blijvende die doet denken aan reuzedoeken als die van Rubens, Jordaens of later Wiertz; welnu ook hier vindrn we zulke dingen als die strijd tussen Heuvelingen en Laaglan Iers, waarbij men denkt: maar is er geen polietsie in dit land; in De dooder" vestigen zich plotseling in een streek van verre op karren komende mensen, zodat men, als ze niet van onze trjd waren, zou denken aan de volksverhuizing van de oude Ger manen; in Eer de haan voor de tweede maal kraaide" krrjgen we een gevoel van hoe is 't mogelik l" als de knecht zonder enige blijkende vijandelike gezindheid de schuldeiser van z'n boer vermoordt, alleen om z'n eigen boer de schuld te kunnen geven. Dat en de voorliefde waarmee het boerevolk geschilderd wordt is de overeenkomst tussen Streuvels en Van Assche, maar er is verschil: Streuvels is rijker van taal, van opmerkingsgave, van gevoel. Van Assche werkt telkens weer met dezelfde kleuren: er gaat b.v. bijna geen stuk van de tien voorbij zonder uierzware koeien", ook als het epitheton ornans niet te pas komt als b.v. in Boer Dag-en-Nacht": Op den vergevorderden nanoen van een grijzen Octobe-idag stond Vlegels, de handen steunend op een stok, aan te leunen tegen den ruigen en ommosten stam van een linde, bruin en geelbladrig opkruinend vóór het neerhof zijner hoeve.., Kondom onder de uitgezakte grijze lucht, graasden nog uierzware koeien, waarvan er soms een den zwaren kop opstak star-starend, den muil slijmdruipende, om dan eene langgerekte klacht over 't wegster vende licht uit te beurelen of te roepen op den koeier voor de warme rust in de stallen". In den regel zal als 't licht wegsterft de koe niet meer uierzwaar zijn en bovendien in dat wegstervende licht zal eer iets anders het kenmerkende zijn van de koe. Zo is het ook hier: ,,'i Hoorniee doezelde weg in nei-elaluiers, waaruit de vetossen en u'erdikke koeien, die den zomernacht in de weiden doorbrachten, som? alleen no^ staken met de krachtig-geteekende koppen of de bonkige schoften". En dat is het juist wat telkens opvalt Bij ieder huis bijna ontmoeten wij hetzelfde: '?Knoestige appelaar" (S), knoestige-kromme appelaars met forsige' takken" (20), waarin knoestige dikatammige appelaars hun krom mende takken webbe uitwrongen" (waar, bij die we'ibf, dunkt mij dat werkwoord uitwringen ook niet past) (79-80), onder de uiteengewrongen takkenwebba van krommende knoestige appelaars" (120); en zo wordt dat iets stereotieps evenals bij die koeien ; zo is het meer, b.v.met het smullen dat vaak indezelfde bewoordingen beschreven wordt en dus op den duur niet meer de indruk maakt, die bij lezing van n schets ontvangen wordt. Er is dan in zekere zin iets onwaars in; on waar is b.v. ook dit: koppige Verdonck (82 vlg) leeft in onmin met een vroeger bevriende buurman en onwillekeurig welde, (op een goeie dag)... de oorsprong hunner vete, van bun boeren wrok, in zijn geheugen op." We moeten ons dus hem voorstellen mijmerende over wat er gebeurd is. Iets verder zegt de schrijver: Zoo redeneerend in zich zei ven dacht Verdonck aan den dag hunner vijand schap" en dan volgt de beschrijving van wat er gebeurd is, zo als Verdonck het zich denkt, niet waar 1 B.v. De lieve lente was zeer vroeg in 't land gekomen en haar zoele adem had alom gras en graan en andere planten welig doen opschieten. Kriekelaar en perelaar, ook per zik- en abrikozeboomen, zij hadden niet ge leden door Aprilsche grillen en nachtelijke koude, en over de takkenwebbe der kroinknoestige appelaars (daar zijn ze weer, J. B. S.) in den wijden boomgaard van Verdonck, was als een rozige en lilakleurige sneeuw neergedonsd", volgt de beschrijving hoe ze daar voor de herberg zaten; zij hadden hun fijn laken zondagspak aan. Spiegelblinkend waren- hun laarzen gepoetst en hun witte hemdsboord stak omhoog tot aan de kin. De zwartzijden pet, in punt opgetrokken, stond met de klep op een oor geschoven. Hun pezige handen rustten op den knop van hun mispelaren stok" enz. Op zich zelf wel juist, maar niet passend in het denken van Verdonck, evenmin als de natuurbe schrijving die er op blz. 89 op volgt. De schrijver is dan het slachtoffer van z'n eigen talenten, laat zich meeslepen door z'n gevoel voor de natuur en vergeet dat hij de waarheid te kort doet. Zo is de natuurbe schrijving in al z'n uitvoerigheid en waarheid afdalende tot de kleinheden van het insekteleven nu juist niet nodig als er sprake is van de ondergang van veldgewas door hagelslag. Hoe meer iemand zich indenkt in het zieleleven van z'n personen, des te minder zal zo iets voorkomen; des te minder zal het stereotiepe woord gekozen worden, des te minder zal er gebruik gemaakt worden van die massa beschrijvende, forse woorden, die de lektuur van Marcus en Theus op den duur wat vermoeiend maakt. Een orkest dat alleen uit zware instrumenten bestond zou onmogelik aan te horen wezen; daar moeten de fijnere geluiden de zwaardere vervangen of afwisselen. Schilderijen in gloeiend rood, schel geel, fel groen, schril blauw vermoeien, al is onze eerste gedachte ook soms: die schilder is een kracht, die kan goed wor den". Het weemoedige dat er over de oude Doris ligt doet aangenamer aan op den duur en is ook meer in overeenstemming met de natuur, die geen schrille kleurtegenstellingen kent. Maar... met dit boek vol kleur en gloed voor me twijfel ik niet, of bij verdiepen van 't eigen leven, bij groei van eigen denken, zal de schrijver ook iets meer zien in het boerebedrrjf ja in 't hele volksleven, dan wij hier te zien krijgen. Hjj zal vertellen van het gewone. Hij zal begrij pen dat er buiten brandstichters, gierigaards, zuipers en vreters, buiten de hartstocht mensen onder z'n Vlaamse boeren en boerinnen, burgers en burgeressen, nog wel meer valt op te merken, dat de moeite waard is om te vertellen. Ik hoop de heer Van Assche dan weer te ontmoeten op de markt van onze letterkunde. Haarlem. J. B. SCUEPERS. Geschiedenis der Universiteitsbibliotheek te Leiden, door dr. P. C. MOLHUYSEN. Met 21 afb. Leiden, A. W. Sijthoff, 1905. De schrijver, Conservator v. handschriften bij die bibliotheek, heeft met de uitgave van deze schets een nuttig werk verricht. Wanneer het toch waar is en niemand zal dit betwijfelen dat eene groote open bare bibliotheek een spiegel is van de ver schillende studiën eener volksbeschaving, een monument opgebouwd uit de bestanddeelen van het leven der kunsten en wetenschappen, gelijk het zich van de eene tot de andere eeuw openbaarde in het land en in de plaats van hare vestiging, dan ligt de waarde van, het motief tot het beschrijven van hare lot gevallen geheel voor do hand. Gedeeltelijk bewoog de schrijver zich op begane paden : Siegenbeek, Schotel, Suringar en Rogge zijn hem voorgegaan in het te hoek stellen van de Leidsche bibliotheekgeschie denis in verkorten vorm. Maar hij kwam hun arbeid aanvullen, verbeteren en met onuit gegeven bronnen toelichten. Op die wijs heeft zijn werk voor den man der wetenschap blij vende waarde verkregen. Het boekje is in twee hoofdstukken ver deeld waarvan het eerste de eigenlijke ge schiedenis, het tweede de techniek beschrijft, welke te Leiden gevolgd wordt bij catalogi seer- en practischen bibliotbeekarbeid. Beide hoofdstukken worden door talrijke kijkjes in de bibliotheekzalen en door gezichten van het gebouw in verschillende tijdperken toe gelicht en verduidelijkt. De Leidsche universiteitsbibliotheek, in naam de oudste van ons land, is inderdaad jonger dan haar Utrechtsche zuster, welke van Februari 1584 dateert. Dr. Molhuysen beschouwt den 31 Oetober 1587 als den dies natalis der Leidsche biblotheek, vervolgt daarna de lijn harer ontwikkeling onder het bestuur der verschillende bibliothecarissen tot omstreeks het jaar 1850, toen het bestuur der instelling organisatieplannen voorbe reidde. Het is van algemeene bekendheid dat de uitgebreide verzameling handschriften van. groot klassiek-philologisch belang, welke de Leidsche bibliotheek al heel spoedig wist te verwerven en te doen aangroeien, op hare ontwikkeling van overwegenden invloed is geweest, daar zij de richting vaststelde, waarin zij zich zou bewegen en steeds een bepaalden stempel heeft gedrukt op het geheel der bibliotheek. Voor de literatoren zijn dan ook de hier medegedeelde bijzonderheden over de aan winsten en de samenstelling der verworven handschriftenverzamelin^en van in 't oog vallend belang. Vermakelijk is het te ver nemen op welke slinksche wijzen en wegen sommige geleerden van die dagen zich hand schriften of boeken wisten toe te eigenen uit openbare boekerijen en hoe andereu elkaar bij koop of verkoop trachtten beet te nemen. Menckenius, zou, hadde hij zijne Charlatania eruditorum" in onze dagen op te stellen, menig staaltje uit dit hoofdstuk aan zijn werk hebben kunnen toevoegen. Het mag een gelukkig verschijnsel heeten, dat de onkunde en onverschilligheid inzake het beheer, het nut en de werking van groote openbare verzamelingen, voor kunsten en wetenschappen, gelijk bibliotheken en archie ven, tot voor weinige jaren ten onzent maar al te zeer in zwang, beginnen plaats te maken voor belangstelling en waardeering. De ken nismaking met het boekje van dr. Molhuysen kan het hare bijdragen om. in meer uitgebreiden kring de aandacht te vestigen op den heilzamen invloed, dien groote, w^l ingerichte bibliotheken, gelijk de Leidsche, kunnen uitoefenen op allen, die zich op studie toeleggen in het algemeen, als op weten schappelijk gevormden in 't bijzonder. J. F. VAX SOMEREN. Utrecht, 25 Juli 1905. BÖEKAANKONDIGING. Bordaurpatronen door G. W. D en W. D. 2e en 3e serie. Uitgave Scheltema en Holkema's boekhandel, Amsterdam. Een tweede en derde bundeltje der leuke voorbeelden met den kruissteek van de hand des heeren Dijsselhof zijn weder verschenen. Die initaleu W. D. aan den titel toege voegd wijzen niet onduidelijk op de mede werking van mevrouw Dijsselhof, wier naaldwerken op de Haarlemsche tentoonstelling zoo aller aandacht trokken en verdienden. Dit tweede en derde bundeltje zitten weer vol van de leuke humor, die Dijsselhofs eerste kinderboek illustraties reeds kenmerk te: de historie van Duimelot of die vanden oliphant, Het is natuurlijk de dierenwereld, die hij aan ons voorstelt: de deftige hanen, de pik kende kippen en vliegende kuikens, de sta tige zwanen en de onnoozele eendjes, de ganzen en goudfazanten, en dit alles zoo goed getypeerd ondanks het hoekige, waar de ruitjespatronen als van zelf toe d .vingen. en waar de moeilijkheid, het karakter goed te behouden, aanmerkelijk grooter is, dan men oogenschijnlijk zou vermoeden en slechts geschat kan worden door hen, die het zelve beproefd hebben. En dit eigenaardige van ieder beest heeft Dijsselhof er uitstekend in weten te houden: het zware logge, goedmoedig sukkelende van den beer, de kleine nieuwsgierigheid van de muis, die zich op haar achterste pooten opricht en de neus in de hoogte steekt, de rustig afwachtende houding van den hond, die klaar staat, den indringer aan te blaften. En waar hij zijn motieven tot geheele com posities verwerkt, daar verlaat zijn zucht tot het komische hem geen oogenblik, en zet hij een drietal Samojeden hoog in hunne kragen gedo ken in een slede door rendieren bespannen, en laat hij de landman met vaste hand den ploegstaart besturen, en het paard leiden, dat met regelmatigen tred voren in den akker zal trekken; of voert ons den circus bij Renz of Carrébinnen, waar de wijd^ebroekte clowns hunne equilibristische toeren op het paard vertoonen, op eikaars hoofd balanceeren of een salto mortale in de lucht maken, of hij brengt ons naar de vreedzame heide, waar de herdersjongen onder een boom gezeten de liefelijkste toonen aan zijn dwarsfluit ontlokt, terwijl zijn schaapjes rustig grazen en zijn trouwe hond de wacht houdt: König ist der Hirtenknabe Grüner Hügel ist sein Thron. Ik geloof niet, dit ik zeer ver van de waar heid af ben, als ik de medewerking van mevrouw Dijsselhof moet zoeken in de bladzijden aan de plantenwereld ontleend; haar liefde vooral voor die kleine bloempjes, die zoo veracholen tussch en het gras opschieten, en die een tuinman met verachtelijk gebaar als onkruid^kwaliflceert, was zeer merkbaar op haar geborduurd scherm en hare proeven van bladwijzers. Thans heeft zij het min of meer naturalistische moeten laten varen door de meer afgebakende techniek der kruis steekjes; dat ook hierin wel iets te bereiken is, bewijzen hare randen, niet kleine peul plantjes onderbroken door vlindertjes, die een welkome aanwinst zullen blijken vpor hen, die in kunstnaaldwerk iets meer willen dan de patronen, waarmede Duitsche handwerkfirma's nog steeds de wereld o verstroomen. Zij zullen in deze twee nieuwe boekjes voor klein en groot" weer een schat van motieven vinden, die met eenig vernuft of leiding tot tallooze toepassingen kunnen voeren, die voor de jeugd de bekoring van het komische zullen dragen en voor degrooten den ernst van de decoratieve grondbeginselen, waarop deze versieringen berusten. R. W. P. DE VRIES Jr. Docurnents classes de l'art dans les PaysBas du Xme au XIXme siècle, recueülis par A. \V. WEISS.MAN reproduits par H. Kleinmann & Co. Ziet hier een oude bekende, die weder nieuw levan gekregen heeft, de loffelijke arbeid van J. J. van Ysendyck voortgezet door den heer A. W. Weissman. Het werk van Van Ysendyck, we mogen het als bekend beschouwen, die reproducties naar bouw en beeldhouwwerken, naar voort brengselen der nijverheid en ambachtskunst, uit de tijden, dat kunst en ambacht nog nauw verwant waren, en nu zullen we hier een vervolg op krijgen, juist thans waar men zoekende is de samenhang, die eertijds kunst en handwerk onafscheidelijk van elkaar maakte, in eigen werk weder te doen herleven. En hiertoe helpen geen neue Formen" geen Kunstgewerblicher Vorbilder", neen slechts datgene, wat door jaren stand ge houden heeft, .wat een zeker cachet aan een kunstperiode gegeven heeft, wat aan tijden van ambachtsbloei zijn ontstaan dankt. Het is d.m ook eun'gelukkig denkbeeld geweest, deze uitgave van wijlen den heer Ysendyck weder op te vatten en de schoon heden, die ons land eenmaal groot gemaakt hebben in beeld bijeen te brengen tot studie en voorbeeld van hen, die de versierende kunsten beoefenen. En het verwondert ons niet, dat de heer Weissman dezen arbeid ondernomen heeft; aan zijn uitgebreide kennis der kunsthistorie paart hij een aangeboren smaak, die hem uit den ruimen voorraad het schoonste doet kiezen, en geleid door den speurzin van den ver zamelaar, weet hij, waar de beste specimen te vinden zijn. Waar de heer Weissman zóó zijn niet te gering te schatten krachten verleende tot het welslagen van deze onderneming, daar heeft de firma Kleinmann niet minder aandeel in onze waardeering, want zonder diens uitstekende lichtdrukken, zouden wij helaas nog weinig gebaat zijn; maar juist deze samen werking heeft geleid tot een waardige opvolger van de ocuments classes dans les Pays-Bas. De eerste aflevering, die thans voor ons ligt, geeft afbeeldingen van het aan veten bekende stadhuis in Franeker, het prachtige Koorhek te Enkhuizen, den preekstoel uitdeSt. Bavo te Gent, de brug Van het kasteel Heemstede, een aardig geveltje uit Leeuwarden en. een zeer mooi zeventiend'- eeuwsch linnenper^je in eiken en ebbenhout, waaruit blijkt, hoe de heer Weissman zijn taak in den geett van Ysendijck's uitgave heeft opvat. Een viereu-twintig tal afleveringen van telkens zes platen, is de voorloopige opzet van dit werk, en bij de schatten, die in musea en particuliere ver zamelingen berusten, bij de merkwaardige oude gebouwen, die men nog in vele onzer steden vindt, twijfelen we niet, of deze vieren-twintig afleveringen kunnen genoeg schoons bevatten, om het werk voor een ieder be geerlijk ta maken, en tot een heerlijke aan winst van elke kunstnijverheidrbibliotheek, ten dienste van hen, wier middelen het aan schaffen van prachtwerken niet toelaten. R. W. P. DE VRIES Jr. Efn verstrooid recensent Mijnheer de Redacteur! Ik weet dat het vooralsnog niet aangaat een recensent voor zijn werk ongeschikt te verklaren omdat hem het fijne faalgevoel ont breekt. Maar wanneer een beoordeelaar, zooals de heer Van Hulzen heeft gedaan, in De Amsterdammer van 30 Juli 11., tot principieele uiteenzetüng, de drie eerste zinnen van een boek aanhaalt, en hij copieert den tweeden zin foutief en baseert zijn beschouwing op die copieer-fout, en hij copieert den derden zin óók foutief, en copieert ten slotte dien zelfden derden zin nog weer eens anders foutief, en toont daarbij de zér eenvoudige beteekenis van dien zin niet gevat te hebben wordt het dan niet zachtjes-aan tijd, mijnheer de liedacteur, dien recensent de veder uit de tegenstribbelende vingers te nemen en hem aan een ander werkje bij uw veelgelezen blad te zetten, mits natuurlijk niet aan de correctuur? U dankzeggend voor de plaatsing, Walden, Uw dw., 31 Juli 1905. F. VAN EEDEN. Inhoud van Tijdschriften. XXe, Eeuw, Aug. 1905 : In 't Hippodroom, door G. van Hulzen. Denken en werkelijk heid, door prof. G. J. P. J. Bolland. Polder kroeg, door Piet van Assche. Schooier Schroksken, door Edmond van Offel. Buitenlandskh staatkundig overzicht, door Chr. Nuys. Onze Eeuw, Aug. 1905: Werkelijkheid, door Ignatia Lubeley. Uit Spanje, door mej. C. M. Vissering. Het bestuur der groote gemeen ten, door mr. J. H. Valckenier Kips. Uit de memoiren van Wilhelmine van Pruisen, door E. D. Baumann. Folke Rehm, door Cath. Bruining. Onze Leestafel. Groot Nederland, Aug. 1905 : Cyriel Buysse, Het leven van Roieke van Dalen. II Carel Scharten, Holland. C.P. Brandt van Doorne, Uit de Gis, I. Literatuur: Volker, Verzen. Albert Rehm, De tuin der Muzen. Biblografie. De Beweging, Aug. 1905: Dichters Nacht gezang, door Alb. Verweij. Santosen Lypra. door F. van der Schaaf.?Een minnezaug, door Frederik van EedenJ Madame de Staels Corinna, door J. Koopmans. Een crisis van impotentie, I, door mr. P. J. Troelstra. Boekbeoordeeling: dr. K. Krogh. Tonning, Hugo Grotius, J. Koopmrns. Vragen ran den Dag, Aug. 1905 : I. G. W. Steil wagen, Napoleon I en mad. de Stael, H. J. de Bruine, De verhouding tusschen leger en staat in Nederland, voorheen en thans, slot. Uithooren van de bijen in een korf. B. van Hage, Iets over de werkingen van den bliksem en het bliksemgevaar. R. H. Her wig, Coöperatie in het landbouwbedrijf van de Groninger veenkoloniën. Dr. H. van Wijck, De physologische invloed van het weer. Huwelijkskansen der vrouwen. Bibliographie. Van maand tot maand : Schopenhauer's pessimisme, door dr.WrjnaendtsFrancken.?De invloed van den geest op het lichaam en van het lichaam op den geest, door prof. Dubois. De vrije Tribune, afl. 7, 15 Juli '05 : J. Tersteeg, Een misverstand. Jan Eelen, Uit Herfstgeluiden". Karel v. d. Oever, De verdronkene jonkvrouw.?? FernandToussaint, Lamento. Reimond Kimpe, Een broisken proza. E. Schallinck, De toestand na de ver kiezingen. Boekbeoordeeling. Taal en Letteren, afl. 7, 15 Juli '05 : Russische volkszangers, door N. v. Wijk. Nederlandse volksboeken, door P. L. van Eek Jr. Boekaankondiging : Het Nederlands der Deensche An illen. Bijdrage tot de geschiedenis der Nederlandse taal in Amerika, door H. Loge man. Stichtelijke verzen van Jan Luyken, door C. d. V. Stijn Streuvels, Dorpsgehei men, door A. G. Kleinigheden, Yankee. ? Inhoud van tijdschriften. Nieuwe boeken. Europa, afl. 8 : J. Lijsten, Lize's ontwaken. E. Massie en F. Dijke, Znster Anna. Bernard Shaw, Cashel Byron's beroep. Cenatos, Een boekenpraatje. Dr. E , Populair wetenschap pelijk overzicht. De Hollandsche Revue, 25 Juli '05: F. M. Knobel, Min ster-resident en konsul-generaal van Nederland in Perzië, genoemd voor het konsulaat-generaalschap in de beide vroegere Z.-Afrik. republieken. Wereldge-chiedenis. Belangrijke onderwerpen : Modern koperwerk van Pool (?Onder den Sint Maerten"). De duivenpost. Schets van kleine woningen. Hoe don bliksem onschadelijk te maken. De Kinderwetten. De Nederlandsche volksboeken. Karakterschets : Dr. N. Oldenboom. Revue der tijdschriften. Het boek van de maand : Kleiarbeid. door M. J. Langevrfd. De Boekentafel: Juli overzicht van nieuwe uitgaven en herdrukken in Ne derland. De aarde en haar rotten, No. 35. Hoofdblad: Bij de witte stammen in het zuiden van Annam Naar het Fransch van kapiteiu Cupet. Bij blad: Het oude Loo. ? Betreurd natuurschoon. ? Beetsterzwaag en omstreken ! Naar Zuid-Limburg. Boos wér op mooie plekjes. ? Wel tantalizeerend! Leve de electrische tram ! De Jonge Kunst, No. 3 : Kunst in alles, door K. van Leeuwen De symbolische beschil dering der kerkgebouwen, dooj Jac. Pb. Wormser: Eenige der laatste aankoopen van het Nederlandsch museum voor geschiedenis en kunst te Amsterdam, door H. Ellens. Het teekenonderwijs op de lagere school. Plaat van J. Mendes da Costa. Artistiek eigendom. Mededeelingen.?? De Hamburgsche teekeumethode, door H. Hana. Ledenlijst. Berichten. De Levende Xatuur, afl. 4 en 5. Afl. 4 : Nacht geluiden, door Frederik van Eeien. Bernagie, door M. Kramer. Ornithologische reis herinneringen, door Snouckaert. Wandelin gen om Utrecht, door Joh. de Zwerver. Helvella, door J. P. Thijsse. Imkeren, door C. H. J. Raad. Eenige jaren bij de tabak in Deli, door Faukeh. Vragen en korte mededeelingen. All. 5 : Na de biologische tentoonstelling, door E. Heirnans. Dwars over de Veluwe, door J. Allen. Ornithologische reisherinne ringen, door Snouckaert. Een mooie bloem voor den biologischen tuin, door E. Heimans. Wan lelingen om Utrecht, door Joh. de Zwerver. Kruis- of zelfbestuiving, door J. A. Lodewijk Jr.?Eenige afwijkingen van Lolium Perenne, door J Jansen en W. H. Wachter. Imkeren, door C. H. J. Raad. II. Vragen en korte mededeelingen. Vlaanderen, Aug. 1905 : Perelierken en Ginneginnekjen, door Karel v. d. Oever, Verzen, door Constant Eeckels. Terug bij moeder, door Constant Eeckels. De vijand, door Léonce du Catillon.?Vlaanderen's landbouw, door Lod. de Raet. Haimwee, Een bundel vejzen van Constant Eeckels, door Herman Teirlinck. Eigen Haard, No. 31: De bloesem, door J. Eigenhuis, IV. Een prachtwerk, met afb. (Slot.) Jong meisje, naar de schilderij van J. J. Henner. J. J. Henner f. Met motorfiets en camera door Nederland, met afb. De Apeldoornsche feesten, met afb. ? De Vogelaar", door J. S., met afb.?Ver scheidenheid. Feuilleton. De QUW on de Tentoonstelling te Luit Mijn doel, met dit artikeltje, is minder te wijzen op hetgeen de vrouw kan interessee ren te Luik of op de plaats aldaar ingenomen door de vrouwenwereld, dan wel op de wijze waarop de Luiksche tentoonstelling in het licht wil stellen hoe tegenwoordig in Belgi door het officieele of particuliere initiatief gezorgd wordt voor de vrouw. Interessants voor de vrouw biedt anders de Luiksche tentoonstelling genoeg: ik hoef er wel niet op te wijzen dat, waar Frankrij k in de groote hallen met haar 100,000 vierk. meter oppervlakte er alleen 15,000 inneemt, er aldus slechts 85,000 overlatende aan de 32 overige staten die er vertegenwoordigd zijn en aan Belgiëzelf, er hier heel wat won deren te zien zijn op het gebied der mode alsook op dat drr goud- en zilversmederij, der diamant- en juweelnijverheid, der par fumerie en over 't alpemeen der nijverheids takken welke ten dool hebben het vrouwelijk toilet op te drijven tot een wezenlijke kunst. Ik bezit trouwens niet de noodige bevoegd heid daartoe, en u te détailleeren waarin de schoonheid of de verdienste bestaat van de wonderen hierheen gezonden door de groote Par'y'sche of Brusselsche faiseurs" modistes, en'.., neen, ik probeer het He ver niet. Wel echter wil ik bijvoegen dat de fraaie vitrines in menig opzicht een feest zijn voor het oog, voor een leek alreeds en met veel meer grond derha've voor de dames welke de tentoonste ling zullen bezoeken. Doch, zooals ik zeide, daarover wil ik het niet hebben. Het Palaüde la Femme, waarvan ik u zou spreken, draagt een veel en toch nietszeggenden naam. Wie belang stelt inden strijd tot het verbeteren der sociale positie der vrouw, moge echter dit Paleis" niet ongezien laten. Het ligt dit ten behoeve van de bezoeksters der tentoonstelling in het Parede l'Acclimation, een de vier gro&te terreinen ingeno men door de Luiksche World's Fair. Het Palais de la Femme staat onder de hooge bescherming der regcering, meer bepaaldelijk van prinses Elisabeth van België. Het doel der orgauisatrices was in de eerste plaats een overzicht te geven van de bedrij ven welke tegenwoordig door de vrouw kun nen worden uitgeoefend, tevens een overzicht van de officieele en particul .ere bezorgdheid voor de vrouw. Geheel deze tentoonstelling beperkt zich tot Bel ;ië, dit om redenen Wrlke voor de hand liggen. Waar de 11' f, met betrekking tot een enkel land dat in den strij l voor de ophef fing der vrouw niet eens in de voorste ran gen staat, reeds ui'gebreid genoeg is om een ruim lokaal a's dit te vullen, drong zich beperking noodzakelijk op. Drie afdeelingen zijn te onderscheiden in het Palais de la femme: De eerste begrijpt de rak- en huishoudscholen (ecole.it professiijnelles en coles menagères) voor meisjes. Belgiëtelt tegenwoordig 296 coles et classes ménayères, 5 ateliers d'apprentissage 4 cours proftssiijnnels en 54 coles professionnelles. In 't geheel dus 359 inrichtingen, welke ten doel hebben de toekomstige huisvrouw voor te bereiden tot de rol, welke zij weldra zal hebben te vervullen in het gezin, of haar de noodige vakkennis te verschaffen om haar den strijd om het leven te vergemakkelijken. Geen beter voorstelling kon men geven van onze vakscholen dan door ze aan 't werk te toonen. Hier kan men dan ook getuige zijn van al wat onze meisjes tegenwoordig op de huishoudschool kunnen leereu: eenige der leerlingen knippen of naaien, andere verstellen ; terwjjl er een paar voor de waschtobbe staan en in een ander hoekje het gewaschte goed gestreken wordt. In de ruime keuken, waar alles blinkt en schittert van hel derheid, wordt des morgens kookles gegeven. Een volgt-nde afleeling brengt ons op het gebied van den arbeid. Zie hier vooreerst een en ander met betrekking tot vrouwelijke kunstnijverheidstakken, zooals het borduur werk op goud en zijde, het schilderen op satijn, fluweel en hout. Ook van het ver vaardigen van het zoogenaamd gedreven leder" of cuir rejioussé" kan men hier ge tuige zijn. Smaakvolle kasten langs de wan den bevatten in dit opzicht veel bezienswaardigs. Voor dit vak mocht het comitézich ver heugen in de medewerking van tal van dames, die zich enkel uit liefhebberij toeleggen op de bedoelde vakken en erin toestemden het overzicht te volledigen, zonder bijbedoeling van te onderwijzen. Wij krijgen verder een overzicht van de onderscheiden bedrijven, welke in Belgiëdoor de vrouwen worden uitgeoefend. Al de hier aanwezige arbeidsters, welke haar handwerk uitoefenen onder het oog van het publiek, behooren tot de particuliere industrie. Gij vindt er achtereenvolgens de kantwerksters, een nijverheidstak welke grootendeels tot Vlaanderen behoort, de borduursien, de bfoemeitmaaksters, de machinebreixters, de borduursters op goud, de handschoenmaaktters, knipsters en modenaaisters, de hoedenrlechtsiers, een zeer bloeiende industrie in België, n.l. in de vallei der Jeker (prov. Limburg), de SmyriimMiiimiiimiiiiimuiiiiiiiiiiiitiiMii 40 cents per regel. MiiiiniiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiii ECHT VICTORIAWATER. Oberlahnstein. iiiiinij Normaal-Onderkleeding Prof Dr G. ^ Eenige Fabrikanten W.BengerSöhne Stultgarf (Hoofddepót te AMSTERDAM: Kalverstraat 157 K. F. DEUSCHLE-BENGER.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl