Historisch Archief 1877-1940
No. 1467
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Het tegenwoordig stadhuis te
Amsterdam sedert de laatste
100 jaren.
I.
In het laatste historisch overzicht be
treffende Amsterdam's stadhuis (zie no.
kantoor respectievelijk verplaatst naar het
O.-Indisch huis en naar een gedeelte van
de Latijnsche school op den Singel. Noch
tans bleek weldra dat niet allebureau's
van de stedelijke administratie op het
oude Prinsenhof konden worden
overfebracht. De stads wisselbank bleef in
et oude stadhuis, en elders in de stad
Het zeekantoor na 1795.
1425 van dit blad) werd reeds vermeld
dat na de opheffing van de admiraliteit
in 1795, in het hoofdgebouw het bureau
van 's lands zeezaken gevestigd bleef, on
der den naam van het zeekantoor, en aan
de overzijde de administratie der
convooien. In het begin van de 19e eeuw
verkreeg het gewestelijk bestuur in de
zijgebouwen zijn bureau's, en zetelde er
ook een departementaal gerechtshof. In
welke lokalen deze colleges hebben ver
gaderd, is met zekerheid niet aan te wij
zen en de vraag schijnt dan ook van
minder belang. Eerst met het jaar 1808
verkrijgen wij zekerheid omtrent de be
stemming van het gansche emplacement.
In dit jaar toch wordt het door de over
heid en administratie der stad betrokken.
Gelijk bekend is, was deze occupatie het
werden andere stedelijke diensten onder
gebracht. De verhuizing schijnt met den
vereischten spoed geslaagd; op Maandag
l Maart werd de dienst in het nieuwe
stadhuis geopend. De kosten beliepen
ruim f 54.000, welke het volgend jaar
door het land aan de stad werden vergoed.
uit den donkeren tijd der Fransche
overheersehing, die op koning Lodewijks
bewind is gevolgd, biedt de geschiedenis
betreffende het stadhuis nog een droe
vige gebeurtenis ter vermelding. Fu de
tegenwoordige trouwkamer He klasse,
werd 1H Juni 1811, door een militaire
rechtbank, het vonnis geveld over drie
mannen, die met anderen beschuldigd
waren van deelneming aan verzet en
oproerïge beweging bij gelegenheid van
Ingang na 1S17.
rechtstreeksch gevolg van het besluit van
koning Lodewijk Napoleon, om zijn resi
dentie te Amsterdam te vestigen en het
stadhuis op den Dam tot zijn verblijf te
verkiezen. De komst des konings werd op
30 Januari aangekondigd, en daarbij werd
van wege den minister van
Binnenhmdsche Zaken tevens vastgesteld dat vóór
7 Maart daaraanvolgende de geheele
voorzijde van het oude stadhuis vooi
paleis moest zijn ingericht. De verhui
zing naar den Fluweelenburgwal moest
alzoo in n maand geschieden. In over
leg met den commissaris-generaal van
de marine werden het zee- en het
convooihet vertrek van de eerste slachtoffers
der Fransche conscriptie, in April te
voren. Do pleidooien van hun advocaten
poogden te vergeefs hun leven te redden
Den 14den Juni werden /ij op het Funen
gefusilleerd.
Meerdere jaren verliepen alvorens het
uitwendig aspect van het nieuwe stad
huis, sedert de installatie van de stedelijke
regeering, eenige wijziging onderging.
Eerst in 1817 werd de ingang verbouwd.
De oude poort van Hendrik de Keyzer
werd afgebroken, en in de plaats daarvan
kwam een ijzeren hok. Met de oude
poort vervielen tevens de aangrenzende j
gebouwtjes, zoodat sedert de ingang veel
breeder werd. Eerst in 18,15 maakte de
oude bouwerij aan den hoek van de
l'rinsenliof'steeg plaats voor het nog aan
wezige gebouw, waarin beneden de trouw
kamer -O klasse on boven sedert de
laatste jaren de afdoeling onderwijs is
gevestigd. Na 1SIÜmoet de bouwerij
in den hoek op het Zuidwestelijk deel
der plaats zijn afgebroken, die wij nog
vinden op de afbeelding van de plaats
in Witkamp's Amsterdam in Schetsen
'Je serie. Ook kreeg na dit jaar de ingang
van het Hoofdgebouw een bekapjiing.
In 1875 eindelijk had de verandering
van het Zuidoostelijk deel plaats aan den
Achterburgwal. Een aanzienlijke verbe
tering onderging do voorhal van het
Hoofdgebouw omstreeks 1881, door de
betegeling van den vloei' en den aanleg
van een marmeren trap.
De vestibule van de raadzaal onder
ging weinig verandering; alleen werd
de ingang in het laatst van de tachtiger
jaren gerestaureerd, doch het oorspron
kelijk aanzicht bleef vrijwel behouden.
Aan den wand van de soldering bevin
den >:ich de afgietsels van de bekende
10 gravenbeeldjes, waarvan de
origineelen, vroeger ten stadhuizo bewaard,
sedert 188S in het Kijksmuseum zijn
aoplaatst. In het college van het
Dagelijksch Hestuur was bij die verplaatsing
de wensch geuit om de oriiti rieden voor
de vestibule te behouden, doch gelukkig
vond het advies van den gemeente-archi
varis mr. de Hoever gehoor on werden
de afgietsels voor de vestibule bestemd.
De verdoeling der localiteit van deze
tage is nog in hoofdzaak dezelfde, die
Wagonaar ongeveer 17(ill vermeldt. Waar
nu de bodeukamer is van den burge
meester, was toen die van (Je admiraliteit.
De raadzaal zelve is omstreeks |S(>5
be1 ingrijk veranderd, liet gedeelte, waar
tegenwoordig het publiek en de pers zijn
gezeten, is er toen bijbetrokken. Tot op
dien tijd was dit stuk een afzonderlijke
Vestibule sedert issi.
kamer, waar volgens Wagenaar destijds
de admiraliteit hare afzonderlijke be
sognes hield. De vroegere, kleinere raad
zaal, eertijds de groote Raadkamer
van de Admiraliteit, had aan de West
zijde een zelfden schoorsteen of' schouw
als die, welke nog aan de Oostzijde aan
wezig is. Op het stedelijk museum zijn
de /uilen en het bovenstuk van dezen
schoorsteen bewaard.
De picturale opluistering van de raad
zaal heeft een zeer gemengd karakter.
.Men vindt in hoofdzaak daar vereenigd
een drietal zeer voortreffelijke schutter
en regentenstukkcn uit de 17e eeuw, van
Adriaan en Jn.eob Bakker en Elias
Pickenov, met de portretten van de drie
koningen en dat van prinses Mammie.
Een Msche Zaal" in het Rpsmnsenin.
L
Buiten den otlicieelen catalogus om heeft
de spraakmakende gemeente de
ontzaehwekkende ruimte van het Kijksmuseum volgens
eigen vinding afgedeeld in een Goudkamer,
een Admiralenzaal, een Kegentenzaal, een
Oranjezaal, enz. waarom nou een Indische
Zaal".hieraan niet toegevoegd mogen worden?
De groote plaats welke de koloniën in de
nederland^che staathuishouding innemen en
waarvan het GesammtbiM als 't ware in zulk
een zaal (of zalen) hevat zou kunnen worden,
het belang om al wat op die koloniën be
trekking heeft onder n gezichtsveld te
brengen zoodat terstond gevonden kan worden
hetgeen men zoekt, zouden allicht als argu
menten voor zulk een denkbeeld mogen aan
gevoerd worden.
Gezicht op de plaats omstreeks ISfiO.
Verdient het beeld van AVillem l, door
llodges geschilderd, stellig verre de voor
keur boven dat van \Villem 11 en prinses
Marianne, door Kruseman eti A\ ertz
in l'ieneman's conterfeitsel van
\Villom 111 kan men zien rot welk peil de
ot'ticieele portretkunst omstreeks de helft
van de vorige eeuw was gedaald. Het
vertrek naast de Raadzaal, waar de
burgemeester resideert, was eertijds de
kamer van den Uaad en Advocaat-fiscaal
van de Admiraliteit. Belangrijke oude
kunst van de 17e eeuw siert ook deze
plaats. \\ ij zien er een Van der l l f t,
Ijiniielbacli's bouwvan het oude stadhuis,
en een Saenredani van het jaar l (!."">". welk
schilderij, volgens besluit van
Thesaurieren, steeds in burgemeesters kamer
moet blijven haimen. Ken dergelijk be
sluit geldt ii'eliikki»' niet voor liet voor
naamste schilderwerk, dat in dat vertrek
sedert lS(il is geplaatst, n.l. Ferdinaml
Bol's reirentcn van het Lepro/.enhuis.
V.'in de kunst van dezen leerling van
Uembrnndt bestaat, naar het getuigenis
van Dr. Hofstede de < i root. nergens een
voortreffelijker specimen. Van daar dat
onxe vermaarde kunstcriticus liet betreurt,
dat do bewondering van de «eheelc wereld
wordt onthouden aan dit meesterwerk,
dat men overal elders een eereplaats in
een museum /nu ireven.
De geschiedenis der laatste jaren van
het ton'onwoordiii' stadhuis vermeldt ver
schillend*! bexoeken van vorstelijke per
sonen en staatshoofden. Onder de voor
naamste noemen wij dat van den Shah
van I'erziëin l SS!), en dar, van den
Duitschen Keizer in IS'.ll. De meest
geestdriftvolle ontvangst die velen zich
nou met weemoed herinneren, was die
van Paul Kruger op l!) December 1900.
AV. R. V.
Kaad:<aal na de vergroeiing
Bij de uitdrukking Gfatiniintbi/rl denk ik
aan een groot mozaiek, dat in zijn aaneenge
sloten en kleurig geheel een enkele voor
stelling vormt, waarvan de. onderdeden licht
zijn na te gaan. Het feit echter is, dat de
verschillende steentjes van dit mozaiek overal
door liet reusachtige gebouw verspreid zijn,
en dat de bezoeker maar zien moet hoe ze
in gedachte bijeen te passen. Voor landzaat
en vreemdeling wordt liet daardoor bezwaar
lijk eene klare voorstelling te bekomen van
hetgeen hier land en volk van ludiërepre
senteert; voor den navorsc.her staat het geval
nog slechter.
Ken korte vermelding van hetgeen het
museum aan koloniale merkwaardigheden
be/.it, moge doen zien wat de kern van zulk
eene verzameling zou kunnen uitmaken.
Reeds de schilderijen en portretten, die op
Indie betrekking hebben, -zouden te samen
gebracht eene ongemeene voorstelling vormen
van -Insulinde uit de dagen der . J. Com
pagnie, en eene ongemeene galerij van histo
rische personen uit die vroegere samenleving.
liet is echter waar dat de meeste dier schil
derijen geene meesterstukken zijn. Integen
deel; de portretten der gouverneurs-generaal
b.v. zijn slechte copiën zonder eenige ver
dienste en vormen eene verzameling
knoeikunst welke aan de hand van een ,,Maler
Kk'cksel" doen denken.
Men vindt hier, in liet (lostelijke Binnenhof,
de beeltenissen van acht en twintig gouver
neurs generaal der oudere linie bijeen, waar
van de makers onbekend zijn. Geen verlies !
want ook bier zouden de nomina odioxo zijn
geweest. Afkomstig van hel Departement
van Koloniën zijn deze portretten meest ver
kleinde eopiën van die in het Groote Huis
te ISatavia. en reeds deze xijn slecht. Daar
bevinden zich althans nog sommigen, die
eenige verdienste bezitten, (o.a. die welke
door raden Saleh werden geschilderd); hier
geen enkel. Al deze als voor een herbergbord
bestemde grootheden ziende, kan men het
slechts betreuren dat de origineelen, naar
welke deze eopiën geschilderd werden, spoor
loos verdwenen zijn. Over J. J', <'oen (van
wien ettelijke portretten bekend zijn) schreef
Valentijn :
Ook heugt het mij, dat ik hem in Banda,
in de vesting A'USKUU in de groote zaal, en
met dezelfde dragt als in welke men heden
daags nog de Hellebaardiers van den
Opper