Historisch Archief 1877-1940
No. 1468
DE A M S T E R D A M M E II W E E K B L A D VOOR NEDERLAND.
Tentoonstelling Vincent m Gogh in het
in.
Het is wel mijn gevoelen dat aan
wijzingen weinig kunnen baten om het
plaats is moeielijk aan te wijzen tusschen
de vermaarden. Daar zijn er wel enkelen
om te noemen, als er trekken van
verwantschap moeten gezocht worden.
Zo), een anonieme Primitief op de ten
toonstelling te Brugge met vier luiken,
voorstellende de martelingen van St.
inzicht van de werkelijke hoedanigheid
dezer schilder- en teekenwerken te ver
breiden. Er is een verzet, half uit on wil
half uit kortzichtigheid, dat niet door
woorden kan gebroken worden; en aan
den anderen kant, bij de minder ont
wikkelden in smaak en kennis, maar
tevens de minder bevooroordeelden, kan
mogelijk een directe aanschouwing van
deze onomwonden kunstuiting het zonder
verklarende inlichting stellen. Kon ik
tenminste de menschen er maar toe be
wegen te gaan kijken, en nog eens te
gaan kijken; ze zouden me dankbaar zijn.
Ik voor mij was zelden zoo overtuigd
van de onwankelbaarheid mijner waar
deering, en na oogenblikken van scrupules,
of die soms zich ging vastzetten in een
dwepende vereering, bracht altijd het her
zien van de werken me tot meer zekerheid
in mijn appreciatie hier niet mis te tasten.
Ik weet zeker, het ?al velen zoo gaan.
Het werk zal u grijpen en u niet meer
loslaten, ge zult er bij zweren zooals ik,
en er zal veel in uw begrippen over
kunst in 't algemeen verhelderd worden,
waardoor uw menschelijkheid zich zal
verruimen, al zullen uwe goden in schil
derkunst misschien er wat over pruilen,
nu niet meer zoo trouw gediend te
worden door uwe onverdeelde vereering.
Want daar is manie, daar is na gewouwel
heel veel, in den ophef die gemaakt
wordt over onze moderne grootmeesters,
wie kent ze al niet: Maris, Israëls, Bos
boom, Mauve. De kunst van schilderen
bij van Gogh staat in het hedene zonder
in het verledene te steunen als bij hen,
meer dan zij allen was hij zelfstandig.
(Ik zeg niet dat haar uiterlijk wezen
nu voortaan als het model zal dienen
voor de schilders). Een later geslacht
zal hierop wijzen.
En de kunsthistorici kan men het nog
het meest misduiden, zoo zij deze kunst
uiting bij hun ernstige naspeuringen
verontachtzamen. Een al te ongewichtig
onderwerp om er eer bij te behalen met
navorschingen, denken zij misschien, en
een Rembrandt zullen zij hieronder zeker
niet ontdekken! Maar het ligt toch ook
op hun weg in het type van een kunst
verschijning de kenteekenen te zoeken
van een tijdgeest. Welnu vanaf de kunst
der Primitieven tot aan de kunst van
Vincent van Gogh, probeer de excursie
eens m groote stappen en ge zij t meteen
de deur binnen van de kunst der nieuwe
tijd. Ik zei het al meer: Van Gogh's
Georges, de Boeren Breughel, Hercules
Seghers, zoozeer versmaad in zij n tijd
en ook zooals mij iemand opmerkte:
Eugène Delacroix (maar deze meer om
het temperament). En zelfs onder de
beeldhouwers kan gezocht worden. Zijn
boeren aanhun werk,hebben dikwijls meer
het monumentale aan zich, naast treffende
natuurlijkheid van actie, dan veel stand
beelden. En dan... zijn landschappen
zijn sculpturaal. Dit klinkt wat gek, we
komen erop terug. Hij is niet de schilder
van schilderijtjes.
't Is ontstellend zooals zijn portretten
aangeven de allereenvoudigste en toch
overtuigende oplossing van het ingewik
kelde en moeielijke probleem dezer kunst.
Een probleem voor een groot deel
door de vakmenschen zelf opgeworpen.
Er is hier geen oogenblik van het hoofd
breken der meer geschoolden merkbaar,
maar ook geen technisch aanhangsel
heeft dit werk, dat langs omwegen naar
het doel voert, 't Is eenvoudig het uit
beelden van een inenschengelaat in lijn
en in kleur, met allerstrakste herleiding
van het veelvuldige tot het enkelvoudige
waarin het kenmerkende van een
physionimie is samengedrongen; als in de
geteekende koppen van Holbein, in
de geschilderde door Scorel, waar de
scherp-lijnige teekening als met een dun,
haast eentoonig, kleurvlies is overtrokken.
Wat wil men toch meer? Is het mogelijk
een meer fascineerende uitdrukking in
een gelaat te leggen, als in een
oogenblikkelijke levensstilstand bij een indi
vidu, gelijk in het portret van dien
hospitaalsurveillant 'f En hebben we hier
niet voor ons op alleraannemelijkste wijze,
ook in weergave van kleur, het tastbare
van het leven, ten spijt van al de
vleeschtintjes, die zijn uitgevonden op het palet,
en de atelierbelichtingeii, ten dienste van
Jan en Alleman? We weten het wel
dat er veel leugen is in schilderijen, zoo
dikwijls als we in het verkeer met de
menschen in het dagelijkseh leven de
nuchtere werkelijkheid zien van huil ge
laatskleur. Alen wil dat hij anders
gedaan had. Maar die het leven in
dezen kop ontkennen en het wel vinden
in het portret van Veltman door Israëls,
moten met twee maten, l u uitkomst
eenigzins analoog, is de taktiekeen gansch
verschillende, maar ze is hier grootscher
door eenvoud, in steiler gereserveerdheid
van uitdrukking.
En dan het meisjesportret No. 121;
laat u niet direkt afleiden door de handen,
maar zie hoe dit kopje strak staat in
klare gedemptheid uan kleur tegen den
lichtgroenen achtergrond. Vermeer 't
is volstrekt niet dwaas dien naam hierbij
te noemen. We kunnen vervolgen met
den kop van dien baloorigen jongen bijna
in profiel, een toonbeeld van
synthehiseercnd portretschilderen. Als deze en andere
koppen waren opgedolven uit de ver
getelheid, 't zou een openbaring heeten
van een kunstbloei uit verre tijden. En de
Veehoeder, denk dien gekoperden kop,
een huid ingevreten van zonlicht, naast
den Surveillant met het asschige vel,
gespannen over de gezichtsbeenderen; het
leven in zweetdamp doorgezwocgd daar,
gesleten in de drabbige kamerlucht hier.
Schrijnend is dan weer het meisjespor
tret No. 74. Een meisje ! met de
animaliteit van haar sekse op het gelaat.
Een gruwelijke tegenhanger van
Leonardo's Joconda! Weerzinwekkend deze,
zeker; onder geen behagelijke gedaante
vertoonend de vrouwelijke bekoring,
maar sympathieker misschien om de
grauwe troosteloosheid van de slaafsche
overgave tot het sleuren met haar lichaam.
Maar dit is ee'n al te subjectieve op
vatting, die me afleidt van de objectieve
kijk op Vincent's kunst, zooals ik me
had voorgenomen te onderhouden in over
legd bedaard praten erover.
Ik wil niet anders doen dan
dringend vragen om belang
stelling, wijl ik weet, dat
velen Herziende verblind zijn.
't Is me een doorstaand
bewijs van vooropgezette
kwalijkgezindheid, dat schier zon
der voorbehoud de veroordee
ling wordt losgelaten, Teeke
ningen uit Vincent's eersten
tijd, bieden die dan tenminste
geen termen tot een betrekke
lijke waardeering van zijn
uitgebreiden arbeid ? Daar zijn
er verscheidene, die bij zonder
lijk zouden geschat worden,
onder de inzendingen van een
officieele tentoonstelling.
Sommige om de kracht van
toon, gloeiend van een krasse
doorwerking met lijnen, als
bij een ets, andere waarin alle
vormen door een
spits-uitvoerigc teekening volkomen ver
antwoord zijn; een aquarel, als
de man achter het weefgetouw,
moet den ingewijden niet kun
nen ontgaan. Die vertrouwd
zijn met de resultaten door deze
kunst, verkregen in werken
van Mauve, vinden hier ook
wat te roemen, bijv. de blank
heid van licht op den witten
muur, waartegen het figuurtje
uitkomt. De
aardappelenrooister, is dat geen royale, kleurige tee
kening? Het vrouwtje, gehuld in de
todden van zwarte kleedingstukken,
zoodat slechts even haar facie onverscholen
bleef, is eeu teekening zoo ernotionneel
als van Israëls; kleine penteekeningen
van boerenkoppen, een oud boerinnetje
als eeu Madonna, een naakt zittend kindje,
niet academisch geteekend, maar zóó het
mollige van het weeke kinderlijfje er in
tot volle uitdrukking gekomen,?waarom
toch wordt dit alles nauwelijks opgemerkt,
zoodat er geen schijn van aarzeling is
in de absolute verwerping van het
geheele oeuvre?
Dan zijn vroegere schilderijen, de stil
levens, die hij samenstelde uit potjes
en pannetjes, uit ooft, peren in een kom,
een v.ias met verdroogde gewassen en
let vooral op het groote : een mand met
aardappelen. Geen geval voorwaar, dat
gelegenheid biedt tot levendige
kleurnotitie's van het wel voorziene palet!
Het is gehouden in den uniformen
toon van een dof vaal, bijna lichtloos,
dat echter de eigenlijkheid in het uit
zien van dit brokje leven uitmaakt,
en waarbij je den kelder ruikt. De
oude schoenen, waarvan de snit uit
den winkel sinds lang onderging in ver
frommelde vormen door den dagelijkschen
dienst, - sinds de vrijheid van behan
deling en ook vooral in de keuze van
onderwerp geproclameerd werd, al jaren
lang, moest dit stilleven toch door de
bevoegde beoordeelaars in zijn soort als
een buitengemeen verdienstelijk stuk
schilderwerk aangewezen worden. liet
zec'tje; do lucht is wat log, ze drukt te
veel als een vette verflaag op het
ondcrplau; maar moet de omstandigheid dat
hier de ruimte van een
zeestrand zoo gelukkig werd uit
gedrukt, daarom buiten be
merking blijven ? Het pendant
van dit, wel duidelijk den in
vloed van Mauve openbarend,
is toch ook aanlokkelijk, mee
savoureuze tintjes en een
welige p;1 te.
Ik seloof, de Aardappelen
eters" is in die zaul de boe
man, die afschrikt. < )f krijgt
men in die serie reeds den
reuk er van, dat deze met zijn
excentrieke bedrijf, later ecu
d warskijker zal zijn van de
gezapige liefhebberij, die zoo
vel en voor beoefening van
schilderenkunst uitmaken ? 't
Is waar, daar zijn reeds
rora7nelingcn waar te nemen van
den vulcaan, die later uitbar
sten zal. Daar maakt zich
reeds kenbaar, een heete drang
tot uiting, in groote stellig
heid, van greep uit het leven,
in onvervaardheid van han
delen. Een schilderskijk zeer
zelfstandig, een uitbeeldingsvermogen
onafhankelijk, heenreikend over het
gemeenzaam pittoreske, om vast te snoe
ren met klemmende teekening, dat wat
onder de kleur, het karkas uitmaakt van
het voorkomen der dingen. Ziet, hoe de
Hut in den avond" daar reeds neer
geklonken is in verf, begrepen in zijn
karakter als voortbrengsel van rustieke
bouwkunst, hoe de plompe, zware toon
te NueneTi, meer dan schilderachtig is
aangekeken om zijn massale omtrekken,
waggelsteunend met het volle gewicht van
zijn steenklomp op den bodem, al tijden
lang. .Ia er is nog veel onrijp te noemen, de
kracht zet zich nog wel log in werking
maar ze is toch al ontzag-wekkend.
Dan langzaam naderend tot zijn
franschen tijd, waarin men hem even geneigd
meent te treden in het voetspoor der
pointillisten, een methode echter, waaraan
zijn onafhankelijke geest zich niet binden
kon; enkele boulevardgezichten onder
kennelijken invloed van Rafaëlli geschil
derd, maar zij het dan ook in aansluiting
met ander, toch met deugdelijk eigen
streven naar plein-air schilderen, om het
atmosferische uit te drukken van het ge
lijkmatig zeefende licht op een
heldergrijzigen dag; gezichten op Mont-Martre
en restaurants, te Asnières openbarend
een vlotteren gang van het penseel
weinig gemeens heeft in strekking met het
impressionnisme, waarbij ik de
qualificatie van sculpturaal landschapschilderen
en, dat van Gogh's aanleg in grondaard
die voor een styleerend, of monumen
taal kunstenaar was, toelichten kan.
Dat deze uiting episch en niet lyrisch
is, dat nog geen als hij het licht van de
open lucht geschilderd heeft en dat de
ontwikkeling volkomen logisch was, dat
de geweldige vaart erin waarneembaar
in zoo snelle opeenvolging van stadiums,
moest belanden tot die verbijsterende finale
in zijn kunstuiting, die hoe men er ook
over oordeelen mag, het ontzagwekkende
vertoonen van het reiken naar de steilste
toppen van menschelijke inspanning.
W. STEEKHOF F.
VINCENT VAN GOGH, 100 teekeningen uit de
verzameling Hidde Nijland in het museum te
Dordrecht, Uitgave W. Versluys, Amsterdam.
De prentjes, die deze bladzijde versie
ren, zijn ontleend aan dit albuin dat
bevatten zal reproducties van al de
teekeningen, die de bekende collectie
van den heer Hidde Nijland uitmaken.
Die teekeningen zijn alle uit Van Gogh's
hollandschen tijd. Als een bijzondere
omstandigheid bij deze reproductie's
wordt opgemerkt, dat de opname door
geen retouche werd bijgewerkt, met het
soms met geestige bewegingen om ein
delijk halt te houden voor de Uitge
bloeide Zonnebloemen. (Laat me even
zeggen dat uit zijn werken, in Arles
vooral, de consequentie's kunueii getrok
ken worden voor de grondstellingen van
het pointillé; 't zou te veel afleiden hier
verder op de technische aangelegenheden
in te gaan; ik verwijs o. a. naar het
sterke schilderij 15(1^, hoe daar het zon
licht uitgedrukt werd op den weg bijv.
met kleurfacetten, een methode die
correspendeert met de berekeningen van de
theorie der onderlinge kleunverking, maar
hier volkomen instinctmatig in praktijk
kwam).
De compositie, de allure van de neer
liggende reusachtige bloemen, vormt het
onderstel van het statig aspect bij dit
Stilleven, maar de schildering, mild ge
voed met coloristische neigingen, voerde
het in rijpe doorwerking op tot een wer
kelijk deftig schilderij. ()m vervolgens het
zoete lijntje aan te houden, waarmee ik
de onwillendeu naar deze tentoonstelling
wcnsch te troonen, kan een sprong ge
waagd worden naar het Korenveldje
No. 62, aan den korten wand in de
eerezaal. Ik hoorde iemand hiervoor
de woorden aanhalen een teug ruimte"
en werkelijk dat is een goede karakteri
seering van dit stukje peinture, fonkelend
in glasheldere gaafheid, sterk en lenig.
Ik kan niet begrijpen dat de oogen hier
voor niet geopend worden ; is er niet in
de halftinten een uiterste broosheid van
kleurtransparantie, die wijfeit tusschen
het blauw en het groen, sprankelt het
licht niet over de korenaren, langs de
stengels, als in een fijn, scherp getinkel
van kleur? En hoe blank-kleurig doet het
ritselend koren tegen het blauwe luchtje
met zijn witte wolkvlokjes, zoo zuiver,
zoo ongerept in het lichtglanzen vaneen
zonnedag. Het leeuwerikje, dat opwiekt
uit het koren, is in deze uiting werkelijk
het laatste woord.
Zoo raken we aan de serie van boom
gaarden in bloei, schilderijen die nog
wel eens genade kunnen vinden bij het
misprijzen van Vincent's oeuvre! .Maar
waar deze dan toch zoo/eer bij machte
was zijn visie van die bloesemende
boomen tot een schallenden jubel van kleuren,
van zonlichtkleuren, om te zetten als nog
geen gedaan heeft, daar mocht toch wel,
om de vreugde die hij daarmee den
menschen brengen mocht, een waar
schuwing gevonden worden tot eenige
behoedzaamheid tot liet lichtvaardig
beoordcelen van zijn hoedanigheden.
in een laatste stuk, ik had op mijn
woord niet gedacht zoo lang van stof
te worden - - hoop ik nu nog mijn
verspreide gedachten en inzichten van
deze onvergelijkelijke kunstuiting ineen
resumésamen te vatten, (ik wil het
trachten althans). De stellingen, die er bij
voorop /.uilen staan, zijn, dat deze kunst
doel zoo trouw mogelijk het origineel
weer te geven. t W. S.
Een Indische Zaal" in het
II. (Slot).
Van dezeu witten raaf onder de
cultuurJavanen, van raden Saleh, bevindt zich slechts
een enkel doek in het museum, en dat nog niet
eens een indisch motief behandelt. Minder
fraai dan De Boschbrand" (op 't Loo) een
stuk dat zoo treffend de verschrikking van de
Javaansche wildernis en hare woeste bewoners
veraanschouwelijkt, stelt dit tafreel van den
Javaanschen schilder een buffel voor,
besprongen door twee leeuwen. Het is
bekend onder den naam van Op leven en
dood" en werd in 1850 door den schilder zelf
den koning aangeboden. Het kapitale doek
hangt veel te hoog dan dat men de verdiensten
en de minutiae behoorlijk zou kunnen waar
nemen; oppervlakkig gezien herinnert het aan
een ouderwetsch schoorsteenstuk.
De vermeestering van Palembang door den
generaal de Koek in 1821, vindt men hier
tweemaal afgebeeld ; eens door J. W. L. Meyer,
eens door M Schouman. Beide stukken betref
fen eene episode uit de tweede expeditie tegen
Palembang, van ouds een der lastigste
buitencomptoiren" der Cornp. en welks bewoners,
wat het veroorzaken van allerlei sporrelingh"
betreft, slechts weinig onderdeden voor die
Makassaren, welke de oude kroniekschrijver
de haentjes van het Oosten" noemde. Het
wapenfeit wordt o.m. uitvoerig beschreven in
Gerlach's Fastes Müitaires, en dat in dn opge
schroefde bewoordingen, den militairen style
boursoultlé", welke eigen zijn aan dien
lofzanger van het dappere Indische leger".
(Een leger dat bijna altijd victorieus te voor
schijn kwam uit den strijd tegen halfnaakte,
slecht bewapende en ongedisciplineerde
inlanders, maar jammerlijk te kort echoot
de eerste en de eenige maal toen het tegen
over een Europeeschen vijand stond.)
De zelfopoffering van den predikant
Antonius Hambroek ze was althans minder
verdacht dan die van den Hollandschen
Kegulus" Pieter v. d. Broek is afgebeeld door
J. W. Pienernan, den vader van N. Pieneman.
Hambroek, beschreid door zijne dochters,
half weerhouden door de bezetting van het
veege fort Zeelandui. wordt voorgesteld gelijk
hij zich gereed maakt terug te keereu tot den
Chineeschen zeerooverskoning die hem eer
lang het hoofd voor de voeten zou doen
leggen. Over de historische waarde van het
verhaal zijner zelfopoffering werd indertijd
een wijdloopige wetenschappelijke strijd
gevoerd tusschen de professoren Visscher en
Lants en Dr. Wap. Doch in de dagen van
Helmers scheen het licht der moderne
kritiek nog niet zoo fel, en de vaderlandsche
bard wijdde in zijn llollandsclie. Natie eenige
brommende verzen aan de figuur van den
kolonialen martelaar :
Zoo lang de Gele Zee zal om Formosa vloeyen
Zal Hambroeks deugd ons hart in eedle drift
[ontgloeyen.
Wat zeg ik ? neen ! al stort Formosa in d' Oceaan,
De dengd van Hambroek blijft voor de eeuwigheid
[bestaan,
Waarom vereert geen zuil dien grooten
[volksbeschermer 1
Maar neen ! zijn deugd is verr' verheven boven
[marmer.
Enz.