De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1905 13 augustus pagina 5

13 augustus 1905 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

No. 1468 DE A M S T E R D A M M E II W E E K B L A D VOOR NEDERLAND. Tentoonstelling Vincent m Gogh in het in. Het is wel mijn gevoelen dat aan wijzingen weinig kunnen baten om het plaats is moeielijk aan te wijzen tusschen de vermaarden. Daar zijn er wel enkelen om te noemen, als er trekken van verwantschap moeten gezocht worden. Zo), een anonieme Primitief op de ten toonstelling te Brugge met vier luiken, voorstellende de martelingen van St. inzicht van de werkelijke hoedanigheid dezer schilder- en teekenwerken te ver breiden. Er is een verzet, half uit on wil half uit kortzichtigheid, dat niet door woorden kan gebroken worden; en aan den anderen kant, bij de minder ont wikkelden in smaak en kennis, maar tevens de minder bevooroordeelden, kan mogelijk een directe aanschouwing van deze onomwonden kunstuiting het zonder verklarende inlichting stellen. Kon ik tenminste de menschen er maar toe be wegen te gaan kijken, en nog eens te gaan kijken; ze zouden me dankbaar zijn. Ik voor mij was zelden zoo overtuigd van de onwankelbaarheid mijner waar deering, en na oogenblikken van scrupules, of die soms zich ging vastzetten in een dwepende vereering, bracht altijd het her zien van de werken me tot meer zekerheid in mijn appreciatie hier niet mis te tasten. Ik weet zeker, het ?al velen zoo gaan. Het werk zal u grijpen en u niet meer loslaten, ge zult er bij zweren zooals ik, en er zal veel in uw begrippen over kunst in 't algemeen verhelderd worden, waardoor uw menschelijkheid zich zal verruimen, al zullen uwe goden in schil derkunst misschien er wat over pruilen, nu niet meer zoo trouw gediend te worden door uwe onverdeelde vereering. Want daar is manie, daar is na gewouwel heel veel, in den ophef die gemaakt wordt over onze moderne grootmeesters, wie kent ze al niet: Maris, Israëls, Bos boom, Mauve. De kunst van schilderen bij van Gogh staat in het hedene zonder in het verledene te steunen als bij hen, meer dan zij allen was hij zelfstandig. (Ik zeg niet dat haar uiterlijk wezen nu voortaan als het model zal dienen voor de schilders). Een later geslacht zal hierop wijzen. En de kunsthistorici kan men het nog het meest misduiden, zoo zij deze kunst uiting bij hun ernstige naspeuringen verontachtzamen. Een al te ongewichtig onderwerp om er eer bij te behalen met navorschingen, denken zij misschien, en een Rembrandt zullen zij hieronder zeker niet ontdekken! Maar het ligt toch ook op hun weg in het type van een kunst verschijning de kenteekenen te zoeken van een tijdgeest. Welnu vanaf de kunst der Primitieven tot aan de kunst van Vincent van Gogh, probeer de excursie eens m groote stappen en ge zij t meteen de deur binnen van de kunst der nieuwe tijd. Ik zei het al meer: Van Gogh's Georges, de Boeren Breughel, Hercules Seghers, zoozeer versmaad in zij n tijd en ook zooals mij iemand opmerkte: Eugène Delacroix (maar deze meer om het temperament). En zelfs onder de beeldhouwers kan gezocht worden. Zijn boeren aanhun werk,hebben dikwijls meer het monumentale aan zich, naast treffende natuurlijkheid van actie, dan veel stand beelden. En dan... zijn landschappen zijn sculpturaal. Dit klinkt wat gek, we komen erop terug. Hij is niet de schilder van schilderijtjes. 't Is ontstellend zooals zijn portretten aangeven de allereenvoudigste en toch overtuigende oplossing van het ingewik kelde en moeielijke probleem dezer kunst. Een probleem voor een groot deel door de vakmenschen zelf opgeworpen. Er is hier geen oogenblik van het hoofd breken der meer geschoolden merkbaar, maar ook geen technisch aanhangsel heeft dit werk, dat langs omwegen naar het doel voert, 't Is eenvoudig het uit beelden van een inenschengelaat in lijn en in kleur, met allerstrakste herleiding van het veelvuldige tot het enkelvoudige waarin het kenmerkende van een physionimie is samengedrongen; als in de geteekende koppen van Holbein, in de geschilderde door Scorel, waar de scherp-lijnige teekening als met een dun, haast eentoonig, kleurvlies is overtrokken. Wat wil men toch meer? Is het mogelijk een meer fascineerende uitdrukking in een gelaat te leggen, als in een oogenblikkelijke levensstilstand bij een indi vidu, gelijk in het portret van dien hospitaalsurveillant 'f En hebben we hier niet voor ons op alleraannemelijkste wijze, ook in weergave van kleur, het tastbare van het leven, ten spijt van al de vleeschtintjes, die zijn uitgevonden op het palet, en de atelierbelichtingeii, ten dienste van Jan en Alleman? We weten het wel dat er veel leugen is in schilderijen, zoo dikwijls als we in het verkeer met de menschen in het dagelijkseh leven de nuchtere werkelijkheid zien van huil ge laatskleur. Alen wil dat hij anders gedaan had. Maar die het leven in dezen kop ontkennen en het wel vinden in het portret van Veltman door Israëls, moten met twee maten, l u uitkomst eenigzins analoog, is de taktiekeen gansch verschillende, maar ze is hier grootscher door eenvoud, in steiler gereserveerdheid van uitdrukking. En dan het meisjesportret No. 121; laat u niet direkt afleiden door de handen, maar zie hoe dit kopje strak staat in klare gedemptheid uan kleur tegen den lichtgroenen achtergrond. Vermeer 't is volstrekt niet dwaas dien naam hierbij te noemen. We kunnen vervolgen met den kop van dien baloorigen jongen bijna in profiel, een toonbeeld van synthehiseercnd portretschilderen. Als deze en andere koppen waren opgedolven uit de ver getelheid, 't zou een openbaring heeten van een kunstbloei uit verre tijden. En de Veehoeder, denk dien gekoperden kop, een huid ingevreten van zonlicht, naast den Surveillant met het asschige vel, gespannen over de gezichtsbeenderen; het leven in zweetdamp doorgezwocgd daar, gesleten in de drabbige kamerlucht hier. Schrijnend is dan weer het meisjespor tret No. 74. Een meisje ! met de animaliteit van haar sekse op het gelaat. Een gruwelijke tegenhanger van Leonardo's Joconda! Weerzinwekkend deze, zeker; onder geen behagelijke gedaante vertoonend de vrouwelijke bekoring, maar sympathieker misschien om de grauwe troosteloosheid van de slaafsche overgave tot het sleuren met haar lichaam. Maar dit is ee'n al te subjectieve op vatting, die me afleidt van de objectieve kijk op Vincent's kunst, zooals ik me had voorgenomen te onderhouden in over legd bedaard praten erover. Ik wil niet anders doen dan dringend vragen om belang stelling, wijl ik weet, dat velen Herziende verblind zijn. 't Is me een doorstaand bewijs van vooropgezette kwalijkgezindheid, dat schier zon der voorbehoud de veroordee ling wordt losgelaten, Teeke ningen uit Vincent's eersten tijd, bieden die dan tenminste geen termen tot een betrekke lijke waardeering van zijn uitgebreiden arbeid ? Daar zijn er verscheidene, die bij zonder lijk zouden geschat worden, onder de inzendingen van een officieele tentoonstelling. Sommige om de kracht van toon, gloeiend van een krasse doorwerking met lijnen, als bij een ets, andere waarin alle vormen door een spits-uitvoerigc teekening volkomen ver antwoord zijn; een aquarel, als de man achter het weefgetouw, moet den ingewijden niet kun nen ontgaan. Die vertrouwd zijn met de resultaten door deze kunst, verkregen in werken van Mauve, vinden hier ook wat te roemen, bijv. de blank heid van licht op den witten muur, waartegen het figuurtje uitkomt. De aardappelenrooister, is dat geen royale, kleurige tee kening? Het vrouwtje, gehuld in de todden van zwarte kleedingstukken, zoodat slechts even haar facie onverscholen bleef, is eeu teekening zoo ernotionneel als van Israëls; kleine penteekeningen van boerenkoppen, een oud boerinnetje als eeu Madonna, een naakt zittend kindje, niet academisch geteekend, maar zóó het mollige van het weeke kinderlijfje er in tot volle uitdrukking gekomen,?waarom toch wordt dit alles nauwelijks opgemerkt, zoodat er geen schijn van aarzeling is in de absolute verwerping van het geheele oeuvre? Dan zijn vroegere schilderijen, de stil levens, die hij samenstelde uit potjes en pannetjes, uit ooft, peren in een kom, een v.ias met verdroogde gewassen en let vooral op het groote : een mand met aardappelen. Geen geval voorwaar, dat gelegenheid biedt tot levendige kleurnotitie's van het wel voorziene palet! Het is gehouden in den uniformen toon van een dof vaal, bijna lichtloos, dat echter de eigenlijkheid in het uit zien van dit brokje leven uitmaakt, en waarbij je den kelder ruikt. De oude schoenen, waarvan de snit uit den winkel sinds lang onderging in ver frommelde vormen door den dagelijkschen dienst, - sinds de vrijheid van behan deling en ook vooral in de keuze van onderwerp geproclameerd werd, al jaren lang, moest dit stilleven toch door de bevoegde beoordeelaars in zijn soort als een buitengemeen verdienstelijk stuk schilderwerk aangewezen worden. liet zec'tje; do lucht is wat log, ze drukt te veel als een vette verflaag op het ondcrplau; maar moet de omstandigheid dat hier de ruimte van een zeestrand zoo gelukkig werd uit gedrukt, daarom buiten be merking blijven ? Het pendant van dit, wel duidelijk den in vloed van Mauve openbarend, is toch ook aanlokkelijk, mee savoureuze tintjes en een welige p;1 te. Ik seloof, de Aardappelen eters" is in die zaul de boe man, die afschrikt. < )f krijgt men in die serie reeds den reuk er van, dat deze met zijn excentrieke bedrijf, later ecu d warskijker zal zijn van de gezapige liefhebberij, die zoo vel en voor beoefening van schilderenkunst uitmaken ? 't Is waar, daar zijn reeds rora7nelingcn waar te nemen van den vulcaan, die later uitbar sten zal. Daar maakt zich reeds kenbaar, een heete drang tot uiting, in groote stellig heid, van greep uit het leven, in onvervaardheid van han delen. Een schilderskijk zeer zelfstandig, een uitbeeldingsvermogen onafhankelijk, heenreikend over het gemeenzaam pittoreske, om vast te snoe ren met klemmende teekening, dat wat onder de kleur, het karkas uitmaakt van het voorkomen der dingen. Ziet, hoe de Hut in den avond" daar reeds neer geklonken is in verf, begrepen in zijn karakter als voortbrengsel van rustieke bouwkunst, hoe de plompe, zware toon te NueneTi, meer dan schilderachtig is aangekeken om zijn massale omtrekken, waggelsteunend met het volle gewicht van zijn steenklomp op den bodem, al tijden lang. .Ia er is nog veel onrijp te noemen, de kracht zet zich nog wel log in werking maar ze is toch al ontzag-wekkend. Dan langzaam naderend tot zijn franschen tijd, waarin men hem even geneigd meent te treden in het voetspoor der pointillisten, een methode echter, waaraan zijn onafhankelijke geest zich niet binden kon; enkele boulevardgezichten onder kennelijken invloed van Rafaëlli geschil derd, maar zij het dan ook in aansluiting met ander, toch met deugdelijk eigen streven naar plein-air schilderen, om het atmosferische uit te drukken van het ge lijkmatig zeefende licht op een heldergrijzigen dag; gezichten op Mont-Martre en restaurants, te Asnières openbarend een vlotteren gang van het penseel weinig gemeens heeft in strekking met het impressionnisme, waarbij ik de qualificatie van sculpturaal landschapschilderen en, dat van Gogh's aanleg in grondaard die voor een styleerend, of monumen taal kunstenaar was, toelichten kan. Dat deze uiting episch en niet lyrisch is, dat nog geen als hij het licht van de open lucht geschilderd heeft en dat de ontwikkeling volkomen logisch was, dat de geweldige vaart erin waarneembaar in zoo snelle opeenvolging van stadiums, moest belanden tot die verbijsterende finale in zijn kunstuiting, die hoe men er ook over oordeelen mag, het ontzagwekkende vertoonen van het reiken naar de steilste toppen van menschelijke inspanning. W. STEEKHOF F. VINCENT VAN GOGH, 100 teekeningen uit de verzameling Hidde Nijland in het museum te Dordrecht, Uitgave W. Versluys, Amsterdam. De prentjes, die deze bladzijde versie ren, zijn ontleend aan dit albuin dat bevatten zal reproducties van al de teekeningen, die de bekende collectie van den heer Hidde Nijland uitmaken. Die teekeningen zijn alle uit Van Gogh's hollandschen tijd. Als een bijzondere omstandigheid bij deze reproductie's wordt opgemerkt, dat de opname door geen retouche werd bijgewerkt, met het soms met geestige bewegingen om ein delijk halt te houden voor de Uitge bloeide Zonnebloemen. (Laat me even zeggen dat uit zijn werken, in Arles vooral, de consequentie's kunueii getrok ken worden voor de grondstellingen van het pointillé; 't zou te veel afleiden hier verder op de technische aangelegenheden in te gaan; ik verwijs o. a. naar het sterke schilderij 15(1^, hoe daar het zon licht uitgedrukt werd op den weg bijv. met kleurfacetten, een methode die correspendeert met de berekeningen van de theorie der onderlinge kleunverking, maar hier volkomen instinctmatig in praktijk kwam). De compositie, de allure van de neer liggende reusachtige bloemen, vormt het onderstel van het statig aspect bij dit Stilleven, maar de schildering, mild ge voed met coloristische neigingen, voerde het in rijpe doorwerking op tot een wer kelijk deftig schilderij. ()m vervolgens het zoete lijntje aan te houden, waarmee ik de onwillendeu naar deze tentoonstelling wcnsch te troonen, kan een sprong ge waagd worden naar het Korenveldje No. 62, aan den korten wand in de eerezaal. Ik hoorde iemand hiervoor de woorden aanhalen een teug ruimte" en werkelijk dat is een goede karakteri seering van dit stukje peinture, fonkelend in glasheldere gaafheid, sterk en lenig. Ik kan niet begrijpen dat de oogen hier voor niet geopend worden ; is er niet in de halftinten een uiterste broosheid van kleurtransparantie, die wijfeit tusschen het blauw en het groen, sprankelt het licht niet over de korenaren, langs de stengels, als in een fijn, scherp getinkel van kleur? En hoe blank-kleurig doet het ritselend koren tegen het blauwe luchtje met zijn witte wolkvlokjes, zoo zuiver, zoo ongerept in het lichtglanzen vaneen zonnedag. Het leeuwerikje, dat opwiekt uit het koren, is in deze uiting werkelijk het laatste woord. Zoo raken we aan de serie van boom gaarden in bloei, schilderijen die nog wel eens genade kunnen vinden bij het misprijzen van Vincent's oeuvre! .Maar waar deze dan toch zoo/eer bij machte was zijn visie van die bloesemende boomen tot een schallenden jubel van kleuren, van zonlichtkleuren, om te zetten als nog geen gedaan heeft, daar mocht toch wel, om de vreugde die hij daarmee den menschen brengen mocht, een waar schuwing gevonden worden tot eenige behoedzaamheid tot liet lichtvaardig beoordcelen van zijn hoedanigheden. in een laatste stuk, ik had op mijn woord niet gedacht zoo lang van stof te worden - - hoop ik nu nog mijn verspreide gedachten en inzichten van deze onvergelijkelijke kunstuiting ineen resumésamen te vatten, (ik wil het trachten althans). De stellingen, die er bij voorop /.uilen staan, zijn, dat deze kunst doel zoo trouw mogelijk het origineel weer te geven. t W. S. Een Indische Zaal" in het II. (Slot). Van dezeu witten raaf onder de cultuurJavanen, van raden Saleh, bevindt zich slechts een enkel doek in het museum, en dat nog niet eens een indisch motief behandelt. Minder fraai dan De Boschbrand" (op 't Loo) een stuk dat zoo treffend de verschrikking van de Javaansche wildernis en hare woeste bewoners veraanschouwelijkt, stelt dit tafreel van den Javaanschen schilder een buffel voor, besprongen door twee leeuwen. Het is bekend onder den naam van Op leven en dood" en werd in 1850 door den schilder zelf den koning aangeboden. Het kapitale doek hangt veel te hoog dan dat men de verdiensten en de minutiae behoorlijk zou kunnen waar nemen; oppervlakkig gezien herinnert het aan een ouderwetsch schoorsteenstuk. De vermeestering van Palembang door den generaal de Koek in 1821, vindt men hier tweemaal afgebeeld ; eens door J. W. L. Meyer, eens door M Schouman. Beide stukken betref fen eene episode uit de tweede expeditie tegen Palembang, van ouds een der lastigste buitencomptoiren" der Cornp. en welks bewoners, wat het veroorzaken van allerlei sporrelingh" betreft, slechts weinig onderdeden voor die Makassaren, welke de oude kroniekschrijver de haentjes van het Oosten" noemde. Het wapenfeit wordt o.m. uitvoerig beschreven in Gerlach's Fastes Müitaires, en dat in dn opge schroefde bewoordingen, den militairen style boursoultlé", welke eigen zijn aan dien lofzanger van het dappere Indische leger". (Een leger dat bijna altijd victorieus te voor schijn kwam uit den strijd tegen halfnaakte, slecht bewapende en ongedisciplineerde inlanders, maar jammerlijk te kort echoot de eerste en de eenige maal toen het tegen over een Europeeschen vijand stond.) De zelfopoffering van den predikant Antonius Hambroek ze was althans minder verdacht dan die van den Hollandschen Kegulus" Pieter v. d. Broek is afgebeeld door J. W. Pienernan, den vader van N. Pieneman. Hambroek, beschreid door zijne dochters, half weerhouden door de bezetting van het veege fort Zeelandui. wordt voorgesteld gelijk hij zich gereed maakt terug te keereu tot den Chineeschen zeerooverskoning die hem eer lang het hoofd voor de voeten zou doen leggen. Over de historische waarde van het verhaal zijner zelfopoffering werd indertijd een wijdloopige wetenschappelijke strijd gevoerd tusschen de professoren Visscher en Lants en Dr. Wap. Doch in de dagen van Helmers scheen het licht der moderne kritiek nog niet zoo fel, en de vaderlandsche bard wijdde in zijn llollandsclie. Natie eenige brommende verzen aan de figuur van den kolonialen martelaar : Zoo lang de Gele Zee zal om Formosa vloeyen Zal Hambroeks deugd ons hart in eedle drift [ontgloeyen. Wat zeg ik ? neen ! al stort Formosa in d' Oceaan, De dengd van Hambroek blijft voor de eeuwigheid [bestaan, Waarom vereert geen zuil dien grooten [volksbeschermer 1 Maar neen ! zijn deugd is verr' verheven boven [marmer. Enz.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl