Historisch Archief 1877-1940
HV 1469
DE AMSTERDAMMER
A°. 1905,
WEEKBLAD VOOR NEDEELAND
Om-der red.a.ctie
Dit nummer bevat een bijvoegsel.
«J. ID HU IEC O O.
Uitgevers : VAN HOLKEMA & WARENDORF, Heerengracht 457, Amsterdam.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad -wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
Abonnement per 3 maanden ...... f 1.50, fr. p. post f 1.65
Voor Indiëper jaar mail 10.
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar 0.12'/«
Dit blad u verkrijgbaar Kiosk 10 Boulevard des Ca^iuciues tegenover liet Grand Café, te Parijs.
Zondag 20 Augustus.
Advertentiën van l?5 regels / 1.10, elke regel meer f 0.20
Reclames per regel 0.40
Annonces uit Duitscliland, Oostenrijk en Zwitserland worden «itsluiti nd aangenomen door de firma
KUDOLF AIOSSE te Keulen en duor alle filialen dezer firma. De prijs per regel ia 35 P/enuig.
INHOUD:
VAK VERRE EN-VAN NABIJ r Het einde
der crisis. De jongste Post-order, door mr. J.
A. Levy. Bluf. Vlaainsche Landdag.
Dagbladberichten afkomstig van correspon
denten der buitenlandsche pers, door H.
Een bezoek bij koning Oscar, door il. K.
SOCIALE AANGELEGEXH EDEN: Nogmaals
Staatspensioneering, door mr. dr. H. S.
Veldman. FEUILLETON: Het
huwelijksvraagstuk, II. Naar het Engelsen, van Grace
Ellery Channing. KUNST EN LET
TEREN : Muziekbeoordeelingen, II, door
Ant. A^erkamp. Collectie Preyer in
Pulchri, door Plasschaert. , Het geestelijk
grondbezit vóór en na de Hervorming, I, door
H. E. v. Gelder.?Götz Krafft, beoordeeld door
J. Brouwer. VOOR DAMES; Bericht van
het pers-comitévan den Internationalen
Vrouwenraad, door Johanna W. A. Naber.
Toename van vrouwenarbeid in de industrie,
door S. Leeren op middelbaren leeftijd,
door F. J. v. U. Ainerikaansche Zeden,
door Tanio. Allerlei, door Caprice.
Teekeningen va::. Tjeerd Bottema.?Dr. Julius
Stinde, t, (met portret). UIT DE NATUUR,
door E. Heimans. FISANCIEELE EN
OECONOMISCHE KRONIEK door D.
Stigter. BOEKAANKONDIGING. ALLER
LEI. INGEZONDEN. DAMRUBRIEK.
SCHAAKSPEL. ADVERTENTIËN.
Het einde der crisis.
Het ministerie is gevormd en heeft de
portefeuilles aanvaard; althans acht van
de negen. Mr. Veegens, zal over enkele
dagen ala Excellentie verschijnen.
Over de leden van het kabinet te
schrijven heeft natuurlijk weinig zin,
zoolang zij hun aandeel aan; de Troon
rede nog niet hebben geleverd; en hun
politieke richting, althans die der
meeste, niet behoorlijk kan worden vast
gesteld.
Wij bepalen ons dan voorloopig ten
opzichte dezer formatie tot een drietal
opmerkingen.
: lo. vinden wij het jammer, dat zich
een stel van vrijzinnigen bereid heeft
verklaard een soort van partij-ministerie
te vormen, alzoo voorloopig dien door
en door onzuiveren toestand bestendi
gende, welke door de ontbinding der
Eerste Kamer is ontstaan; aangezien een
kabinet, 'gesteund door een zeer zwakke
meerderheid, zelf samengesteld uit weinig
samenhangende deelen, zulk een scheeve
positie aanvaardend, en zich op zulk een
drassen parlementairen bodem wagend,
in zijn onfleurig weinig principieel be
staan steeds loerende op een grondwets
herziening aan het eind van het vier
jarig tijdperk moeilijk tot iets anders
kan leiden dan tot een herovering van
het regeerkasteel door de nog steeds
bijzonder sterke klerikale partij.
Den heeren, die zoo iets aandurven,
ontbreekt het zeker niet aan moed; de
vraag echter is of het inzicht van den
politieken toestand hun durf evenaart.
* *
*
Het genoegen om deze negen, in hun
ministerschap, uitsluitend als homines
novi te mogen aanschouwen, is voor ons
niet zoo groot, als dat voor anderen
schijnt te zijn. Men kan Borgesius het
niet euvel duiden, dat hij, bij een
meerderheid als de bestaande, het district
Enkhuizen, waarvoor hij zitting moest
nemen, niet aan een nieuwe verkiezing
blootstelt. De omstandigheid echter, dat
niet alleen hij zelf, maar elke andere
man van meer dan gewone
beteekenis in het politiek gedoe, bleef buiten
gesloten, moest noodzakelijker wijs het
weerstandsvermogen van het te vormen
Kabinet tot beneden de middelmaat
doen dalen. "Waarom, terwijl juist alles
dwong een zoo krachtig mogelijk Kabi
net samentestellen, de Kabinetsformateur
zich nog dezen last heeft opgelegd, het
is moeielijkNie begrijpen. Toch niet, om
des te gemakkelijker als tiende minister
in het parlement te kunnen fungeeren ?
Het praatje, dat de kerkelijken zoo
veel eerder van verzoenende gezindheid
blijk zouden geven, wanneer ministers,
zonder naam als groote debaters, tegen
over hen mochten staan, is er een voor
de vaak. Wie de laatste zeven weken
De Standaard b.v. heeft gelezen, kan
zich van die nobele aandoeningen en
gedragingen eenige voorstelling vormen.
In de politiek meet men, van weers
zijden, de kracht, en in het kamerdebat
blijven, indien er persoonlijke
antipathieën zijn, de uitingen daarvan niet
achterwege, al zitten de leiders niet in
het Kabinet. Wilde men in dezen zin
iets bereiken, dan moesten de politieke
kopstukken, die de kerkelijken hebben
bestreden, ook niet in het parlement
zitting nemen; immers het onschuldigste
ministerie wordt door de tegenpartij toch
beschouwd en behandeld als hun gewrocht.
* #
J3en aangename verrassing was voor
ons het bericht aangaande do vestiging
van een nieuw departement. Daar
komt dan een negende minister, op wiens
aanstelling wij zooveel jaren reeds bij
herhaling hebben aangedrongen. Niet
dat daarmede nu onze wensch geheel
vervuld is. Wij mogen het echter be
schouwen als een stap in de goede
richting, een be^in van vooruitgang.
De Staat toch behoort naar de eischen
van den modernen tij 'l, in gestadige,
steeds feller, mededinging met de naburen
op stoffelijk gebied, zich te hervormen
tot een zoo krachtig mogelijk bevorderaar
van de ontwikkeling der bronnen van
welvaart, en daarbij zich te wijden niet
alleen aan de belangen van de werk
gevers in de verschillende takken van
Handel, Landbouw en Nijverheid, maar
ook aan die der arbeiders, die der werk
nemers. Zoo waren wij sedert vele jaren
er van overtuigd, dat noch Handel en
Nijverheid, noch Landbouw tot hun recht
kunnen komen zoolang er niet een af
zonderlijk departement voor beide bestaat,
aan het hoofd waarvan een man H gesteld
die uitsluitend over dat deel van 's lands
belangen waakt, het terrein voortdurend
overzie% het buitenland bestudeert, om
op elk punt, waar wij achterlijk zijn, den
stoot tot vooruitgang te kunnen geven.
Zoo is hirr dus noodig een dcpaitement
van Handel en Nijverheid, waaronder
het Consulaatwezen tevens ressorteert,
een departement van Landbouw, en een
van Arbeid, even zeker als dat het depar
tement van Buitenlandsche Zaken, en dat
van Marine te ee.nigertijd behoort te ver
dwijnen,
Dit alles zal komen, al is het ook
heden niet.
Maar daar scheurt dan toch de ijskorst
van onwil en onverschilligheid, van traag
heid en bekrompenheid; ze begint te
verschuiven, en dit verheugt ons zeer.
De jongste Post-order.
Onlangs, is het ambtelijk proza, in den
tak van dienst der posterijen, met het
navolgend specimen verrijkt:
Het komt herhaaldelijk voor, dat
besturen van Vereenigingen van ambte
naren en beambten der posterijen en
telegraphie zich betreffende
dienstaangelegenheden rechtstreeks tot den
directeur-generaal wenden.
Dit blijve voortaan achterwege.
De uitoefening van den dienst heeft
met het vereenigingsleven van staats
ambtenaren en -beambten, dat door
hun vaste aanstelling, met al de rechten
en waarboigen daaraan verbonden, uit
den aard der zaak geheel verscheiden
is van dat der vak Vereenigingen in het
burgerlijk leven niets uitstaande, voor
zoover althans de uitingen daarvan niet
strijdig zijn met of schadelijk bevon
den worden voor de belangen van
den dienst. Omgekeerd behoort het ver
eenigingsleven van het personeel, dat
een particulier karakter draagt en zich
bovendien in dikwerf geheel tegenover
gestelde richtingen uit, buiten den dienst
te staan.
Inmenging van besturen van bonden of
Vereenigingen in dienstaangelegenheden
kan niet worden toegelaten, omdat bet
gezag en de uitoefening daarvan in han
den moeten blijven van de bevelvoerende
ambtenaren, die voor een richtige ver
vulling van hun ambt en van dat van
ieder hunner ondergeschikten verant
woordelijk zijn aan de boven hen ge
stelde autoriteiten.
Pogingen, als in het werk gesteld door
besturen van bonden, om op den gang
van zaken rechtstreeks invloed te oefenen
door, met voorbijgang van hun
onmiddellijken chef, zich tot hooger autoriteit
te wenden, zouden, indien daarop weid
ingegaan, de grondslagen van de onder
geschiktheid ondermijnen, die in elke
burgerlijke organisatie tusschen ambte
naren en beambten van onderscheiden
rang en graad behoort te bestaan en die
dus zeer zeker bij den dienst der poste
rijen en telegraphie niet kan -worden
gemist, waar met de grootste nauwkeu
righeid en plichtma'igheid behoort te
worden gearbeid; dergelijke pogingen
zijn dan ook tot nu en worden mede in
den vervolge stellig gewezen van de hand.
Meenen Vereenigingen als de bedoelde
het in hun voordeel noodzakelijk of
wenschelijk. dat bepaalde toestanden of
feiten ter algemeene kennisse worden
gebracht, dan bezitten zij daartoe in hun
bondsorganen, zoomede in het aanbieden
van adressen aan Hare Majesteit de
Koningin, aan Zijne Excellentie den
Min'ster van AY&erstaat, Handel en
Nijverheid en aan de Volksvertegen
woordiging de gelegenheid; deze middelen
stonden en staan bun steeds ten dienste
zonder eenigerlei bêperking.onder beding,
dat de toon waarop en de vorm waarin
de denkbeelden ter zake door de besturen
van die Vereenigingen worden uiteen
gezet, niet strijdig zijn met de matiging,
welke staatsdienaren uit den aard der
zaakjn het belang van denzoo noodiien
eerbied voor het gezag in het ooj moeten
houden.
Inmenging in de particuliere
aangeleheden van de bedoelde bonden of
veieenigingen door-meerderen moet even
zeer achterwege blijven.
De gezagvoerende ambtenaren hebben
zich van elke aanraking met
bondsbesturen, als boven is bedoeld, te ont
houden, hetgeen nog bovendien ook door
de omstandigheid geboden is, dat een
groot deel van de ambtenaren en be
ambten niet tot eenigerlei bond of
vereeniging behoort. Feitelijk zou dan ook
het toekennen van bijzondere rechten
of vrijheden aan leden of besturen van
eenigen bond of vereeniging strijdig zijn
met de onzijdigheid en onpartijdigheid,
welke het gezag immer in de eerste
plaats moeten kenmerken, en niet zijn
overeen te brengen met de door de
door de grondwet gewilde rechtvaardig
heid voor' allen.
De persoonlijke vrijheid der ambtenaren
en beambten, om zich hoofdelijk tot den
directeur-generaal fe wenden, wordt door
het vorenstaande in het minst niet ver
kort: het slaat iederen ambtenaar of
beambte steeds vrij y.icb langs den
luerarchieken weg tot den hoogsten chef in
den dienst te wenden en dit zoowel voor
dienstaangelegenheden als in zijn per
soonlijk belang."
Mij schijnt deze order" in flagranten
strijd met de Grondwet, in zooverre zij
lo. de begrippen: petitie en beklag
behaaglijk dooreenklutst;
2o. lichamen ontzielt, immers de deur
wijst, die de Grondwet kont en erkent.
Over beide punten een woord.
I. De staatsrechtelijke literatuur maakt
een fundamenteel verschil tusschen liet
verzoekschrift (de petitie) en het beklag.
Dit gewichtig onderscheid, het eerst door
R. von Mohl, in een alsnog gezaghebbend
betoog aangewezen, zal men het best
kunnen zich voorstellen, wanneer men
aan de petitie, objectieve, aan het beklag,
subjectieve strekking toekent.
Zonder langen omhaal, verduidelijke
een voorbeeld de zaak.
Een of meer personen achten een
wetsvoorstel, bestuursmaatregel, dienst
bevel, wat dies meer zij, nadeelig, scha
delijk, nutteloos, ontijdig. Hun drijfveer
is het belatuj der zaak. Zij wenden zich
alsdan tot die macht in den Staat, welko,
bij den bestaanden of in het leven te
roepen regel, betrokken is, leggen den
vinger op de wonde en verzoeken, dat
het, volgens hen bestaande of dreigende,
gebrek verholpen worde.
Dat is de petitie.
Meent of meenen daarentegen een of
meer belanghebbenden, in hun recht of
aanspraak, gekrenkt to zijn, door een
ambtelijk voorschrift, dat nieuwe ver
houdingen invoert, of aan bestaande
anderen inhoud of andere gedaante geeft,
dan bestaat er, voor hen, aanleiding om,
ten eigen behoeve, voorziening in dien (al
of niet vermeenden) misstand te vragen.
Dat is het beklag.
Tusschen beide begrippen bestaat alzoo
verwantschap, nog grooter echter is de
tegenstelling.
De petitie is uitoefening van een staat
kundig recht, omdat haar wezen is van
politieke strekking.
Het beklag is uitvloeisel djr
weerzijdsche verhouding, waarin de burger,
tegenover den Rechtstaat, is geplaatst.
De petitie moet (in beginsel) geoor
loofd verklaard, de bevoegdheid daartoe
derhal vegrondwettel ijk toegekend worden.
Het beklag komt van nature toe aan
ieder, die (terecht of ten onrechte, om
het even) meent verongelijkt te zijn.
De petitie is het middel om van eene
zakelijke overtuiging, bij de gestelde
machten te doen blijken.
Het beklag is eene poging om, langs
administratie ven weg, redres van grieven
te verkrijgen.
Het recht van petitie kent onze Grond
wet (art. S) toe aan ieder, ook aan wet
tig bestaande lichamen, al missen zij
rechtspersoonlijkheid, al zijn zij dus
niet erkend.
Over het recht van beklag zwijgt onze
Grondwet. Vrij natuurlijk, trouwens. Het
is verknocht aan het feit zelf', dat wij in
een Rechtstaat leven, het derhalve ieder
moet vrijstaan, ter bevoegde plaatse,
mede te deelen, dat, hoe, waardoor hij
vermeent te zijn gedeerd.
Passen wij dit alles toe op de
vakvereeniging.
De vakvereeniging ontleent aan de
petitie het zakelijk element d. i. optre
dende voor een derd; (al of niet haar
lid) brengt zij diens grieven in
zakelijken vorm.
Met het beklag echter, heeft de stap
der vakvereeniging dit tevens gemeen,
dat het haar te doen is om herstel van
(naar hare meening bestaand) persoonlijk
leed.
Van dit uit het ivezen der vakvereeni
ging voortvloeiend en onontwijkbaar twee
ledig karakter, maakt 'de dienstorder
misbruik. Zij verklaart: gij hebt de peti
tie, dus wordt het beklag u geweigerd.
Immers eene weigering is 'het, wanneer
nieti de vakvereeniging, die als zoodanig
oenen chef niet heeft, naar dezen, of naar
den hierarchischen weg verwijst. Deze
loochening van een natuurlijk recht is
oagrondwettig, ook al bezigt zij, voer
hare machtsoversehrijding, de
voorwenselen, die men, in de dienstorder, lezen
kan. Waar de Grondwet het recht van
petitie toekent, en de vakvereeniging uit
den aard der zaak dien vorm bezigen
moet, voor haar recht van beklag, staat
het aan niemand vrij, beide rechten haar
te ontnemen. Beide rechten. Immers, de
bevoegde macht, voor de petitie bereik
baar, is, in den regel, tot herstel van
persoonlijk bezwaar, onbevoegd. Omge
keerd, is de hiërarchische weg ongenaak
baar voor een derde (de vakvereeniging),
die rijen krenking niet kan doen gelden.
Jn dezer voege zijn n petitie n beklag,
constitutioneele rechten beide, weerloos,
door een dienstorder.
II. Om dit punt tot klaarheid te
brengen, behoeft men het grond wetsartikel
slechts te lezen. Het luidt:
Art. 8, 8e lid. Wettig bestaande
lichamen, kunnen aan de bevoegde macht
verzoekschriften indienen, doch alleen
over onderwerpen tot hunnen bepaalden
werkkring behoorende".
De dienstorder leest als stond er:
Wettig bestaande lichamen mogen niets
anders doen, dun, aan de bevoegde
maéht enz.
WTij zijn, onder het thans, gelukkig, vorig
régime aan zonderlinge bokkesprongen,
op het gebied van grondwetsuitlegging,
gewoon geraakt. Te midden daarvan,
neemt die der dienstorder eene
eereplaats in. De vakvereeniging, een wettig
bestaand lichaam" kan wel degelijk iets
anders doen, dan haar recht van putti ie
uitoefenen. Zij heeft ook nog een recht
run beklag, dat zelfs een goed deel van
haar bestaansreden vertegenwoordigt. Is
die bestaansreden iemand, in Nederland,
onwelgevallig, hij trachte zijne ziel in
lijdzaamheid te bezitten. Niet echter,
door kunstgrepen, haar te ondermijnen.
Hetgeen hartelijk te hopen valt, is,
dat dienstorders" als deze:
voortaan ai-litenrcge blijven".
A m s t. 9 Aug. '03. J. A. LEVY.
Bluf.
Uit het officieel verslag aangaande de
Internationale Conferentie, gehouden te
Bern van 8 tot 17 Mei, betreffende het
verbod van het gebruik van witte fosfor
in de lucifer-industrie, vernemen wij dat
onze gedelegeerde dr. II. F. Kuyper daar
de volgende woorden gesproken heeft:
Monsieur Ie President,
I.orsque vous avez demandédans la
deuxième séance plénière l'avis de la dél
gation néerlandaise par rapport cette
question, j'ai pu répondre que j'acceptais
complètement les propositions faites a la
conférence par la conseil fédéral.
Je puis encore déclarer aujourd'hui que je
les accepte de grand coeur et que mon Gou
vernement ii'a besoin d'aucun délai, ni potir
la mise en viguetir de l'interdiction du
phosphore blane, parce que dans notre pays,
grace A la loi de 1901 l'emploi du phosphore
blanc dans l'industrie des allurnettes est
complètement interdit, de mème que
limportation des allumettes fabriquées avec du
phosphore blanc.
J'espère que bientóf, grace il cette conf
rence, dans tous les pays du monde la ter
rible maladie de la nécrose aura disparu
entièrement.
La Hollande s'appliquera touiours a
restreindre les ri-ques pbysiques de l'ouyrier,
et je répète ici Ie voeu prononcéen 1898
par Sa Majesténotre auguste Reine Régente:
Que notre nation soit grande en tout ce
que peut grandir nn petit pays!"
Foei, wat een bluf!
Het is waar, de Italiaansche Gedelegeerde
had, toen hij eere bracht aan Zwitserland
en Frankrijk, omdat baide landen het ge
bruik van witte fosfor in de lucifersi'abrieken
reeds voor lang bi.j de wet verboden hadden,
Nederland vergeten; en een bescheiden
woordje, om te vermelden dat Nederland
vier jaar geleden, ook aldus gehandeld
had, ware zeker op zijn plaats geweest.
Maar nu ook Denemarken reeds kan spreken
van een dertigjarig verbod, paste het toch
allerminst zulk een toon aan te slaan, alsof
er op industrieelen trant reclame voor ons
dierdaar Vaderland kon of mocht worden
gemaakt, en dat nogal met heenwijzing
naar de Auguste Reine Regen te'van 1898",
zoodat men zou denken, dat het den heer
Kuyper was opgedragen te Bern zich te
houden als de "vertegenwoordiger van een
Hofleverancier in zaken betreffende arbeiders
bescherming.
Bovendien, de voorspelling, dat Holland
steeds zijn best zal doen, om de risico van
den arbeid" te beperken, is er een, die elke
beschaafde staat zal durven uitspreken. Het
schijnt echter dat Nederland op deze con
ferentie door do gedelegeerden van andere
landen, voor nog iets erger barbaarsch dan
de rest is aangezien en in dit geval zou
er reden zijn onzen vertegenwoordiger te
verontschuldigen.
Vlaamsche Landdag.
De Liberale Vlaamsche Bond van Ant
werpen heeft Maatschappijen, Kringen en
Bonden opgeroepen tot het houden van
een Ylaamschen Landdag, eene onderneming
van buitengewoon gewicht, eene betoogiug
eenig in haren aard, geroepen om den
grootsten weerklank te hebben in het bin
nenland en daarbuiten."
De Vlaamsche Landdag moet bewijzen,
dat de Vlamingen goede Belgen willen
blijven, in vriendschap willen leven met
hunne Waalsche landgenooten, maar niet
temin houden aan de eigendormnelijkheid
van hun ras.
In tegenstrijd met sommigen, die droomen
van uitroeiing van den Vlaamschert geest
en onderdrukking van de Vlaainsche taal,
van versmelting en opslorping, willen zij
de tweeledigheid in de eenheid behouden
en aan elk der beide rassen, waaruit de
Belgische natie bestaat, gelegenheid geven,
xijue krachten te ontwikkelen naar eigen
overlevering, aard en aanleg.
Zij willen eigen taal, eigen wetenschap,
eigen kunst en in 't algemeen beter ver
zorging van de verschillende economische
belangen."
Deze oproep wordt namens den Liberalen
Vlaamschen Bond van Antwerpen geteekend
door den voorzitter Is. van Doosselaere,
en deu secretaris A. C. van der Cruyssen.
Het Programma luidt: 75e Verjaring van
België's Onafhankelheid.
A'laamsche Landdag op Zondag 27 Aug.
1905, te 10 uren 's morgens, in de groote
zaal van het Kunstverbond, onder het
EercVoorzitterschap van de heeren Jan van
Eijswijck, Burgemeester en Volksvertegen
woordiger te Antwerpen; Adolf
Verspreeuwen, senateur te Antwerpen, E. Braun,
Burgemees er en Volksvertegenwoordiger te
Gent en Kaïel Buis, Oud-Burgemeester en
Oud-Volksvertegenwoordiger te Brussel.
Werkzaamheden:
1. Inleidend woord door den Voorzitter,
mr. Is. van Doosselaere, advocaat, bijgevoegd
Volksvertegenwoordiger.
2. Vlaanderen in het verleden (vóór 1830).
spreker: dr. Victor Iris, leeraar aan het
Koninklijk Atheneum te Gent.
3. De beeldende kunsten in Vlaanderen
van 1830 tot 1905. Spreker: dr. Max Kooses,
conservator van het M tiseu m Plantin-Moretus
te Antwerpen.
4. Do vlaamsche letterkunde van 1830 tot
1905. Spreker: dr. Aug. Vermeylen, leeraar
aan de Vrije Hoogeschool te Brussel.
5. Do vlaamsche muziekbeweging. Spreker:
dr. Maurits Sabbe, leeraar aan het Konink
lijk Atheneum te Mechelen.
U. De wetenschappen in Vlaanderen. Spre
ker: dr. Hos Boonroy, bestuurder
derNijverheidschool te Antwerpen.
7. De vlaamsche taalwetten. Spreker: mr.
J. O. de Vigne, advocaat, Schepenen Volks
vertegenwoordiger te Gent.
8. De maatschappelijke toestand van ons
Volk. Spreker: Dr. Jan Persoons, Genees
heer, Volksvertegenwoordiger te Lokeren.
9. De waarde onzer taal. Spreker: Dr.
Jos. Vercoullie, Leeraar aan de
Hoogesehool te Geut.
10. Vlaanderens toekomst. Spreker: Hr.
Pol de Mout, Conservator van het Museum
voor schoone Kunsten te Antwerpen.
Als men dit Programma gelezen heeft,
kan het nuttig zijn ook het volgende te
genieten, wat door de Hollandsche bladen
ontleend werd aan een Belgisch blad:
Volgens La Belgique Illustvée, pfh'cieele
uitgave van het ministerie van nijverheid.
telde Belgiëin 1890:
2.574.805 inwoners, die niets spraken dan
Fransch of Waalsch; 2.822.005 inwoners,
die enkel Vlaamsch spraken; 801.587 inwo
ners, die Vlaamsch en Fransch spraken.
Deze, die de twee talen kennen, zijn voor
999 duizendsten Vlamingen.
Dus zijn er 1.048.787 Vlamingen meer in
Belgiëdan Walen.
't Is waarschijnlijk daarom dat La
Jielrji/liie IlluKtri'i' enkel in het Fransch ver
schijnt; dat het Fransch in alle besturen
den bovenrang heeft; dut geen enkel' trut
nopens de Vlaamsche taal mnjeleffd icordt;
en dat de haren van alle franskiljonsche
kletskoppen te berge rijzen als de Vla
mingen vragen dat hun recht gedaan worde."
Het doet ons natuurlijk genoegen, dat de
Vlamen een Landdag mogen houden ter her
innering aan hun*75-jarig bestaan als detl
van een onafhankelijk volk".
Het doet ons echter leed meer leed dan
wij zeggen kunnen dat die Landdag in,
hoofdzaak voor hen niet anders kan zijn.