Historisch Archief 1877-1940
No. 1470
DE AMSTERD A MM ER W EEK B L AH. V 0.0
D E RL A KD.
de Staten onafhankelijken, immers zij waren
er zelfs in geslaagd een eigen vertegenwoor
digend lichaam in 't leven te roepen lieten
zich ook door de pretensie der Staten, dat
deze bet eerste recht op den buit hadden,
niet afschrikken, en handhaafden hun ver
worven bezit. Met kracht verzetten zij zich
tegen alle pogingen der St. omjgedeelten van
de geestelijke goederen ten behoeve van het
gemeenelanl, voornamelijk met het uitge
sproken doel er achterstallige oorlogskosten
mede te betalen, te verkoopen. Haar over
weging was daarbij deze: Alzoo by sloten
van de Reeckeningen van de se ven Steden
van desen quartiere ... opentlicken blyct dat
yegeljjcke stede respectivelicken zeeckere
somme van penningen byden selven steden
respectivelicken sedert den aenvanck van
desen jegenwoordigen oirlogen totten jaere
1576 incluis, competeert, soo van betalinge
ende verschoten penningen aenden vendelen,
knechten, gedaene leeninge, ontberen van
hun steden acchynsen, mitsgaders toerustingen
van schepen van oirloge, provianden ende
anders... ten behoeve ende dienste vanden
gemeenelande ende zaecke verstrect ende
vuytgekeert, Ende opdat deselve steden eensdeels
aen betalinge... moge geraecken."
Keeds den 23e u Mei 1572 hadden de Staten
dan ook besloten eyntelyck en
gemeenderhandt.., dat alle conventen de cloosteren bin
nen de Steden mitsgaders de Edificien,
grondplaaisen, erven, ende eygendommen vandien
sullen blijven tot behouf ende totprouffyte van
elcke stede omme by denselven in eygendomme
aengevaert ende behouden te werden ende
geemplooyeert tot haren besten". Een resolutie
van 8 September 1578 zegt zelfs, dat men
' voor het noorderkwartier wat de g.g. betreft
naer believen mocht handelen". Ja, tenslotte
hebben de Staten er noodgedwongen in berust,
dat de zeven steden onderling de bezittingen
verdeelden van drie niet in de steden ge
legen ry'ke kloosters: St. Pietersdal, de Abdy
van Egmond en hel klooster van de Begulieren
te Blokker, bij welke deelin g alleen aan Alkmaar
reeds een bezit ten deel viel, toenmaals
gesuhat op 85311 gld. 18 st. en 3 penn. 1)
Hier voert dus de burgerij volledig de haar
gunstige maatregelendoor: niet slechts wordt
de parasieten-klasse der geestelijken ver
dreven, niet slechts woiden de goederen en
daarmede de macht geannexeerd, maar ook
wordt daardoor de adel getroifen, die in het
geestelijk bezit, in de abdyen vooral, een
ruggesteun had voor verarmde leden, zooals
de geestelijke ambten welkome baantjes waren
voor jongere zoons. Tegen de bovenvermelde
verdeeling verzetten de Edelen in de Staten
vergadering, zich dan ook met kracht, be
werende, dat de goederen der abdyen in
Holland ... tot onderhoud vande verarmde
Edelluijdenkinderen eertijds sijn verbonden,
gedestineerJ ende gelundeerd." 2)
Doch reeds in het zuiderquartier gelukte
het minder goed. Haarlem bijv. moest in 1581
nog een contract sluiten met den Prins en de
Staten, waarbij het de conventsgoederen enz.
toegewezen kreeg; en «vat de groote portie der
geest, goederen betreft, werd de administratie
in dit quartier aan de Staten-zelf getrokken
en aan een Geestelijk Kantoor" te Delit
opgedragen.
Wat van de conventsgoederen geldt, kan
men ook zeggen van de eigenlijke kerk
goederen. Waar de revolutionaire beweging,
en de gereformeerde gemeente sterk was, daar
nam die de kerken in bezit, of wist die als
iets van zelf prekends van de stedelijke over
heid te verwerwen. De overheid wist zij
tot betaling der predikantstractementen te
bewegen en de goederen der kerk kreeg de
gemeente in eigen beheer. Een plakkaat der
St. van Holland van 2 Maart 1575 ordonneert
de rentmeesters der Staten om deze goederen
aan de kerk- en armvoogdijen over te dragen.
Eenvoudig een machts-, niet een recftfóqnestie.
Een geheel ander verloop dus dan in
Utrecht, waar vermogensrechtelijk eigenlek
alles zoowat by' het oude bleef, maar onder
toezicht der Overheid en gereformeerd;
anders ook dan bijv. in de Overysselsche
steden 3), terwijl in andere provincies weder
geestelijke kantoren als in Holland werden
opgericht. Voor Utrecht heelt de heer
Siccama het beeld zonder twijfel juist
geteekend, maar hy geeft geen antwoord op de,
toch in een historisch werk niet te vermij
den vraag: waarom moest, by zoo verschil
lenden toedracht in de verschillende deelen
des lands, het verloop in Utrecht juist zóó
zijn en niet andeis? Ligt er in de zeer
bijzondere positie, die in Utrecht de geeste
lijkheid innam, in de macht die de adel er
bezat, in de in n woord, sociale geleding
der eigenaardige Utrechtsche maatschappij,
in tegenstelling juist met het burgerlijke Hol
land, niet een aanwijzing? Veel beter dan
wij, zou de heer S. in staat zyn dit na te
gaan; waar hij dit niet deed, schaadt hij de
wetenschappelijke waarde van zijn verhan
deling; immers nu geeft inen haar onwille
keurig een algemeener strekking dan zij
hebben kan. En bovendien, nu geeft zij den*
indruk alsof dejuridische constructie der Refor
matie ook de grondleggende is, of, met andere
woorden, er geen zeer onjuridische volksbe
weging geweest was vóór dat de geregelde
gang van zaken weder intrad. Het heeft er
in de uitsluitend-juridische voorstelling van
den heer S. wel wat van, of de tot nu toe
katholieke overheid op een mooien morgen
in het hoofd kreeg ook protestant te worden en
een gansche omvorming in, het leven der
onderdanen te weeg bracht. Dit is een ont
kenning der revolutionaire strekking der
Hervorming, die misschien het
anti-revolutionaire hart van den heer S. alle eer aan
doet, maar die dan toch het inzicht in onze
zestiend'eeuweche geschiedenis niet bepaalt
verheldert. En toch, de heer S. heeft in
andere opzichten genoeg kijk op de feitelijke
verhoudingen om niet te vertrouwen, dat hij
niet te eenigertijd wat feitelijker inzicht ook
hieiin zal krijgen : dat de overheid niet de
beweger is maar de bewogene. Nu is dat
voor Utrecht nog niet zoo duidelijk als bijv.
voor Holland, omdat in Utrecht geen nieuwe
klasse aan de regeering kwam, ook al kreeg
de burgerij er wel wat meer invloed dan
voorheen; immers ware de adel niet de
machtigste gebleven, de kapittel- en con
ventsgoederen waren niet intact gebleven
en hadden niet hun oude bestemming van
adellijken armenzorg" behouden. Het ware
interessant uit dit gezichtspunt de
beteekenis na te gaan van de bewegingen in het
Leicestersche tijdvak ; daar komt iets te zien
van een klassenstrijd, zooals die in de
zeeprovincies reeds veel vroeger en veel duide
lijker zichtbaar was. Dat is natuurlijk voor
den anti-rev. schrijver contrabande, maar
desniettemin geeft het een dieper gelegen
verklaring der feiten dan de juridieke, die
hij ons aanbiedt. Zoo ergens, dan moet by
het behandelen van een revolutionaire periode
het niet in de eerste plaats zien naar de
sociale verhoudingen tot verkeerd begrip
leiden hoeveel te meer dan niet het in
het geheel niet zien, zooals hier.
Maar met dit al hebben wij hier te doen
met een knap en waardevol boek. Wat hier
iiHiiiiitiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiMitiiiMiiiiMiiiiiiiiiiniiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiitiiiiiii
is 'gegeven, is inderdaad een hoogst nuttige
en welkome bijdrage niet slechts, hoewel het
dit in de eerste plaats il, voor onze rechts
wetenschap, maar ook voor die der historie.
Ongelukkig allereerst kerk historie, immers
juist het standpunt van waaruit men deze
ook als algemeene kan en moet zien, wordt
door den heer S. zorgvuldig vermeden. En
dat is het toch .eigenlijk niet wat men van
een zich als MstoHsc/i-juridische" verhande
ling aankondigend werk in dezen tijd wel
verwachten mag. Het waaruit" licht het
toe; op het waarom" geeft het niet voldoende
antwoord ; daardoor is het niet het standaard
werk, dat het anders zonder twijfel zou zijn.
H. E. v. GELDER.
1) Zi : Het geestel. grondbezit en de ste
den van Hollands N.kwartier in de XVI eeuw",
in de XX Eeuw, Febr. 1904.
2) Ees. v. 22 Aug. 1582. Zie voor Utrecht
hetzelfde in : Adellijke armenzorg in mr. S.
Muller's Schetsen in de Middeneeuwen.
3) Men zie hier over de zeer heldere uit
eenzetting van mr. J. W. Mulder in zijn
Rapport over de Predikantstraktementen in
Zwolle" (Zwolle 1894). Wat de rechtsver
houding der O verijss. gemeente-besturen tegen
over de geestelijke goederen betreft, neemt
deze schrijver volkomen het standpunt van
den heer S. in : Als overheid hebben zij te
zorgen voor handhaving der bestemming, er
van ouds aan gegeven.
Het jonge leven. Hoe het te kweeken en te
beschermen. Een boek voor ouders en
opvoeders, door ELISE VAN CALCAK.
Leiden, Gebroeders van der Hoek.
Op ruim tachtiejarigen leeftijd schreef
de begaafde schrijfster dit werk, dat als haar
testament" kan beschouwd worden, de laatste
wilsuiting van iemand die veel, zér veel deed
voor het welzijn van het kind. De groote
verbetering, die in de laatste helft der voor
gaande eeuw tal van bewaarscholen in ons
land ondergingen, was zeker voor het grootste
gedeelte haar werk, waar zij in ons land op
de leermethode van Fröbel meer en meer
de aandacht vestigde. En zij, die gansch
haar leven wijdde aan 't welzijn van 't kind,
vurig bewonderaarster van Fröbel als zij
was, zij schreef "op haar laten levensavond
een boek, met een opgewektheid, een ver
trouwen, die bewondering afdwingen, met
een vuur, dat jongeren haar zouden benijden.
De grondtoon van haar boek, haar testa
ment is deze.
Weest zelf zoo volmaakt mogelijk, als ge
goed uw kinderen wilt opvoeden." Ontegen
zeggelijk wordt er in onze gezinnen veel
te weinig aan ware opvoeding gedaan. Een
deels vindt dit zijn oorsprong hierin, dat
maar zelden de moeder den noodigen tijd
zal vinden en den noodigen lust zal bezitten,
om na een dag van drukke bezigheden, eens
rustig met haar kinderen om te gaan en te
?trachten door een goed voorbeeld hier, een
lief woord daar, het kind te helpen in zijn
pogen om beter te worden. Gewoonlijk is
moeder blijde, als 't uurtje van zeven slaat
en het dartel groepje voor een half etmaal
opgeborgen wordt. Doch ook daar, waar de
moeder wél tijd heeft, waar wel lust zou
kunnen zijn om de kinderen goed op te voe
den, daar verdwijnt deze zoo spoedig, als de
moeder niet gauw de gevolgen ziet van haar
opvoeden" en wordt de taak aan anderen
toevertrouwd. In haar. inleiding zegt de
schrijfster het zoo terecht, dat volgens
zoovelen een goede opvoeling bestaat in eene
zoo volledig mogelijke bevrediging van licha
melijke behoeften, of in een dressuur voor
een of ander examen. Aan de verbetering
van karakterfouten, van slechte neigingen,
wanneer deze niet in het oogloopend of al
te onaangenaam zijn, wordt niets gedaan.
De jongen is nu., eenmaal driftig," be
weert de moeder, als klein kind was hy
bet al Helaas, als groot kind bleef hij het
en hoeveel had hier niet verbeterd, niet
opgevoed" kun aen worden.
Ons dat te leeren was het doel van de
gryze schrijfster.
Of zij het bereikt heeft?
O, er staan in haar boek op schier elke
bladzyde waarheden. Soms hadden wij ze
zoo gaarne nog krachtiger uitgesproken ge
zien en het gewis de bedaagde, in heel haar
werk zoo bezadigde, niet euvel geduid, als
ze eens flink getoornd had, tegen die tal van
schijnmoeders, die opvoeden, o, zoo lief, zoo
aardig vinden, die in wie weet niet welke
vereeniging voor het kind" zitten en die
thuis haar eigen kinderen zoo allertreurigst
opvoeden, dat wat er mg van terechtkomt,
wat er voor onverwacht goeds er in hun
karakter blijkt te zijn, er nog door juf" is
ingebracht.
Er zijn er zoo velen, die meenen, dat de
taak van mama te zijn" bij de geboorte op
houdt, die den mond vol hebben van allerlei
liefs en aardigs van kinderen en o Ter het
groote genot kinderen te hebben en op te
voeden, en die bij hun eigen kinderen deer
lijk die taak verwaarloozen.
Maar toornen deed zij niet. Wellicht had
het leven haar geleerd, dat daarmede weinig
te winnen is en liet zij haar ernstig verma
nende stem nu en dan wat voller klinken,
wanneer zij over kinderleed, dat te voorko
men was, schreef.
Hoe verrast was ik, bij het doorlezen te
stuiten op een hoofdstuk, getiteld: De wereld
van het kind", waarin het aldus getitelde
werk van mijn hand besproken werd. En
ik begreep het, naar al wat ik van haar ge
lezen had, naar al haar wenken, in haar
testament" vervat, dat er geen plaats kon
zijn in haar denken, voor nieuwere beschou
wingen, die zóó zeer indruischten tegen de hare.
Er ligt een diepe klove tusschen ons beider
opvatting van opvoedkunde. Zij, die geleefd
heeft in een eeuw, waarin zooveel nieuw leven
gewekt werd onder de oude paedagogen, had
toch het grootste gedeelte van haar leven
opvoedkunde beschouwd gezien uit geheel
ander oogpunt, en kon ik begreep het
met mijne beschouwingen geen vrede hebben.
Als zij het heeft over kinderkwaaltjes" en
spreekt van gekke aanwendsels zonder zin
of doel", dan zou ik haar willen vragen:
Maar waarom dan toch, hoe verklaren wij
toch, dat een kind van drie of vier jaar zich
iets aanwendt", dat het nu juist die in ons
oog onzinnige" aanwendsels krijgt en geen
andere ? De behandeling van die kwaaltjes
moet naar de oorzaak" geleid worden. Geen
redeiteeren van ons helpt, geen wijsgeerige
bespiegelingen over zus of zoo handelen, doch
zonder vragen, zonder bespiegelen hebben
wij slechts na te gaan, waarom het kind zulks
doet, waarom elk kind 400 doet en doen
moet... en wij begrijpen, dat 't het aller
beste ii, om maar een oogje toe te doen en
dan het andere tegelijk wakker open te hou
den, om, wanneer het kinderkwaaltje" ons
te heftig zich gaat uiten, dien uitingsdrang"
op beter spoor te leiden.
Onjuist acht ik, wat de begaafde schrijfster
op pa». 183 in het hoofdstuk, het mysterie
der geboorte beweert:
Te zorgeloos geeft men kinderen dieren
ten geschenke. Het houden van konijnen
heeft in menig kind ontijdig noodlottige
prikkels opgewekt, die tot zyn verderf heb
ben geleid door onzedelijke handelingen. De
toenemende gewoonte van onze steden met
honden op te vullen, is stellig nadeelig voor
onze kinderen, want het zien van dierlijke
verrichtingen bevlekt de sluimerende fantasie
der kinderen en laat daar beelden achter,
die lang nawerken, al waren de opvoeder
ze soms ook geheel vergeten. Vooral in de
ontwikkelingsjaren moet dit vermeden wor
den en hoe zorgeloos wordt er vooral op 't
land met de jeugd omgesprongen in betrek
king tot de voortteling der dieren. Kinderen
uit den boerenstand mogen van hun vroegste
jeugd gemeenzaam geworden zijn met al wat
tot de veeteelt behoort, en men mag zich
vleien met het zonder .erg en de gewoonte"
men bedriegt zich. Wellicht is er onder
geen klasse van menschen meer onzedelijk
heid onder de aankomende jeugd dan bij
diegenen, die met het dierlijke leven zoo
gemeenzaam gemaakt zijn, zonder te blikken
of te blozen, en het op de ruwste manier
hebben leeren kennen."
't Verwondert ons, dat zij, die toch het
leven der kinderen zoo nauwkeurig gade
sloeg, tot die gedachte gekomen is, doch wij
hebben wellicht te bedenken, dat hare erva
ring op dat gebied in een geheel ander
ge-deelte van ons land verkregen werd, dan
in dat, waar wij de geheel andere, zoo vol
gezonde kuiscaheid leerde kennen.
Een bezwaar, wat zooveel werks over op
voedkunde aankleeft is ook in dit werk aan
wezig. Soms wordt ons, zoo als terloops
gezegd, hoe het zijn moet, doch niet, waar
net juist op aankomt, den weg daartoe ge
wezen. Zoo op pag. 184 :
Wij bedoelen, dat jonge lieden, tegen dat
ze den volwassen leeftijd bereiken zullen,
leeren vrij en ongedwongen te samen otn te
gaan, zonder een gemeenzaamheid, die onbe
schaamdheid ademt, en zonder zedige terug
houding en welvoegelijkheid in adht te nemen.
Kwade samenspreking te vermijden, slechte
manieren van ongepaste intimiteit af te wijzen,
moest de jeugd worden ingeprent, maar dat
bedoelt geen gemaakte preutschheid of stijve
hoffelijkheid onder jonge lieden. De knaap
leere welvoegelijk met jonge meisjes om te
gaan en aan den jongeling worde een ridder
lijke zin van bescherming en verdediging
van het zwakke geslacht ingeboezemd.
Spreek met het meisje en den knaap over
vriendschap en liefde en leer hen die te be
schouwen als de edelste zegeningen des levens,
mits zij vrij blijven van de af wij kingen, waartoe
zij kunnen overslaan de vriendschap, tot
een zedelijke aanhankelijkheid, de liefde tot
een wilde hartstocht, die de eer en deugd
vergeet en in ontijdige uitbarsting ongeluk
en schande voortbrengt.
Over dat alles kan gesproken worden, enz.'
De ouders van opgeschoten kinderen vinden
daarin geen antwoord op hun vragen. Dan
leerden andere vrouwen ons anders.
Wij twijfelen niet, of ook dit boek, het
laatste werk van haar, die een zoo groot
aandeel had in de verbetering van het onder
wijs der kleinen in ons land, zal ook zijn
zegen stichten en de kinderen ten goede
komen.
Haar hoogste wensch.
Haarlem, i
G. A. OOTMAR.
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitniiiiiiiiiiiiiiiitiMMiiiHiinniiiiiiiiiiHiiniiililiiiti
IIIIIIIIIIIIIIIHIIIIinillllllllHIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIt
DAMEjS.
*l
Hoe wereldwijs te worden.
UI.
(In Torquay-Devonshire.)
Het was volgens- contract, dat de nu reeds
eenige malen genoemde
plaats-bemiddelaarster (Miss Hooper's Agency) verplicht was,
binnen 't boekjaar moeite te doen, mij een
nieuwe positie te verschaffen, nu ik met
ongeveer zeven maanden, de eerste school
vaarwel had gezegd.
Zoo kwam ik ongeveer in gelijke kwaliteit,
als op de school der zendelingentelgjes, terecht
in een instituut voor kleine upper-tens".
Verrukkelijk ligt 't kleine plaatsje Torquay
aan de Tor-bay, de plek, waar Willem III
als koning van Engeland 't eerst den voet
zette op Britschen bodem.
In 't zuidelijk deel van Engeland gelegen,
deelt 't het heerlijk klimaat van het eiland
Wight en waarlijk, deze doet aan 't milde
klimaat van de Riviera denken. Palmen ziet
men daar gedurende hél het jaar in volle
gezondheid de parken sieren; vruchten, zooals
slechts in 't zuiden, zijn daar inheemsch.
Van deze goddelijke parken, waarom En
geland zoo terecht beroemd is, is het
Princespark te Torquay een der meest bekende. Ook
de ligging van 't plaatsje, op krijtrotsen in
zee uitloopend, heeft dat eigenaardig schoone,
wat ons, Hollanders, bij een bezoek aan
Engelsche zeebadplaatsen (Margate, Ramsgate,
Brighton) bijzonder treffen moet. De zoo bij
uitnemendheid ontwikkelde kust, maakt een
wandeling in rechte lijn onmogelijk. Steeds
gaat 't op de krijtrotsen met diepe
inhams?wegen; een andere die van 't strand
bestaat niet. Wanneer, bij eo, hier, daar, eens
een strandeind zichtbaar wordt, zou de
verleiding, om beneden een wandeling te
ondernemen, zoo goed als zeker 't leven kos
ten. De prachtige, met donkergroen en
helrood-mos bespreide rotsholen, ze zijn
verlokkelijk, tooversloten gelijk, bovenal, als de
avondzon 't rood dieper doet zijn, 't groen
mooier nog in kleur zet. Maar komt de zee
op, dan is een verbinding met 't veilige rots
plateau, behalve hier, daar, in directe omge
ving van 't zeebadplaatsje, niet te vinden,
ontvluchten dus voor de kalme, maar steeds
wassende golven eenvoudig ondenkbaar.
En nu de kostschool zelve.
Een heerlijker ligging, sierlijker gebouwtjes
dan deze beide buitentjes" kan men zich
niet denken.
Twee, weelderig met groen begroeide villa's
zijn 't. Wrentham, waar de jongens,
GirtonHouse waar de meisjes hun thuis vinden.
En dat Thuis" 't wordt die
weeldekindertjes zoo aangenaam mogelijk gemaakt.
Miss G. doet al haar best... Juist ddardoor
wordt ook daar, zeker daar, aan waarachtige
intellectueele ontwikkeling al zér weinig
hooge eischen gesteld. Hoofdzaak is: 't den
kinderen naar hun zin te maken.
Zy'n ze lui, lui, zooals slechts Engelsche
jongens maar vooral meisjes, dit vermogen
te zijn, moet wat ze waarlijk niet gaarne
doet de onderwijzeres haar beklag indie
nen, dan is 't al zér veel, wanneer de direc
trice 't brengt tot een doen ontbieden van
de schuldige, die dan met fluweelen
handschoentjes wordt aangepakt en met zoet
gekweel" haar tekortkomingen voorgehouden
krijgt.
De reputatie van de school hangt af van
de al of niet gunstige opinie der jonge ladies
en gentlemen.
Miss G. is van nette familie, dochter van
emeritus predikant altijd van de
HighChurch die op Wrentham door zijn tegen
woordigheid den noodigen waarborg biedt
voor 't hoog houden der reeds te voren door
mij aangestipte femelarij, die daar echter toch
niet zóó sterk vertegenwoordigd is, als op de
High-school" voor zendelingenkinderen.
Sport daarentegen is daar schering en in
slag, vanaf den door de jonge dame af te
leggen tocht te paard, om van haar estate"
(buitengoed) naar haar school zich te begeven,
tot de hockey en tennis-partijen, dagelijks
herhaald.
Wat teekenend daar in my'n positie geweest
is, dat mag 't negeeren genoemd worden,
't negeeren van mij en mijn duitsche collega...
Niet onze persoon gold deze negatie; volstrekt
niet; wij bestonden niet buiten onze les
uren wel te verstaan eenvoudig omdat wij
niet-Engelsch waren.
Voor deze luidjes zijn er maar n soort
wezens : Engelschen, de rest zijn ...
inferieuren, nobodies.
Dooreen gerekend was mijn werkkring daar
niet te zwaar, alleen sterke beenen werden
vereischt. Had ik mijn twee, twee en half
uur voor de klasse gestaan, dan heette 't :
wandelen, wandelen en Fransch spreken,
gedurende op zijn minst wér twee uren.
Niettegenstaande de meesten dier kinderen
thuis hun Franeche bonnes oftewel gouver
nantes hadden, had ik hoogst enkele uit
zonderingen ongerekend latend niet minder
moeite ze iets van deze taal te doen snappen,
dan dit bij de meer burgerlijke kinderen in
de andere school 't geval was geweest.
Schoon zeer ladylike in voorkomen en
manieren, deed miss G.'s zenuwachtige en
hoogst prikkolbaren aard mij menig bittere
en onrechtvaardig voorgezette pil slikken.
Vooral was 't na een gezamenlijken rit door
haar en het bereden" deel der jonge dames
onder leiding van den piqueur, mr. Christ,
ondernomen, dat zulke brom-buien' op mijn
arm hoofd neerdaalden ; Miss G. was dan .. .
overexcited".
Heb ik met een te kort woord de heer
lijkheid van 't uiterlijk der beide villa's aan
gestipt, ik kan niet nalaten 't ook even
over de groote inwendige legance te heb
ben. Alle schoollokalen hadden prachtig ge
beeldhouwde deuren en paneelen, sierlijk
geverfd, waren hoog van verdieping, frisch
en luchtig. Maar de danszaal was eenvoudig
een meesterstuk van smaakvolle bouwkunst
en gaf daarbij een verrukkelijk uitzicht op
een deel der schilderachtige omgeving.
En dan daarbij te zien mijn alweer zoo
allerellendigst slaaphokje inWrentha m- House!
Werkelijke weinige dienstboden zou men zoo
iets bij ons durven aanbieden, en dat is goed
ook. De Duitsche jonge dame en ik we
waren ook daarin de paria's, de foreigners".
Omtrent de te betalen schoolgelden kan
ik in geen détails treden, daar dezen varieer
den behalve voor geheele en halve internen
en voor externen, ook nog in andere
onderdeelen. Maar dat de schoolgelden hoog, zeer
hoog waren, dat was een feit.
Trouwens, dat mocht inderdaad voor al de
comfort, het aangename, waarmee de pil,
die schoolgaan daar heette, werd verguld!
Zelfs bij de gymnastiekles moest nog een
sausje komen en mijn taak was 't, bij elke
oefening de noodige piano-begeleiding te
leveren. Dit heeft mij vooral bij de
vrijeoefeningen" nog al wat moeite gekost om
rythmisch-juiste en in den smaak vallende
mopjes" te vinden. Het bekende
Molenlied", welks wieken zóó gaan" heeft groote
dienst toen gedaan. De school bestond uit
drie klassen ; elk der klassen had 2
afdeelingen en daar er maar 24 meisjes en ten
hoogste 8 jongens waren, zou dit tot een
goed onderricht hebben kunnen leiden, zoo
niet. ... elk kind een eigen hoogte (?) van
kennis representeerde, zoodat feitelijk van
een elementair-onderricht geen sprake was.
Er werd daar, wat de onderrichtsmethode
betreft, de meer moderne (aanschouwelijke)
toegepast, maar juist omdat 't alweer 't ge
hate vreemde betrof, 't vreemde van 'n taal,
niet Engelsch, was 't met een merkbaren onwil
om zich daiirvoor eenige moeite te doen,
waarmee ik, van de zijde der kinderen, steeds
te kampen had.
Niettegenstaande dat in 't algemeen zoo
bitter weinig werd geëischt, waren er toch
enkele meisjes, die zich met eenige ernst
toelegden op een zeker examen, wat leiden
moest tot verkrijging van een studie-certifi
caat, dat later bij voortgezette studie
een onderwijzeressen-positie kon bezorgen.
Deze examens dragen de imposante namen
van Cambridge- en Oxford-examens, en deze
worden weer verdeeld in die voor juniores
en seniores. En waaraan worden bij deze ex
amens alweer de hoogste eischen gesteld?...
Aan scripture, d. w. z. godsdienstleer. Voor
dat examen bleven de meisjes tot haar 17,
18 jaren op school en hadden als a.s. pro
ponenten te vossen". Maar toch... ook
dóór alweer 't wassen-neuzen"-systeem.
Voor dat examen werden alle -vragen te
?voren opgegeven en moesten dezen schriftelijk
worden beantwoord! Hoegenaamd geen be
zwaar scheen 't te maken, dat feitelijk de
onderwijzereseen het leeuwendeel in de vospartij"
werd toebedeeld.' De gansjes werden dan
op 't laatste oogenblik met 't noodige
vetgestopt, om eventueel een enkele vraag op
den examendag mondeling te kunnen be
antwoorden l
Heb ik na deze mededeeling nog iets anders
noodig, om aan te duiden 't hooge peil,
waarop 't intellectueel-kunnen vooral voor
in Engeland vrouwen gesteld wordt?
Even als bij her Ladyship" 1) was ook
daar de aristocratische besmettingsvrees in
flinke mate aanwezig.
Een gewone verkoudheid deed je eenige
dagen verbannen zijn, gaf kamer-arrest, en
eerst een dag na totale verdwijning van elk
symptoom werd de Aecht und Bann" op
geheven !
Tot slot een staaltje van
Engelsch-aristocratische pruderie.
Jaarlijks werd door miss G. een soort
receptie gehouden, waarop ouders en ver
wanten der leerlingen verschenen. Voor deze
gelegenheid werd al maanden te voren de
dril-machine" in beweging gezet, moesten
vooral de piano en... de Fransche taal 't
ontgelden.
Als zijnde voor beide vakken aldaar aan
wezig, had ik 't leeuwenaaadeel in de dressuur.
Als een der voor te dragen stukjes, waarbij
piano-begeleiding behoorde, had ik la
Fileuse" gekozen van mad. de Sauvrezis, een
allerliefst dingske, waarin de verschillende
perioden van 't leven worden' geschilderd,
waarbij het linnen dienst doet. En wat moest
geschieden ? Dat deel waar sprake is van
't 'linnen voor het te verwachten kind moest
worden geschrapt! ...
Het was of een lang verblijf in Engeland
niet mijn deel mocht zijn.
Ik had geen reden, mijn positie in Tor
quay er aan te geven, en dacht mijn salaris
25 pd. st. z= (? 300) eenige malen op zijn
minst te ontvangen. Daar kwam een bericht
uit Holland, wat mij tot terugkeeren nood
zaakte, en met de Kerstvacantie behoorde
ik tot haar, die Girtonhouse en Wrentham
voor goed valet zeiden.
Mijn ondervingen in Fransche kostscholen
hoop ik later hier te boekstaven.
VKOUWKE.
1) Zie mijn Ie 'art. over het onderwerp.
Modes : Bruidsjapon, bruidsbloemen. Rok
en corsage voor den aanstaanden herfst.
In dezen pracht-zomer komen de door
madame Mode voorgeschreven linnen en
batist-toiletten in witte, grijze en crème tinten,
versierd met wit plumetis of kleurig bor
duursel zeer goed tot haar recht. Gelijk
matige temperatuur, blauwe luchten en blijde
zonneschijn liefkoozen de modieuse, ijle,
soupele, doorschijnende weefsels. Geen sner
pende winden, geen grimmige luchten, geen
neerplassende regens beletten het dragen der
fleurige, zwierige Empire-robe versierd met
Pompadourlinten en a jour borduursels, waarin
de huidige mode zoo groot behagen heeft.
Wit blijft de voorkeur der modieuse vrouw.
Het vlekkeloos wit zoo bij uitstek geschikt
om getooid te worden door schemerend
kantgewirrel. Op den rok der witte avond-toi
letten gtrooken van luchtige kant; op het
corsage medaillons en incrustaties van iets
dikkere kant, bijv. de veelgezochte lersche
guipure of de beroemde, Venetiaansche kant.
Zomerbruidjes bepalen voor haar
trouwjapon haar keuze gaarne tot wit voile de
soie op wit-tafzijde onderkleed. Wit
mousseline-de-soie wordt voor bruidstoiletten ook
veelgekozen, maar het jonge mevrouwtje heeft
later vél meer aan een toilet van wit zijden
voile, dan aan mouseline-de-soie, dat
allerbeeldigst weefsel van een bestaan zoo kort
en teer als de roos: l'espace d'un matin.
Oranje-bloesem is bij bruidjes een beetje
in ongenade. Waarom? Omdat de moderne
vrouw gai.rne breekt met sleur en traditie ?
of, en daar is vél voor te zeggen, omdat
oranjebloesem een stijf bloemetje is, en een
bedwelmenden geur verspreidt ?
Witte rozen en blanke leliën zijn voor het
oogenblik de bruidsbloemen.
Lange, goed-aangesloten, puntig-uitloopende
corsages, met V opening op rug en buste, zullen
in den aanstaanden herfst veel worden gedra
gen.Gekleurd borduursel in tint harmonieerend
óf scherp afstekend met het materiaal der
japon, kantgarneering, guipure en application
onderbreken op artistieke wijze het anders
te strenge karakter van het aansluitend
corsage. De mouwen zullen weer bescheidener
afmeting aannemen. Voor diners, soirees en
theater blijven de korte, nauwlijks aan den
elleboog reikende mouwen modieus. Daar
door veroveren de zoo sierlijke, lange,
peaude-suède handschoenen opnieuw hun vaste
plaats op het mode-programma.
In de zijdefabrieken staan de weefstoelen
niet stil l Ongeloofelijk is de toevoer van zijde
in alle demkbare kwaliteiten en tinten. De
rijke, statige brocaat-zijde vindt steeds meer
aftrek. De rokken der zijden toiletten zullen
tamelijk sober van garneering zijn in de eerste
toekomst.
De terugkeer tot het Victoria tijdperk heeft
het puntig, nauwsluitend corsage aangevoerd.
Een weelde voor een sierlijke vrouwenfiguur,
dat daardoor in volle bevalligheid van slanke
lijnen kan pronken. De óverblousende corsages
stonden slanke en gezette vrouwen goed.
Het te veel der dikkertjes werd er bescheiden
door gemaskeerd, en de ranke figuurtjes ver
loren door het bouffante niets van haar
oorspronkelijke gratie.
CAPRICE.