De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1905 27 augustus pagina 3

27 augustus 1905 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No. 1470 DE AMSTERD A MM ER W EEK B L AH. V 0.0 D E RL A KD. de Staten onafhankelijken, immers zij waren er zelfs in geslaagd een eigen vertegenwoor digend lichaam in 't leven te roepen lieten zich ook door de pretensie der Staten, dat deze bet eerste recht op den buit hadden, niet afschrikken, en handhaafden hun ver worven bezit. Met kracht verzetten zij zich tegen alle pogingen der St. omjgedeelten van de geestelijke goederen ten behoeve van het gemeenelanl, voornamelijk met het uitge sproken doel er achterstallige oorlogskosten mede te betalen, te verkoopen. Haar over weging was daarbij deze: Alzoo by sloten van de Reeckeningen van de se ven Steden van desen quartiere ... opentlicken blyct dat yegeljjcke stede respectivelicken zeeckere somme van penningen byden selven steden respectivelicken sedert den aenvanck van desen jegenwoordigen oirlogen totten jaere 1576 incluis, competeert, soo van betalinge ende verschoten penningen aenden vendelen, knechten, gedaene leeninge, ontberen van hun steden acchynsen, mitsgaders toerustingen van schepen van oirloge, provianden ende anders... ten behoeve ende dienste vanden gemeenelande ende zaecke verstrect ende vuytgekeert, Ende opdat deselve steden eensdeels aen betalinge... moge geraecken." Keeds den 23e u Mei 1572 hadden de Staten dan ook besloten eyntelyck en gemeenderhandt.., dat alle conventen de cloosteren bin nen de Steden mitsgaders de Edificien, grondplaaisen, erven, ende eygendommen vandien sullen blijven tot behouf ende totprouffyte van elcke stede omme by denselven in eygendomme aengevaert ende behouden te werden ende geemplooyeert tot haren besten". Een resolutie van 8 September 1578 zegt zelfs, dat men ' voor het noorderkwartier wat de g.g. betreft naer believen mocht handelen". Ja, tenslotte hebben de Staten er noodgedwongen in berust, dat de zeven steden onderling de bezittingen verdeelden van drie niet in de steden ge legen ry'ke kloosters: St. Pietersdal, de Abdy van Egmond en hel klooster van de Begulieren te Blokker, bij welke deelin g alleen aan Alkmaar reeds een bezit ten deel viel, toenmaals gesuhat op 85311 gld. 18 st. en 3 penn. 1) Hier voert dus de burgerij volledig de haar gunstige maatregelendoor: niet slechts wordt de parasieten-klasse der geestelijken ver dreven, niet slechts woiden de goederen en daarmede de macht geannexeerd, maar ook wordt daardoor de adel getroifen, die in het geestelijk bezit, in de abdyen vooral, een ruggesteun had voor verarmde leden, zooals de geestelijke ambten welkome baantjes waren voor jongere zoons. Tegen de bovenvermelde verdeeling verzetten de Edelen in de Staten vergadering, zich dan ook met kracht, be werende, dat de goederen der abdyen in Holland ... tot onderhoud vande verarmde Edelluijdenkinderen eertijds sijn verbonden, gedestineerJ ende gelundeerd." 2) Doch reeds in het zuiderquartier gelukte het minder goed. Haarlem bijv. moest in 1581 nog een contract sluiten met den Prins en de Staten, waarbij het de conventsgoederen enz. toegewezen kreeg; en «vat de groote portie der geest, goederen betreft, werd de administratie in dit quartier aan de Staten-zelf getrokken en aan een Geestelijk Kantoor" te Delit opgedragen. Wat van de conventsgoederen geldt, kan men ook zeggen van de eigenlijke kerk goederen. Waar de revolutionaire beweging, en de gereformeerde gemeente sterk was, daar nam die de kerken in bezit, of wist die als iets van zelf prekends van de stedelijke over heid te verwerwen. De overheid wist zij tot betaling der predikantstractementen te bewegen en de goederen der kerk kreeg de gemeente in eigen beheer. Een plakkaat der St. van Holland van 2 Maart 1575 ordonneert de rentmeesters der Staten om deze goederen aan de kerk- en armvoogdijen over te dragen. Eenvoudig een machts-, niet een recftfóqnestie. Een geheel ander verloop dus dan in Utrecht, waar vermogensrechtelijk eigenlek alles zoowat by' het oude bleef, maar onder toezicht der Overheid en gereformeerd; anders ook dan bijv. in de Overysselsche steden 3), terwijl in andere provincies weder geestelijke kantoren als in Holland werden opgericht. Voor Utrecht heelt de heer Siccama het beeld zonder twijfel juist geteekend, maar hy geeft geen antwoord op de, toch in een historisch werk niet te vermij den vraag: waarom moest, by zoo verschil lenden toedracht in de verschillende deelen des lands, het verloop in Utrecht juist zóó zijn en niet andeis? Ligt er in de zeer bijzondere positie, die in Utrecht de geeste lijkheid innam, in de macht die de adel er bezat, in de in n woord, sociale geleding der eigenaardige Utrechtsche maatschappij, in tegenstelling juist met het burgerlijke Hol land, niet een aanwijzing? Veel beter dan wij, zou de heer S. in staat zyn dit na te gaan; waar hij dit niet deed, schaadt hij de wetenschappelijke waarde van zijn verhan deling; immers nu geeft inen haar onwille keurig een algemeener strekking dan zij hebben kan. En bovendien, nu geeft zij den* indruk alsof dejuridische constructie der Refor matie ook de grondleggende is, of, met andere woorden, er geen zeer onjuridische volksbe weging geweest was vóór dat de geregelde gang van zaken weder intrad. Het heeft er in de uitsluitend-juridische voorstelling van den heer S. wel wat van, of de tot nu toe katholieke overheid op een mooien morgen in het hoofd kreeg ook protestant te worden en een gansche omvorming in, het leven der onderdanen te weeg bracht. Dit is een ont kenning der revolutionaire strekking der Hervorming, die misschien het anti-revolutionaire hart van den heer S. alle eer aan doet, maar die dan toch het inzicht in onze zestiend'eeuweche geschiedenis niet bepaalt verheldert. En toch, de heer S. heeft in andere opzichten genoeg kijk op de feitelijke verhoudingen om niet te vertrouwen, dat hij niet te eenigertijd wat feitelijker inzicht ook hieiin zal krijgen : dat de overheid niet de beweger is maar de bewogene. Nu is dat voor Utrecht nog niet zoo duidelijk als bijv. voor Holland, omdat in Utrecht geen nieuwe klasse aan de regeering kwam, ook al kreeg de burgerij er wel wat meer invloed dan voorheen; immers ware de adel niet de machtigste gebleven, de kapittel- en con ventsgoederen waren niet intact gebleven en hadden niet hun oude bestemming van adellijken armenzorg" behouden. Het ware interessant uit dit gezichtspunt de beteekenis na te gaan van de bewegingen in het Leicestersche tijdvak ; daar komt iets te zien van een klassenstrijd, zooals die in de zeeprovincies reeds veel vroeger en veel duide lijker zichtbaar was. Dat is natuurlijk voor den anti-rev. schrijver contrabande, maar desniettemin geeft het een dieper gelegen verklaring der feiten dan de juridieke, die hij ons aanbiedt. Zoo ergens, dan moet by het behandelen van een revolutionaire periode het niet in de eerste plaats zien naar de sociale verhoudingen tot verkeerd begrip leiden hoeveel te meer dan niet het in het geheel niet zien, zooals hier. Maar met dit al hebben wij hier te doen met een knap en waardevol boek. Wat hier iiHiiiiitiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiMitiiiMiiiiMiiiiiiiiiiniiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiitiiiiiii is 'gegeven, is inderdaad een hoogst nuttige en welkome bijdrage niet slechts, hoewel het dit in de eerste plaats il, voor onze rechts wetenschap, maar ook voor die der historie. Ongelukkig allereerst kerk historie, immers juist het standpunt van waaruit men deze ook als algemeene kan en moet zien, wordt door den heer S. zorgvuldig vermeden. En dat is het toch .eigenlijk niet wat men van een zich als MstoHsc/i-juridische" verhande ling aankondigend werk in dezen tijd wel verwachten mag. Het waaruit" licht het toe; op het waarom" geeft het niet voldoende antwoord ; daardoor is het niet het standaard werk, dat het anders zonder twijfel zou zijn. H. E. v. GELDER. 1) Zi : Het geestel. grondbezit en de ste den van Hollands N.kwartier in de XVI eeuw", in de XX Eeuw, Febr. 1904. 2) Ees. v. 22 Aug. 1582. Zie voor Utrecht hetzelfde in : Adellijke armenzorg in mr. S. Muller's Schetsen in de Middeneeuwen. 3) Men zie hier over de zeer heldere uit eenzetting van mr. J. W. Mulder in zijn Rapport over de Predikantstraktementen in Zwolle" (Zwolle 1894). Wat de rechtsver houding der O verijss. gemeente-besturen tegen over de geestelijke goederen betreft, neemt deze schrijver volkomen het standpunt van den heer S. in : Als overheid hebben zij te zorgen voor handhaving der bestemming, er van ouds aan gegeven. Het jonge leven. Hoe het te kweeken en te beschermen. Een boek voor ouders en opvoeders, door ELISE VAN CALCAK. Leiden, Gebroeders van der Hoek. Op ruim tachtiejarigen leeftijd schreef de begaafde schrijfster dit werk, dat als haar testament" kan beschouwd worden, de laatste wilsuiting van iemand die veel, zér veel deed voor het welzijn van het kind. De groote verbetering, die in de laatste helft der voor gaande eeuw tal van bewaarscholen in ons land ondergingen, was zeker voor het grootste gedeelte haar werk, waar zij in ons land op de leermethode van Fröbel meer en meer de aandacht vestigde. En zij, die gansch haar leven wijdde aan 't welzijn van 't kind, vurig bewonderaarster van Fröbel als zij was, zij schreef "op haar laten levensavond een boek, met een opgewektheid, een ver trouwen, die bewondering afdwingen, met een vuur, dat jongeren haar zouden benijden. De grondtoon van haar boek, haar testa ment is deze. Weest zelf zoo volmaakt mogelijk, als ge goed uw kinderen wilt opvoeden." Ontegen zeggelijk wordt er in onze gezinnen veel te weinig aan ware opvoeding gedaan. Een deels vindt dit zijn oorsprong hierin, dat maar zelden de moeder den noodigen tijd zal vinden en den noodigen lust zal bezitten, om na een dag van drukke bezigheden, eens rustig met haar kinderen om te gaan en te ?trachten door een goed voorbeeld hier, een lief woord daar, het kind te helpen in zijn pogen om beter te worden. Gewoonlijk is moeder blijde, als 't uurtje van zeven slaat en het dartel groepje voor een half etmaal opgeborgen wordt. Doch ook daar, waar de moeder wél tijd heeft, waar wel lust zou kunnen zijn om de kinderen goed op te voe den, daar verdwijnt deze zoo spoedig, als de moeder niet gauw de gevolgen ziet van haar opvoeden" en wordt de taak aan anderen toevertrouwd. In haar. inleiding zegt de schrijfster het zoo terecht, dat volgens zoovelen een goede opvoeling bestaat in eene zoo volledig mogelijke bevrediging van licha melijke behoeften, of in een dressuur voor een of ander examen. Aan de verbetering van karakterfouten, van slechte neigingen, wanneer deze niet in het oogloopend of al te onaangenaam zijn, wordt niets gedaan. De jongen is nu., eenmaal driftig," be weert de moeder, als klein kind was hy bet al Helaas, als groot kind bleef hij het en hoeveel had hier niet verbeterd, niet opgevoed" kun aen worden. Ons dat te leeren was het doel van de gryze schrijfster. Of zij het bereikt heeft? O, er staan in haar boek op schier elke bladzyde waarheden. Soms hadden wij ze zoo gaarne nog krachtiger uitgesproken ge zien en het gewis de bedaagde, in heel haar werk zoo bezadigde, niet euvel geduid, als ze eens flink getoornd had, tegen die tal van schijnmoeders, die opvoeden, o, zoo lief, zoo aardig vinden, die in wie weet niet welke vereeniging voor het kind" zitten en die thuis haar eigen kinderen zoo allertreurigst opvoeden, dat wat er mg van terechtkomt, wat er voor onverwacht goeds er in hun karakter blijkt te zijn, er nog door juf" is ingebracht. Er zijn er zoo velen, die meenen, dat de taak van mama te zijn" bij de geboorte op houdt, die den mond vol hebben van allerlei liefs en aardigs van kinderen en o Ter het groote genot kinderen te hebben en op te voeden, en die bij hun eigen kinderen deer lijk die taak verwaarloozen. Maar toornen deed zij niet. Wellicht had het leven haar geleerd, dat daarmede weinig te winnen is en liet zij haar ernstig verma nende stem nu en dan wat voller klinken, wanneer zij over kinderleed, dat te voorko men was, schreef. Hoe verrast was ik, bij het doorlezen te stuiten op een hoofdstuk, getiteld: De wereld van het kind", waarin het aldus getitelde werk van mijn hand besproken werd. En ik begreep het, naar al wat ik van haar ge lezen had, naar al haar wenken, in haar testament" vervat, dat er geen plaats kon zijn in haar denken, voor nieuwere beschou wingen, die zóó zeer indruischten tegen de hare. Er ligt een diepe klove tusschen ons beider opvatting van opvoedkunde. Zij, die geleefd heeft in een eeuw, waarin zooveel nieuw leven gewekt werd onder de oude paedagogen, had toch het grootste gedeelte van haar leven opvoedkunde beschouwd gezien uit geheel ander oogpunt, en kon ik begreep het met mijne beschouwingen geen vrede hebben. Als zij het heeft over kinderkwaaltjes" en spreekt van gekke aanwendsels zonder zin of doel", dan zou ik haar willen vragen: Maar waarom dan toch, hoe verklaren wij toch, dat een kind van drie of vier jaar zich iets aanwendt", dat het nu juist die in ons oog onzinnige" aanwendsels krijgt en geen andere ? De behandeling van die kwaaltjes moet naar de oorzaak" geleid worden. Geen redeiteeren van ons helpt, geen wijsgeerige bespiegelingen over zus of zoo handelen, doch zonder vragen, zonder bespiegelen hebben wij slechts na te gaan, waarom het kind zulks doet, waarom elk kind 400 doet en doen moet... en wij begrijpen, dat 't het aller beste ii, om maar een oogje toe te doen en dan het andere tegelijk wakker open te hou den, om, wanneer het kinderkwaaltje" ons te heftig zich gaat uiten, dien uitingsdrang" op beter spoor te leiden. Onjuist acht ik, wat de begaafde schrijfster op pa». 183 in het hoofdstuk, het mysterie der geboorte beweert: Te zorgeloos geeft men kinderen dieren ten geschenke. Het houden van konijnen heeft in menig kind ontijdig noodlottige prikkels opgewekt, die tot zyn verderf heb ben geleid door onzedelijke handelingen. De toenemende gewoonte van onze steden met honden op te vullen, is stellig nadeelig voor onze kinderen, want het zien van dierlijke verrichtingen bevlekt de sluimerende fantasie der kinderen en laat daar beelden achter, die lang nawerken, al waren de opvoeder ze soms ook geheel vergeten. Vooral in de ontwikkelingsjaren moet dit vermeden wor den en hoe zorgeloos wordt er vooral op 't land met de jeugd omgesprongen in betrek king tot de voortteling der dieren. Kinderen uit den boerenstand mogen van hun vroegste jeugd gemeenzaam geworden zijn met al wat tot de veeteelt behoort, en men mag zich vleien met het zonder .erg en de gewoonte" men bedriegt zich. Wellicht is er onder geen klasse van menschen meer onzedelijk heid onder de aankomende jeugd dan bij diegenen, die met het dierlijke leven zoo gemeenzaam gemaakt zijn, zonder te blikken of te blozen, en het op de ruwste manier hebben leeren kennen." 't Verwondert ons, dat zij, die toch het leven der kinderen zoo nauwkeurig gade sloeg, tot die gedachte gekomen is, doch wij hebben wellicht te bedenken, dat hare erva ring op dat gebied in een geheel ander ge-deelte van ons land verkregen werd, dan in dat, waar wij de geheel andere, zoo vol gezonde kuiscaheid leerde kennen. Een bezwaar, wat zooveel werks over op voedkunde aankleeft is ook in dit werk aan wezig. Soms wordt ons, zoo als terloops gezegd, hoe het zijn moet, doch niet, waar net juist op aankomt, den weg daartoe ge wezen. Zoo op pag. 184 : Wij bedoelen, dat jonge lieden, tegen dat ze den volwassen leeftijd bereiken zullen, leeren vrij en ongedwongen te samen otn te gaan, zonder een gemeenzaamheid, die onbe schaamdheid ademt, en zonder zedige terug houding en welvoegelijkheid in adht te nemen. Kwade samenspreking te vermijden, slechte manieren van ongepaste intimiteit af te wijzen, moest de jeugd worden ingeprent, maar dat bedoelt geen gemaakte preutschheid of stijve hoffelijkheid onder jonge lieden. De knaap leere welvoegelijk met jonge meisjes om te gaan en aan den jongeling worde een ridder lijke zin van bescherming en verdediging van het zwakke geslacht ingeboezemd. Spreek met het meisje en den knaap over vriendschap en liefde en leer hen die te be schouwen als de edelste zegeningen des levens, mits zij vrij blijven van de af wij kingen, waartoe zij kunnen overslaan de vriendschap, tot een zedelijke aanhankelijkheid, de liefde tot een wilde hartstocht, die de eer en deugd vergeet en in ontijdige uitbarsting ongeluk en schande voortbrengt. Over dat alles kan gesproken worden, enz.' De ouders van opgeschoten kinderen vinden daarin geen antwoord op hun vragen. Dan leerden andere vrouwen ons anders. Wij twijfelen niet, of ook dit boek, het laatste werk van haar, die een zoo groot aandeel had in de verbetering van het onder wijs der kleinen in ons land, zal ook zijn zegen stichten en de kinderen ten goede komen. Haar hoogste wensch. Haarlem, i G. A. OOTMAR. iiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitniiiiiiiiiiiiiiiitiMMiiiHiinniiiiiiiiiiHiiniiililiiiti IIIIIIIIIIIIIIIHIIIIinillllllllHIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIt DAMEjS. *l Hoe wereldwijs te worden. UI. (In Torquay-Devonshire.) Het was volgens- contract, dat de nu reeds eenige malen genoemde plaats-bemiddelaarster (Miss Hooper's Agency) verplicht was, binnen 't boekjaar moeite te doen, mij een nieuwe positie te verschaffen, nu ik met ongeveer zeven maanden, de eerste school vaarwel had gezegd. Zoo kwam ik ongeveer in gelijke kwaliteit, als op de school der zendelingentelgjes, terecht in een instituut voor kleine upper-tens". Verrukkelijk ligt 't kleine plaatsje Torquay aan de Tor-bay, de plek, waar Willem III als koning van Engeland 't eerst den voet zette op Britschen bodem. In 't zuidelijk deel van Engeland gelegen, deelt 't het heerlijk klimaat van het eiland Wight en waarlijk, deze doet aan 't milde klimaat van de Riviera denken. Palmen ziet men daar gedurende hél het jaar in volle gezondheid de parken sieren; vruchten, zooals slechts in 't zuiden, zijn daar inheemsch. Van deze goddelijke parken, waarom En geland zoo terecht beroemd is, is het Princespark te Torquay een der meest bekende. Ook de ligging van 't plaatsje, op krijtrotsen in zee uitloopend, heeft dat eigenaardig schoone, wat ons, Hollanders, bij een bezoek aan Engelsche zeebadplaatsen (Margate, Ramsgate, Brighton) bijzonder treffen moet. De zoo bij uitnemendheid ontwikkelde kust, maakt een wandeling in rechte lijn onmogelijk. Steeds gaat 't op de krijtrotsen met diepe inhams?wegen; een andere die van 't strand bestaat niet. Wanneer, bij eo, hier, daar, eens een strandeind zichtbaar wordt, zou de verleiding, om beneden een wandeling te ondernemen, zoo goed als zeker 't leven kos ten. De prachtige, met donkergroen en helrood-mos bespreide rotsholen, ze zijn verlokkelijk, tooversloten gelijk, bovenal, als de avondzon 't rood dieper doet zijn, 't groen mooier nog in kleur zet. Maar komt de zee op, dan is een verbinding met 't veilige rots plateau, behalve hier, daar, in directe omge ving van 't zeebadplaatsje, niet te vinden, ontvluchten dus voor de kalme, maar steeds wassende golven eenvoudig ondenkbaar. En nu de kostschool zelve. Een heerlijker ligging, sierlijker gebouwtjes dan deze beide buitentjes" kan men zich niet denken. Twee, weelderig met groen begroeide villa's zijn 't. Wrentham, waar de jongens, GirtonHouse waar de meisjes hun thuis vinden. En dat Thuis" 't wordt die weeldekindertjes zoo aangenaam mogelijk gemaakt. Miss G. doet al haar best... Juist ddardoor wordt ook daar, zeker daar, aan waarachtige intellectueele ontwikkeling al zér weinig hooge eischen gesteld. Hoofdzaak is: 't den kinderen naar hun zin te maken. Zy'n ze lui, lui, zooals slechts Engelsche jongens maar vooral meisjes, dit vermogen te zijn, moet wat ze waarlijk niet gaarne doet de onderwijzeres haar beklag indie nen, dan is 't al zér veel, wanneer de direc trice 't brengt tot een doen ontbieden van de schuldige, die dan met fluweelen handschoentjes wordt aangepakt en met zoet gekweel" haar tekortkomingen voorgehouden krijgt. De reputatie van de school hangt af van de al of niet gunstige opinie der jonge ladies en gentlemen. Miss G. is van nette familie, dochter van emeritus predikant altijd van de HighChurch die op Wrentham door zijn tegen woordigheid den noodigen waarborg biedt voor 't hoog houden der reeds te voren door mij aangestipte femelarij, die daar echter toch niet zóó sterk vertegenwoordigd is, als op de High-school" voor zendelingenkinderen. Sport daarentegen is daar schering en in slag, vanaf den door de jonge dame af te leggen tocht te paard, om van haar estate" (buitengoed) naar haar school zich te begeven, tot de hockey en tennis-partijen, dagelijks herhaald. Wat teekenend daar in my'n positie geweest is, dat mag 't negeeren genoemd worden, 't negeeren van mij en mijn duitsche collega... Niet onze persoon gold deze negatie; volstrekt niet; wij bestonden niet buiten onze les uren wel te verstaan eenvoudig omdat wij niet-Engelsch waren. Voor deze luidjes zijn er maar n soort wezens : Engelschen, de rest zijn ... inferieuren, nobodies. Dooreen gerekend was mijn werkkring daar niet te zwaar, alleen sterke beenen werden vereischt. Had ik mijn twee, twee en half uur voor de klasse gestaan, dan heette 't : wandelen, wandelen en Fransch spreken, gedurende op zijn minst wér twee uren. Niettegenstaande de meesten dier kinderen thuis hun Franeche bonnes oftewel gouver nantes hadden, had ik hoogst enkele uit zonderingen ongerekend latend niet minder moeite ze iets van deze taal te doen snappen, dan dit bij de meer burgerlijke kinderen in de andere school 't geval was geweest. Schoon zeer ladylike in voorkomen en manieren, deed miss G.'s zenuwachtige en hoogst prikkolbaren aard mij menig bittere en onrechtvaardig voorgezette pil slikken. Vooral was 't na een gezamenlijken rit door haar en het bereden" deel der jonge dames onder leiding van den piqueur, mr. Christ, ondernomen, dat zulke brom-buien' op mijn arm hoofd neerdaalden ; Miss G. was dan .. . overexcited". Heb ik met een te kort woord de heer lijkheid van 't uiterlijk der beide villa's aan gestipt, ik kan niet nalaten 't ook even over de groote inwendige legance te heb ben. Alle schoollokalen hadden prachtig ge beeldhouwde deuren en paneelen, sierlijk geverfd, waren hoog van verdieping, frisch en luchtig. Maar de danszaal was eenvoudig een meesterstuk van smaakvolle bouwkunst en gaf daarbij een verrukkelijk uitzicht op een deel der schilderachtige omgeving. En dan daarbij te zien mijn alweer zoo allerellendigst slaaphokje inWrentha m- House! Werkelijke weinige dienstboden zou men zoo iets bij ons durven aanbieden, en dat is goed ook. De Duitsche jonge dame en ik we waren ook daarin de paria's, de foreigners". Omtrent de te betalen schoolgelden kan ik in geen détails treden, daar dezen varieer den behalve voor geheele en halve internen en voor externen, ook nog in andere onderdeelen. Maar dat de schoolgelden hoog, zeer hoog waren, dat was een feit. Trouwens, dat mocht inderdaad voor al de comfort, het aangename, waarmee de pil, die schoolgaan daar heette, werd verguld! Zelfs bij de gymnastiekles moest nog een sausje komen en mijn taak was 't, bij elke oefening de noodige piano-begeleiding te leveren. Dit heeft mij vooral bij de vrijeoefeningen" nog al wat moeite gekost om rythmisch-juiste en in den smaak vallende mopjes" te vinden. Het bekende Molenlied", welks wieken zóó gaan" heeft groote dienst toen gedaan. De school bestond uit drie klassen ; elk der klassen had 2 afdeelingen en daar er maar 24 meisjes en ten hoogste 8 jongens waren, zou dit tot een goed onderricht hebben kunnen leiden, zoo niet. ... elk kind een eigen hoogte (?) van kennis representeerde, zoodat feitelijk van een elementair-onderricht geen sprake was. Er werd daar, wat de onderrichtsmethode betreft, de meer moderne (aanschouwelijke) toegepast, maar juist omdat 't alweer 't ge hate vreemde betrof, 't vreemde van 'n taal, niet Engelsch, was 't met een merkbaren onwil om zich daiirvoor eenige moeite te doen, waarmee ik, van de zijde der kinderen, steeds te kampen had. Niettegenstaande dat in 't algemeen zoo bitter weinig werd geëischt, waren er toch enkele meisjes, die zich met eenige ernst toelegden op een zeker examen, wat leiden moest tot verkrijging van een studie-certifi caat, dat later bij voortgezette studie een onderwijzeressen-positie kon bezorgen. Deze examens dragen de imposante namen van Cambridge- en Oxford-examens, en deze worden weer verdeeld in die voor juniores en seniores. En waaraan worden bij deze ex amens alweer de hoogste eischen gesteld?... Aan scripture, d. w. z. godsdienstleer. Voor dat examen bleven de meisjes tot haar 17, 18 jaren op school en hadden als a.s. pro ponenten te vossen". Maar toch... ook dóór alweer 't wassen-neuzen"-systeem. Voor dat examen werden alle -vragen te ?voren opgegeven en moesten dezen schriftelijk worden beantwoord! Hoegenaamd geen be zwaar scheen 't te maken, dat feitelijk de onderwijzereseen het leeuwendeel in de vospartij" werd toebedeeld.' De gansjes werden dan op 't laatste oogenblik met 't noodige vetgestopt, om eventueel een enkele vraag op den examendag mondeling te kunnen be antwoorden l Heb ik na deze mededeeling nog iets anders noodig, om aan te duiden 't hooge peil, waarop 't intellectueel-kunnen vooral voor in Engeland vrouwen gesteld wordt? Even als bij her Ladyship" 1) was ook daar de aristocratische besmettingsvrees in flinke mate aanwezig. Een gewone verkoudheid deed je eenige dagen verbannen zijn, gaf kamer-arrest, en eerst een dag na totale verdwijning van elk symptoom werd de Aecht und Bann" op geheven ! Tot slot een staaltje van Engelsch-aristocratische pruderie. Jaarlijks werd door miss G. een soort receptie gehouden, waarop ouders en ver wanten der leerlingen verschenen. Voor deze gelegenheid werd al maanden te voren de dril-machine" in beweging gezet, moesten vooral de piano en... de Fransche taal 't ontgelden. Als zijnde voor beide vakken aldaar aan wezig, had ik 't leeuwenaaadeel in de dressuur. Als een der voor te dragen stukjes, waarbij piano-begeleiding behoorde, had ik la Fileuse" gekozen van mad. de Sauvrezis, een allerliefst dingske, waarin de verschillende perioden van 't leven worden' geschilderd, waarbij het linnen dienst doet. En wat moest geschieden ? Dat deel waar sprake is van 't 'linnen voor het te verwachten kind moest worden geschrapt! ... Het was of een lang verblijf in Engeland niet mijn deel mocht zijn. Ik had geen reden, mijn positie in Tor quay er aan te geven, en dacht mijn salaris 25 pd. st. z= (? 300) eenige malen op zijn minst te ontvangen. Daar kwam een bericht uit Holland, wat mij tot terugkeeren nood zaakte, en met de Kerstvacantie behoorde ik tot haar, die Girtonhouse en Wrentham voor goed valet zeiden. Mijn ondervingen in Fransche kostscholen hoop ik later hier te boekstaven. VKOUWKE. 1) Zie mijn Ie 'art. over het onderwerp. Modes : Bruidsjapon, bruidsbloemen. Rok en corsage voor den aanstaanden herfst. In dezen pracht-zomer komen de door madame Mode voorgeschreven linnen en batist-toiletten in witte, grijze en crème tinten, versierd met wit plumetis of kleurig bor duursel zeer goed tot haar recht. Gelijk matige temperatuur, blauwe luchten en blijde zonneschijn liefkoozen de modieuse, ijle, soupele, doorschijnende weefsels. Geen sner pende winden, geen grimmige luchten, geen neerplassende regens beletten het dragen der fleurige, zwierige Empire-robe versierd met Pompadourlinten en a jour borduursels, waarin de huidige mode zoo groot behagen heeft. Wit blijft de voorkeur der modieuse vrouw. Het vlekkeloos wit zoo bij uitstek geschikt om getooid te worden door schemerend kantgewirrel. Op den rok der witte avond-toi letten gtrooken van luchtige kant; op het corsage medaillons en incrustaties van iets dikkere kant, bijv. de veelgezochte lersche guipure of de beroemde, Venetiaansche kant. Zomerbruidjes bepalen voor haar trouwjapon haar keuze gaarne tot wit voile de soie op wit-tafzijde onderkleed. Wit mousseline-de-soie wordt voor bruidstoiletten ook veelgekozen, maar het jonge mevrouwtje heeft later vél meer aan een toilet van wit zijden voile, dan aan mouseline-de-soie, dat allerbeeldigst weefsel van een bestaan zoo kort en teer als de roos: l'espace d'un matin. Oranje-bloesem is bij bruidjes een beetje in ongenade. Waarom? Omdat de moderne vrouw gai.rne breekt met sleur en traditie ? of, en daar is vél voor te zeggen, omdat oranjebloesem een stijf bloemetje is, en een bedwelmenden geur verspreidt ? Witte rozen en blanke leliën zijn voor het oogenblik de bruidsbloemen. Lange, goed-aangesloten, puntig-uitloopende corsages, met V opening op rug en buste, zullen in den aanstaanden herfst veel worden gedra gen.Gekleurd borduursel in tint harmonieerend óf scherp afstekend met het materiaal der japon, kantgarneering, guipure en application onderbreken op artistieke wijze het anders te strenge karakter van het aansluitend corsage. De mouwen zullen weer bescheidener afmeting aannemen. Voor diners, soirees en theater blijven de korte, nauwlijks aan den elleboog reikende mouwen modieus. Daar door veroveren de zoo sierlijke, lange, peaude-suède handschoenen opnieuw hun vaste plaats op het mode-programma. In de zijdefabrieken staan de weefstoelen niet stil l Ongeloofelijk is de toevoer van zijde in alle demkbare kwaliteiten en tinten. De rijke, statige brocaat-zijde vindt steeds meer aftrek. De rokken der zijden toiletten zullen tamelijk sober van garneering zijn in de eerste toekomst. De terugkeer tot het Victoria tijdperk heeft het puntig, nauwsluitend corsage aangevoerd. Een weelde voor een sierlijke vrouwenfiguur, dat daardoor in volle bevalligheid van slanke lijnen kan pronken. De óverblousende corsages stonden slanke en gezette vrouwen goed. Het te veel der dikkertjes werd er bescheiden door gemaskeerd, en de ranke figuurtjes ver loren door het bouffante niets van haar oorspronkelijke gratie. CAPRICE.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl