Historisch Archief 1877-1940
Na 1471
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD YOOR NEDERLAND.
geven, maar een vereischte is : directe hulp
Zes jaren geleden is er te Charlottenburg
een vereeniging opgericht, om in den nood
te voorzien en ook in Holland en in de
meeste andere Duitsche steden heeft de
vereeniging Hulp in het huishouden", haar
sporen verdiend.
Daarom zou het wenschelijk zijn, ale van
Staatswege dergelijke vereenigingen werden
gesteund.
Natuurlijk zullen er gevallen voor- komen,
hoewel uit den aard der zaak zeldzaam,
waar de man zelf goede hulp kan bekos
tigen en ook kan het zijn, dat de
huisgenooten zoodanig verwaarloosd zijn, dat er
van een huisgezin geen sprake is.
Tot zoover het rapport van mr. Van Dorp
welks inhoud zeker zeer nuttige wenken bevat.
De 2de conclusie der 2de sectie luidde:
Men moet trachten den gevangene vóór zijn
ontslag met zijn verwanten te verzoenen.
Aangenomen met algemeene stemmen.
Het liet zich aanzien dat de te behandelen
onderwerpen in de 3de Sectie levendige dis
cussies zouden te voorschijn roepen. En zoo
gebeurde het ook l
Immers werd in deze Sectie ter sprake
gebracht: Het al of niet wenscheüjke om
het toezicht' of de reglementeering in zake
prostitutie af te schaffen.
Over het strafbaar stellen der souteneurs
was het congres natuurlijk van dezelfde mee
ning. Een permanent internationaal bureau
om die zaak te regelen, werd wenschelijk
geacht.
Het rapport in zake de reglementeering
werd uitgebracht door den heer Minod.
Den vorigen morgen had er reeds een lang
durige discussie plaats gehad, waarbij o. a.
door den heer Leopold Paula s, professor aan
het Atheneum te Brugge, een gloedrijk betoog
werd gehouden. Hij beweerde dat de stede
lijke zoowel als de landelijke regeering al
veel zouden kunnen bereiken om de prosti
tutie te fnuiken, door met mér gestrengheid
dan tot nu toe, op te treden tegen de houders
van de huizen van ontucht.
Er ontstond nu een felle strijd tusschen
heeren Honnorat uit Parijs en Pierson.
Het is sanctioneeren van het kwaad, als
de staat vasthoudt aan de reglementeering
der prostitutie," riep de heer Pierson. En
hjj sprak met zooveel moed en overtuiging,
dat veel aanvankelijke tegenstanders in voor
standers werden veranderd.
Het was laat geworden en velen hadden
zich verwijderd. Bij de stemming bleek, dat
met 34 tegen 20 stemmen de wenschelijkheid
werd uitgesproken, van de afschaffing der
reglementeering in zake de prostitutie.
Wat mij ten zeerste verwonderde, was, de
afwezigheid der Luiksche en over het alge
meen der Belgische vrouwen.
De heer Gitteéheeft onlangs in De Amster
dammer verhaald van den weldadigheidszin
dej- Belgische vrouw, zich uitend in tal van
liefdadige instellingen.
Maar wat was nu beter om op de hoogte
te komen van de juiste wijze van het beoefe
nen der weldadigheid, dan het bijwonen van
dit congres ?
Terwijl tal van heeren met belangstelling
luisterden en tamelijk geregeld de vergade
ringen bijwoonden, was er slechts een zestal
dames uit Luik en omstreken dat mede op
ging. Uit het Buitenland was ik de eenige
vrouwelijke Afgevaardigde.
De vrouwen hebben op dit congres ge
schitterd door haar afwezigheid. De wei
nige die het hebben bijgewoond zullen het
zich niet beklagen, integendeel. H aar ge voel
van medelijden voor de ongelukkige stumpers,
die haar hulp vragen in den strijd om het
bestaan, zal niet alleen meer dan ooit zijn
verlevendigd, maar tevens werd haar den weg
gewezen hoe het doel te bereiken.
Men noemt congressen vaak onvruchtbaar
en over het geheel van weinig waarde. Maar
du choe dei opinions jaillit la véritéen zoo zal
het,' hoop ik ook hier gaan.
H. VAN DE MOER.
Het jaarverslag van de Vereeniging tot
opvoeding van half-verweesde, ver
waarloosde of verlaten kinderen in
het Huisgezin over het jaar 1904.
Bovengenoemd verslag werd ons ter be
spreking toegezonden, waaraan wij met
genoegen voldoen, omdat wij ten volle over
tuigd zvjn dat de Vereeniging in een dringende
behoefte voorziet en goed werk doet.
Het verslag begint met de toespraak die
de president der Vereeniging, de heer J. J.
llllllllllllllltllllllllllllllllMIIHMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIItlllMIIIHIIIMIIIIIUII
UIT DE NATUUR.
CXXI. Vacantie voor iedereen.
Vreemd, dat iets wat men achter den rug
heeft, ons zoo voortdurend voor de oogen
kan staan, 't Is voorbij; hij is voor goed
voorbij de vacantie, de heerlijke zomervacantie
van 1905. En toch zie ik hem van begin
tot eind. N«g mooier was hij dan 't vorige
jaar, niet zoo warm, niet zoo stoffig en toch
even zonnig, 's Nachts een buitje, daags een
frissche koelte, 's morgens meestal een schit
terende zonsopgang, 's avonds vaak een dauw
tafereel, om nooit te vergeten.
Als 't mooi weer is, is 't overal mooi op
de wereld, maar 't mooist in de natuur waar
't meteen stil en ruim is. Of ge dan op eens
de vlakke weide of de zacht glooiende heide
voor u krijgt, de zee of bouwland, golvende
duinen of donker bosch of rotsige bergen,
't werkt alles even opwekkend, verfrisschend,
genezend.
Wie de vacantie uitgevonden en ingesteld
heeft weet ik niet, maar wat ik wel weet is,
dat er een groote dwaling begaan wordt, door
te meenen dat alleen kamerleden, onder
wijzers en kautoormenschen een halve maand,
een heele of «og langer vacantie noodig
hebben, 't Zijn niet alleen de werkers met
het hoofd die afwisseling en rust noodig
hebben. Wat zou voor hen, die arbeiden
voornamelijk met het lichaam, dag in dag
uit, zeurig, sleurig, in fabriek of werkplaats
waar van zon en sterren omhoog, van boomen
en bloemen omlaag zoo zelden iets binnen
dringt, zoo'n paar weken buiten een uit
komst zijn.
Ik weet 't wel, ze zullen er in 't eerst niets
goeds mee weten aan te vangen, net zoo min
als met een gelukje uit de loterij. Maar dat
zal niet lang duren, na de eerste douche in
lucht en licht en stilte, die hen stellig wat
vreemd op 't lijf zal vallen, komt de
bekoring. Ik heb 't vaak gezien bij de kin
deren der armsten en een enkelen keer bij
volwassenen die al twee derden van hun leven
Ie Fèvre de Montigny, gehouden heeft ter
gelegenheid van de llde Algemeene Ver
gadering. Hij wijst daarin vooral op het feit,
dat het afgeloopen jaar gebruikt werd om
zich voor te bereiden op de gevolgen, die
het in werking treden van de Kinderwetten
met zich zal brengen. In de eerste plaats
was daarvoor noodig het Doorgangshuis, dat
te Bussum gevestigd is, uit te breiden, opdat
er voldoende plaats zal zyn voor de ver
waarloosde en verlaten kinderen, voor wier
opvoeding de Staat de hulp der Vereeniging
zal inroepen.
Het Doorgangshuis toch is voor de Ver
eeniging van het grootste gewicht, omdat het
de zoo noodige schakel vormt tusschen het vroe
ger en het toekomstig leven van het aan haar
toevertrouwde kind. Waar gezinsopvoeding
het doel is der Vereeniging, is het haar ge
wichtigste taak het vinden van het passende
gezin voor elk bepaald kind en daarvoor is
het noodig elk kind vooraf nauwkeurig te
bestudeeren, het door en door te leeren kennen,
eerst daarna kan worden overgegaan tot het
zoeken van het gezin, aan hetwelk men de
opvoeding van het kind zal kunnen toever
trouwen.
Dit leeren kennen van hut kind gebeurt
in het Doorgangshuis, dat met zorg voor dit
doel is ingericht. Aan het hoofd staan een
vader en moeder, die geheel voor en met de
kinderen leven en wier taak het ook is ge
regeld rapport in te leveren over de eigen
schappen die zij bij de kinderen ontdekken,
over hun aanleg, lust, ijver en bevattelijkheid
en vooral over de groote en kleine gebreken,
die zij bij hen opmerken. Die rapporten
komen eerst bij de Dames-Commissie van
Toezicht op het Doorgangshuis en deze toetst
ze aan haar eigen waarnemingen; beider
opmerkingen strekken dan tot grondslag aan
het Dagelijksch Bestuur bij de keuze van
het gezin, waarin het kind zal worden opge
nomen.
Ook bij het kiezen der pleegouders gaat
de Vereeniging nauwgezet te werk; in zijn
toespraak, zegt de voorzitter daaromtrent het
volgende: dat de pleegouders allen
eersterangs-paedagogen zouden zijn, kunnen en mogen
wij niet verwachten, maar wel dat zij genoeg
verstand, genoeg liefde en genoeg zedelijken
zin hebben, om te trachten het kind, dat
wij hen ter opvoeding toevertrouwen, te leeren
kennen en daardoor te leeren leiden."
Men ziet het, de Vereeniging vat haar taak
met nauwgezetheid en liefde op, en zoo wer
kende is het, dunkt mij, geen wonder, dat
de Voorzitter kon verklaren, dat de resultaten
van deze opvoedingsmethode zijn stoutste
verwachtingen verre hebben overtroffen.
Het tweede werk waaraan, in verband met
het inwerkingtreden der Kinderwetten, in het
afgeloopen jaar door de Vereeniging veel
zorg is besteed, is het stichten van een
afdeelingsnet over het geheele land; 15
afdeelingen zijn reeds opgericht, meerdere
zullen, naar men verwacht, weldra volgen.
Waar het de bedoeling der Regeering is
in de hoofdplaats van elk arrondissement
een voogdijraad in te stellen, wier taak het
zal zijn de rechtbanken alle mogelijke inlich
tingen te geven betreffende verwaarloosde of
verlaten kinderen, daar is het zér gewenscht
dat in die voogdijraden
afdeelingsbestuursleden van de Ver. tot opvoeding enz. zitting
nemen, omdat de statuten dezer Vereeniging
geheel in overeenstemming zijn met den geest,
die bij de opstelling der Kinderwetten heeft
voorgezeten, en men dus zóó tot vruchtbaar
samenwerken zal kunnen komen.
Behalve de jaarverslagen van 't Hoofdbe
stuur en van eenige afdeelingen, is in dit
boekje ook nog afgedrukt de toespraak door
den heer Chr. Nuys gehouden op 27 Mei ter
gelegenheid van het tienjarig bestaan, waarin
het ontstaan en de ontwikkeling der Ver
eeniging worden geschetst.
Helaas moet ook hier worden geconstateerd,
dat zij bij gebrek aan de noodige
geldmidmiddelen, dikwijls opname van kinderen moet
weigeren, want, zooals het verslag zegt: het
opnemen van een kind ter verpleging brengt
een steeds terugkeerende uitgave met zich,
die jaar op jaar op de begrooting moet voor
komen, en daarmee dient rekening te wor
den gehouden, want het bestuur kan die
kinderen, die zij eenmaal heeft opgenomen,
niet weer loslaten."
Daarom eindigen wij met het verzoek, dat
degenen, die dit lezen, zich een oogenblik
willen indenken in het leven van die onge
lukkige wezentjes, wier belangen door deze
Vereeniging op zóó uitnemende wijze worden
behartigd; doen zij dit dan twijfelen wij niet
of de heer J. H. Numan, Nassaukade 171,
Amsterdam, penningmeester van het Hoofd
bestuur, zal zich kunnen verheugen in vele
versleten hadden in gestadigen, eentonigen
handenarbeid tusschen vier gewitte muren,
hoe ze buiten gekomen, eerst bang waren
voor 't groote licht, dat zoo van alle zijden
op hen neerviel, voor de eindelooze ruimte
die hen omringde; hoe ze
angstig de diepten peilden
tusschen de boomen van 't
bosch, niet durfden gaan zitten
op het gras of de heide uit
vrees voor het onzichtbaar
gedierte, voor slangen en wor
men en wat voor monsters
meer.
Maar kom den volgenden
dag bij dezelfde, arme
versteedschte menscheii! Dan is
alle vreemdigheid geweken ;
dan is het over hen gekomen
met kracht en met macht dat
er nog een ander leven is dan
't hunne, ook nog een ander
groot genot ter vergoeding,
dan het hun bekende in stra
ten en stegen. Ze vatten het
nog niet dadelijk in den vollen
omvang; maar de tegenstel
ling is zoo groot, dat ze wel
degelijk gevoelen, hoe ze tot
nu toe iets misten, dat toch
wel te verkrijgen zou zijn,
en ruime giften, opdat de velen, die nu
moeten worden afgewezen, de helpende hand
zal kunnen worden toegestoken.
C. S. H.
Lente, Zomer, Herfst en Winter. Een
sprookje, door mevrouw ABBINQ?VAN
HOUWENINGE. Met teekeningen door
P. CORNELIS DE MOOR. Rotterdam, W. L.
& J. Brusse.
Sprookjes zijn \alstrikken.
Tegenover de onzedelijkheidstbeorie" aan
de eene, staat de leus phantasie, idealisme"
aan de andere zijde.
Indertijd zijn er voldoende vrouwenzielen
tot doordraverij en heilige verontwaardiging
door beroerd ; laat ik dus onmiddelijk ver
tellen, dat ik in dezen den gemakkelijken
en verachten middenweg bewandel en de
sprookjesquaestie geheel subjectief beschouw.
Griezelige sprookjes daargelaten; niemand zal
die nog verdedigen. Toch werden wij er in
onze jeugd mee gevoed; en zeer juist her
inner ik mij hoe ik op zesjarigen leeftijd de
sprookjesquaestie oploste. Nu niet verder,"
vroeg, riep, vleide of gilde 'k, als reuzen,
wolven, booze stiefmoeders of griezelige hek
sen het verhaal bloederig en unheimisch
dreigden te maken.
Daarentegen meen ik te mogen voorspellen,
dat de geduldige moeder of ongeduldige tante
die dit sprookje voor de tiende maal voor
leest aan 'n jeugdig auditorium, steeds ver
der", verder asjeblieft" zal hooren.
Het is onderhoudend verteld, met al de
door kinderen zoo geliefde détails, hoe
Antoinetje en Mientje met Polynuk, den op
persten dwerg de lente-, zomer-, herfst- en
winterkoningin gingen begroeten en de fees
ten ter harer eer gegeven, meemaakten. De
kleertjes, die zij bij iedere gelegenheid droe
gen, de afwisselende menu's van mevrouw
Polynuk, de kleeren van de koninginnen,
de tochten met rendieren en arreslee, ze zijn
allen precies en kort beschreven, juist zooals
het jonge volkje dat wenscht. Alle
menschen in dit sprookje zijn lief, goed en voor
komend, zoodat de moraal maar voor het
grijpen is.
Natuurbeschrijvingen zijn tot het
hoogstnoodige beperkt; voor den volwassen lezer
is hierin bijna iets verfrisschends.
Onze eigen menschensprookjes zijn zoo
diep, zoo vergezocht poëtisch en verward
subtiel, dat er b.v. in deze lenteverheerlijking:
Honderden dwergen liepen af en aan met
guirlandes van groen, om hun kleine huizen
te versieren en op de hoeken der straten
stond met groote letters aangeplakt:
De Lente komt.
Intocht van de Koningin om 12 uur."
iets is zóó zakelijks, zóó prozaïsch en zoo
anders-dan-we-'t-gewend-zijn, dat het den
grootenmenschen-lezer mogelijk zal ergeren,
maar waarschijnlijk amuseeren.
Daar zijn op iedere bladzij bijna, zinnetjes
die pakken, bij v.:
Toen ze aangekleed en gewasschen waren
en hun haar netjes geborsteld, zette 't goedige
dwerg-vrouwtje hun een lekker bordje pap
voor. Ze mochten zich van zooveel suiker
bedienen, als ze maar wilden."
Is dit niet artistiek ?
En hoort ge in gedachten geen hè's" en
hèja's" die zeggen dat dit sprookje er een
is van kinder-literaire waarde bij eindjes als :
Polynuk en zijn vrouw woonden in een
klein huisje, dat er keurig uitzag. Vrouw
Polynuk had juist chocolademelk gemaakt
en zandtaart gebakken, toen de kinderen
binnen kwamen.
Ik breng twee logeetjes mee, moeder l"
zei Polynuk. Ze zijn bij de bloemenkoningin
op 't feest geweest en hebben zooveel ge
danst, dat ze wel erg moe zullen zijn. Breng
ze maar gauw naar bed."
Eerst een kopje chocolade en een stukje
taart, hoor!" en terwijl ze dit zeide, haalde
moeder Polynuk kopjes en schoteltjes voor
den dag en bediende de meisjes."
Of:
Ze kwamen aan een blauw meer, waarin
allerlei mooie vischjes zwommen,
zilvervischjes, goudvischjes, blauwe karpers en nog
vele andere. Aan de oppervlakte van het
water dreven groote groene blaren, met witte
bloemen er tusschen. 't Begon al langzamer
hand licht te worden en Polynuk blies zijn
lantaarntje uit. Hij nam een zilveren fluitje,
dat aan een koordje om zijn hals hing en
floot er driemaal op. Toen kwamen er zes
groene kikvorschen met een groot blad
aanzwemmen en hielden stil juist voor de plaats
waar de kinderen stonden.
De uitgave van dit sprookje is zeldzaam
goed verzorgd, zelfs voor een modern kin
zon Ier al te groote moeite of kosten.
En uit een ver verleden zweeft het terug
in hun denken, dat zij eens zelf een deel
waren, van deze hun nu zoo vreemde natuur
lijke wereld; <lan komt het verlangen op
om te weten, te begrij
pen. Luister eens naar de
vragen, die zulke kinde
ren en menschen, voor
't eer»t echt buiten u
doen, over land en volk,
over boomen en wolken,
over dieren en bloemen.
Dan bemerkt ge al spoe
dig, dat een weekje
buiten, een paar dagen
vacantie in lente, zomer
of herfst wel degelijk aan
derboek. Een mooie letter, op mooi
oudHollandsch, in mooi model gebonden, met
tamelijk mooie plaatjes.
Ik meen te mogen voorspellen dat al dit
moois zóó mooi is, dat het zal worden stuk
gelezen. COSMOPOLITA.
Ceintuur Daine. Oosterschc pillen.
Kapsels. Engdscht hofdames.
Nauwelijks is een modetje in gang dat
eerlijk den juisten omvang der taille aan
geeft, of de hulpmiddelen om onzen cein
tuur-omvang te verminderen, vloeien toe !
Gelukkig heeft de verstandige vrouw, die
de weelde bezit van eigen oordeel, en, die
eenig gevoel en oog heeft voor de
prachtfiguren der klassieke beeldhouwkunst, leeren
begrijpen, dat voor een normaal
geproportionneerde vrouw, de griezelige wespen-taille
abnormaal en ocaesthetisch is.
Het valt dus te betwijfelen, of, onder ons,
vrouwen van het Noorden, bekend om het
koele en gezonde van ons verstand, de cein
tuur van onzen Gallischen nabuur, de
Ceinture Daine" veel opgang zal maken. Deze
professeur" Daine, ik heb niet het voor
recht den man te kennen, maar, ik weet wel,
dat bij onze Germaansche en Gallische
buren, iedere vernis - of pommade - heer zich
professeur" noemt, welnu, meneer Daine
heeft wat fraais bedacht. Hij heeft een gordel
vervaardigd, die op het bloote lichaam moet
gedragen worden. Deze Ceinture Daine" is
gedrenkt in een of ander chemisch preparaat,
dat de vetlagen van het lijf doet smelten of
inkrimpen. Deze gordel verdunt in een paar
weken de dikste tailles, zonder eenig nadeel
aan de gezondheid te berokkenen. Aldus
redeneert de fransche professeur". Cette
eeinture est la seule approuvée par les
médecins". Wat zou het belangwekkend en
leerzaam wezen, over dezen gordel het oordeel
te vernemen van onzen bekwamen chemicus,
dr. P. van Hamel Roos. Ik hoop, dat de
Ceinture Daine" in zijn laboratorium terecht
zal komen. Met eerlijk en ernstig oordeel
van onzen hygiënist, zou misschien menig
ijdeltuitje doen terugdeinzen voor roekelooze
daden.
* *
De chemische analyse der PilulesOrientales
ware allicht niet minder leerzaam ! Die
doodonschuldige 7! pilletj es worden in alle mogelijke
tijdschriften, maand- en weekbladen voor
dames geadverteerd, In tegenovergestelde
richting van de Ceinture Daine" doen deze
pilules Orientales niet slinken maar zwellen.
Zelfs die geestige, aardige, onderhoudende
Femme d'aujourd'hui" is met de wolven
gaan meehuilen I Zelfs zij, wist de pilules
Orientales" haar deur niet te wijzen. Ook
haar omslag wordt ontsierd door het gepraat
over Un buste idéal" en de vertooning van
een juffrouw met een boezem, om mee te
pronken in een kermistent.
?K-
-/,Ingewikkeld en bewerkelijk blijven de
Parijsche kapsels, Rouleaux, ondulaties en
Ie flou moderne" tooien oud en jong. Fei
telijk moest elke vrouw zich kappen naar de
snit van haar gezicht, en de kleur en de
geaardheid van haar chevelure. Zij die dit
doet, en onafhankelijk van mode-aanwijzingen
handhaaft, is persoonlijk, maar niet modieus
In het Juni-nummer van Boon's keurig
Geïllustreerd Magazijn, komt een voor dames
hoogst belangrijk artikel voor : De
tooverkunst van het haar opmaken". Aldus luidt
de aanhef van deze aardige causerie : Indien
het waar is, dat de kleederen den man maken,
dan maakt het haar zeker de vrouw".
Een jonge dame, Moore genaamd, heeft
met engelengeduld voor een fotograaf ge
poseerd, telkens nadat zij met martelaars
moed de kunstbewerking van een beroeps
kapper had doorstaan, die met vaardige hand
mejuffrouw Moore's prachtig, blond, golvend
haar kapte volgens den stijl van alle mogelijke
tijden en natiën. De illustraties geven een
juist denkbeeld van de ongeloofelijke wijzi
ging van gelaat en uitdiukking, te weeg ge
bracht, door de verschillende manieren
waarop mej. Moore gekapt was.
Het allerbeste komt haar lief gezichtje uit
wanneer zij volgens de foto is : mej. Decima
Moore in haar eigen toilet, en dan haar eigen
kapster is geweest. Op de tweede foto, is zij
reeds onder bewerking van den kapper
geweest en wordt dan vertoond in Educe
May-stijl. Het kapsel uit de veertiende eeuw
maakte het modern Amerikaansch dametje
een beetje sphinx-achtig. De pouf a la
saporite!" styl Louis XVI staat haar beeldig.
Imposant is zij met haar Mantschourije kap
sel. Heel bizonder, maar alles behalve
flatiiiimiimiuiii
hen besteed zou zijn ; even goed minstens als
aan vele touristen uit hoogeren stand, voor
wie het buiten zijn niet altijd nieuw en eenig
doel is; en dat in hun bewondering der
natuur minder mode en napraterij, meer
respect en oorspronkelijkheid kan liggen.
Laat toch ieder, die er de macht en de
gelegenheid toe heeft, meewerken om voor
allen die 't noodig hebben, en daartoe
behooren bijna zonder uitzondering de fabrieks
arbeiders, een vaste vacante te verkrijgen,
n vrije zomerweek minstens, waarop zij
recht hebben en waarin hun loon doorgaat
even goed als dat van kantoorheeren of on
derwijzers.
Och, ik weet heel goed, dat het
buitenleven geen panacee is tegen zonde en ziekte.
Moest ik zelf kiezen tusschen altijd buiten
Klokjesgentiaan.
Rups van de Ligusterpijlstaart.
teus is haar kapsel van een negerin aan de
Goudkust. Typisch is haar casque a la
Clorinde" maar, mej. Moore had daarbij een
zorgeloos en wuft gezicht moeten opzetten.
Louis XVI en Marie Antoinette waren warsch
van stroeve overpeinzingen. Mej. Moore was
zeker een beetje vermoeid toen de kapper
dit groteske haargebouw van haar weelderige
lokken had gemaakt. Als vrouw uit Lovale,
Afrika" is de sphinx weer aan het woord, of
beter gezegd aan het raadsel-zwijgen. Zér
flatteerend is haar Malibran kapsel, zooals
men weet, ingevoerd door de zangeres Mali
bran. Allerliefst staat haar het Marie An
toinette kapsel. En, met haar kapsel uit de
veertiende eeuw doet zij aan Ophelia den
ken, terwijl haar kapsel van koningin Victoria
van Engeland, een gedachte wekt aan de
Fransche danseres Cléo de Mérode. De uit
gespreide waaier, de om een boepeltje ge
bonden krullen, het kapsel van de vrouwen
uit den Afrikaanschen Balando-stam, staat
mej. Moore niet onaardig. Lachverwekkend,
door de bizarre overdrijving is het kapsel
uit het laatst der 19de eeuw. Streng en
rustig is de coiffure van een Byzantijnsche
prinses uit de derde eeuw. Hoogst verma
kelijk eindelijk is de karikatuur van een 19de
eeuwsch kapsel.
* #
*
Naar aanleiding van het huwelijk der
dames Vivian en Dyke, hofdames van konin
gin Alexandra, komen weer eens ter sprake,
de voor- en nadeelen verbonden aan deze
positie.
Dames aangesteld tot geleide en gezelschap
der koningin van Engeland, verkrijgen on
middelijk of zij al dan niet dochters van
Peer t" zijn, levenslang den titel van
Honourable". Koningin Victoria, overigens bekend
om haar zeldzame schrielhe.id, was zeer mild,
wanneer eene harer hofdames
Ladies-inWaiting" trouwde, tijdens dat zij aan het
hof in functie was. De bruid ontving dan
een gift van 12,000 gulden. De thans
regeerende vorsten heb oen met deze instelling
van mama gebroken. Koningin Alexandra
geeft echter aan haar hofdames een hooger
salaris, dan haar schoonmoeder. Konin
gin Alexandra heeft veel over voor haar toilet,
niet ten onrechte wordt zij genoemd als de
best-gekleede vrouw van Engeland. Natuurlijk
verlangt zij, dat de haar omringende dames
eveneens uitmunten door exquise toiletten.
De dames hebben een jaarlij ksch salaris van
3000 gulden. Bij haar aanstelling ontvangen
zij een in diamanten gevat miniatuur-portret
van haar meesteres; benevens een hoeveel
heid rood en wit lint, waarvan zij een strik
met afhangende linten moeten dragen, wan
neer zij in functie zijn. De strik wordt op
den linker schouder gedragen en is op het
corsage geprikt met een speld, versierd met
een blanke parel. Koningin Alexandra vindt
het aangenaam, wanneer haar hofdames geen
modieuse groote hoeden dragen, maar haar
keuze bepalen tot kleine hoeden en toques,
waaraan de vorstin ook voor zich-zelf de
voorkeur schenkt. Wanneer de niet van
dienst zijnde hofdames wenschen te rijden
of familieleden te bezoeken, dan is steeds
een hofrijtuig ter harer beschikking.
En tóch... tóch zijn deze pronkvogeltjes
in den regel dankbaar wanneer zij met ver
ruimden wiekslag hun gouden kooitje ver
laten om in het huwelijk te treden. Niet,
dat het huwelijk een kort-begrip is van
ideale vrijheid. Verre van dien! Geen
enkele maatschappelijke instelling stelt aan
de vrouw zulke hooge eischen, en legt op
haar schouders zulke ernstige verplichtingen,
als het huwelijk, miitir, ??de echt brengt
haar de nimmer volprezen waarde van een
eigen haard. En wederom is het der vrouw
geschonken,haar eigen haard te symboliseeren
tot een koestering van stil, huiselijk geluk.
CAPRICE.
-X- *
*Salade a la Dumas, Benoodigdheden : l
komkommer, l biet, 3 gekookte aardappelen'
4 tomaten, 3 hardgekookte eieren, l eetlepel
sauce tartare, l theelepel zout, cayenne, peper,
% deciliter slaolie. % deciliter dragonazijn,
l dessertlepel ansjovis-essence, gehakte
pieterselie en kervel, kapperljes.
Bereiding : Snijd de komkommers, de biet,
de aardappelen en de tomaten in dunne
plakjes. Wrijft een hardgekookt eierdooier
door een grove zeef, voeg daarbij de sauce
tartare, het zout en de cayenne, vermeng dit
alles goed en doe er dan langzaam de sla
olie, azijn en amjovis-essence bij. Vermeng
deze saus met de verschillende groenten en
plaats ze in den vorm van een pyramide op
een schotel; het hartje van een krop salade
midden er op; gameer de hardgekookte
eieren, pieterselie en kervel er om heen.
in een eenzaam klein dorp en altijd in de
groote stad, dan zou ik nog niet dadelijk
willen besluiten. Het leven te midden van
ontwikkelde werkzame menschen is zoo veel
krachtiger dan in een afgelegen hoekje. Voor
studie, ook van de natuur, geeft de wereld
stad zooveel meer gelegenheid; kennis en
km st hebben er hun tempels, waar wij eer
biedig binnengaan, evengoed als in 't
grootsche woud waar de eiken suizen of in de
rotskloof, waar de bergbeek fluistert met de
ronde steenen.
Dat is het niet. Niet om de stad te leeren
haten, moeten de menschen van tijd tot tijd
de natuur in; niet om het verlangen te
wekken terug te keeren naar het stille dorp,
waaruit hun vader ot grootvader hen weg
gevoerd heeft naar de stad, waar altijd werk
en brood heette te zijn.
Menschen, gewone werkmenschen, die van
kindsbeen af de groote stad hebben gekend,
aarden zoo licht niet meer in 't dorp; de
poging daartoe heeft al heel wat ellende aan
de eene zijde, teleurstelling aan de andere
bezorgd. Er moet veel ziekte en armoede
en verdriet voorafgegaan zijn, zal het boeren
werk op 't platte land het woelige stads
leven, met zijn genoegens, verdoovend en
opwekkend te gelijk, doen vergeten.
Daar moeten we heusch niet heen, de
teiugkeer uit de groote steden naar't land
is een onmogelijkheid geworden voor verre
weg het grootste deel der tegenwoordige
stadsbewoners. Maar wat we wel kunnen,
wat niet met zoo heel veel bezwaren te
kampen zal geven, dat is de compensatie,
die een tijdelijk verblijf in, een omgang
van enkele weken 's jaars met de natuur,
kan geven. Dat is voldoende; mits er tevens
in de stad gemakkelijke en goedkoope gele
genheid is, om in parken en tuinen in de vrije
morgen- af avonduren een wandeling doen en
een zitje te hebben; en vooral als er
geriefelijke en haast kostelooze overtocht is op de
wekelijksche vrije dagen en de feestdagen
naar de omgeving van de stad.
Zulke dagelijksche of wekelijksche uitstapjes