Historisch Archief 1877-1940
U'. 1473
DE AHSTEBDAMMEB
A°. 1905.
WEEKBLAD VOOB'NEDEBLAND
redactie
Dit nummer bevat een bijvoegsel.
er. IDIE s: o o.
uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Heerengracht 457, Amsterdam.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
Abonnement per 3 maanden ? 1.50, fr. P- P08? f J-63
Voor Indiëper jaar mail 10.
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar 0.121/»
Dit blad u verkrijgbaar Kiosk 10 Boulevard dei Cajmcines tegenover het Grand Café, te Parijs.
Zondag 17 September.
Advertentiën van l?5 regels ? 1.10, elke regel meer f 0.20
Reclames per regel 0.40
Annonces uit Duitscliland, Oostenrijk en Zwitserland worden uitsluitend aangenomen door de firma
RUDOLF MOSSE te Keulen eii door alle filialen dezer firma. De prijs per regel U 35 Pfenuig.
INHOUD:
VAN VERRE EN VAN NABIJ: Grond
wetsherziening. De Marine-circulaire, door
G. Waar moet het geld vandaan komen ?
door J. J. B. SOCIALE AANGELEGEN
HEDEN : Sociale gevoelloosheid, door P.
FEUILLETON: 'n Begrafenis, door J. H.
Penning. KUNST EN LETTEREN: De
Vlaaamsche Beweging. Openlucht, door
Stijn S_treuvels, beoordeeld door dr. J. Aleida
Njjland. De geschiedenis van het
Roonhuysiaansch geheim, door dr. A. Geijl, be
oordeeld door dr. J. J. vanXiOghem. VOOR
DAMES : Portret van mevr. Metz?Koning.
Het troetelkind der Engelsche wetgeving,"
II, (slot), door J. K. v. d. Veer. Wie zijn
de tegenstanders van Vrouwenkiesrecht ? door
Betsy. INGEZONDEN. Allerlei, door
Caprice. Opening van het Parlement, in
schaduwbeeld. Drente, (met »fb.). UIT
DE NATUUR, door E. Heimans. Simple
Histoire, door H. G. Ibels.
Mnziekbeoordeelingen, III, door Ant. Averkamp.
Batikken.?Portret vanmr.E.J: Veltman, f.'
Japansche kunst, dóór R. W. P. de Vries Jr.
Het onderwijs in Japan, III, (slot), door T. S.
M. Guyot. FINANCIEELE EN
OECONOMISCHE KRONIEK, door D. Stigter.
SCHETSJES: In den regen, door A. B.
Davids. Reisherinneringen van N. van
Middelhoven.?DAMRUBRIEK.?SCHAAK
SPEL. ADVERTENTIËN.
Grondwetsherziening.
In het (rirfs-nummer van Sept. heeft
Mr. Limburg een verklaring afgelegd,
die men mag beschouwen, als eene ver
dediging van het aanvaarden der op
dracht, om met t wee Kamers te regeeren,
die als vuur en water tegenover elkander
staan.
Hij schrijft als volgt:
Het is niet te ontkennen, dat op den
weg van het Kabinet velerlei moeilijk
heden liggen. Daarvan is misschien de
samenstelling van de Eerste Kamer
wrange vrucht van de verkeerde taktiek
der linkerzijde bij de
Hooger-Onderwijswet nog de minste. Zij moet, zoo
zij een wetsontwerp van beteekenis
afstemt, dat de steun heeft van de politieke
meerderheid der Tweede Kamer, een
voudig ten tweedemale er voor worden
geplaatst.
Volhardt zij dan bij haar stem, zij
zal haar eigen populariteit en daarmee
haar eigen bestaan meer in gevaar
brengen dan de meest diepzinnige
betoogen over de slechte regeling, die de
grondwet voor de Eerste Kamer heeft
aangegeven."
Dat de linkerzijde bij de behandeling
der Hooger-Onderwijswet een verkeerde
taktiek gevolgd heeft, hebben wij zóó
dikwijls met klem van redenen betoogd,
dat wij niet anders dan met ingenomen
heid deze verzekering kunnen bevestigen.
De samenstelling der Eerste Kamer,
gelijk zij nu is, m.a.w. de Eerste Kamer
ontbinding, zou echter geenszins zijn
uitgebleven, al had de linkerzij de niet de
betreurde fouten begaan. Immers dan
zoude de lager-onderwijs-novelle veel
vroeger in behandeling zijn gekomen,
en om harentwille toch de Eerste Kamer
ontbinding zijn gevolgd. Kuyper moest,
wilde hij als antithetisch wetgever zijn
doel bereiken, zijn verzuim goed maken,
van bij zijn optreden de Eerste Kamer,
als liberaal, tegenover de Tweede Kamer,
als kerkelijk, te hebben laten voortbe
staan. Een van zijn grootste fouten
tactisch en principieel.
Dit waagstuk aanvankelijk door Kuy
per, den sterke, met zijn groote tweede
kamermeerderheid, aangedurfd, waarvoor
hij heeft geboet, zal nu ook ondernomen
worden door het kabinet-De Meester,
met een kamer, ongeveer zich bevindend
op het doode punt: regeeren met twee
kamers, die heetende het zelfde kiezers
volk te vertegenwoordigen, elkaar weer
staan.
En Mr. Limburg zegt, dit is geen
groot gevaar; want verwerpt de kerkelijke
Eerste Kamer de liberale wet, dan moet
zij er eenvoudig nogmaals voor worden
geplaatst.
Eenvoudig is het middel zeker.
Maar is het wel vrijzinnig en
vrijzinnigdemocratisch ook op deze wijs te beproe
ven de Eerste Kamerleden te dwingen
tegen hun overtuiging te stemmen ?
Moed en vaste overtuiging, ziedaar wat
het verst zal brengen" lezen wij even later.
Zeker, moed en overtuiging, wie stelt ze
niet hoog ? Maar als nu het kabinet in zijn
oorsprong reeds begonnen is zijn over
tuiging : dat het regeeren met twee elkaar
vijandige lichamen, verkozen op twee
verschillende tijdstippen, in flagranten
strijd verkeert met het vertegenwoordi
gend stelsel (of is dit bij geval zijn
overtuiging niet?!) het zwijgen op te
leggen, ? op welk soort van moed zal men
dan mogen rekenen ?
Daarom hebben wij steeds aangedron
gen op een kabinet, dat, het beneden zich
achtende zulk een door en door vicieusen
toestand langer dan onvermijdelijk is
te bestendigen, allereerst
grondwetsherherziening aan de orde zou stellen, opdat
er althans eenheid van geest tusschen de
de beide deelen der volksvertegenwoor
diging tot stand zou komen.
Nu zou men uit oogpunt van taktiek,
dat aanbevolen middel van den heer
Limburg nog kunnen overwegen, indien
er een vast aaneengesloten, eenigszins
sterke meerderheid bestond; doch hier
staat het 52 tegen 48, en 48 die beter
zich te zamen voegen dan de 52. Hoe
zal men het nu kunnen brengen tot wets
ontwerpen van beteekenis" wier verwerping
den kerkelij ken hun populariteit zal doen
verliezen ? Het kiezersvolk toch is vrijwel
in twee kampen van gelijke sterkte ver
deeld. En welk een fraaien toestand
zal het geven, als deze ruzie tusschen
de Tweede en Eerste Kamer, naar
Limburg's wensch geleid, Nederland een
half jaartje bezig houdt ?
Zulk een verbittering is zeker een
uitstekende inleiding tot grondwetsher
ziening!
Daar heeft nooit een gunstiger moment
voor een Grondwetsherziening zich aan
geboden, dan toen Kuyper aftrad en het
aan de vrijzinnigen van allerlei slag
stond een ministerie te vormen, op de
door hen te stellen voorwaarden. Hier
kon de drang van het oogenblik hel
pen, den meest verwarden toestand zoo
spoedig mogelijk te regelen, terwijl de
hoofdeisch: het tot zijn recht brengen van
het vertegenwoordigend stelsel, na hetgeen
door Kuyper verzuimd en verricht was,
zoowel ter rechterzijde als ter linkerzijde,
als redelijk moest worden erkend. Maar
even als bij de Hooger onderwijswet
heeft hier de Borgesius-taktiek gefaald;
in elk geval werd de man niet gevon
den, moedig en principieel van overtui
ging genoeg, om zijn vaderland te helpen
opbeuren uit het moeras.
De heer Limburg schijnt te meenen,
dat deze openbare schending van het be
ginsel van hot vertegenwoordigend stel
sel, de Ministers hun kloekheid niet be
nemen zal.
Welnu", zoo lezen wij, het is niet
denkbaar dat een vrijzinnig democraat als
zoodanig zitting neemt in de llegeering,
indien niet vast staat, dat de Grondwets
herziening ter oplossing van het kies
recht vraagstuk aan de orde zal komen.
Dat de heeren Veegens en Van Kaalte
een portefeuille aannemen, beteokent dus,
dat het kabinet ter uitvoering van het
verkiezingsprogram van 21 Januari zal
uitzeilen naar het blanco artikel 80
deiGrondwet."
Do tijd zal het leeren. Maar thans
veroorloven wij ons alvast deze opmer
king te maken: indien de Grondwets
herziening zal komen, kan niet anders
of opheffing van de mogelijkheid, dat
Eerste en Tweede Kamer gelijk thans
principieel tegenover elkander staan, de
eerste aller beweegredenen daarvoor zal
zijn.
Met de kies wet-v. Houten kun (wij
begeer f n het allerminst) men desnoods
nog wel een twintig jaar een soort
van - parlement samenstellen met
een Eerste Kamer echter, die de Tweede
tot onmacht slaat, met deze dwaasheid,
met deze allergrofste schennis van het
vertegenwoordigend stelsel, regeert men
niet nog jaren lang. Dit is eenvoudig
onmogelijk.
Stel dus gerust dit eerst-noodige bij
elk streven naar grondwetsherziening
voorop.
Het is heusch belachelijk een andere
volgorde voortestaan.
De heeren van het Blanco-artikel ge
troosten zich dit. Ze hebben nu eenmaal
die verkiezingsleus uitgevonden, en dus
moet zij zelfs nu nog voor hen het
eerste grondwetsherzienings-motiefheeten
te zijn! Welnu, als een consolatie-prijs
zij 't hun gegund. Maar de grondwets
herziening, volstrekt noodig met 't oog
op het Eerste-Kamer-incident, brenge
het huismanskiesrecht, aangevuld met zoo
veel als de liberaliteit der kerkelij ken en
conservatieven kan dragen. Tot het zuivere
algemeen kiesrecht komthet,met of zonder
blanco-artikel, vooreerst niet. Wij zijn,
zeer tot onzen spijt, daarvan verder ver
wijderd dan het vele jaren geleden scheen.
Ieder die een beetje de kaart van het
land kent, weet dit wel. Zou het daarom
niet wenschelijk zijn, dat de liberale
en de vrijzinnige democraten hun
kiesrechthope, zooals die thans werkelijk
moge bestaan, in een ander gewaad
kleedden, als in dat onnoozele blanco,
wat er voor de tegenstanders van alge
meen kiesrecht zoo spookachtig uitziet.
Voor de opname van een duidelijk ge
steld artikel in de Grondwet, dat niet
voor verrassingen behoeft te doen vreezen,
zal de meerderheid veel gemakkelijker
te vinden zijn.
Wil men dus grondwetsherziening,
men vrage haar allereerst voor een betere
regeling van de verhouding tusschen
Eerste en Tweede Kamer, en vervolgens
opdat de invoering van een rationeeler
kieswet niet langer buitengesloten zij.
De Marine-circulaire.
(Ingezonden.)
Door tusschenkomst van de districts
schoolopzieners is aan de hoofden der lagere
scholen toegezonden eene circulaire van
de commissie van oppertoezicht en beheer
der kweekschool voor zeevaart te Leiden",
vergezeld van een stuk Inlichtingen,
enz." waarin o. m. dien hoofden wordt
verzocht om hunne medewerking te willen
verleenen om aan meer dan een der aan
hun zorgen toevertrouwde jongens den weg
te wijzen tot genoemde eervolle betrek
king" zijnde eene verbintenis voor 12
jaren bij de Marine.
Deze wijze van handelen is van ver
schillende zijden op zeer afkeurende wijze
besproken.
Terecht; en waarom?
Om dit in het Ik'ht te stellen, zij aan
gehaald wat do ??conservatieve
Nederlander onder meer heeft geschreven ter
verdediging van deze kinderwerving.
Ziekelijk is het te verlangen, dat jongens
zich niet verbinden voor een loopbaan,
waarvan zij zich geen voorstelling kunnen
maken. Wie kan dat, op jeugdigen leeftijd?
Wie kan beoordeelen de toekomstige
vooren nadeelen zelfs van eene academische
studie, zeker nog de' aangenaamste van
allen? Hoeveel duizenden, ja millioenen
medemenschen hebben geen keuze, worden
eenvoudig grootgebracht in het beroep huns
vaders, zonder ooit voor een keuze te
hebben gestaan. Hoevelen zouden gaarne
later een anderen werkkring willen hebben
dan die waarvoor zij zijn opgevoed?"
En verder:
Wie durft ontkennen dat wij een marine
noodig hebben; dat daarvoor scheepsvolk
onontbeerlijk is; dat dit reeds o)> jeugdigen
leeftijd voorbereid, getraind moet worden"...
Ho! Dit motief geldt niet meer.
En op wiens gezag wordt dit beweerd ?"
Op het gezag van den man, die door De
Nederlander genoeg bewierookt is gewor
den, den onlangs afgetreden Minister
van Marine Ellis.
In de vergadering van de Tweede Kamer
van 16 December j.l. 1) sprak deze bewinds
man onder meer het volgende:
Een advies, o.a. van den geachten afge
vaardigde uit den Helder kan ik niet over
nemen. De heer Staalman heeft mij ge
vraagd een hooger minimum leeftijdsgrens
aan te nemen voor jongens. Dat kan niet
want dan krijg ik er niet genoeg."
Niet dus de eischen voor de opleiding,
noodzaken tot het aannemen van zeer
jeugdige schepelingen zeer juist uitge
drukt door het woord kinderwerving
maar er is daarvoor een andere reden;
de Minister zelf heeft het zoo bruut
mogelijk gezegd: dat leun niet icant dun
krijtj ik er niet genoeg." En is dit voor De
Nederlander nog niet afdoende, dan ga
dit blad na, hetgeen de Minister laat volgen:
De geachte afgevaardigde weet dat er
voor oudere jongens gelegenheid tot op
leiding bestaat te Willemsoord en ik krijg
er daar geen 50 'sjaars niettegenstaande
ik op alle wijzen bekend laat maken dat
die gelegenheid buiten de Kweekschool
open staat. Ik heb aan de commissie van
het opjjertoezicht der Kweekschool te Leiden
gevraagd om de subcommissie tedoordringen
van de noodzakelijkheid om de burgerij er
op attent te maken dat niet de weg tot
dienstneming uitsluitend behoeft te gaan
langs de kweekschool. Eerst wanneer langs
die weg meer jongens in dienst komen kan
men er over denken, behalve de maatregelen
die ik genomen heb om het dienstverband
zoo los mogelijk te maken, om te komen
tot een ander soort aanneming."
Dit laatste zijn wij met den heer Ellis
beslist oneens; maar overigens blijkt hieruit
dat ook een man als minister Ellis de kinder
werving afkeurt, maar er bijvoegt: ik kan
haar nog niet missen.
En hoe komt dat? waaraan is dat toe te
schrij ven?
Dat komt, omdat de toestand bij het
mindere personeel der Marine nog zooveel
te wenschen overlaten. Het is in confesso,
dat dat personeel rechtmatige grieven heeft.
Er is iets, maar nog niet voldoende aan
tegemoet gekomen.
Mag nu de medewerking van hoofden
van scholen opvoeders der jeugd ge
vraagd worden om de kinderen te binden
aan een werkkring, waar zooveel deceptie
hun wacht en waarin zij verplicht zijn,
contractueel verplicht zijn (De Nederlander
1). Handelingen Tweede Kamer 1904-05
blz. 7öl>.
ziet dit verschil met een gewoon ambacht
of eene burgerlijke betrekking geheel over
het hoofd) te blijven?
Een jongen, die na afloop van de lagere
school, timmerman, metselaar, enz. wil
worden, kan na eenigen tijd als het hem
niet meer bevalt, zijn bestaan in andere
richting zoeken. Een jongen, die zich voor
de Kon. Xed. Marine heeft verbonden, is
echter verplicht zijn dienstverband (12 jaar,
na zijn l6o levensjaar) uit te dienen. De
kans om daarvan pp minnelijke wijze ont
slagen te raken is uiterst gering: de Mi
nister krijgt er immers nu reeds niet genoeg.
Het is te hopen, dat Minister Stuart niet
op. den door zijn voorganger ingeslagen
weg zal voortgaan. Deze heeft de oplossing
van het Marine-vraagstuk willen zoeken
in eene richting, die onherroepelijk op eene
totale ruïne voor onze Marine zou zijn
uitgeloopen.
Den nieuwen Minister wacht eene schoone
taak. Laat hij hetgeen toch zoo voor de
hand ligt tegemoet komen aan de voor
naamste grieven. En zulks, niet met eene
circulaire als zijn collega voor Oorlog heeft
gedaan. Maar laat hij door daden toonen,
dat het zijn wil is, dat aan die grieven een
einde kome, en laat hij bij de eerste de
beste gelegenheid door daden toonen, dat
niemand, hoe hoog geplaatst hij ook zij,
zich zal mogen veroorloven in strijd inet
dien wil te handelen.
Dat behalve verbetering van toestanden
ook andere ingrijpende maatregelen noodig
zijn (?zooals eene, ook om andere rede
nen noodzakelijke, splitsing van de Marine
in eene Nederlandsche en een Oost-Indische
Marine, waardoor het herhaaldelijk heen
en weer reizen van het personeel een
reden van groot verloop onder dat perso
neel zal komen te vervallen) daar
over zullen wij bij verschillende gelegen
heden nog wel eens het een en ander in
het midden brengen.
G. ?
Waar moet het geld vandaan
komen ?
Deze vraag is thans voor de vrijzin
nige partijen de moeilijkste. Geld moet
er wezen, wil de regeering iets van be
lang doen, en niet binnen vier jaar, of
al eerder, weer voor een christelijk
ministerie plaats maken. Naast de
sociale wetten, vraagt ook de regeling
van den financieelen toestand der ge
meenten geld. Waar zal het van daan
komen H
Niet uit een tariefswijziging zooals de
christelijke partijen ons wilden schenken,
en zooals die in 't algemeen nauw ver
bonden schijnt te zijn aan christelijke
politiek.
Het meest voor de hand schijnt te
liggen: verhooging der successie, die in
ons land nog steeds bijzonder laag is,
ofschoon een erfenis, boven zeker mini
mum en onder zekere voorwaarden toch
aangewezen schijnt als een bron voor
den belastingwetgever. Maar de vrijzin
nige meerderheid zal hier waarschijnlijk
te zwak blijken.
A^ereeniging van bedrijfs- en vermo
gensbelasting tot n dan, met verhoogde
progressie, en misschien met in aanmer
king nemen van het getal kinderen, en
van plaatselijke toestanden ?
Ook dat is waarschijnlijk, in de gegeven
omstandigheden, niet mogelijk, hoe wen
schelijk het zou zijn.
Er is nog n belasting die -in het
bonte geheel der Neder! andsche belas
tingen ontbreekt: die op de tabak. Men
beeft ze bijna ia allo omliggende staten.
Maar, wil zulk een heffing wat opbren
gen, dan moet ze uit alle beurzen, ook
die der arbeiders, bètaild worden. Fijne"
en slechte sigaren zijn zeer moeilijk te
onderscheiden. Ook hiervan is wel niets
te verwachten.
Men zal dus wel moeien vervallen tot
verbetering in bestaande belastingen, tot
klein werk".
En hier is, gelukkig, nog een ruim
veld open.
Daar is de grondbelasting.
Vooreerst behoorden bouwterreinen be
last te worden naar de verkoopswaarde,
in plaats van naar de belastbare opbrengst,
die uit den aard der zaak hier zeer laag is.
Maar een dergelijke verandering, die
in het systeem der wet zou ingrijpen,
laten we verder ook buiten bespreking,
dat is groot werk".
Hoe is echter op 't oogenblik de toe
stand ?
De gebouwde eigendommen" worden,
volgens de wet, om de twintig jaar her
zien. Dat die herziening geregeld te laat
komt, is een gevolg van een nationale
eigenschap, en behoort een goed vader
lander dus sympathiek te zijn.
De ongebouwde" worden herzien,
als er eens geld is. 't Laatst in 1879.
Daar de huren en pachten in 't alge
meen stijgen, staan de eigendommen dus
meestal lange jaren te laag.
Hierin ware verandering te brengen.
Wanneer, overal waar de huren be
langrijk stijgen, zooals dat in allo groo
tere steden het geval is, de controleur
van het kadaster met het college van
zetters, een nieuwe belastbare opbrengst
ten kohiere mocht brengen, zoude, in
alle steden, waar veel gebouwd wordt,
de belasting meer opbrengen. Voor alle
zekerheid kon 7nen dan nog die
voorloöpig vastgestelde nieuwe belastbare
opbrengst met b.v. 20 pCt. verminderen.
In ieder geval wordt dan voorkomen,
dat er jaren lang veel te weinig wordt
betaald, zooals nu gebeurt.
Daar zijn verder de bedrijfs- en ver
mogensbelasting.
In de wijze van aanslag voor deze
belastingen is op 't oogenblik absoluut
geen organisatie. In elke inspectie (er
zijn er b.v. in Amsterdam 8) werkt de
inspecteur voor zich zelf, zonder dat er
eenige samenwerking voorgeschreven is
met andere inspecteurs.
Elk van die hoofdambtenaren leert uit
de praktijk, voor zoover hij-in de gele
genheid is, betrouwbare gegevens te ver
krijgen, want voor een groot deel blijft
de aanslag altijd een tasten in den blinde,
het schatten van bedrij fsinkomsten is
hoogst moeilijk, en inzage van boekhou
ding is aan de Nederlandsche ambtenaren
niet toegestaan, zooals aan hun Duitsche
collega's. Toch, ieder inspecteur verza
melt wel eens betrouwbare gegevens, de
een over deze, de ander over gene cate
gorie van bedrijven. Maar die gegevens
blijven beperkt tot zijn eigen inspectie.
Het kan zelfs voorkomen, dat firmant A
van de firma A en B, door inspecteur X
anders wordt aangeslagen, dan firmant
B door inspecteur Y.
Nu zal dit misschien weinig voorkomen,
omdat de inspecteurs op eigen initiatief
elkaar inlichten. Maar deze inlichtingen
blijven beperkt tot zeer voor de handlig
gende gevallen, zooals in dit voorbeeld.
Wat hier gemist wordt, is een centraal
bureau, dat de gezamenlijke practische
kennis der inspecteurs voor hen allen
weet te benutte*. Feitelijk werkt de
Amsterdamsche gemeentelijke inkomsten
belasting op die wijze, en de Preussische
Einkommensteuer" heeft eveneens een
centrale organisatie in dezen geest.
De vermogensbelasting zal overigens
nu iets meer gaan opbrengen, omdat tot
nu toe de waarde van gebouwen werd
berekend, door vijftien maal de belastbare
opbrengst te nemen. Deze berekening,
die veel te laag is. wordt door een betere
vervangen, als l Januari 1906 de huur
waarde volgens de jongste herziening in
de leggers is ingeschreven.
Eindelijk ia er een element, dat tot
nu toe in onze verteringsbelastingen veel
te weinig tot zijn recht kwam, nl. de
belasting der luxe.
In de personeele belasting. Er wordt
van de huurwaarde 8 pCt. geheven, na
aftrek van een zeker vast bedrag. Dat
geeft eenige progressie maar een veel
te lago. Een villa te Scheveningen b.v.
van f 1000 huurwaarde betaalt feitelijk
6,5 pCt. een burgerhuis van f 400 te
's-Gravenhage 6 pCt.
Zoo is het ook met het mobilair. Een
mobilair van ?500 waarde betaalt: 1.2
pCt., maar van een van ?4400 wordt 1,3
pCt. geheven.
De automobielen zullen nu wel spoedig
in het personeel worden betrokken.
Dan is er ons tarief van invoerrechten.
Dit kan verhoogd worden op eene wijze,
die ieder democraat moet toejuichen. Er
is heel wat aan te verbeteren.
Betaalt niet champagne en andere fijne
wijn evenveel als de goedkoopste soorten ?
Havannasigaren evenveel als bokjes?"
Zoo zijn er een aantal ongerechtigheden.
Glacéhandschoenen, manufacturen van
zijde en fluweel betalen evenveel als
katoenen schorten.Een bronzen
beeldevenveel als een blikken keteltje. Ivoorwerk,
marmeren schoorsteenmantels, staan gelijk
met gipsbeelden. Champignons, patéde
foie gras, zalm in blik, gecondenseerde
melk, mits ook in blik, staan gelijk. Alles
is onder zeer algemeene categorieën ge
rangschikt : Koek en
banketbakkerswerk" is b.v. alles wat in luchtdichte
bussen of blikken wordt ingevoerd.
Kramerij" omvat wel honderd artikelen,
b.v. broches van gekleurd glas, die met
5 pCt. belast zijn (terwijl juweelen vrij
zijn), inktkokers (monumentale bronzen
doen 5 pCt., geverfde houten ook), naal
den, messen, lucifers, reuküeschjes (de fijn
ste parfumerie, behalve eau de cologne,
doet maar 5 pCt.) enz. enz. Onder hout
werk" valt een kostbaar eikenhouten
ameublement, en betaalt weer 5 pCt.,
evenals een grenenhouten kastje.
Zoo is er voor het' Departement van
Financiën nog wel nuttig werk te vinden,
dat niet anders is dan technische verbe
tering van bestaande wetten.