De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1905 17 september pagina 10

17 september 1905 – pagina 10

Dit is een ingescande tekst.

£?? r 10 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1473 Dordt. Petr. I. Mpij 118 117 Elzasser 40 39% Int. Kumeensche 94 93% Moesi Ilir 371A 35 Oliebronnen in Hannoyer 171 170 Perlak A 129 127 B 81 80% Russian 102 % 96 X c. v,pref. 92 K 88 % Schibayeff 63% 57 Sumpal 60 57% De concurrentie tusschen de Standard-O en de groep waartoe de Koniuklgke behoort, verlaagt abnormaal den olieprijs in het Oosten. Een kleine meevaller ia in die opzicht de verwoesting in Bakoe, waardoor de aanvoor van russische petroleum in het Oosten althans wellicht vooreerst gestaakt zal worden. Bij de mijnen verrassen de aandeelen Redjang Leboug de houders met eene verdere rijzing van 419 tot 462 pCt. Eenige weken geleden was de koers nog 370 pCt. In 1904 was de laagste noteering 230, de hoogste 282 K pCt. De Groene gaf bij de bespreking van de jaarverslagen meermalen gunstige mededeelingen aangaande deze onderneming. Ook in deze rubriek is een nieuwe leening geïntroduceerd genaamd Shansi. Of de intro ductiekoers overeenkomstig de waarde is, wie durft 't zeggen niet alleen, maar wie kan 't bewijzen, die steke zijn vinger op, zou ik in de schoolklasse zeggen. Ook hierover de volgende week enkele opmerkingen. In de groep van diversen ziet 't er vroolijk uit. Groenhoedenveem verbeterde van 88% tot 89>i, Ned.-Panopticum van 31 tot 31^, ieuwe Afrikaansche Handelsvennootschap van 149 tot 158 en Handelver. Java waarop ook meermalen in deze rubriek is gevezen sprongen vooruit van 83% tot 89% pCt. Aand. Wilhelminaveem verloren 4 pCt. Tot liquidatie is besloten. De zaken worden door het Blauwhoeden veem overgenomen. Ten slotte de aangename mededeeling dat ook in de groep der kredietinstellingen verdere koers verbeteringen zijn te vermelden voor de Amsterdamsche Bank van 192 tot 197, Rotterdamsche Bank van 153 tot 155 en Labouchère van 123>* tot 124K. A'damHeerengr.567| u g t_ ,Q5 D STIGTBB. Bussum Borneo , f r Wat voor de hand ligt, Het Rijk doet de dingen voorzichtig. Vooral waar het buitenlandsche zaken geldt. Bui tenlandsche zaken is geen speelgoed dat zoo maar aan het publiek ia handen kan worden gegeven. Zelfs niet in zake buitenlandschen postzegel-verkoop. Men weet nooit hoe of waar complicaties met vreemde mogendheden ontstaan kunnen. Voorzichtiglijk derhalve oordeelde het Rijk, dat een gewoon Nederlandsen burger niet zoo maar een buitenlandschen postzegel machtig moet kunnen worden. Als hy dien noodig heeft, behoort hem die op aanvrage te geworden uit den Haag. D. w. z. hij kan dien afhalen alweer a*n zijn postkantoor. De vinding is meesterlijk-onpractisch, Inlusschen het publiek zit met de last. Eerst vergaderen over het verkrijgbaar stellen verscheidene onzer Kamers van Koop handel. Zij dringen nog eens aan, er op wijzende dat in vele gevallen, waar inlich tingen uit het buitenland gewenscht worden of kleine kosten te vergoeden zijn, het inslui ten van een of meer vreemde postzegels noodig is. Goed, de oplossing zal dan worden gevonden, het Rijk geeft dai toe! Maar hoe? Men zou bijna tot de opvatting komen dat, voor alles wat het verkeersgebied in Neder land betreft, het Rijk speciaal proeven neemt met het nationale geduld. Misschien dat de proefneming onderhands voor Finantiën geschiedt. De postzegels die thans op aanvraag ver krijgbaar worden gesteld zijn : die voor Ned. Oost-Indië10 en 15cent; Cura<;ao 10en 12X cent; Suriname 10 en 121A cent; België20 centimes; Fiankrijk 25 centimes; Zwitser land 25 centimes; Duitschland 20 pfennig; Groot-Brittanniëen Ierland 2>i penny; Rus land 10 kopeken; Oostenrijk 25 heller. Bin nenkort zullen ook frankeerzegels der Vereenigde Staten van Noord-Amerika, Tan 5 Amerikaansche centen verkrijgbaar worden gesteld, De prys der Nederl. koloniale zegels komt overeen met de daarop uitgedrukte gelds waarde, die der Belgische is 10 cent en van de overige soorten 13 cent per stuk. Op de buitenlandsche zegels wordt dus een klein winstje gelegd. Klein inderdaad, con form het bedrijf. Alg. Ned.Exp. immMiiimiiiiMiiiMmiiiiMimiiMiHiMiiMitiniiiiiiMiiMniiiiiHiHiiiMiii ReisberinneriDpii w Hicolaas?. MilflellioYeD. Vierde Herinnering. In mijn jeugd, dat is de tijd toen ik er 's nacht alleen op uit ging snippertjes maan licht te vangen in mijn jeugd was er geen toestand, waar ik tevreden mee kon blijven. Toen ik in het water was, als een ? visch, verlangde ik een kikker op het droge te zijn; was ik op de aarde, dan verlangde ik naar den hemel en in den hemel verlangde ik naar de aether. Die poreeleinen bolle schotel boven me, wat daar wel achter wezen zou, dat te weten, was mijn ideaal. Ik was overal geweest, kon overal van ver tellen, maar van den aether wist ik niets dan dat het de hoogste, te bereiken moei lijkste toestand was. HELTSJES In den regen. Schets, door A. B. DAVIDS. Het regende op 't SJngel. Ook op de zoo genaamde bloemmarkt", waar de Singel, bij Sophiaplein en Munt, bochtig aanvangt en waar op bloemmarktdagen een ordeloos ge rommel van smerig-grijze karren naast fleurige kleurige bloemenstallen, de smalle gracht tot een passage vol leven, kleur en onrust maakt. Nu regende het. Een egaal-donker-grijze hemel drukte er alle leven en versomberde alle licht. Onafgebroken, den geheelen triesten dag reeds door, viel de regen neer, dan in striemende stralen, dan in dreinend druppelen. Blauwgrijze vochtlucht hing wolkend op de gracht en over het water, alles doordringend en ver weekend. Boomen, schepen, ge velg, eenzame karren, alles droop, weende water. Tallooze plassen, kleine meertjes op straat weerkaatsten stukken grijze hemel, van nattig heid overzadigd. Nu zwiept de regen neer in forseh kletteren op straatsteenen en stoepen, slaand, sputterend, omhoog spattend, eindelijk vlug wegvloeiend in levende waterslangetjes... Het grachtwater is een breed-donker vlak met fel-springende waterbobbels bestippeld. Dan weer, te midden van zacht neerdroppelen, als ware de regen moe van het slaan, hoorde men het wild onregelmatig gudsen en neerklotsen van overstroomende dakgoten en regenbakjes langs huizensnijingen ... En het gracht water dreef traag enz wartkleurig voort... Menschen waren als weggevaagd. Soms liep er vlug een verlatene, klein onder 'n paraplu, de kleeren zwart druipend saam genomen of stapte er een onverschillige schooier voort, doorweekt en naar vocht stinkend, de schouders opgetrokken, het kleffig jaskraagje omhoog. Telkens drong door de watergeluiden een schelblij trambelgerinkel van Sophia- of Koningsplein. * * Dicht aan den waterkant, onder de boomen, stond een schamel bloemenstalletje, door een vierkant zeilhemelfje beschut; de koop man met z'n vrouw, den vloed trotseerend, achter de bloemen en planten; zij, haar bovenrok over het hoofd geslagen. Achter hen, in het water, lag nat-glimmend een platbreede leege schuit. Op wat plan ken, door schragen gestut, stonden enkele rijtjes bloem pot j es geschaard ; eenige palmplanten op de straatsteenen, tusschen de schragen. Het was een erbarmelijke bloemencollectie. Wat fuchsia's, begonia's, daartusschen enkele geraniums en rozenpotjes, alles eenigszins ontredderd door den slag regen. In een groote rood-aarden bloempot waren een dikke prop afgesneden violen, een bosje vergeet-mij-nietjes en wat lelietjesvan-dalen bij elkaar gestopt, alles ingedrukt en ten deele slap over den rand van de pot hangend. De man stond daar met z'n vrouw al van dien morgen zeven uur; een klein, goor, mager mannetje, in kleeding vaal en zakkerig; met geel-bleek stoppelig gezicht, ingevallen kaken en bruine oogen, vol levensstrijd en humor, oogen van berusting. Zijn Trouw, een korte, breede, vettig uitziende schommel, met vleezige, roodgevlamde, verweerde koonen, waarboven kleine, bijna dichtgeknepen, vroolijke en ietwat ontstoken oogjes. De mouwen van haar bonte jak waren aan de polsen een eind omhoog geslagen, omdat de natte slappe randen zoo kleefden. Achter het stalletje stond een houten kist, met den bodem naar boven gekeerd, die tot zitplaats diende, als man of vrouw het staan even te vermoeiend werd. Om zich te vertreden Mep de man soms enkele oogenblikken in den regen; dan sloeg hy, bij zijn stal gekomen, uit zijn oud slapzijden petje een plasje water naar de straat.... Het was een zeldzaam treurige Meidag geweest, die nu, steeds onder regen, regen, regen, ten einde neigde. Twee palmpjes en n rozenpotje waren verkocht, een ontvangst van zeventig centen. Maar het ergst van al, het water had in zijn over stelpende massa, reeds in den vroegen mor gen, toen de boel vervoerd werd, het grootste deel der koopwaar onoogelijk, een deel zelfs bijna onverkoopbaar gemaakt. De meeste open bloemen waren uiteengeslagen en van de plantjes hingen vele takjes en bladeren slap neer. # * In schier niet-onderbroken zwijgen stonden ze den geheeleu dag bij elkaar. Het sombere weer, het onophoudelijk droppeltikkelen, dan driftig-snel, dan eentonig-langzaam op 't zeil boven hun hoofd, hun vochtkleeren, die plekten om hun lijf, eindelijk de slechte ver koop dit alles had hen beiden triest en stil gemaakt. Een keer ben ik er geweest, in de nabij heid van Blarieum. Lieve hemel, ik heb nu nog een grooten mond van het gapen. Dat was nu de aether, die verheven toestand, heiliger dan de hemel en heerlijker; zoo vervelend als een vege tarisch buiten pension, geen scharretjes en geen bier. Hoe korn ik hier vandaan, was mijn dadelijke gedachte. Ik zoek de men schen die hun vreugde schallen in het eerste morgenlicht, dronken kameratien, die mij alles vergeven, geestdriftige schreeuwers op tafels of razend opgewonden debaters, die aan de lampen hangen gaan en dus hun woorden in de duizend ooren schreeuwen. Maar daar, daar was geen gevecht van stemmen in de lucht, de zinnen kwamen niet als floretten naar u toe. met scherpen punt, die ge al in uw hart te voelen meent, maar waarlijk nog terug ziet schrikken en als een lach opflitsen over uw verwonderd hoofd. De zielen in dezen aether bewogen niet als verre waarheden, die elkaar heerlijk verstaan en zonder woorden zijn, maar zij waren zwijgend naast elkaar', vermoeide reizigers zonder hoop. Het was vervelend in den aether. Waren er mannen geweest met kreten als verschrikkingen in de lucht geworpen; waren er mannen geweest met neuzen ais walvischkieuwen, waardoor fonteinen van lust om het Heelal opspuiten, ik zelf zou niet het minst bewondering, niet het minst vreugde getoond hebben. Maar er waren geen monden als vraagteekens, geen oogen als vuurtorens. Zij wisten daar, zij wisten wat geweest was, wat was en wat komen zou. Zij hadden het gelezen, het had in het boek van den grooten Rus gestaan. Het bleef regenen ; nu wat rustiger, dan wat heftiger, maar altijd door, tot eindelijk ook het waterlicht, schraal en dofgrijs, begon te kwijnen en donkere schemering, als in toon, zich voegde bij de nattigheid alles nog inni ger versomberend. Als eiken namiddag kwam hun jongste, een frissche veertienjarige knaap, bosjesmakersleerling, na afloop van zijn werktijd, zijn ouders helpen bij 't naar huis gaan. Hij kwam, geduldig-opgewekt ondanks den rggen, aangestapt in een doorweekt grijs colbertje met opgeslagen kraag en een druipende niarinepet. Hij hielp, onder feilen regen. De natte verarmelijkte potten met plasjes in de zwarte doorweekte aarde, slap neerhangende bladeren en sjofele bloemetjes, oud geworden vóór hun tijd, werden twee aan twee door den vader, van de gracht, den jongen op de schuit aan gereikt. Nog 'n kwartiertje en de treurdag was ten einde. * * * Van den kant van het Koningsplein naderde 'n burgerjuffrouw met 'n kind, 'n meisje van acht, negen jaar. Tusschen hun beiden droe gen ze een met zwart zeil bedekte breed vierkante waschmand. De vrouw, smal en beenig, hield een paraplu boven haar oud scheef kiepje en langen donkeren regenmantel, waarvan de randen langs den grond tipten. Ze liep nu en dan met wijde stappen over breede spiegelende plassen heen, waarbij het kind moeite had mee te komen, het kind met 'n zeer-breed gerande grofstrooien hoed, veel te kort geelachtig manteltje, (bruin van den regen), waaronder een breede strook van haar rood jurkje uitkwam boven haar natte kousenbeenen. Hè,-moe, koop u nou eentje!" Kind, seur niet, moe het geen cente I" Hè, moe, zooveel zal het toch niet kosten; ik ben morgen ommers jarig, kijk es wat e mooie !" Moeder en dochtertje neigen van het mid den van de gracht naar het half afgetakelde bloemenstalletje. De mand op den grond. Wat kost dat rozenpotje, koopvrouw ':" De regen tikkelt nu kalm neer op de para plu, waaronder ze bij elkaar staan, de moe der met het kind. De koopman komt er bij, maar begrijpt half, hij is zeer hardhoortnd en is vervuld van zijn aanreikwerk, wendt zich met onzekere beweging naar z'n koopers, mompelend: wat blieft u? maar z'n vrouw, kwieker dan hij, is hem reeds voor en vraagt met natte dikke roode hand naar het potje wijzend: Bedoelt u dit ? ... kost u drie dubbeltjes." Da's me veels te duur." Kijk ereis, juflrou, als u d'r perstaiid van hebt, dat is geen uitgebloeide pot, kijk ereis hier, en hier... en hier, dat is nog allemaal in knop. Dat is juist 'n prachtige pot maand rozen ; als de bloeme uit zijn, dan hebt u d'r niet veel aardigheid an, maar daar hebt u lang plezier van....Nou, juft'rou, wat biedt u : geef u me handgift in 't mooie weer." Och rnenseh, dat kind maakt me de kop gek," kwam de moeder los met hooge lijzige stem ... ze is zoo mal op bloeme, weet u, maar ik zeg : je moeder het geen cente ... ja, ziet u... ik wasch voor de mensche. .. fijne wasch en kinderwassies... 'reis'n beetje grof goed dr'onder door; m'n man was mari nier eerste klasse, die is voor 'n jaar gestor ven aan long- en borsttering, daar heb ik 'n pensioentje van, van een en twintig veertig in de maand; maar daar kan je niet van bestaan met 'n kind van tien jaar ;ïje fesoenlijk ec knappies door de wereld wil komme en 'n ieder het sijne wil geve; nou ben ik, zooals ik u zeg, d'rbij gaan wassche en we motte maar zien rond te komme, maar voor blomme, zeg ik nog soo, daar kenne geen cente voor overschiete." Maar kindlief, dat ken ik toch niet hellepe l is niet waar ?" En na even zwij gen : Daar, voor twee dubbeltjes ken u 't meeneme...." De moeder, hoofdschuddend :J nee, koop vrouw, 't is me te veel," maakt 'n beweging van heen te gaan. Maar het kind drenkt voort: hèmoe, 't is toch zoo'n prachtig potje, kijk u 's wat 'n lieve knoppies en wat 'n boel! ... Toe, moe, koop u 't nou!" Waarachtig, Jannie, het kan niet lije, ik mag het niet doen ; om twintig cente te verdiene moet je moeder veels te bard ploetere." De regen kletterde iu de schemering nu weer harder op het zeilhemeltje en de paraplu en schoot in stralen neer om de lichamen van het menschengroepje: de geduldige koop vrouw, de besluitelooze moeder, het begeerige kind en de half begrijpende koopman, nu er bij gekomen om de laatste potjes naar de schuit te brengen. Mot u 't nog hebben ?" vraagt hij, zijn hand op den rand van het potje gelegd. Seg, moe, misschien ken u het voor 'n dubbeltje koopen, 'n dubbeltje is toch zoo veel geld niet." Heb je geen goedkoopere, koopvrouw?" Allemaal bombazijn en pillow, zwarte of rosse baard-vierkanten, altijd bloote voeten of 's winters ook wel sandalen, nooit een boordje om, nooit geen zeep, nooit een borreltje, nooit een sigaartje, nooit een stukje vleescb, nooit eens een likeurkelkjo, nooit eens een uitstapje met een actricetje of zoo, nooit iets; en daarvoor in ruil erwten, pap en boonen, okkernooion en appelen, appelen en erwten poten, sportbeschuit bakken en zalig wezen, ver velend, vervelend, vervelend! Dut was de aether. Ik dwaalde langs die stille mijmeraars, langs hun huisjes als bad kuipen, ik zag hun doffe oogen, wanruit het leven was geweken, hun neuspunten als eenigst blosje op hun vaal gelaat en dacht: Is dit de aether wel 'f Maar waar zijn dan die eeuwige groene velden, die gouden harpen mot poezelo engelen van meisjes er tokke lend naast, wier luisterend oor aan haar gebogen hoofd op lieve woordjes waehr, wier witte hals gekust wil wezen:' Het is hier ook geen badplaats. "Want er zijn hier geen princessen gezichten, stiller wit dan de schuim/ee van witte kant, die om haar hals versteven is: er zijn hier geen vrouwen, als fonteinen opgestegen en statig uit om hoog gebloeid; ik zie hier geen verlichte zalen van glas en niet bebloemde tafels waarover heen watervallen van weelde zijn gestord. liet is geen heidensche hemel ook. Want ik zie geen bacchanten met het vuur van rozcnguirlandcn gloeiend op het witte naakt van haar bloeiend lichaam. Ik zag slechts vale heuveltjes van in lompen ge hulde menschen, mannen of vrouwen, dat wist ik niet. Of zij oen kuischhoid onder die oude vodden bewaarden zooals een edel Nee kind, dat binne allemaal mooie ste vige potte, die binne niet goedkooper, ik heb allemaal best goed." Ze beraadslaagt met haar man, half in afgebroken straathandelsjargon, half in ge baren, voor de anderen onverstaanbaar en onbegrijpelijk. Zij doet een voorstel, hij mummelt iets en haalt de schouders op. M'n man zegt: omdat u 't bint en 't kind het 'r zoo'n zin in, neem 't mee voor drie stuivers... zoo goed als handgif voor de heele dag... u kan me geloove, 't kost ons haast zooveel..." De koopman wacht een beslissing. Het potje behoort tot het laatste vrachtje naar de schuit... ... In de koopster slingeren de gevoelens van tot zuinigheid gedwongen fatsoenlijke weduwe en, de moeder, die haar kind graag wil verblijden. Besluiteloos staat ze in den regenschemer bij de bloemenmenschen ... ... Daar komt met resoluten stap een werkman op 't groepje af, de kraag van zijn zwart druipend jasje over een blauwe kiel omhoog, een natglimmende breede pet op het hoofd. Van eenigen afstand reeds had hij het talmen en het gescharrel van het groepje gadegeslagen. Kanne jullie niet tot 'n koop komme?" vraagt hij met ongeduld in z'n zware stem. De waschvrouw vertelt hem het geval; met verlangende oogen, in gespannen ver wachting, kijkt het kind naar den belang stellenden vreemde. Nou, kijk nou 's hier, als ik nou 'n dub beltje geef, leg jij d'r dan 'n stuiver bij, moeder ?" Nou, dat zal ik maar over me kant laten gaan." Koman, ik heb ook kinderen ..." Nou, wat zeg je nou, Jannie ?" Maar Jannie kon niet bedanken, want de kindervriend was al weg. millHllllllllllllllllUIIIIIIIIIIIIIIIIMIIinillllintllllllKllllllltlNHMtllllllllll 2e Jaargang. 17 September 1905. Red.: C. H. BROEKKAMP, Damrak 59, Amst. Verzoeke alle mededeelingen, deze rubriek betreffende, te richten aan bovenstaand adres. Van probleem No. 41 zijn ingezonden twee oplossingen door: K. C. de Jonge, Amsterdam; W. van Daalen, Haarlem en J. Luteijn, (rroede. Een oplossing is ingezonden door L. Goudsmit, Amsterdam; R. C. Broekmeijer, C. K. Visse, Haarlem; K. Koster, Hoog-Carspel; W. Vijn, Hoogwoud; J. Meijer, Nijmegen en dr. T. J. Brouwers, Spijk (Gr.) PRIX BLANKENAAR. In aansluiting op ons voorgaand bericht, kunnen wij mededeelen, dat de tweede prijs werd behaald door rnr. Béthenod, Lyon; de derde prijs door mr. Lieubray, Marseille en de vierde prijs door den heer W. van Daalen, Haarlem. Wij feliciteeren mede namens vele damvrienden den heer Van Daalen met het be haald succes. Het is merkwaardig dat in dit Int. Nat. concours wederom twee van de vier prijzen door Hollanders zijn bemachtigd. Als wij nagaan dat Franksijk zeer vele bekwame problemisten telt, dan pleit deze overwinning wel voor de goede krachten die Holland steeds kan te voorschijn brengen. UIT DE DAMWERELD. Wij ontvingen de volgende mededeeling, die wij gaarne in haar geheel opnemen : De damvereeniging Amsterdam", gevestigd in de bovenzaal van Caféde Kroon, Rembrandtplein, Amsterdam. L. S. Ondergeteekenden, vormende het bestuur van de damvereeniging Amsterdam", hebben het genoegen u kennis te geven van de oprichting eener damvereeniging, waarin niet alleen het spel in al zijn onderdeelen zal beoefend worden, en datgene zal geschieden wat met het nobele damspel m verband staat, maar waarin de leden onderling, steeds elkander achting kunnen toedragen. Vermeenende, dat eene damvereeniging altijd moet .zijn. eene ontspannings-plaats, waarin en waardoor de leden onderling elkan der als vrienden kunnen begroeten, zullen zij alles in het werk gtellen om dit schoone doel te bereiken. Zij vragen hiervoor de steun en medewer king van de amateurs-damspelers in 't alge meen, en van de zuster damvereenigingen, buiten Amsterdam gelegen, in 't bijzonder. Zij zullen steeds bereid zijn, mede te wer ken tot de ware verhefiiug van het meer en meer beoefend wordend damspel, en hiervoor hunne krachten ten beste geven. De speelavonden zullen gehouden worden iedere Dinsdag, van af 's avonds 8 uur, in hart soms wel geborgen is in een half dood ziek lichaam ? oetten zij een schuld, een vreeselijke moord aan hun geweten; was hun lichaam wellicht met puisten bedekt? Vrouwen, waarom zijn uw blikken niet als dartele vlinders naar mij toe gevlogen? Waarom waren uwe lippen niet als bloe metjes op mijne lippen? Kr was geen tijd, geen tijd voor weelde. Die oudachtige jonge meisjes, die zich opzettelijk verleelijkten, waren druk met brochureteksten, onkruid wieden en boter hammen snijden: Jij nog brood?" Ja" en zij keilde een brok rauw brood naar zijn hoofd toe over de ongedekte tafel, waarop natte kleine kinderen om bijstand schreeuwden. Hemel van liet verkeerd begrepen kommnnismc. /ij deelden, ja, maar zij deelden geen lachjes als prinselijk goud in het rond. /ij wierpen geen juweelen van geest om zich heen, zooals dichters dat doen, voor ieder een vers voor zijn leven lang. /ij schonken geen bewegingen van arm pi' hoofd, of spel van lichaamslijnen, waarin heerlijk 't rythme van haar ziel bewoog. Er was daar geen dartele Helena, die do kuiscliheid zoet, maar zoeter toch de zonde vond, en zonde deed om zoetst weer kuisch te kunnen zijn. Kr was daar geen kuiscliheid, maar er was ook geen zonde. AVaarom, mannen en vrouwen, waart gij alleen bekwaam in hot nalaten, in het niet doen, iu de negatie? Waarom waart gij niet stralend in den dag gestegen, waarom waren uw monden geen feesttrompetten, waaruit de heerlijkheid van uw hemel schaterden. Waarom schreedt gij als verde bovenzaal van caféde Kroon", Rem brandtplein, waar gaarne introductie ter ken nismaking zal gegeven worden. De contributie voor het lidmaatschap be draagt ? 7.20 en buiten Amsterdam wonende ? 4 per jaar, te voldoen in maandelijksche termijnen. Donateurs betalen minstens ? 2.50 per jaar. Zij, die wenschen lid te worden, kunnen zich aanmelden bij een der leden of bij den secretaris, aan onderstaand adres. Amsterdam, 12 September 1905. Het bestuur voornoemd: JACQ. M. Vos, Ie Voorzitter. S. J. RuDELSitEnr, 2e Voorzitter. K. C. DE JONGE, Ie Sicretaris, van Woustraat 112. A. A. SNIJDERS, 2e Secretaris. M. WOLDEK, Penningmeester. De ballotage-commissie is samengesteld uit de heeren : S. S. van Baaien, H. Simons en M. Snijders. Tot adviseur van de Vereeniging is benoemd: de heer C. H. Broekkamp, redacteur van de damrubriek, in het Week blad De Amsterdammer. PRAKTISCHE VOORSTELLINGEN. Aangemoedigd door het succes, met onze eersteling ondervonden, gaan wij hiermede voort. Ons doel is om geleidelijk deze stukjes moeilijker te maken, opdat zij, die deze studie geregeld volgen, spoedig bekwaam zijn in een spelende partij ook de diepste combinaties te construeeren, en de gevolgen hiervan door te rekenen. Wij gelooven dat in deze richting flink kan gewerkt worden, en vele schoone stel lingen eenmaal het licht zullen zien. Immers, de problemist is hieiin veel meer gebonden om alles nauwkeurig af te werken dan in gewone slagproblemen. No. 2. De partij is afgespeeld als volgt: w 17-12, z 7 :18, w 38-33, z 28 : 39, w 36-31, z 18 : 47, w 30-24, z 47 : 9, w 40-34, z 39 : 30, w 35:4! Hierna blijft over twee zwarte schijven, n witte dam en n witte schijf op 49. Hoe stond de stand vóór de ontleding?) Antwoorden binnen 14 dagen op te zenden aan bovenstaand adres. CORRESPONDENTIE-WE D STRIJD. Tabel der gespeelde zetten van Wit. .N ^ N ^ N ^ N N ^ N ^ to 00 to J CO p CO 03 to oo 01 as o P to CO ' g t to o ^ O S 2 * f' CO S tel CO i 9* CO ,?1 g hrj 4 rf>. CO * o CO * 5? CO <* ^ S K tO O ^ «H CO J^ g j^ to i__i X t-1. ?^T -O f1 g o to K ^ CO * v w «_ W W ir o ?^5 -C Oq CC * S ^.j t"1 M .-0 -O X ^ te to f O .^, .-o w a CO 4~ 1 ? CO tr =H =H ^ W f -5 --0 C_, t> ? ' ft t< CO Oi CO ^ a to «H .. a p C-H K O s-l ( t , a o _ a "O o ' a , w 0 O ?-, CO CO CO CO tel ( ^ to o , HH hP* CC CO «H CO CC CO w o CO tr1 -c s CO rf*> '-O ^ o >?' ^ w O 0 'T] r?1 CO -<I Q [ij ^ to i: tel *i rf^ 1 iL> o ^ Q O3 * rr1 CC Wü; to CO CO *n 8-, to o * M « CO CO to cc K.J tr ?^ -^ tel g CO ' CO 00 ^ !^ CO 00 11.1 '"^ ? to : tel .-o 0 .-3 o , i o : .-o ' , .0 i -J o * o ?^3 ?0 o .-a u , te) ; 0 i o to o ?T= O tO O i o : tel : W tel Co : T* ; o to CO : fcrj O to Q to 'T* O to CO K j -o i «-< : W «H CO ? ^1 : o to 4w "O : tr j w t-1 -oio to g : ?o ; V< \ W !2( hf* : li°: O tO CO j " h-»CO t ts to en W f CO lf^ w *flCO OT CK OS H* OS CO * Voortzetting van partij: No. 23. D 27-21, K 16:27, D 32:21, K 23:32 gedw. 24. D 44-40, M 47:29, D 40-3i, M29:40 39. G 32-28, F 23:32 42. G 34-30, N 25:34 ? 50. J 34-27, D 23:21, J 34-29, D 18:27, J 30-34, D 19:30 51. J opgegeven. 54. J 27-21, N 16:27, J 31:22, N 18:27 78. N 34-30, M 25:34 De vakjes waarin vraagteekens zijn geplaatst, worden nd de beslissing van de jury ingevuld met O, l of 2. doemden rond, met geloken oog en gezon ken hoofd waarin slechts n gedachte, n zorg, n verlangen nog; de erwten? Waarom vervloektet gij het leven en zei dat uw hemel alles was'; "Waart gij dan mislukt ia het leven? Hadden nooit eens menschen oogen als lieve sterren in uw hart geblonken? Hadt gij alleen maar oog voor uw eigen schoon, dat toch maar schamel was. Zeg, of waart gij ook van het verlangen om weg te komen vervuld. Toch niet? Want dan zouden wij elkaar wel hebben begrepen en zwijgend toogeknikt, en ik voelde me te midden van u als een onhebbelijke vergissing te midden van nooit-bewezen axioma's. Ik was alleen met mijn verlan gen en wilde, maar kon niet naar mijn eigen hemel. Altijd een uwer afkeurende oogen, als ik naar een kiertje zocht om weg te slippen. AVant gij kende geen verlangen meer. Uw voeten konden niet blooter, uw handen niet ruiger, uw baarden niet langer, uw manieren niet weerzinwekkender, uw oogen niet weeër zijn. De aether. Ik ben er eindelijk nu ge weest: en weet wat er achter is. Het is het niets. Het is er mee als met elk ander ideaal: de foutieve conclusie van de rede neering. Had ik de deksel er maar liever op gelaten, dan zou ik do moed niet ver loren hebben. Van verveling moe, ben ik maar paar de aarde gaan kijken, die begon toen juist te bloeien. N. VAN MlDDEiHOVEX.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl