Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1473
Behalve dit positieve werk is er ook
een massa te bezuinigen. Ik spreek niet
over andere departementen, alleen over
-Financiën", en daarvan kan ik maar een
deel beoordeelen. Maar wat ware hier
niet al te doen!
Er zijn een aantal kleine ontvang
kantoren voor directe belastingen en
accijnzen, die konden worden opgeheven.
Op die kantoren zitten jonge ontvan
gers, die eenige jaren geleden een tame
lijk zwaar examen deden. Acht van
de twaalf maanden hebben ze weinig of
zér weinig te doen. Ik heb het per
soonlijk ondervonden, dat er soms een
heelen dag geen mensch kwam, en de
postbode geen enkelen dienstbrief bracht.
En het weinige werk vordert al even
weinig van de hersenen. Als het nu niet
anders kon, zou hier alleen de verzuch
ting passen: jammer van de werkkracht,
die nu verloren gaat! Maar het kan zeer
goed anders. Zulke kantoren moesten
geleidelijk worden opgeheven, de ge
meenten bij andere kantoren ingedeeld.
Jammer voor het publiek ? Men geve
dan den belastingschuldige gelegenheid,
kosteloos, of tegen een zeer geringe ver
goeding, zijn belastingbiljet over de post
te zenden, en het bedrag op het post
kantoor te deponeeren. De brievengaarder
vermelde op het biljet het ontvangen
bedrag, eii de ontvanger geve overeen
komstig die aanteekening op het biljet
quitantie. Dergelijke regeling ware voor
. geslacht- en gedistilleerd accijns te treffen
en daarmee is alle bezwaar opgeheven.
De onkosten, die deze maatregel mee
brengt, zijn alleen: eenige vergoeding
voor meer werk aan de brievengaarders,
drukloon voor eenige formulieren, een
geschikt model met geperforeerde
strooken voor de aanslagbiljetten, enz. enz.
Evenals de ontvangers zijn er op het
platteland ook kommiezen, die
totledig,heid, des duivels oqrkusssn" zijn
ver. oordeeld. In sommige provincies doen
posten van n man hetzelfde werk, als
in andere posten van twee bewijs,
dat er teveel zijn. (Ik spreek hier niet
. van de grensplaatsen).
Een categorie van ambtenaren, waar
van het nut altijd eenigszins raadsel
achtig is, zijn de betaalmeesters. Even
goed als zij, konden de verschillende
ontvangers en postdirecteuren betalingen
doen daartoe is voorbereidende studie
onnoodig.
Er zijn 22 van deze ambtenaren, en
ze hebben tractementen tot /"62Ütoe.
Waarom P Om de groote geldelijke ver
antwoordelijkheid ? Maar die heeft ean
postambtenaar en een ontvanger even
zeer ; de laatste krijgt n.b. niet eens een
brandkast, zoodat men niet al te verbaasd
moet zijn, wanneer er inbraak heeft plaats
gehad, als kortelings te Gorkum; de
betaalmeester had tot kort geleden niet
alleen een brandkast, maar zelfs een
schildwacht.
Er zal wel heel wat meer te bezuinigen
zijn. vooral aan de andere departementen,
want Financiën gaf steeds het voorbeeld
van zuinigheid.
Maar ontvangers- en
kommiezen-tractementen wegen niet zwaar. Er zijn er
heel wat hoogere, die ook in de schatkist
konden blijven.
We zullen zien. J. J. B.
Sccialz
?Mtitimiiiiiiiitiitiiiiiiiiiiiniiiiii iiiiiiiiiiiiiiuitiiHiii iiimmii
Sociale gevoelloosheid
Het scheepvaartverkeer in de
Kotterdarnsche havens heeft een hoogte bereikt
als nooit te voren. Sedert Januari zijn den
Nieuwen Waterweg binnen gekomen 5705
schepen, d.i. in 8 maanden tij ds 598 schepen
mér dan gedurende de eerste 8 maanden
van het vorige jaar. Moge het dan ook al
zijn, dat niet in alle ondernemingen de
finaneieele en commercieele resultaten in
overeenstemming zijn met deze verbazende
toename van het verkeer- over-het alge
meen kan men toch zeggen, dat het enorme
kapitaal wat in de Rotterdamsche haven
zijn exploitatieveld zoekt, een tijd van bloei,
ja van sterken bloei, doormaakt.
Maar nietwaar, we zijn in onze dagen
?wel reeds zoo ver, dat we heel goed weten
.dat 'de welvaart van het kapitaal, hoezeer
daarvan ook veel afdruppelt op de schare
van kantoorhedienden, middenstanders,
neringdoenden, toch altijd maar een be
trekkelijke welvaart is.
Wanneer de massa der werklieden, de
zeven, of acht, of tienduizend bootwerkers
van Rotterdam, of een groot gedeelte
hunner, met harden arbeid een stak brood
verdienen, en ze gevoelen dan behalve dat
de eigenlijke stijging der welvaart door
hem niet genoten en niet gevoeld wordt,
locendien tal van grieven, die hun het
arbeidsleven, van zich zelf al niet bitter
weinig vreugde, nog onaangenaam maken,
dan bekruipt ons een sterke gewaarwording
van onvoldaanheid; dan gevoelen we, dat
het geen harmonie is, wat we hier voor
ons zien: dan werpen overweldiging, onrecht
en machtsmisbruik hun schaduwen op het
geheel.
Zóó, geachte lezers, is het, naar mijn
meening, ook in Rotterdam.
Men heeft kennis kunnen nemen van een
motie diedevakvereeniging der bootwerkers,
de Alg. Havenarb. Vereen, heeft aangenomen
op eene vergadering, waarin gedreigd wordt
dat de liberalen bij de verkiezingen niet
gesteund, ja zelfs bestreden zullen worden,
door de vakvereeniging, indien niet do werk
gevers in het Havenbedrijf zich bereid ver
klaarden vóór zekeren datum int t do vak
vereeniging in overleg to treden over betere
arbeidsregeling.
Wanneer dit gelezen wordt, zijn de ver
kiezingen reeds voorbij, dn kan ik dus de
uitwerking van deze dreiging, die nu niet
zooveel uitwerking zal hebben als ze ia Juni
zou hebben gehad, niet nagaan. Ik geloof
trouwens ook, dat die werkgevers in 't
Havenbedrijf er tamelijk onverschillig onder
zijn.
Maar wel is het opmerkelijk, hoe wrok
en wrevel, haat en wraakzucht, zich weder
om bezig zijn te ontwikkelen bij de massa
der haven-arbeiders, wier elementaire kracht
al zoo dikwijls, als het tot een uitbarsting
kwam, tot schade van de geheele stad ge
voeld is.
Aan wie de schuld?
Ik geloof: aan de werkgevers!
Laat mij even herinneren, waarover het
eigenlijk gaat.
Nadat eenige maanden geleden de Nood
kreet" verschenen was, en de daarin ver
melde grieven, zakelijk en duidelijk genoemd,
bij de autoriteiten hun uitwerking niet
hadden gemist, werden conferenties ge
houden tusschen minister Kuy per en burge
meester Jacob, met de bestuursleden der
Alg. Haren-arbeiders vereeniging, en volgde
al spoedig de benoeming der Controleurs
voor het Haveilbedrijf.
Over dezen maatregel heb ik destijds
mijn ingenomenheid betuigd. Mér, dan dat,
kon de Regeering voorloopig niet doen, en
stellig is dit het begin, en een zeer goed
begin, eener haven-arbeids-inspectie, gelijk
ze in Hamburg bestaat, en daar een zeer
nuttige en dankbare taak gevonden heeft.
Maar» ik voegde er toen reeds bij: de
instelling van deze controleurs is niet vol
doende! Want men had het uit de
noodkreet" ruimschoots kunnen vernemen
de grieven waren niet alleen gericht
tegen het gemis aan veilighei, s-maatregelen,
maar tegen het bestaan van velerlei mis
standen in het bedrijf zelf: willekeurige
loonaftrek, willekeurige inhouding van
extra-betaling voor nacht- en Zondagswerk,
gemis aan een vaste regeling waarbij erkende
rechten en usantiën werden geëerbiedigd.
En dat, zeide ik toen reeds, kun niet dooi
de overheid, maar kan sl»r,ht$ door overleg
tusschen werkgevers en vakvereeniging be
reikt worden! En ik sprak de warme
hoop uit, dat toch die groote werk
gevers zooveel zouden gevoelen voor het
groote belang eener voortdurende rust in
de haven, en voor het recht der arbeiders
op rechtvaardige en mensonwaardige be
handeling, op erkenning ook van hunne
organisatie, dat zij daartoe de hand zouden
reiken.
Ik herinner thans aan de woorden van
den heer Kröller, een onzer grootste werk
gevers, die inderdaad voldoende sociaal
inzicht heeft om het groote belang eener
goede arbeidsregeling ook voor het rechts
gevoel der werklieden te begrijpen, welke
door hem in Januari 1903 in de N. U. Crt.
geschreven werden:
Ik geloof, dat vele werkgevers met
mij het ontstaan van krachtige arbeids
organisaties niet betreuren. Waar de
strooming van onzen tijd gaat in de
richting van groote bedrijven, daar ia
van zelf het persoonlijk contact tusschen
wetgever en werknemer in vele gevallen
eenvoudig onmogelijk geworden.
Nu moge het in vele opzichten te be
treuren zijn, dat de vroegere patriarchale
toestanden onmogelijk zijn geworden,
practigche werkgevers hebben met de
gegeven omstandigheden te rekenen,
willen zij hun btdrijf op de hoogte des
tijds brengen en houden. De werkman is
dan ook in de praktijk tamelijk wel over
geleverd aan zijn baas of opzichter. 1). De
opheldering over grieven, gegrond of
ongegrond, di« bij den werkgever in
komen, worden dus uit den aard der
zaak door deze bazen toegelicht, en dat
van hen groote objectiviteit verwacht
kan worden, zal wel niemand beweren.
En dat persoonlijke nukken bevoorrech
ting van familieleden en vrienden ook hier
hun rol spelen, wie, die de wereld kent,
mag er aan twijfelea /
Wel verre dus van de arbeidersorga
nisaties vijandig tegenover te staan, wor
den zij door vele werkgevers als nuttige
instellingen begroet.
De onderdanige (/eest van den enkelen
werkman, die met zijn gezin geheel afhangt
van zijn broodheer, i,s waarlijk geen karak
tertrek, welks verdwijnen wij behooren te
betreuren, en dat de werkman, lid eener
vakvereeniging, zich onafhankelijk gaat
gevoelen, is een gelukkig verschijnsel,
dat ons werkvolk, dat in het algemeen
een zekere kruiperigheid uit den Regen
tentijd schijnt te hebben overgeërfd,
ten goede komt.
Dit is, nietwaar, een prachtig pleidooi
voor de erkenning der vakorganisatie, en
dit kwam mij ook weer voor den geest,
toen ik onlangs den wensch uitsprak, dat
uit werkgeverskringen de hand geboden
zou worden, om daar waar onrecht en
willekeur was, regel en rechtsgelijkheid
komen zou.
We zijn teleurgesteld voor do zooveelste
maal.
Spoedig na het verschijnen der Nood
kreet" wist de Haven-arbeider" met ge
noegen te melden, dat van enkele werkgevers
de raadgeving gekomen was, een loon- en
werktijd-lijst op te stellen voor hot geheele
havenbedrijf'. ])c vakvereeniging deed dat,
en verzond die loonlijst, een tot in détails
met groote zaakkennis samengesteld stuk,
aan de werkgevers, vergezeld niet een
boleefd schrijven. Wij stellen er prijs op",
heette het daarin, dat dit geschiedt in
overleg en goedkeuring van enkele firma's
in het havenbedrijf, dii met, ons beseffen,
dat een vreedzame ontwikkeling van onze
haven het noodig maakt, dat eindelijk eens
een einde komo aan een totstan l in ons
bedrijf', die noodwendig tot conflicten moet
leiden".
Do vakvereuniging trad dus zóó op als
het behoorde.
En zie dezer dagen kwam do Haven
arbeider" het treurige nieuws" brengen,
dat... dat nul op het re<|uost verkregen
was! Aan alle groote firma's is de loonlijst
verzonden, maar er komt niets van. Van
de stuwadoors, de onniiddelijko werkgevers,
de eigenlijke oorzaken van de willekeur,
kwam zei i's geen antwoord in. Slnchts enkole
firma's schonken hun adhaesie; de grooto
meerderheid, en daaronderedfi vooniaamfton
verklaarden, op den stuwadoor geon invloed
te kunnen oefenen.
In n woord: de wil is er niet!
Och, de geschiedenis herhaalt zich. De
geschiedenis der Engelsche wevers, der
Amsterdamsche Diamant-bewerkers, der
Roerbekkensche mijnwerkers. Zoolang niet
de organisa'tie der arbeiders met dwingende
ijzeren kracht optreedt, kunnen" de werk
gevers niet. Heeft de vakvereeniging macht
genoeg gekregen om de werkgevers te
pressen, door gedurende zekeren tijd, geheel
of partieel, den arbeid te stoppen, daardoor
stagnatie te brengen in het geheele verkeer,
dan... kan men plotseling wél.
Dat is de sociale gevoelloosheid bij vele
ondernemers, die er niet toe kunnen komen,
om zich een oogenblik los te maken van
hun absoluut gezag, van hun puur patroons
belang, om aan eene verheffing van de
arbeidersklasse ook de hand te reiken.
7e vorderen van de gemeenschap
millioenen en millioenen ten offer te brengen
aan het algemeen belang" van havens en
kaden, waarvan zij het meest profiteeren
maar zélf voor het bevorderen van sociale
rechtvaardigheid opoffering te doen, ze
denken er niet aan.
Het is wanhopig.
Ik geloof, dat die ondernemers, althans
de meerderheid van hen, uit eigen beweging
daartoe nooit te krijgen zijn.
En dat het eenerzijds de vakvereeniging
zal moeten zijn, door den heer Cröller zoo
welsprekend bepleit, en de dwingende wet
geving anderzijds, die hen daartoe zullen
moeten brengen.
' *.*
Het bovenstaande was reeds geschreven,
toen resp. verschenen:
lo. Het eerste rapport van de controleurs
van den haven-arbeid, waaruit maar al te
duidelijk blijkt, hoe gerechtvaardigd en ge
grond de g'rief der Noodkreet" was, over
to weinig veiligheids-maatregelen: op.de
helft der onderzochte stoomschepen werden
door de controleurs misstanden en gebreken in
gereedschappen en werktuigen aangetroffen !
2o. De correspondentie, gewisseld tusschen
den hëevPlate, voorzitter der K. v. K., en
het Bestuur der Alg. Havenarbeiders-Ver
eeniging, over de kwestie, waarover boven
staand artikel handelt. Deze laatste brief
wisseling heeft hij mij geen verandering
kunnen brengen in de meening, dat de
onwil van een groot deel der patroons, om in
overleg te treden over betere arbeidsregeling,
en strenge afkeuring verdient!
Beweging
1) Cursiveerigen zijn van mij
In het nr. van l Sept. van de Vlaamtche
Ga-.et heeft Jti'ius ilosie Jr., ons artikel De
Yl'iamsche Landdag beantwoord.
iloste, zelf een der voormannen van de
Vlaamsche Beweging, if ov -r dezen Landdag
uiterst tevreden. ,. Hij gal ons een beeld vol
rijke, tintelende kleuren van een volk in
wording."
Wat wij over 't algemeen thans mogen
vaststellen is, dat, ondanks alles, de herleving,
de herwording van ons volk werkelijkheid
is geworden."
En wat wij thans zien opbloeien, hoe
luttel bet on^e vrienden, de Hollanders ook
moge voorkomen, is voor ons een voorbode
van blijde gebeurtenissen"", een symbool
van teruggewonnen waardigheid en vaardig
heid."
De lieer iloste heeft daarbij een open oog
voor hetgeen den Vlamingen nog ontbreekt:
landbouwonderwijs, hooger onderwijs, een
betere Vlaamsche Dagbladpers, meer liefde
voor de dichters, ja een heele warboel zaken
waarmede alle andere volken kunnen
vooruitkomen, ook geeste->adel, en vijf duizend
Vlaamsche geleerden in staat om mee te wer
ken aan de heropbouwing van hun volk."
Maar veel, zoo gaat Hoste voort, hebben
wij ook verworven ; tegen de Vlaamsche
beweging schijnt niets bestand, ondanks de
menigvuldige oorzaken van achterlijkheid bij
gebrek aan verplichtend lager onderwijs,
hevige politieke tweedracht, bureaucratische
vijandschap en dan wil de A msterdammer nog
beweren dat onze beweging zou zijn, een
beweging in den zin van zekere drukte en
rumoerigheid; men denkt daarbij (in Neder
land) niet aan iets van ernstigen aard".
Welnu, dat de liberale Vlamen bnn landdag
in opgewekten .geest zouden houden, in den
geloove alweder een flinken stap voorwaarts
te doen, hebben wij geen oogenblik betwijfeld.
Wij echter, die, als belangstellende tot op
zekere hoogte reeds zoovele Vlaamsche
betoogingen van verre en ook «'el van nabij
hebben mogen gadeslaan, namen de viijheid
bij voorbaat te vragen, of er na zooveel
woord- en feeslgeschal als de Vlaamsche
Beweging reeds had doen klinken, er nu
eindelijk dan ook eens een dund zou verricht
worden, zooals dl oproep beloofde, WKI.KE
(.KliOKri'.N IS DKX ciHOOTSTEN W KKHKL AN K T K
IIKlil'.KN IN' IIKT JÜXN'EXLAM) EN' DAAU CITEX."
Op deze vraag nu, is het bescheid van
dan den heer Hoste o. i. niet bijzonder
inlichtend.
Eerst, mijn waarde Gmcnf, zal ik u vragen,
wat ge onder liet herhaaldelijk gebruikte woord
tiitnd verstaat. Als ik liet wel voorheb, dan zou
do houding van liet Vlaamsche volk, om als daad
beschouwd te worden, moeten overeenstemmen
met een wondere geschiedenis, waartoe alleen de
Mnr/iuns van mijnheer Wells zonden in staat zijn :
een volk geslingerd van de eene overheersrhing
naar de andere, medeplichtig ten slotte aan een
omwenteling tegen dat volk op touw gezet, en dan
na een beweging van zoowat een vijftig jaren, de
wondere verrijzenis. Een daad... De Ci-nmr
hèft met te veel ziclewijdi' g den /V?;,sV van
Goüthe gelezen."
Zoo wordt das ondersteld, dat wij onder
eon daad een -/rondere gel'i'/irlenii' zouden
ve s'aan, als hadden wij te dezen opzichte
ui 't een nadere duidelijke verklaring gegeven:
Wij schreven toch :
Lezingen in 't vooruitzicht, genoeg. ^Faar zal
men te Antwerpen onder de oereleiding van .7an
j v;m liijswijck bijeen komen om te zweren: Het
i zal nu uit zijn met onze vernedering, ^ ij r/.-.r/'^v
; als Vlamingen hei. ons zoj lang onthoudt n recht ?
; I\Iogen we iets als een Verbond drr Edelen"
i ver\v nchl'Mi. dat den koning en xijn \Vaien (.'en
l onverbiddelijke!! stiijd aankondig!, indien nog
verdri' de Witten worden geschonden ; xoolang
niei hei Yla:unseh en het Waalsch, in ;ille^ \\ at
.K"geenng, Kestuur, Administratie, (>;iden\ ijs, enz.
betreft als volkomen gelijk geëerden zijn erkend?
Wordt er misschien een optocht naar Brussel of
?Laeken voorberetd, van 20,000 of misschien van
40 000 vurig gezinde Vlamen, om een deputatie te
vergezellen, die haar smeekbrief, tevens haar ulti
matum aan L»opold en den kabinetsvoorzitter zal
overhandigen. En wie weet welke maatregelen een
landdag, die in het eigon land en in het buiten
land den grootsten weerklank (hoopt te) hebben"
vorder beramen kan om zijn doel te bereiken.
Wat zou het b.v reeds een gerucht maken, als
de Landdag-leden plechtiglrjk de belofte aflegden
het Waalsch of het Fransch uit hun huis te ver
bannen, zich alleen van die taal te bedienen, waar
dit volstrekt onvermijdelijk is. En wat zon van
zulk een besluit, indien de heeren ban belofte
hielden, een invloed ten goede kunnen uitgaan op
de 800,OOU Vlamen, waaronder er zoovelen zijn
die in een gesprek met dezelfde persoon, zieh bij
afwisseling van wat Fransch en wat Vlaamsen
bedienen."
Nu, een bloedige strijd behoeft hier allerminst
gevoerd. Meer dan een onverzettelijke wil en een
ijverig gebruik van de meest onschuldige middelen,
welke ter beschikking stam van bet twee derde
deel dor natie tegenover het een derde deel. die
het beleedigt en verdrukt, zijn niet nooiig. Maar
wie heeft hiervan in die 75 jaar iets gemerkt in
het Belgenland? Wisten we niet beter, we zonden
kunnen aannemen, dat elke Vlaam allereerst aan
zijn positie, of misschien wel aan een
Leopoldorde als zijn maarschalkataf denkt."
Een daad? Hoe vele zij a er niet te ver
richtten voor de Vlaamsche leiders en hun
volgelingen, waar dag aan dag de wetten
geschonden worden, hun gegeven? Daar lezen
wij b. 7. in het Volksbelang van Gent aan
gaande de onthulling van het standbeeld de
Mérode te Berchem :
Wat ook trof, was dat de heer Alhrecht, bevel
hebber der jagers verkenners van de Antwerpsche
buigerwacht, in deze plechtige omstandigheid en
in bijzijn van onzen toekomstigen koning zijne man
schappen mot Fransche liommandu's leidde, aldus
onbeschaamd de taalwet-Henvelmans schendende.
Het is alweer een kostelijïstaaltje van de manier,
waarop de openbare overheid in Belgiëmet de
laalrechteii der Vlamingen durft omspringen."
W at is er op deze beleediging in tegenwoor
digheid van den Kroonprins, gevolgd''! Of geeft
zoo iets geen aanleiding tot een daadl
Het minste, dat men dan toch wel had
mogen verwachten, is, dat de vroedschap
van Antwerpen in het openbaar zich tot
koning en minister zou gewend hebben, om
de bestraffing te vragen van den Commandant,
die in 't hartje van Vlaanderen, in bijzijn
van den Prins, Vlaanderen kwetsend, de wet
heeft overtreden.
Ken daad, nietwaar, ook zulk een geringe
daad van protest, heeft meer opvoedend
verirognn, dan tien congressen en buitengewone
landdagen, ter verbooging van het taal- en
rcc/ifs-bewustzijn van het Vlaamsche Volk.
En dergelijke aanrandingen van de
Ylaamsche taairechten zijn, men weet het,
legio. ..Alweer een kostelijk staaltje" schrijft
het Geutsch Volksbelang, en even later lezen
we in 't zelfde artikel: ,,hoe hal de Mérode
kunnen denken, dat in Belgiëbet patois
der Vlamingen, krachtens de
ge'ijkbeidswe!De Vriendt, do oflicieele evenknie van zijne
taal, de edele Fransche taal, zou worden, op
het papier ten minste, als in al onze
taalKelten'" 1).
O/i lt>'t p-ip'er, ja, hebben de Vlamen veel
gewonnen. En waarom op het papier c./.'ure/,
en zoo weinig in-de-ilaad?
* *
In ons vorig artikel schreven wij :
Waar elders leeft een volk, dat zieh zoo 75
jaar, heeft laten mishandelen, teiwijl zijn leiders
in allo mogelijke tonun geestdriftige fanfares
blazen, bij de verheerlijking van hun in drie kwa: t
eeuw dag aan dag door een minderheid gesmaad
en bezoedeld ideaal
Zit er dan zoo weinig pit in onze Vlaamsche
broeders"?
Moeten wij inderdaad aannemen, dat de strijd
voor hun taal, hun Keen offer waard is behalve
'n contributie als lid van den een of anderen Uond,
het een of ander Congres ?
Waarlijk, indien er iets bestaat wat op een vasten
wil en op geestkracht gelijkt, zal de groote meer
derheiil van een volk, onder goede leiding, toch
wol in betrekkelijk korten tijd geleidelijk voor zich
van den verdrukker zijn recht, zoolang verkort,
kunnen afdwingen
Het antwoord van den heer Hoste hierop
luidt: een volk geslingerd van de eene
overheersching naar de andere, medeplichtig
ten slotte aan een omwenteling tegen dat
volk op touw gezet, - en zoudt ge dan ver
wachten de wondere verrijzenis na eeii be
weging van zoo wat vijftig jaar?...
Welnu, vijftig jaar is toch zeker een respec
tabele tijd, om een volk aan het verstand te
brengen, dat het recht heeft eenigen eerbied
te eischen voor zijn taal. En dat dit
rechtsbesef, nu, na vijftig jaar, een n-ondere ver
rijzenis van het Vlaamsche volk zou moeten
heeten, een redelijke is deze gedachte o. i.
ni-?t. Zeker, de opvoeding van het Vlaamsche
volk is niet steeds er eene geweest, die leiden
moest tot versterking van het rechtsgevoel,
maar do vraag is juist; wat beeft de Vlaamwhe
lli'ireiji-i,' gedurende vijftig jaar gedaan, om
dat rechtsgevoel te verlevendigen, en d;U nog
wel op een gebied, waarop een volk toch
ongetwijfeld niet zoo moeielijk tot
rechtsbesef te brengen is ? Xaar onze mee
ning, is juist de verzwakking van het
rechtxgerorl, waarvan het volk, dat opgevoed
moet worden, blijk geeft, eu welke ook
door de leidende geesten der Vlaamsche
beweging wordt aan den dag gelegd, de
oorzaïk van den bedroevenden toesland, waarin
de taalstrijd in Belgiëverkeert. De mannen
der Vlaam-che Beweging vertoonen een psy
chologische fout. Zij hebben en terecht
de ontwikkeling van het achterlijke volk
mede zich tot doel gekozen; hun oog gericht
op ondersvijs, kunst en wetenschap. Zij ver
heugen zich op den Landdag dan ook niet wei
nig over hetgeen de Vlamen in 75 jaar hebben
gewrocht; maar onder de tien punten, die de
glorie van het Vlaamsclie volk raakten, miste
men dat eeue. wat voor een taal-bewegiugin de
eerste plaats aan de orde had behooren ge
steld te zijn : de. verlerend ii/'n</ ran 's ro'kx
rfhtsgeroil li.n op'ic.liti' v"<i zijn taal. En zoo
moet het wel schijnen, dat de voormannen
in Vlaanderenland werkelijk in een zekeren
bloei van kunst, wetenschap en letteren binnen
den kleinen kring dei ontwikkelden, een ver
bazend krachtig middel zien om de Vlamen
aan hun taalrecht te helpen. Een ongegronde
verwachting o. i. Al moge men zulk een bloei
als een heugelijk feit. dankbaar erkennen en
hij niet geheel zonder invloed zijn bij enkelen
tot verliclling van het gezonken
rccht<bewiislzijn, hij is onvoldoende om te prikkelen
tot een algemeen verzet tegen de \Vaalsche
overheerscbing. omdat juist deze idecele be
zittingen in geen enkel land ter wereld tut
dl' ge:!Hjengoodcren van het volk worden.
het volk genomen in minieren /.in.
Dr. August V'.Tmuijlen sprak in zijn rede
voering over de Vhuuusche Letterkunde:
De Fransen-Belgische letterkunde telt slecht
n geslacht, dat van de Jeune Belgique, met n.
groöten voorlooper: De Coster. Na Maeterlinct
is echter geen enkel Fransch schrijver vau
beteekenis hier meer opgestaan. Neemt de goed'
Belgische schrijvers beneden de 35 jaar, 19 or
20 schrijven Vlaamsen." Wij blikken dus met hoof
'de tockuinut in" 1).
Daarop zijn hoop te bouwen moet bedrogen
doen uitkomen. De liefde van het volk voor
zijn moedertaal hangt, niet af van het aantal
schrijvers of van de hooge hoedanigheid van.
hetgeen deze in druk geven. Voor zoover hier
van invloed kan sprake zijn, heeft men aller
eerst te gewagen van het minder edele, van
het echl-populaire, van wat de geesten der
honderdduizenden behaagt, en het allerlaatst
van hetgeen verschijnt voor slechts enkele
duizenden, of misschien wel voor niet meer
dan eenige honderden. De taal beweging
heeft evenmin tot uitgangspunt als tot drijf
kracht de kunst, van welken aard dan ook;
beiden, tiaar oorsprong en haar wezen, liggen
begrepen in de moedertaal; de taal, die de
moeder geeft als een deel van het leven aan het
kind dit zij gebaard heeft; de taalstrijd draagt
daarom een ethisch karakter; een strijd door
het gevoel te voorschijn geroepen, als een
strijd om KECHT.
Ligt het aan onze beperktheid van blik, dat
wij in de Vlaamsche Beweging deze ethische
zijde zoo weinig waarnemen ? Zoo goed als
een afwezigheid van daden, van daden waar
van het binnen- en het buitet,land" gewa
gen, gelijk in den oproep tot de Landdag
werd begeerd ?
* *
*
Welnu, de Landdag zelf heeft alweder be
wezen hoe ver men daarvan verwijderd is.
Daar bestond dan waarlijk gelegenheid oin
althans tot n daad te besluiten en de
heer Pol de Mout smaakte het genoegen
daarover te handelen.
Den Vlaming is elke vaardigheid, elke kunst
ingeboren; maar de taal, het werktuig waarmee
heerlijke vormen daarvan wetenschap, litera
tuur uiting krijgen, werd hem tot kort geleden
in de hand aan stukken geslagen. Onderricht van
eiken graad in onzen taal moeten we krijgen; en
daarom moeten wij altoos" denken aan, spreken
van, ijveren voor de stichting eener Vlaamscbe
Hoogeschool En geeft men ons die niet, weet ge
wat we moeten doen? Wat men in Ierland gedaan
heeft, wat de Tcheeken gedaan hebben ? De daad !
De daad, die altoos het snelst en zekerst tot
zelfbevrijding leidt. Uit eigen middelen, uit eigen
zak stichten, hier te Antwerpen, de vrije Ylaamsche
Univers toit."
Daar hebben wij dan niet alleen het woord,
maar ook de bedreiging met de daad.
Of echter de Belgische Staat door deze
bedreiging zich vrees zal laten aanjagen, het
valt te betwijfelen. Wellicht zouden de Walen
integendeel gaarne zoo iets beleven. Een
Universiteit uit eigen zak... wie ziet de
millioenen niet vloeien? En dan een Univer
siteit, die. zal zij doel bereiken, minstens
even zoo goed, eigenlijk nog beter dan een
Kgksuniversitöit behoort te zijn, daar het
Vlaamsche Hooger onderwijs zich naam moet
beginnen te veroveren, zal het als van gelijke
beUjokeiiis naast dat der overige Universitei
ten worden gerangschikt. . . En moet (jent,
midden in het Vlaamsche land, dan maar
Waalsch blijven anders gezegd: de bevoor
rechting van het Fransch door den Staat op
geen enkele manier gefnuikt'. . .? Neme
m -n nu de uitspraak, vau Pol déMont als
ernstig gemeend op hoe veel geduld moet
hij dan niet bezitten? Immers het vordert
vele jaren om een Universiteit, die ergens op
gelijkt, uit eti/en zak tot stand te breugen;
en voorts hoe zou in het Vlamenland weldra
de naijver tusschen Gent en Antwerpen
worden gekweekt, zoodat Gent dan toch, in
's hemelsnaam haar fransc/te Universiteit maar
liever zou blijven bezitten, want van niets
laat een stad zich minder gaarne berooven, dan
van haar Universiteit.
Op den katholieken Vlaamsehen Landdag
te Lier heeft de Luiksche prof. Belieftoid,
met instemming van alle aanwezigen, aange
drongen op bet vervlaamschen van de
Gentscbe Universiteit. Zich daaraan te houden
zal toch zeker wel het verstandigste zijn.
Jntus-chen de gulheid van den heer de Mont
ook zijn kloeke zin, vonden daar op den
Antwerpenschen Landdag grooten bijval. Na
deze gloedvolle aanspraak," zoo lezen wij,
..zong de vergadering in koor Ons Vaderland en
werd zij in de grootste geestdrift opgeheven".
Gloed en geestdrift, de bekende eigenschap
pen van goede taalstrijclmannen, ontbraken
dus niet. ? Maar wat was er nu eigenlijk
geschied?
Het volgende. Zeker iemand weet, dat zijn
jongere broer met zijn gouden remontoir
geurt... hij heeft het hem al meermalen
teruggevraagd, steeds te vergeefs; maar nu
eindelijk zal hij dan eens een krassen maat
regel nemen . . . Hij staat gereed tot de daad.
Hoor eens, ze^t hij,... als ge nu nog langer
mij (ïurft blijven weigeren... dan koop ik
er voor mij zelf een van nikkel'. Waarachtig,
ik zal het doen, . . . uit mijn eigen zak !
Zie eens, wat een kerel! Zoo staat hij op
zijn recht. . . !
Is dit nu de houding, niet van een
minderheid, die om recht komt smeeken,
maar van een meerderheid, welke, zoo er een
klaar rechtsbewustzijii in haar leefde, dat
recht ook moest kunnen afdwingen? Nietwaar,
dit losse praatje van Pol de Mont, dat voor
loopig geen centime kost of oplevert, ziedaar
nu de manuentaai en de mannendaad op den
grooten Vlaamsche Landdag en dat, waar
het een onderwerp geldt.. . aller wil, aller
kracht, aller moed, aller geestdrift waardig.
Pol de Mont, zoo schrijft .Hoste, (..Pol de
Mont, AniKterdammer, is geen rumoerige
kerel) .. . wees op de stevige grondvesten,
waarop eens bet luchtig, ruim gebouw zal
verrijzen van onze beroemde ziele- en
ktinstgrootheid."
Over de kunsfgrootheid, en over het al
of niet rumoerige van de Mont mogen.
j wij i 11 dit verband ons van bespreking
ontI houden doch het is juist de zielegroolheid,
welke wij in de Vlaamsche taaibeweging al
te zeer missen. Onze klacht is immers, dat
in de beweging te veel een
hazenzielije zich openbaart een zielsgesteldheid
welke, ook bij de geringste actie, de vrees
doet geboren worden, dat ze onder schot
zullen komen.
Volgens een verslag in de' Tijd van den
Katholieke Vlaamscbon Landdag, heeft de
beer ('auwelaert aangedrongen op een goede
organisatie der VI. Beweging. Het Vlaamsche
j volk moet intellectueel ontwikkeld worden
j en we moeten liet Vlaamsch voeren tot
de burgerij en de hoogere Klassen. \Vij zijn
aan het keerpunt der VI. Beweging en op
IJ Wij cursiveeren.