De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1905 24 september pagina 6

24 september 1905 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

l DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1474 Het Eersteler in den Harz te Tnale. Een reisherinnering. Had Heine zyn Harzreise niet fragmen tarisch gelaten en was hy na zijn bezoek aan Göttingen, Goslar en den Broeken ook in Thale aangeland tien tegen n dat wij, mét eenige fïjn-parodisefie schetsjes over heksen en hare dansen, ook een beschrijving van het dorp Thale hadden ontvangen. Zeker zou dan een steek over den daar heerschenden stank en over den rook en smook der fabrie ken niet achterwege zijn gebleven. Het beroemde Thale is als Sommerfrissche" gewoonwegjongenietbaar. De Brunswijksche hertog die een honderdvijftig jaren geleden aan den ingang van het Bode-dal een Blechhütte stichtte, bewees daarmee zijn onder danen wellicht een dienst, aan die zijner opvolgers van thans zeker niet. De damp opstijgend uit de schoorsteenen van deze en verscheidene andere fabrieken blijft hangen in de vlakte vóór den ingang van het heerlijke Bode-dal, tenzij de warme zuidenwind blaast, die wel de benauwde dampen wegvaagt maar dan ook tevens óók hitte brengt. Voeg daarbij de onbegrijpelijke zorgeloosheid van een ge meentebestuur dat Gods water over Gods akker laat loopen, in dit geval: het vuile riool- en gootwater langs de staten laat gudsen om het ten slotte na een ommegang door het dorp, in de dartelende Bode een uitweg te doen vinden. En wanneer ik u daarbij nog wijs op de stratenlange rij van kermiskraainpjes waarin u Ansichtskarten" benevens allerlei prullaria en wansmakelijkheden niet aangeboden, maar opgedrongen worden, dan kunt ge u voor stellen, dat een vreemdeling die frissche lucht, vrije natuur en rust zoekt, niet naar het dorp Thale rnoat gaan. Het is daar een kermisboel, die slechts ge venaard, bijkans overtroffen wordt door het verkeer op den grootenkermisbergdie Broeken heet. Bij het scheppen van dit bergplateau is niet gerekend op de mogelijkheid dat de treinen van déBrockenbaan een paar nialen per dag honderden, soms duizenden bezoekers naar boven zouden sleepen, dat men van Berlijn uit per pleziertrein dezen pretberg voor 1.60 Mark (4e kl.) zou kunnen bereiken I Gelukkig dat men in Thale niet komt om Thale. Dat zag de spoorwegmaatschappij ook in, die de l\jn Halberstadt?Thale aan legde en in exploitatie bracht. Zij toch liet tevens door het romantische Bode-dal een smallen wandelweg steeds de Bode volgend, aanleggen tot Treseburg toe. Hierdoor hebben de spoorwegreizigers een doel: de heerlijke tocht door het Bode-dal naar bet lieve Treseburg wordt hun licht gemaakt en de spoorwegmaatschappij profiteert er van. Maar mér dan verrukkelijke wandelingen in een allerliefst berglandschap wordt den Harzreiziger en den bezoeker van Thale geboden. Zij die streven naar hooger, in werkelijken en overdrachtelij ken zin, zij die niet begeerig zijn naar slechte muziek, bierdrukte, stof en .onfrissche lucht, vinden hoog boven den beganen grond van het Bode-dal de Heksendansplaats met den indrukwekkenden blik ia het dal, den verren kijk over de vlakte die zich ten noorden van den Harz uitstrekt, den blik over de bergen in den omtrek tot den Broeken toe. Ja, verder nog. En enkele minuten van daar: de door kunstenaarshand gebouwde, met schilderyen gevulde Warpurgishalle, de ur-gerinaansche houten tempel door Sehring gesticht, door Hendrichs versierd met tafreelen betrekking hebbende op de Faustsage (Heksenküc'ae, Heksensabbath, Irrlichter e. d.), zich aan passend b^j deze aan verhalep. zoo rijke plaatsen. Mftübtig blikt Woda^is hoofd van den gevel der Walpurgishallp naar omlaag. Hugin en Munin, Wodas's raven flanken hun gebieder. «Gesneden paardekoppen verzinlijken de Geranaangoje vereering voor Wodan's achtvoetig «?oa "feleipnir. Hamer en bokkekop steunen d.'en opbouw van het dak, als zinnebeelden van des Godvaders kracht en macht. Felix Dahn dichtte een spreuk boven den ingang: Oben aus und nirgend an, sprach der alte Hexenwahn, Doch in edlen Sinn getan, hebt er uns zur Sterneubahn. Kon een waardiger plek worden uitgekozen voor het stichten van een schouwplaats, een theater waar van nog levende dichters, waar nieuwe, nog onbekende scheppingen, opzet telijk voor deze plaats vervaardigd, zouden worden uitgevoerd ? Want dut was het doel van de stichting van het Bergtheater te Thale. Het verlangen naar een echt- Duitsch theater, een Volksbühne" in den besten zin van het «voord, dateert niet van van daag of gisteren. Wanneer, niettegenstaande dezen hartewensch van vele nobele mannen, die het niet om winstmaken te doen was, de plannen door warme kunstvrienden gekoesterd, niet eerder tot verwezenlijking kwamen, dan lag daarvan wel in de allereerste plaats de schuld bijden verlammenden invloed, die uitging van de meestal kapitalistisch geleide theaters te Ber lijn. Deze toch, toonaangevend en machtig, fnuikten alle buiten-Berlijnsche pogingen tot verheffing der tooneelspeelkunst. De gezind heid van het publiek, het volgzame monster, dat, geleid door de pers, er steeds den grootsten prijs op stelt om dat te aanschouwen, wat Berlijn te zien krijgt, oefende op het buiten-Berlijnsche Duitschland aldus een druk uit, waaraan kleine en middelsoort-theaters zich in 't geheel niet, groot ere en de grootste schouwburgen zich slechts met moeite en tot op zekere hoogte konden ontworstelen. Zelfs Hamburg, Dresden, München moesten van jaar tot jaar meer rekening houden niet de eischen van het veel- (en veelal verkeerd) verlangend publiek. Een gevolg van deze centralisatie was, dat tooneelspelers zoowel als schrijvers steeds te kiezen als scbouwplaats, waar het volk, allen, zouden kunnen komen omdat de toe gangsprijzen laag waren, waar bosch en berg de plaats zouden innemen van duren tooneeltoestel, van schermen, van tooneelmachineriën. Met recht wijst de pater intellectualis" van het Thaler Bergtheater, dr. E. Wachler, er dan ook op, dat het Duitsche Theaterbetrieb" door zijne instelling niet wordt ver en dorpen in de verte beschijnt en met een gulden gloed overgiet, wanneer de bergen in het verschiet wegdoezelen in de neve)en dan zou men dien aanblik niet willen derven of wenschen te ruilen voor een verblijf in een kostbaar verlichte en rijk vergulde schouw burgzaal, al werden dan ook de harde planken der banken vervangen door gemakkelijke, zich rondende fluweelen fauteuils. De grondslagen waarop de stichters van Koof der Walkyren" uit Leonhardt's: Wielaud der Schuiied". meer door de groote spin in haar web wer den gelokt, dat de kunstvlinders altijd meer naar de Berlijnsche kaars toelladderden en eindelijk in het groote licht vloden. Slechts orer Berlijn liep de weg ter glorie. Dat alles klinkt heel natuurlijk. Het was dan ook langzamerhand de gewone loop der dingen geworden. Een andere vraag, die gedaan werd door vele jonge kunstenaars, door verscheidene enthousiasten, luidde: Moet dit zóó gaan; is het wenschelijk dat het zoo gaat?" Het antwoord ligt reeJs in de vraag op gesloten. Neen! Het mocht niet zoo blij ven! Berlijn wordt op die wijze de groote broeikas, wier tropische vruchtbaarheid wel verbazing wekt, waar fijne en teere siergewassen groeien en met veel inspanning worden gekweekt, maar waarin krachtige eiken, stevige boomen uit het natuurbosch niet gedyen. Het sterke, het kerngezonde, het natuurlijke in tooneel en kunst moet in zulk een atmosfeer op den duur verloren gaan. Ontaar ding moet het gevolg zijn. Daar hoorde men in de Wartburgstimmen", ook in het tijdschrift van dr. Ernst Wachler: Iduna" op wekkende strijdkreten voor de herleving van het nationaal tooneel. Eenige pogingen op onhandige wijze vroeger reeds gedaan, waren te veelomvattend ge weest en moesten daarom be grijpelijker wijze mislukken (o. a. van prof. Schreyer en van den theater-directeur Max Martersteig). Evenmin kon de idealist Wolfram vom Briege met zijn wijdstrekkende plan nen bereiken wat hij wenschte. Om de verwezenlijking te zien van ideeën als de zijnen (theater-directeur, dichter, ac teur, volkshervormer te zijn, in n persoon vereenigdl) moet men een genialen geest bezitten als eenmaal Richard Wagners deel was en steun ondervinden van een vorst, die schatten over 'heeft voor hetgeen hij schoon vindt en goed. En zoo leden dan de voorloopige plannen van toen (thans op bescheiden schaal in Thale verwezenlijkt) tot het jaar 1903 schipbreuk op de klippen van gebrek aan practischen zin en belachelijke zelfoverschatting. De idealen van Schreyer en Martersteig zouden in hunne oogen reeds werkelijkheid zijn geworden, wan neer maar een heerlijk gebouw verrenen ware en daarin voorstellingen waren gegeven, die andere schouwburgbesturen tot voorbeeld had.ien kunnen strekken. Het nieuwe en goede zochten zij niet in een kunst van gansch anderen aard dan de tot heden gebodene. Hun ideaal was niet: de vrije natuur Gods meerderd met een nieuw en groot theater in den tot nog toe geldenden stijl, maar dat het een uieu»e, friseh-geënte loot is, die als landschaps- en volks-ttieater onder den blooten hemel, moet dienen om langzamerhand het bestaande tooneel aan te vullen en te veredelen, en óók dat op verschillende plaat sen in Duitscbland achtervolgens dergelijke takken aan den boom moeten uitbotten. Behoeft het betoog dat vertalingen van de Parijsche eocuédie de moeurs, met hnn echt breuk en OHzedelijkheden, dat de Possen en laeh-successtukken inet hunne onmogelijk cornische situaties uit de frissehe, gezonde omgeving gebannen zijn? Beter passen inde omlijsting van berg en bosch fn dal de oude sagen en de verhalen uit de vóórgeschiedenis van het Germaansche ras, de verschijningen der Walkyren, der Siegfrieds, der Brunhildes. het Thaler Bergtheater hun instelling den. waren dezen: Opgevoerd worden nieuwe, nog onbekende werken van nog levende dichters, opzettelijk voor dit theater geschreven. De speeltijd is de zomer, en valt in de maanden Juli en Augustus, den tijd in welken l men het mooiste en stand-vastigste weer mag verwachten, den tijd der vacanties. De opvoeringen grijpen plaats in dei» achter namiddag, in de vrije natuur, in een natuur theater, eenvoudig doch waardig gebouwd in het landschap. (Wel te verstaan: zonder dat eenig touwwerk wordt gesticht.) De uitvoerenden zijn tooneelspelers van beroep. De prijzen moeten zóó> matig gesteld zijn, dat de schouwburg ook werkelijk voor het volk open staat. Zitplaatsen van het Tbaler Bergtheater. Deze kunst heeft geen prachtgebouw noodig ? ja, kan ze zelfs niet gebruiken. De natuur vormt het theater; het landschap is de lijst waarin de krachtig gelijnde iiguren willen gezien worden. Men moet gezeten hebben op de steil oploopende, eenvoudige bankenrijen van het bergtheater, men moet daar genoten hebben van den onvergelijkelijk schoenen aan blik uit de hoogte op de dalen van het Harzgebergte, zooals dit zich bij Thale, Quedlinburg, Neinstedt, Halberstadt in de vlakte neervleit, om de volle bekoring te beseffen van de stemming waarin dit natuurtheater den toeschouwer brengt. Wanneer de avond zon haar schuine stralen over de toeschouwer ruimte en het tooneel heen, werpt op de glooiingen der groenbegroeide bergen, de torenspitsen en daken der huizen van stadjes Vooral de bepaling dat de medewerkenden tooneelspelers van beroep moeten wezen was van gewicht, maar vond ook hevige bestrijding. De dramatische kunst kon tnt nog toe met volksopvoeringen e.d. niet rekenen als met een middel tot letterkundige ontwikkeling. De fout fag in het dilettantisme. I'e Z-'assiespelen te Ober-ammergau, de Lnther-speleii, het volkstooneel te Meran, het Lichtensteinspel in Schwaben, de Meistertrunk voorge steld in het Stadhuis van het schilderachtige Rotbenburg, het Hussieten-feest te Xaumburg, deze allen bleven voor de verhefl'ing van het nationaal tooneel zonder in vloed en bet eekenis. Men behoeft slecht (ien tekst van de in die plaatsen opgevoerde gelegenheidsstukken te lezen om in te zien, dat dit geen litteratuur, geen kunst is, geen druger of werktuig van beschaving of veredeling. Maar nu vonden de bovengenoemde grond beginselen in den reeds meer genoemden dr. Ernst Wachler een voorvechter van den edelsten aard. Bezield met liefde voor het nationaal tooneel wist hij zijn bezieling op anderen te doen overgaan en de vrucht van zijn denken en streven te doen rijpen door den koesterenden gloed zijner innige over tuiging. In den Harz, in het Bode-dal, het heerlijk glanspunt van Duitschlands liefelijk gebergte, waar de wilde bergbeek door de reuzenrotspoort breekt bij de Heksendansplaats en de Rosst rappe, daar vonden de gedachten voor een bergtheater dat aan het edele doel zou beantwoorden, gretig ingang. De plaats zelve was er als het ware toe aangewezen. In de onmiddellijke nabijheid der plek, waar thans de opvoeringen in de zomermaan den plaats grijpen werd de oude, heilige oti'ersteen met het runenschrift gevonden, dien we nu zien liggen in het voorportaal der Walpurgishalle boven op het bergplateau. Het was een overoude Vuur- en Oüerplaats. Moest op die heilige plek niet opnieuw het louterend vuur der kunst worden ontsto ken, om op te vlammen tot een beluchtend baken, waarnaar anderen hun koers zouden kunnen richten? Het late namiddag-uur, het invallen der duii-ternis, de tot ondergaan neigende zon, het heerlijk vergezicht, het ruischen van het geboomte, de rotsgevaarten in het rond, alles is hier echt en waar, veel meer waar dan zelfs de best geschoolde chef-machinist van den rijkst gesubsidieerden schouwburg het ons kan leveren met alle wouderen van decora tief en tooneelmatigi-n toestel. Het tooneel is de m^t natuurlijk kiezel bedekte bergbodem ; de coulissen zijn de echte, uit den grond wassende eiken, beuken en berken. Daar is geen scherm dat publiek en uitvoe renden Aaneen scheidt; geen achterdoek dat den blik van de toeschouwers beperkt. Geen kunstlicht behoeft lichteffecten voort te brengen: de zon zelve zorgt voor verrassenden gloed en glans. Voor vijftig l'fennige krijgt hier de onbe middelde reiziger toegang tot deze voorstel lingen. De duurste plaatsen betaalt men met anderhalven Mark. Am Hexentanzplatz" (zegt F. Fischbach), werden die guten Geniën walten, die im onnen-, Abend- und Mond-licht die Geistesfaden zum s^oldenen und silbernen Gespinst deutscher Poesie weben." Zijn het optimisten die van het landsehapstheater de hervorming van het Duitsche tooneel verwachten ? Zeker is het, «lat de dramatische kunst op een keerpunt is geko men, waar de onnatuur, wanneer ze nóg ver der gaat, tot waanzin, tot krankzinnigheid voert. En daartegen kan gezonde, frissche berglucht die door de bosschen op de bergen waait, een geneesmiddel zijn. Die frissche adem bezielde een dichter als Fritz Lienhard, toen hij zijn Wieland der Schmied dichtte voor het Thaler Bergtheater. Hoor, hoe verheffend hij zelf in de voorrede van zijn bovengenoemde Dramatische Dichtung" het ontstaan er van beschrijft. Hij las of liever herlas op een laten avond het lied van Wölund in de Edda-vertaling van Hugo Gering. Aus dem Schmerz achmiedet dieser Kiinstler goldne Schwingen. Einige Woehen oder Monate trug ich da& rnit mir hemna, zwischen allen anderen Arbeiten, Erlebnissen'und seelischen Stimnaungen. Ich konnte nicht davon loskommen. Und an irgend einen Wintertage dieses Jahre* (1Ü05) als der Organisrous besonder s geladen war, grill' Ich zum Stift und schrieb ohne Stocken die ersten Szenen, schrieb so lang, bis die Hand schmerzte. Ich glaube, ich hatte in einem Zuge niederschreiben kunnen; der Geist batte es vermocht, wenn nicht das Werkzeug. der Körper, eine Pause verlangt hatte... Jch war selber erstaunt und ersch ttert nber cneine Arbeit. Ich habe kein feineres und reineres Glück auf dieser Erde kennen gelernt als dieses mitlebende künstlerische Schallen. VVir atmen in einer anderen Welt". Is het wonder dat de kunstenaar die zich zóó bezield gevoelde ook aan zijn arbeid bezieling schonk en een dichtwerk schiep dat de toehoorders van den aan vang af boeit? Vooral de laatste scènes hebben een wonder dadige werking. Wanneer de smid, verlamd aan de beide voeten neerzit bij zijn haard vuur, in het harde werk zijn troost zoekt en vindt, wanneer de avond is gevallen, het tooneel in schemer is gebuid, de vergezichten langzamerhand in de duisternis verdwijnen en het vlammend haardvuur zware schaduwen teekent, dan geraakt men onder een bekoring, in een geheiligde stemming, die geen theater zaal zou kunnen schenken. Men hoort den tred der oud germaansche godheden, hun adem suist door het woud; een geheimzinnige macht dwingt u stillen eerbied af. Geen wonder dat het publiek, in die stemming, bij het ainde van de voor stelling in stomme "errukking vergeet, dat op andere tijden en andere plaatsen toe juichingen doorgaans het bewijs moeten zijn van voldaanheid ? Doch zou hier het stilzwijgen geen wel sprekender bewijs zijn dat de voorstelling heeft gepakt", dan een luid applaus? En juist zulke dichtwerken die ontleend zijn aan de oud-germaansche wereld, zijn op het natuurtooneel het best op hun plaats. XValpurgis van Ernst Wachler werd in 1903 Tooneel uit Goethe's Laune des Verliebten". Tooneel uit Immermann's Nachbarn".

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl