Historisch Archief 1877-1940
l
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1474
Het Eersteler in den Harz te Tnale.
Een reisherinnering.
Had Heine zyn Harzreise niet fragmen
tarisch gelaten en was hy na zijn bezoek aan
Göttingen, Goslar en den Broeken ook in
Thale aangeland tien tegen n dat wij,
mét eenige fïjn-parodisefie schetsjes over
heksen en hare dansen, ook een beschrijving
van het dorp Thale hadden ontvangen. Zeker
zou dan een steek over den daar heerschenden
stank en over den rook en smook der fabrie
ken niet achterwege zijn gebleven.
Het beroemde Thale is als Sommerfrissche"
gewoonwegjongenietbaar. De Brunswijksche
hertog die een honderdvijftig jaren geleden
aan den ingang van het Bode-dal een
Blechhütte stichtte, bewees daarmee zijn onder
danen wellicht een dienst, aan die zijner
opvolgers van thans zeker niet. De damp
opstijgend uit de schoorsteenen van deze en
verscheidene andere fabrieken blijft hangen
in de vlakte vóór den ingang van het heerlijke
Bode-dal, tenzij de warme zuidenwind blaast,
die wel de benauwde dampen wegvaagt maar
dan ook tevens óók hitte brengt. Voeg daarbij
de onbegrijpelijke zorgeloosheid van een ge
meentebestuur dat Gods water over Gods akker
laat loopen, in dit geval: het vuile riool- en
gootwater langs de staten laat gudsen om het
ten slotte na een ommegang door het dorp, in
de dartelende Bode een uitweg te doen vinden.
En wanneer ik u daarbij nog wijs op de
stratenlange rij van kermiskraainpjes waarin
u Ansichtskarten" benevens allerlei prullaria
en wansmakelijkheden niet aangeboden, maar
opgedrongen worden, dan kunt ge u voor
stellen, dat een vreemdeling die frissche lucht,
vrije natuur en rust zoekt, niet naar het
dorp Thale rnoat gaan.
Het is daar een kermisboel, die slechts ge
venaard, bijkans overtroffen wordt door het
verkeer op den grootenkermisbergdie Broeken
heet. Bij het scheppen van dit bergplateau
is niet gerekend op de mogelijkheid dat de
treinen van déBrockenbaan een paar nialen
per dag honderden, soms duizenden bezoekers
naar boven zouden sleepen, dat men van
Berlijn uit per pleziertrein dezen pretberg voor
1.60 Mark (4e kl.) zou kunnen bereiken I
Gelukkig dat men in Thale niet komt om
Thale. Dat zag de spoorwegmaatschappij
ook in, die de l\jn Halberstadt?Thale aan
legde en in exploitatie bracht. Zij toch liet
tevens door het romantische Bode-dal een
smallen wandelweg steeds de Bode volgend,
aanleggen tot Treseburg toe. Hierdoor hebben
de spoorwegreizigers een doel: de heerlijke
tocht door het Bode-dal naar bet lieve
Treseburg wordt hun licht gemaakt en de
spoorwegmaatschappij profiteert er van.
Maar mér dan verrukkelijke wandelingen in
een allerliefst berglandschap wordt den
Harzreiziger en den bezoeker van Thale geboden.
Zij die streven naar hooger, in werkelijken
en overdrachtelij ken zin, zij die niet begeerig
zijn naar slechte muziek, bierdrukte, stof en
.onfrissche lucht, vinden hoog boven den
beganen grond van het Bode-dal de
Heksendansplaats met den indrukwekkenden blik
ia het dal, den verren kijk over de vlakte
die zich ten noorden van den Harz uitstrekt,
den blik over de bergen in den omtrek tot
den Broeken toe. Ja, verder nog.
En enkele minuten van daar: de door
kunstenaarshand gebouwde, met schilderyen
gevulde Warpurgishalle, de ur-gerinaansche
houten tempel door Sehring gesticht, door
Hendrichs versierd met tafreelen betrekking
hebbende op de Faustsage (Heksenküc'ae,
Heksensabbath, Irrlichter e. d.), zich aan
passend b^j deze aan verhalep. zoo rijke
plaatsen.
Mftübtig blikt Woda^is hoofd van den gevel
der Walpurgishallp naar omlaag. Hugin en
Munin, Wodas's raven flanken hun gebieder.
«Gesneden paardekoppen verzinlijken de
Geranaangoje vereering voor Wodan's achtvoetig
«?oa "feleipnir. Hamer en bokkekop steunen
d.'en opbouw van het dak, als zinnebeelden
van des Godvaders kracht en macht. Felix
Dahn dichtte een spreuk boven den ingang:
Oben aus und nirgend an,
sprach der alte Hexenwahn,
Doch in edlen Sinn getan,
hebt er uns zur Sterneubahn.
Kon een waardiger plek worden uitgekozen
voor het stichten van een schouwplaats, een
theater waar van nog levende dichters, waar
nieuwe, nog onbekende scheppingen, opzet
telijk voor deze plaats vervaardigd, zouden
worden uitgevoerd ?
Want dut was het doel van de stichting
van het Bergtheater te Thale.
Het verlangen naar een echt- Duitsch theater,
een Volksbühne" in den besten zin van het
«voord, dateert niet van van daag of gisteren.
Wanneer, niettegenstaande dezen hartewensch
van vele nobele mannen, die het niet om
winstmaken te doen was, de plannen door
warme kunstvrienden gekoesterd, niet eerder
tot verwezenlijking kwamen, dan lag daarvan
wel in de allereerste plaats de schuld bijden
verlammenden invloed, die uitging van de
meestal kapitalistisch geleide theaters te Ber
lijn. Deze toch, toonaangevend en machtig,
fnuikten alle buiten-Berlijnsche pogingen tot
verheffing der tooneelspeelkunst. De gezind
heid van het publiek, het volgzame monster,
dat, geleid door de pers, er steeds den
grootsten prijs op stelt om dat te aanschouwen,
wat Berlijn te zien krijgt, oefende op het
buiten-Berlijnsche Duitschland aldus een druk
uit, waaraan kleine en middelsoort-theaters
zich in 't geheel niet, groot ere en de grootste
schouwburgen zich slechts met moeite en tot
op zekere hoogte konden ontworstelen. Zelfs
Hamburg, Dresden, München moesten van
jaar tot jaar meer rekening houden niet de
eischen van het veel- (en veelal verkeerd)
verlangend publiek.
Een gevolg van deze centralisatie was, dat
tooneelspelers zoowel als schrijvers steeds
te kiezen als scbouwplaats, waar het volk,
allen, zouden kunnen komen omdat de toe
gangsprijzen laag waren, waar bosch en berg
de plaats zouden innemen van duren
tooneeltoestel, van schermen, van
tooneelmachineriën.
Met recht wijst de pater intellectualis"
van het Thaler Bergtheater, dr. E. Wachler,
er dan ook op, dat het Duitsche
Theaterbetrieb" door zijne instelling niet wordt ver
en dorpen in de verte beschijnt en met een
gulden gloed overgiet, wanneer de bergen in
het verschiet wegdoezelen in de neve)en
dan zou men dien aanblik niet willen derven
of wenschen te ruilen voor een verblijf in
een kostbaar verlichte en rijk vergulde schouw
burgzaal, al werden dan ook de harde planken
der banken vervangen door gemakkelijke,
zich rondende fluweelen fauteuils.
De grondslagen waarop de stichters van
Koof der Walkyren" uit Leonhardt's: Wielaud der Schuiied".
meer door de groote spin in haar web wer
den gelokt, dat de kunstvlinders altijd meer
naar de Berlijnsche kaars toelladderden en
eindelijk in het groote licht vloden. Slechts
orer Berlijn liep de weg ter glorie.
Dat alles klinkt heel natuurlijk. Het was dan
ook langzamerhand de gewone loop der dingen
geworden.
Een andere vraag, die gedaan werd door
vele jonge kunstenaars, door verscheidene
enthousiasten, luidde: Moet dit zóó gaan; is
het wenschelijk dat het zoo gaat?"
Het antwoord ligt reeJs in de vraag op
gesloten.
Neen! Het mocht niet zoo blij ven! Berlijn
wordt op die wijze de groote broeikas, wier
tropische vruchtbaarheid wel verbazing wekt,
waar fijne en teere siergewassen groeien en
met veel inspanning worden gekweekt, maar
waarin krachtige eiken, stevige
boomen uit het natuurbosch
niet gedyen. Het sterke, het
kerngezonde, het natuurlijke
in tooneel en kunst moet in
zulk een atmosfeer op den
duur verloren gaan. Ontaar
ding moet het gevolg zijn.
Daar hoorde men in de
Wartburgstimmen", ook in
het tijdschrift van dr. Ernst
Wachler: Iduna" op wekkende
strijdkreten voor de herleving
van het nationaal tooneel.
Eenige pogingen op onhandige
wijze vroeger reeds gedaan,
waren te veelomvattend ge
weest en moesten daarom be
grijpelijker wijze mislukken
(o. a. van prof. Schreyer en
van den theater-directeur Max
Martersteig). Evenmin kon de
idealist Wolfram vom Briege
met zijn wijdstrekkende plan
nen bereiken wat hij wenschte.
Om de verwezenlijking te zien
van ideeën als de zijnen
(theater-directeur, dichter, ac
teur, volkshervormer te zijn,
in n persoon vereenigdl)
moet men een genialen geest bezitten als
eenmaal Richard Wagners deel was en steun
ondervinden van een vorst, die schatten over
'heeft voor hetgeen hij schoon vindt en goed.
En zoo leden dan de voorloopige plannen
van toen (thans op bescheiden schaal in Thale
verwezenlijkt) tot het jaar 1903 schipbreuk op
de klippen van gebrek aan practischen zin en
belachelijke zelfoverschatting. De idealen van
Schreyer en Martersteig zouden in hunne
oogen reeds werkelijkheid zijn geworden, wan
neer maar een heerlijk gebouw verrenen ware
en daarin voorstellingen waren gegeven, die
andere schouwburgbesturen tot voorbeeld
had.ien kunnen strekken. Het nieuwe en
goede zochten zij niet in een kunst van gansch
anderen aard dan de tot heden gebodene.
Hun ideaal was niet: de vrije natuur Gods
meerderd met een nieuw en groot theater
in den tot nog toe geldenden stijl, maar dat
het een uieu»e, friseh-geënte loot is, die als
landschaps- en volks-ttieater onder den
blooten hemel, moet dienen om langzamerhand
het bestaande tooneel aan te vullen en te
veredelen, en óók dat op verschillende plaat
sen in Duitscbland achtervolgens dergelijke
takken aan den boom moeten uitbotten.
Behoeft het betoog dat vertalingen van de
Parijsche eocuédie de moeurs, met hnn echt
breuk en OHzedelijkheden, dat de Possen en
laeh-successtukken inet hunne onmogelijk
cornische situaties uit de frissehe, gezonde
omgeving gebannen zijn? Beter passen inde
omlijsting van berg en bosch fn dal de oude
sagen en de verhalen uit de vóórgeschiedenis
van het Germaansche ras, de verschijningen
der Walkyren, der Siegfrieds, der Brunhildes.
het Thaler Bergtheater hun instelling
den. waren dezen:
Opgevoerd worden nieuwe, nog onbekende
werken van nog levende dichters, opzettelijk
voor dit theater geschreven.
De speeltijd is de zomer, en valt in de
maanden Juli en Augustus, den tijd in welken
l men het mooiste en stand-vastigste weer mag
verwachten, den tijd der vacanties.
De opvoeringen grijpen plaats in dei» achter
namiddag, in de vrije natuur, in een natuur
theater, eenvoudig doch waardig gebouwd in
het landschap. (Wel te verstaan: zonder dat
eenig touwwerk wordt gesticht.)
De uitvoerenden zijn tooneelspelers van
beroep.
De prijzen moeten zóó> matig gesteld zijn,
dat de schouwburg ook werkelijk voor het
volk open staat.
Zitplaatsen van het Tbaler Bergtheater.
Deze kunst heeft geen prachtgebouw noodig ?
ja, kan ze zelfs niet gebruiken. De natuur
vormt het theater; het landschap is de lijst
waarin de krachtig gelijnde iiguren willen
gezien worden. Men moet gezeten hebben op
de steil oploopende, eenvoudige bankenrijen
van het bergtheater, men moet daar genoten
hebben van den onvergelijkelijk schoenen aan
blik uit de hoogte op de dalen van het
Harzgebergte, zooals dit zich bij Thale,
Quedlinburg, Neinstedt, Halberstadt in de vlakte
neervleit, om de volle bekoring te beseffen
van de stemming waarin dit natuurtheater
den toeschouwer brengt. Wanneer de avond
zon haar schuine stralen over de toeschouwer
ruimte en het tooneel heen, werpt op de
glooiingen der groenbegroeide bergen, de
torenspitsen en daken der huizen van stadjes
Vooral de bepaling dat de medewerkenden
tooneelspelers van beroep moeten wezen was
van gewicht, maar vond ook hevige bestrijding.
De dramatische kunst kon tnt nog toe met
volksopvoeringen e.d. niet rekenen als met
een middel tot letterkundige ontwikkeling.
De fout fag in het dilettantisme. I'e
Z-'assiespelen te Ober-ammergau, de Lnther-speleii,
het volkstooneel te Meran, het
Lichtensteinspel in Schwaben, de Meistertrunk voorge
steld in het Stadhuis van het schilderachtige
Rotbenburg, het Hussieten-feest te Xaumburg,
deze allen bleven voor de verhefl'ing van het
nationaal tooneel zonder in vloed en bet eekenis.
Men behoeft slecht (ien tekst van de in die
plaatsen opgevoerde gelegenheidsstukken te
lezen om in te zien, dat dit geen litteratuur,
geen kunst is, geen druger of werktuig van
beschaving of veredeling.
Maar nu vonden de bovengenoemde grond
beginselen in den reeds meer genoemden
dr. Ernst Wachler een voorvechter van den
edelsten aard. Bezield met liefde voor het
nationaal tooneel wist hij zijn bezieling op
anderen te doen overgaan en de vrucht van
zijn denken en streven te doen rijpen door
den koesterenden gloed zijner innige over
tuiging.
In den Harz, in het Bode-dal, het heerlijk
glanspunt van Duitschlands liefelijk gebergte,
waar de wilde bergbeek door de
reuzenrotspoort breekt bij de Heksendansplaats en de
Rosst rappe, daar vonden de gedachten voor
een bergtheater dat aan het edele doel zou
beantwoorden, gretig ingang. De plaats zelve
was er als het ware toe aangewezen.
In de onmiddellijke nabijheid der plek,
waar thans de opvoeringen in de zomermaan
den plaats grijpen werd de oude, heilige
oti'ersteen met het runenschrift gevonden, dien
we nu zien liggen in het voorportaal der
Walpurgishalle boven op het bergplateau.
Het was een overoude Vuur- en Oüerplaats.
Moest op die heilige plek niet opnieuw
het louterend vuur der kunst worden ontsto
ken, om op te vlammen tot een beluchtend
baken, waarnaar anderen hun koers zouden
kunnen richten?
Het late namiddag-uur, het invallen der
duii-ternis, de tot ondergaan neigende zon,
het heerlijk vergezicht, het ruischen van het
geboomte, de rotsgevaarten in het rond, alles
is hier echt en waar, veel meer waar dan
zelfs de best geschoolde chef-machinist van
den rijkst gesubsidieerden schouwburg het ons
kan leveren met alle wouderen van decora
tief en tooneelmatigi-n toestel. Het tooneel
is de m^t natuurlijk kiezel bedekte
bergbodem ; de coulissen zijn de echte, uit den
grond wassende eiken, beuken en berken.
Daar is geen scherm dat publiek en uitvoe
renden Aaneen scheidt; geen achterdoek dat
den blik van de toeschouwers beperkt. Geen
kunstlicht behoeft lichteffecten voort te
brengen: de zon zelve zorgt voor
verrassenden gloed en glans.
Voor vijftig l'fennige krijgt hier de onbe
middelde reiziger toegang tot deze voorstel
lingen. De duurste plaatsen betaalt men met
anderhalven Mark.
Am Hexentanzplatz" (zegt F. Fischbach),
werden die guten Geniën walten, die im
onnen-, Abend- und Mond-licht die
Geistesfaden zum s^oldenen und silbernen Gespinst
deutscher Poesie weben."
Zijn het optimisten die van het
landsehapstheater de hervorming van het Duitsche
tooneel verwachten ? Zeker is het, «lat de
dramatische kunst op een keerpunt is geko
men, waar de onnatuur, wanneer ze nóg ver
der gaat, tot waanzin, tot krankzinnigheid
voert. En daartegen kan gezonde, frissche
berglucht die door de bosschen op de bergen
waait, een geneesmiddel zijn.
Die frissche adem bezielde een dichter als
Fritz Lienhard, toen hij zijn Wieland der
Schmied dichtte voor het Thaler Bergtheater.
Hoor, hoe verheffend hij zelf in de voorrede
van zijn bovengenoemde Dramatische
Dichtung" het ontstaan er van beschrijft.
Hij las of liever herlas op een laten avond
het lied van Wölund in de Edda-vertaling
van Hugo Gering. Aus dem Schmerz
achmiedet dieser Kiinstler goldne Schwingen.
Einige Woehen oder Monate trug ich da&
rnit mir hemna, zwischen allen anderen
Arbeiten, Erlebnissen'und seelischen
Stimnaungen. Ich konnte nicht davon loskommen.
Und an irgend einen Wintertage dieses Jahre*
(1Ü05) als der Organisrous besonder s geladen
war, grill' Ich zum Stift und schrieb ohne
Stocken die ersten Szenen, schrieb so lang,
bis die Hand schmerzte. Ich glaube, ich
hatte in einem Zuge niederschreiben kunnen;
der Geist batte es vermocht, wenn nicht das
Werkzeug. der Körper, eine Pause verlangt
hatte... Jch war selber erstaunt und ersch
ttert nber cneine Arbeit. Ich habe kein feineres
und reineres Glück auf dieser Erde kennen
gelernt als dieses mitlebende künstlerische
Schallen. VVir atmen in einer anderen Welt".
Is het wonder dat de kunstenaar die zich
zóó bezield gevoelde ook aan zijn arbeid
bezieling schonk en een dichtwerk schiep
dat de toehoorders van den aan vang af boeit?
Vooral de laatste scènes hebben een wonder
dadige werking. Wanneer de smid, verlamd
aan de beide voeten neerzit bij zijn haard
vuur, in het harde werk zijn troost zoekt en
vindt, wanneer de avond is gevallen, het
tooneel in schemer is gebuid, de vergezichten
langzamerhand in de duisternis verdwijnen
en het vlammend haardvuur zware schaduwen
teekent, dan geraakt men onder een bekoring,
in een geheiligde stemming, die geen theater
zaal zou kunnen schenken.
Men hoort den tred der oud germaansche
godheden, hun adem suist door het woud;
een geheimzinnige macht dwingt u stillen
eerbied af. Geen wonder dat het publiek,
in die stemming, bij het ainde van de voor
stelling in stomme "errukking vergeet, dat
op andere tijden en andere plaatsen toe
juichingen doorgaans het bewijs moeten
zijn van voldaanheid ?
Doch zou hier het stilzwijgen geen wel
sprekender bewijs zijn dat de voorstelling
heeft gepakt", dan een luid applaus?
En juist zulke dichtwerken die ontleend
zijn aan de oud-germaansche wereld, zijn op
het natuurtooneel het best op hun plaats.
XValpurgis van Ernst Wachler werd in 1903
Tooneel uit Goethe's Laune des Verliebten".
Tooneel uit Immermann's Nachbarn".