De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1905 1 oktober pagina 1

1 oktober 1905 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

U*. 1475 DE AMSTERDAMMER A°. 1905. WEEK NEDEKLAND O :n_ cL e r redactie Dit nummer bevat een bijvoegsel. va.zn.Cr. IDIEIECOO. Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Heerengracht 457, Amsterdam. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). Abonnement per 3 maanden ....-..? 1.50, fr. p. post ? 1.65 Voor Indiëper jaar mail 10. Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar 0.121/» Dit bUd u verkrijgbaar Kiosk 10 Boulevard des Capucines tegenover het Graad Café, te Parijs. Zondag l {October. Advertentiën van 1?5 regels f 1.10, elke regel meer ? 0.20 Reclames per regel 0.40 Annonces uit Duitschland, Oostenrijk en Zwitserland worden uitsluitend aangenomen door de firma RUDOLF MOSSB te Keulen en door alle filialen dezer firma. De prijs per regel U 35 Pfeuuig. INHOUD: VAN VERRE EN VAN NABIJ: Bezui niging. Waar ons geld blijft ? (Ingez.), door P. Ot. Het arbeids vermorgen van school kindoren, door H. Deelman. Naar aanleiding van 't artikel, genaamd de Marine-circulaire", door G., voorkomende in De Amsterdammer" vanl7 September 1905,(Ing.) door een oud-luit. ter Zee en G. SOCIALE AANGELEGEN HEDEN : Sehoolvoeding en -kleeding van gemeentewege en Burg. Armbestuur, door 8. FEUILLETON: Smeulend vuur, II. Naar het Engelsen van Anna A. Rogers. KUNST EN LETTEREN: Muziekbeoordeelingen, IV, door Ant. Averkamp. By Bufl'a, door W. S. letB over Afrikaanse schrijftaal, door R. A. Kollewijn. Ver blijdend maar een eerste stap, door dr. J. B. Schepers. BOEKAANKONDIGING. VOOR DAMES: Iets over Batikken, door S. Kalff. Zwammen zoeken en eten, I. ALLERLEI, door Caprice. Hollanders in Bosnië, (met afb.), door W. de Haan. La Revue de la garde & Peterhof, door H. G. Ibels. De kunst van en voor het kind, I, door R. W. P. de Vries Jr. Historia ?Medica, door dr. J. J. van Loghem. -r UIT DE NATUUR, door E. Heimans. FINANCIEELE EN OECONOMISCHE KRONIEK, door D. Stigter. INGEZONDEN. D AMRUBRIEK:. SCHAAKSPEL. ADVER TENTIËN. Bezuiniging. Met een regelmaat als waarmee de nacht op den dag volgt, is na de troon rede de millioenen-rede uitgesproken, dat ?wil zeggen een verslag gegeven van 't aantal millioenen die er zullen zijn, en van 't aantal millioenen die nog gevonden moeten worden. De laatste, vormende een tekort van vier en een half millioen, wenscht de Minister voor een vierde deel te trekken uit de 10 opcenten of> bedrijfs(Stt vermogens-belasting, terwijl hij voor h«t overige zint op middelen", welke voor 't oogenblik in geheimheid zelfs geheimmiddelen overtreffen, daar Z.Ex. zelf nog niet schijnt te weten, waaruit zij zullen bestaan. Dat het tot deze of dergelijke opcenten zou moeten komen zal wel niemand betwjjfeld hebben; voor een dadelijke en tamelijk zekere versterking der staatskas lagen zij immers voor de hand. Ook zal men het der Regeering^aiet euvel mogen duiden, als zij tot dekking van het overige tekort, waarvoor zij is ge plaatst, nog verder de opbrengst van reeds bestaande belastingen zoekt te verhoogen. Aan tarief verhooging, anders dan een fiscale, welke niet protectionisch mag zijn, kan de linkerzijde niet denken. Aldus is nu eenmaal haar overtuiging. Deze won derbare vischvangst moeten zij aan de geloovigen overlaten. En zoo is het zeer natuurlijk, dat de kerkelijken, maar niet kunnen ophouden van te zeggen: zeker, wij hebben de kaar helpen leegscheppen, maar hadden zij ons niet uitgedreven, en mochten wij het net maar eens naar dien anderen kant uitwerpen... zij was dadelijk weer vol. Nu heeft het ons steeds verwonderd, dat de heeren van rechts het zoo gaarne voorstellen, als ware met de tariefsverhooging een eind aan het financieele leed gekomen. Afgescheiden van de waar schijnlijkheid, volgens hun systeem, dat door de ontwikkeling der binnenlandsche nijverheid het tarief steeds minder zou gaan opbrengen, terwijl er allerlei mo tieyen kunnen ontstaan, die weder tot tariefsverlaging zouden moeten leiden; de volle opbrengst van het verhoogd tarief kan immers ons slechts een luttelen tijd vrijwaren van de nu in uit zicht gestelde belastingverhooging. Over een jaar of vijf zouden we toch weer in een toestand verkeeren, als dien wij thans beleven, en hetgeen de Meester thans moet doen, zou nog wel binnen de vijf jaar aan anderen te verrichten worden opgedragen, als er, wat betreft de ontvangsten voor 's rijks schatkist, een tegenvallertje mocht komen! Juist voor de kerkelijken, die in geen enkel opzicht iets hebben gedaan om het budget tot een geringer bedrag terug te brengen; integendeel, wel om dat aanmerkelijk te doen stygen, en die nog nooit eenig tee ken hebben gegeven, dat het hun lust was om doortastend bezuinigend op te treden, moet het, dunkt ons, lood om oud ijzer zijn, wat de natie het eerst zal krijgen, een drukkende verhooging van invoerrechten of een opdrijving van de directe belastingen. Want dat tweede komt, al zou men dan ook weder een kerkelijk ministerie hebben, weldra toch; even zeker als de liberalen later, ten einde raad, niet een met-protectionistische zoogenaamd fiscale tariefsverhooging zullen moeten verschijnen, waarvan meni geen de haren te bergen rijzen. Op be lasting-gebied verneemt men nog al eens dat het hetzelfde is, of mon van de kat of van den kater gebeten wordt. Inderdaad, is ook het verschil tusschen een geloovigen en een ongeloovigen fiscus niet bijster groot. Dit echter is zeker, zooals het thans met 's lands financiën staat en bij de richting, die men gewoon is uit te gaan, dat n de kat en de kater zullen bijten, totdat het de natie te veel pijn doet om verder daarin te berusten. Geld moet er eenmaal gezocht worden, en veel meer geld dan met 's volks vermogen overeenkomt. De zaak is, dat de Staat der Neder landen al jaren lang boven zijn stand leeft. De huishouding, vele harer ver schillende onderdeelen, vragen oneindig meer dan geoorloofd is. Zal men eenmaal geraken tot een naar de draagkracht van het volk en de werkelijk gevoelde behoeften geregelde staatshuishouding, er zou stelselmatig een herziening moeten plaats hebben, om van het nu reeds bebestaande alleen het volstrekt noodige te behouden voor een volstrekt vereischten prijs. Men weet dat; elke partij is daaromtrent ingelicht, doch geen enkele heeft tot dusver een kabinet of een man geleverd, die getracht heeft den Augiusstal te reinigen. Men houdt zich maar alsof ieder wel begrijpen zal dat dit niet kan. En het spreekt van zelf, die herziening is alles behalve een ge makkelijk werk; ook kan ze niet op eens worden doorgevoerd; jaren zijn noodig om voet voor voet het kwaad terug te dringen. Maar zonder een krachtig begin, getuigende van vasten wil en klare zelfbewustheid, zal er nimmer iets tot stand komen. Het icoord bezuiniging hoort men uitspreken maar de daden laten steeds zich wachten en toch wat zou een ministerie niet een onvergankelijken naam zich verwerven, indien het eens iets van dien Hercules ver toonde. Het volk wacht op zulk een man. ? Zal nu De Meester een begin maken ? Hij heeft H. M. in de troonrede laten uitspreken, dat er de grootst mogelijke zuinigheid moet en zal worden betracht Treedt hier de held uit zijn tent? Wat een vraag! Terwijl de Koningin van buitengewone zuinigheid spreekt, vraagt hij om 634.000 gld.... voor hare en Prins Hendriks stallen. Welk een onkieschheid ! Meer zullen wij er thans niet van zeggen. Daar zal nog gelegenheid genoeg komen, om over andere punten te spre ken dit eene echter is genoeg, om nu reeds te kunnen zeggen: ook De Meester zal het oude wegje langs wan delen. Van iemand die zoo iets voorstelt, trots de verklaring door H. M. zelve uit de troonrede voorgelezen verwacht men niet veel. Het geval is al te sprekend. "Waar ons geld blijft? (Ingezonden). Ik vertrouw mijne oogen niet. Daar lees ik als een der posten van de dit jaar met ongewone zuinigheid" opge maakte begrooting een bedrag van f 190,000 uitgetrokken voor aanbouw van nieuwe stallen en verdere aanhoorigheden op het Loo. Eene vrij stotterende en stamelende toelichting tracht in vele woorden duidelijk te maken, dat een en ander toch wel noodig is. Nu begrijp ik al niet, waarom Hare Majesteit, als zij nieuwe stallen noodig heeft of wel gaarne zou willen hebben, ze zelve niet laat bouwen, zooals ieder ander Nederlander verplicht is te doen. Maar dit daargelaten, wanneer die bouw ten koste van het Kijk moet komen, mogen dan de belasting betalende burgers niet verwach ten, dat er niet zoo vorstelijk met hunne belastingpenningen wordt omgesprongen ? Ik wil gaarne gelooven, dat de paarden van Hare Majesteit geheel andere paarden zijn dan de burgerlijke, maar het geld, waarvoor die stallen gebouwd worden, is toch ook maar burgerlijk geld. Intusschen, ik verlies het vertrouwen op mijn oogen geheel en al. Want ik zie, dat die som van f 190,000 nog maar een eerste post is. Totaal zal noodig zijn, over drie jaren verdeeld, een bedrag van f 634,000 (zegge: zes honderd vier en dertig duizend gulden) en dat alleen voor stallen enz.! Waar er voor tal van broodnoodige dingen geen cent beschikbaar is, waar duizenden voorloopig nog vele malen slechter gehuis vest zijn dan de paarden tegenwoordig op het Loo, waar meer dan ne belastingverhooging in het uitzicht gesteld wordt, en men naar alle kanten naar vermeerdering van inkomsten uitziet, daar eischt het m. i. ongewonen moed om voor deze werken zulk een bedrag, ongeveer IK ton boven een half millioen, te durven uittrekken. Wat is daarbij vergeleken het sommetje van f2400 voor de herstelling van de gobelinbekleeding van eenige ministerieele fauteuils! Ieder begrijpt toch, dat ministers niet goedkooper kunnen zitten* ?. Het zou te groote overgang wezen bij wat zij thuis gewend zijn. 't Is toch al ongeiroon zuinig. Ik moet ten slotte nijne oogen wel ver trouwen, maar ik loop gevaar meer dan bitter te worden. Ik eindig. Alleen nog de vraag: Zullen straks ook andere dan sociaaldemocratische kamerleden den moed. hebben tegen deze posten met nadruk te protes teeren ?" Ik wacht af, maar vrees. P. OT. Het arbeidsvermogen van schoolkinderen. Er worden in de laatste jaren in het bui tenland proeven genomen om het geestelijk en lichamelijk arbeidsvermogen van school kinderen van verschillenden leeftijd op verschillende tijdstippen van den dag en van het jaar vast te stellen. In 1896 ver scheen in Duitschland een boek van Oscar Chrisman, een Entwurf zu einer Wissen schaft des Kindes", waarin alles, wat die proeven reeds geleerd hadden tot een syste matisch geheel is vereenigd. Sedert de ver schijning van dit boek heeft de nieuwe wetenschap, die langs den weg van het experiment zekerheid wil verkrijgen omtrent tal van gewichtige opvoedkundige vraag stukken en die men paedologie of kinder wetenschap noemt, een geweldige impulsie verkregen in de verschillende landen van Europa en in de Vereenigde Staten. Wat beoogt die wetenschap ? Zij stelt zich ten doel de wetten te leeren kennen, die de eigenaardigheden van het kinder leven in al zijn uitingen beheerschen. Om zich zekerheid te verschaffen kiest zij alleen den weg van de waarneming en het expe riment. Zij staat nog slechts op den eersten trap van haar ontwikkeling en tracht zoo veel mogelijk stellige gegevens in te winnen bijvoorbeeld over de bijzonderheden betrek king hebbende op de eerste kindsheid, op de ontwikkeling van den woordenschat bij het jonge kind, over ,de verspreiding van kinderziekten en over het vraagstuk der overerving. Later moeten die feiten gerang schikt worden en zal men overgaan tot het trekken van besluiten en het afleiden van algemeene regels. Deze zullen, naar men hoopt, toelaten een opvoedingsstelsel uit te denken, dat tot in zijn minste onder deelen op gronden zal berusten, waarvan het voorafgaand experiment de degelijk heid, de onomstootbare juistheid heeft be wezen." (Dr. Schuyten). is men zoover, dan wordt natuurlijk de paedologie de basis van de zielkundige studiën van iederen opvoeder. De nieuwe wetenschap omvat de oplossing van een groot getal allerbelangrijkste vraag stukken. De onderwijsmethode, het bepalen van de lengte der schooltijden, de samen stelling onzer leerplannen, de keuze der leerstof voor eiken ontwikkelingstrap, kortom ons geheele onderwijssysteem berust voor een groot deel op traditie en lijdt ontegenzeggelijk aan overdrijving. Kennen wij bij ons onderwijs wel de draagkracht van het kind 'i Houden wij wel genoeg rekening met het feit, dat op den leeftijd van 7?14 jaren de hersenen van het kind nog groeien en hun arbeidsvermogen dus ontzien moet worden ? Is het niet waar schijnlijk, dat de vele zenuwziekten van onzen tijd in de school met haar overladen programma zijn ontstaan 'i Moet niet veel meer dan tot heden 't geval is rekening worden gehouden met den indiyidueelen aanleg van het kind ? Leggen wij door het tegenwoordig onderwijs, dat veel te veel wil doen in weinig tijd niet den grond voor de minderwaardigheid van het toekomstig geslacht y Het groote gewicht dezer vragen zal niemand ontkennen. De paedologie zal er langs experimenteelen weg het antwoord op trachten te geven. Mettertijd. ]Sru moet er nog hard worden gewerkt om haar daartoe in staat te stellen. En dat geschiedt in Europa en niet minder in Amerika. Daar is thans zelfs aan elke universiteit een instituut ter verwerking der verkregen gegevens verbonden. Ofschoon dus de nieuwe wetenschap nog in haar windselen ligt, zijn er reeds ver rassende resultaten verkregen. Wij willen er het een en ander van aan de lezers van dit weekblad meedeelen. Vooraf is het ech ter noodig, dat wij iets zeggen aangaande de methode, die bij de onderzoekingen ge volgd wordt. Het psychologisch experiment is schijn baar zeer eenvoudig. Men geeft een groot getal personen, hier schoolkinderen, een bepaalde taak te verrichten in een bepaal den tijd en vormt zich naar den uitslag een oordeel omtrent de geschiktheid, die er voor die taak aanwezig was. Een waarheid door den Belgischen anthropoloog Quételet ont dekt en vooral door Galton bekend gewor den, namelijk, dat men een zekere eigen schap van een soort of ras met groote juistheid leert kennen, door het gemiddelde te nemen van de variaties dier eigenschap, die men bij talrijke individuen van die soort of dat ras waarneemt, past men ook toe bij de kinderstudie. Hoe grooter het aantal waarnemingen is, des te grooter is ook de juistheid van het resultaat. Toch kan het zielkundig experiment alleen nut hebben, als het wordt geleid door een des kundige, die een bepaald doel in het oog houdt en de middelen om het te bereiken met zorg uitkiest. In Amerika is het expe rimenteeren een tijdlang een manie geweest.. Bijna elk zielkundig verschijnsel trachtte men door een onderzoek, dat zich over vele individuen uitstrekte to leeren kennen, ook als het er zich in 't geheel niet toe leende. Zoo ieis was te verwachten, want tot heden is het nog niet gelukt wetenschappelijk vast te stellen, in welke gevallen het experi ment dienst kan doen. En nu de resultaten. Belangrijke onder zoekingen betreffende het verschil in de opmerkzaamheid der leerlingen in de op elkaar volgende maanden van het jaar zijn verricht door dr. M. C. Schuyten te Ant werpen. Zij geschiedden van 1893 tot 1894 en betroffen kinderen van 8 tot 10 jaar oud. De.proeven werden op de dagen er voor aangewezen vier keer gehouden met klassen van jonge en van oudere leerlingen in de volksscholen van Antwerpen. De leeraar, die de proef verrichtte, nam een stand plaats in, vanwaar hij alle kinderen ge makkelijk kon zien. Elk kind had een lees boek opengeslagen voor zich. Op een vooraf afgesproken teeken begonnen de kinderen de beide bladzijden, die zij voor zich had den, te lezen. De leeraar lette nu op, welke scholieren hun aandacht bij de lectuur konden bepalen. Na precies vijf minuten werd geëindigd en noteerde hij, hoeveel kinderen al dien tijd hun opmerkzaamheid niet van de bladzijden hadden afgewend. Van 100 leerlingen was dit het geval met 68 in Januari 42 in Juni 63 Februari 27 Juli 77 Maart 48 October 69 April 62 November 64 Mei 67 December. Dadelijk valt op het groote verschil in opmerkzaamheid der leerlingen tusschen de resultaten van Maart en Juli. Terwijl in de eerste maand 77 pCt. der scholieren in staat waren hun attentie vijf minuten op het boek te concentreeren, gelukte dat in de maand Juli slechts aan 27 pCt. In de maanden Augustus en September konden geen proeven gehouden worden wegens de vacanties, Bij ervaring weet ieder, dat de opmerk zaamheid geenszins een constante grootte heeft, doch afhankelijk is van allerlei in vloeden, die op haar inwerken. Deze proef is nu een poging om te ontdekken of er in de grootte der opmerkzaamheid ook een zekere regelmatige afwisseling is in de opeenvolgende maanden van het jaar. Wie bedenkt, dat de opmerkzaamheid niet alleen "afhangt van den graad der belangstelling, doch ook van den gezondheidstoestand en van tal van toevallige invloeden, zal geneigd zijn over deze proef te glimlachen. I)e twijfel aan de vertrouwbaarheid van zulk een experiment heeft reeds aanleiding ge geven tot heel wat spotternij. En toch het experiment is hier niets anders dan het waarnemen, zooals men dat ook doet bij de studie der natuurkennis. Het waarnemen van een natuurvporwerp of -verschijnsel kan onjuist geschieden, doch het is zeker, dat de juistheid der waarneming steeds grooter wordt, naarmate zij vaker geschiedt en meer voorwerpen of verschijnselen om vat. Waarom zou dit nu anders zijn bij het zielkundig experiment ? Na zorgvuldige vergelijking der verkre gen gegevens kwam dr. Schuyten tot de volgende resultaten. 1. De energie der opmerkzaamheid bij schoolkinderen is omgekeerd evenredig met de temperatuur der atmospheer en dus grooter in den winter dan in den zomer. 2. Zij is in hoogere klassen grooter dan in lagere. 3. Zij is bij meisjes grooter dan bij jon gens. 4. Zij daalt van 8X tot 11 uur in den morgen en van 2 tot 4 uur in den middag. De opmerkzaamheid is om 2 uur's middags grooter dan om 11 uur 's voormiddags, doch steeds geringer dan te S'/j uur in den morgen. Niet tevreden met deze resultaten heeft dr. Schuyten door een herhaald onderzoek. dat zeer omvangrijk was, hun juistheid trachten vast te stellen. Deze tweede proef had vooral ten doel de vraag te beantwoor den of de buitengewoon groote energie der opmerkzaamheid in Maart en de geringe graad dezer energie in Juli regel was. Hij smaakte de voldoening, dat het eerste resul taat werd bevestigd. Alleen bleek, dat de grootste opmerkzaamheid meestal reeds werd waargenomen in Januari of Februari. Zonder nog de oorzaak te kennen moet men volgens het onderzoek te Antwerpen dus aannemen, dat de opmerkzaamheidsenergie in den loop van een jaar zich als een watermassa golfsgewijs op en neer be weegt en dat zij tusschen Januari en Maart haar hoogste en in Juli haar laagste punt bereikt. Nu trachtte de onderzoeker te vinden weder langs experimenteelen vreg, of de rustpoozen, die tusschen de lessen worden gehouden, een gunstigen invloed hebben op de energie dor opmerkzaamheid of niet andere woorden na de rustpoos de geschikt heid om te leeren weer is toegenomen. Vergelijking der verkregen gegevens bracht hem tot de volgende conclusies. 1. l)e rustpoos heeft meestal een gunsti gen invloed op de energie der opmerk zaamheid. 2. In den zomer hebben de rustpoozen een gunstiger invloed op den leerarbeid dan in den winter. 3. In de lagere klassen blijkt die invloed veel duidelijker dan in de hoogere. 4. De rustpoos heeft meer nut bij de jongens dan bij de meisjes. Eindelijk heeft dr. Schuyten weder op dezelfde wijze onderzocht welke wijzigin gen er zich voordoen in de spierkracht van schoolkinderen in de opeenvolgende maan den van het jaar. Hij wenschte te weten, of er zich in de energie van het lichaam soortgelijke veranderingen vertoonden als in de geestelijke energie. Dat kon hem misschien iets leeren aangaande het ver band tusschen beide soorten van arbeids vermogen. De proef bestond daarin, dat een groot getal kinderen van 12 tot 16 jaar op ver schillende tijden van het jaar hun spier kracht moesten toonen, die gemeten werd door een dynamometer. Na het onderzoek had men de beschikking over meer dan 50,000 gegevens. En wat bleek daaruit? Buiten de gestadige toeneming der lichaams kracht tengevolge van den groei, waarmee natuurlijk zorgvuldig rekening moest wor den gehouden, werd de spierkracht gerin ger van Januari tot Maart, nam zij toe van April tot Juni, daalde weer van Juli tot September en nam weer toe van October tot December. Er waren dus twee tijdper ken van groote en twee van geringere lichaamskracht. In den zomer was de toe neming der kracht grooter dan tegen den winter, zoodat zij in den zomer grooter was dan in elk ander tijdperk van het jaar. Het eindresultaat, waartoe dr. Schuyten kwam, was het volgende. De opmerkzaam heid 'en de spierkracht van schoolkinderen nemen beide toe van October tot Januari en daarna af van Januari tot Maart. Dan gaat de vermindering van de opmerkzaam heid voort, doch. stijgt de spierkracht in hooge mate tot Juni (of Juli). Terwijl alzoo in den zomer de hooge temperatuur de op merkzaamheid doet dalen, prikkelt zij de lichamelijke kracht. Het stijgen van de eene kracht gaat in 't algemeen samen met het dalen van de andere. Dit is een resultaat van het hoogste gewicht. Welke gevolgen deze onderzoekingen voor ons onderwijs kunnen hebben, bespre ken wij in een volgend opstel. H. DEELMAN. Naar aanleiding van 't artikel, genaamd de Marine-circulaire" door-G., voor komende in t)e Amsterdammer" van 17 September 1905. (Ingezonden.) Het zy mij veroorloofd in verband met 't verschijnen van een artikel in 't boven aan gegeven blad, genaamd de Marine circulaire" eenige beschouwingen te maken. Deze zullen niet betreffen den iuhoud van de veel gewraakte circulaire, want daarover is door vele personen reeds van gedachten gewisseld; wel stel ik my voor om den be weringen door den heer G. geuit naar aan leiding van de aanschrijving door de commis sie van oppertoezicht en beheer der kweek school voor zeevaart te Leiden, mijne beschouwingen tegenover te stellen. 1. Aan 't eind van de Ie alinea van G.'s artikel staat: genoemde eervolle'betrekking" zijnde een verbintenis voor 12 jaren bij de Marine... Ik moet hierop zeggen, dat deze vooilich ting beslist onjuist is. Sedert eenigen tijd verbindt een jongen, die via de kweekschool te Leiden de marineloopbaan aanvangt zich voor 8 jaren na zijn 16e levensjaar voor den werkelijken dienst en voor 3 jaren als reserve dienstplichtige. 2. Met betrekking tot de werving van 't jonge volk trekt de heer G. een conclusie. die ik bepaald niet kan, niet wil onderschrij ?en. 't Is mij onmogelijk voor waar aan te nemen, en, dit op grond mijner ondervinding, dat 't nog niet kunnen krijgen van 50 jongens (per jaar) voor de opleiding Willemsoord (zijnde de opleiding voor oudere knapen) een gevolg zoude zijn van de rechtmatige grieven van het minder personeel der marine". In gemoede, mr. G.! zouden alleen, de rechtmatige grieven, waarvan de jongens nog niets weten, daarvan oorzaak zijn? Ik zeg, niets weten"!, want waarlijk de z. g. rechtmatige grieven van het minder personeel" kunnen teruggebracht worden tot eene verzameling van allerlei persoonlijke grieven en griefjes, ergo: de matroos in spe moet wachten tot hij in de termen valt voor het grieven-hebben" vóór en aleer hij een oordeel op dat punt kan hebben. Dat de wenschen van het personeel vele zijn, wie is er, die dat niet zouden willen geloo ven? Onder welken stand, zoo burger- als militairen, openbaren zich wenschen naar meer en beter niet? Op dat punt zijn alle menschenkinderen volmaakt gelijk, hebben zij hun kindernatuur niet laten raren : Waar wat te wenschen valt, daar is leven, en, waar dan, zooals G. getuigt door het marine bestuur iets" gedaan is ter vervul ling van die wenschen, daar is hoop, dat steeds meer iets" gedaan zal worden, 't Bestuur over het marine-complex is een heel zware taak, hoeveel te zwaarder moet zoo'n taak den hoofdbestuurder i. e. den minister van marine vallen, wanneer door ingezonden stukken in dag- of weekbladen door dezen of genen 't werk van dien titularis, die toch iets" tegemoet gekomen is aan de wenschen van zijn ondergeschikten, wordt gebrand merkt als te zullen voeren tot een totale ruïne voor onze marine. Niet ieder, die zulke artikelen leest kan op de hoogte zijn van wat de eigenlijke kern der zaak raakt ; niet ieder neemt pen en papier te baat om eigen oordeel (als 't kan

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl