De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1905 8 oktober pagina 5

8 oktober 1905 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

No. 1476 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Jl* DAMEjS. Mejuffrouw S. Heijermans. Illllllllllllll l UMI Illllllirilllllllllll Mllllllll IIIIIJ M de winter tornt. En tot nu toe was onze stem als die van een roepende in de woestijn. Het zal ongeveer een jaar of zes geleden zijn, dat mij in een hoedenwinkel een lade werd getoond, waarin een honderdtal vogellijkjea in bonte kleurenpracht waren geëta leerd. Vol verbazing vroeg ik aan de winkeljuf frouw, hoe de eigenares van de zaak er toe was gekomen, zóo'n menigte vogeltjes in te slaan, nu er van alle kanten werd gepro testeerd tegen het dragen van vogels op de 'bloeden. De juffrouw keek mij aan, alsof ze wilde zeggen: Maar kent u dan zóó weinig uwe geslacht sgenooten ?" Het flatteert...!" was haar antwoord en daarom is het ons vrouwen toch maar te doen l". .. Zes jaren geleden gingen er reeds stemmen pp, tegen die b,arbaarsche gewoonte, en nu in den jare 1905 taleeren de winkeliers nog steeds onbeschaamd vogels van diverse plumage in hun winkelkasten. En de dames vertoonen zich nog steeds, evenals hare zusters uit den oertijd, met bont gekleurde vogellykjes op haar hoofddeksels, op matinees en tea'sl Schande over u, gij vrouwen die hetmartelen van onschuldige diertjes helpt besten digen, ter wille van uw dwaze ijdelheid I Toen in 1900 professor Max Fleisch geneesheer-anatoom te Frankfort een geschrift ia het licht gaf, waarin hij op wetenschappeUjken grond de vivisectie verdedigde, aarzelde hij niet, de maatschappij de vele gruwelen te ver^ten in 'den dienst der mode gepleegd!-op allerïei'gebied. n de man had gelijk!... Wij zullen nu eens nagaan, welke die gruwelen alzoo zijn: Volgens de opgaven en statistieken door den Oostenrykschen Bond van vogelvrienden te Graz verzameld, zy'n in de laatste dertig jaren meer dan 3 duizend millioen vogels aan de mode opgeofferd. De jaarlijksche invoer in Europa bedraagt pl.m. 175 millioen stuks (dus millioenen bij millioenen vrouwen dragen vogels op de hoeden in ons beschaafd Europa!) In Londen alleen worden soms 800.000 vogelhuidjes op n dag verhandeld! Vooral de aigrettes (dames van middelbaren leeftijd en daarboven, die op uw capótes een aigrette onmisbaar acht, let wel op) die luchtige fijne veertjes, vertegenwoordigen een der afschuwelijkste wreedheden. Als een reiger zijn jongen voedt, is hij getooid voor die teedere taak met de gezochte aigrette. Daar hij, bij gevaar zijn jongen beschermt is hij voor den jager een gemakkelijke prooi! De jongen verhongeren bij gebrek aan de moederzorg, maar gy dames, hebt weer n aigrette mér om uw hoed te versieren I... Dons. Dit wordt verkregen in IJsland of Groenland. Als het wijfje van de eidergans haar nestje maakt, dan pikt ze zich de zachtste teeren uit de borst. Als het nestje gereed is, dan komen de zoekers en nemen bet dons weg. Als de moeder geen veeren meer heeft om het nestje mee te kunnen dekken, dan komt het mannetje ter hulp. Hij plukt zich nu de veeren uit de borst. Zijn veeren hebben gelukkig voor de jongen niet zooveel waarde ajs die van het wijfje, dat met geheel kaalgeplukt barstje zijn arbeid gadeslaat. En zóó verkrijgt gij' moeders het zachte donzen dekbedje voor uw jongeborene ! Ivoor. In Afrika werden jaarlijks minstens 65000 olifanten gedood om het noodige ivoor te bekomen. Olacé-handschoenen. Ziehier wat in de Veg. Bode, volgens den heer de Clercq, door een professor uit Tyrol wordt geconstateerd : Voor het vervaardigen van glac -handschoenen, is het vel van jonge geitjes noodig. De fijne velletjes van nog niet geboren diertjes, worden daarvoor gebruikt, natuurlijk ten koste van het leven der moeder. Levend villen van de diertjes wordt aan bevolen. Astrakan. De Russische lamsvellen die het zoo kostbare Astrakan leveren, worden op niet minder wreede wijze verkregen. De doodstrijd van het nog ongeboren lam doet het vel zoo mooi krullen! Het bont krijgt daardoor hooge waarde! Sealskfn. De wreedheden die bij de robbenvangst in de Behringzee plaats hebben, zijn ontzettend. De arme dieren, die zich moeilijk op den grond kunnen voortbewegen, worden soms mijlen ver het land ingejaagd, om dan met stokken te worden doodgeslagen. Professor Jordan, rekende dat er gemiddeld per maand meer dan 600.000 robben werden gedood. Da Engelschënatuurkundige Lee schrijft : Elk damesmanteltje van robben- of zeehonden bont wordt verkregen ten koste van zes zee honden, die nagenoeg allen levend gevild worden. Mijlen ver hoort men het gekerm der slachtoffers! Dit geschiedt om de heeren mooie voering in hunne pelsen en de dames jacquettes te verschaffen. Bont. Als men wist op welke wijze het bont wordt verkregen, dan twijfel ik er niet aan, of de dames zouden zich al langen tijd hebben vergenoegd met het dragen van uitsluitend veeren boa's, van veertjes die de struisvogels bij het ruien zonder pijn kwijt raken. Het bont wordt namelijk op niet minder onschuldige wijze verkregen. Het meest voorkomende is gemaakt uit kattenvelleu. Maar op welke wijze ? Om de huid ongeschonden te bewaren, worden onze dakhazen levend uiteengetrokken of wel gevild. Vreeselijk, niet waar? Evenzoo gaat het met de geiten wier vellen voor haardkleeden worden geprepareerd. Vóór alles moet het vel worden gespaard; het leven der arme weerlooze dieren komt niet in aanmerking. En nu, wat te doen om deze gruwelen, wier aantal en uitbreiding vél grooter is, dan in dit kort bestek kunnen worden ver meld, te doen ophouden ? Ik wanhoop er aan, en de meeste dierenvrienden met mij, dat het thans levend volwassen geslacht zich veel van het hierboven vermelde zal aantrekken l Ik twijfel niet, of we zullen dezen winter als te voren pijnlijk worden aangedaan, door het zien van hoeden metvogellijkenof aigrettes. Maar wij vestigen onze hoop op het komend geslacht. Het vorige jaar werd aan de onderwijzers en onderwijzeressen gelegenheid gegeven, toe te treden als buitengewoon lid der Ned. Ver. tot bescherming van vogels. Nu zijn reeds 14 kinderbonden opgericht, door deze toegetfedenen. Daarin luidt het: De kinderen van dezen bond verbinden zich geen nesten uit te halen, geen veeren te dragen, (ik herhaal het: Struisveeren worden verkregen zonder letsel aan het dier te veroorzaken) en de vogels gedurende het barre jaargetijde te voeden. Ddar moet het heen! Het jonge voor het goede zoo ontvankelijk gemoed bewerken; en dan eerst kunnen wij gegronde hoop koesteren dat het eindelijk zal dagen in het Oosten". Als de onderwijzeressen en de onderwijzers voorgaan, dan moeten de ouders wel volgen. Dan zal geen moeder zich meer durven ver toonen aan hare kinderen met vogel of aigrette op den hoed! En ook de ouders zullen hoe langer hoe meer overtuigd worden van de waarheid der gulden spreuk : Wat gij niet wilt dat u geschiedt, Doe dat dan ook een ander niet!" H. VAN DB MOER. Zwammen zoeten en eten. (Slot). -Steinpilze, Keitzker Pfifferlirige. oder Merpilze, Cantharellus werden wie dje Champig nons geputzt, gewaschen, in Stukke gesehnitten, in kochendem Wasser nit Salz Uanchiert zlim Abtropfen auf ein Sieb geschüttet nd mit Salz, Butter, Pfeffer, Peterselie und ein wenig geriebener Kummel kurz eina;eschmort. (gestoofd). Auch kann man sie nach d. Blanchieren und Abtropfen in feine Scheiben Schneiden, in einer eisernen Pfanne mit Butter, Salz und Pfeffer gelblich braten, mit einer kl. eisernen Schaufel dann und wann umdrehen und zulezt gehackte Peterselie daranthun. Van eene lezeresse der Groene Courant, die met genoegen uwe besprekingen leest en gaarne eenige Pfifferlinge wil zenden, om ze met de Hollandbche cantherelllen te verge lijken. Zij komen bij menigte hier op de markt. Frau Professor Dr. SCHMAESOW. Leipzig. * W ij h e, 29 Aug. '05. In uw schrijven: zwammen eten" in de Groene Courant zegt u, tot nu toe nog geen recept gevonden te hebben, speciaal voor het toebereiden van den eierzwam. Ik ben zoo vrij er u een paar te geven. Het beste is, de cantharellen 's morgens te zoeken, dan kunnen ze dien zelfden middag klaar gemaakt worden; ze hebben dan een fijnen geur en smaak, die zij geheel verliezen als u ze b.v. 's avonds van eene tocht mee brengt en ze den nacht over uitgespreid laat liggen, altijd ongewasschen. U brengt ze 's mor gens mee, laat ze rustig tot den middag liggen, u maakt het zand er af, ook het onderste gedeelte van de steel en de bruine randen; u waicht nog eens goed het zand er uit en laat ze een tien minuten op een doek liggen; dan gaat die eigenaardige boschlucht er af. Als u ze om vijf uur klaar wilt hebben, zet u ze iets voor half vijf op het vuur, zonder water en laat ze spoedig aan de kook komen, u kunt er al het sap op laten verkeken en stooft ze dan met een beetje boter, na er bij het opzetten zout in gedaan te hebben; u kunt er ook wat sap op laten en binden dat met wat gebrand meel, dan komen de cantharellen in eene saus te liggen. Is het erg droog weer, en zijn uw eierzwammen reeds door de zon gedroogd en leerachtig, doe er dan wat water bij. Zijn uw eierzwammen zóó vochtif, dat ge er het water uitdrukken kunt, dan is het beter ze niet mee te nemen, zij moeten dan ongezond zijn. U kunt de eierzwammen heel laten of in stukjes snijden, het laatste is altijd veiliger maar 't ziet er dan niet zoo aardig uit.. In de hoop, u niet te lang verveeld te hebben, na beleefde groeten. Uw. d.w. Mej. F. ENGELS. Bussum, 3 September 1805. Geachte heer Heimans! Misschien kunnen de hieronder volgende cijfers u eenige vergoeding geven voor de teleurstelling bij het onderzoek van het ge bruik van paddenstoelen in Duitschland, in verband met uw uitlating over het laten verloren gaan van zooveel paddenstoelen in Nederland. In de laatste aflevering van de Consu laire Verslagen" meldt de Nederl. consul te Kobe, dat er in 1904 uit Japan werden uit gevoerd : Kin 2,194,424 gedroogde paddenstoelen ter waarde van yen 1,803,225. l kin =00 Kg. l yen =: pi. m. 1.22 in Holl. cijfers dus: 1,316,654 Kg. t. w. v. ? 1,589,934M. Voor 1903 bedroegen deze cijfers: kin 1,550,483 yen 654,320, in 1904 dus een vermeerdering van bijna 50 pCt. Waar deze paddenstoelen voor bestemd zijn en hoe zij worden geconserveerd' en ge bruikt, kan ik u helaas, niet zeggen, doch de cijters zijn, wat hoeveelheid en waarde betreft, belangrijk genoeg, Hoogachtend Uw dw. dr. E. WEITINGA. Voor Soja wellicht? Dan kunnen 't cham pignons zijn. Misschien kan en wil een des kundig lezer ons nader inlichten. E. Hs. Rotterdam, 28 Aug. 1905. Den WelEd. Heer E. Heimatts. Amsterdam. Mijnheert ?.????? Vergun mij dat ik u naar aanleiding van uw laatste artikelen Uit de Natuur" in de groene Amsterdammer over paddestoelen eenige mededeeljngen doe (voor u misschien niet erg interessant) in de hoop dat u mijn geringe kennis op dit punt hier en daar zult kunnen en willen aanvullen. Sedert zes jaar ben ik een ijverig zoeker en eter van padde stoelen ; maar het gaat mij even als de lieden die u op reis ontmoette,:, mjjn, consumptie bepaalt zich tot 4 of 5;8,oorttin. Ook moet ik u bekennen dat ik het hpofdvraagstuk: hoe kan de enorme, kwaiititeil cantharellus die ons land jawlij^»::«J?V6vert' verwerthet" worden, niet kan oplossen^ Ik vermoed echter dat dit wel in het .een:;:Qf afidere Duitsche kook- of huishoudbdek ie finden zal zijn. (Daarin zit 'm de eenige-mdeilijikheid niet. H.) Een vriend van mij die délaatste twee winters te Berlijn doorbracht verklaarde mij ten minste, dat hij aldaa* bjj aïle mogelijke gerechten bijna dagelijks cantharellus als toespijs kreeg; vermoedelijk dus geconserveerd. Mijn eerste kennismaking met eetbare paddestoelen was in het jaar '78 te Bordeau alwaar groote hoeveelheden/ omstreeks de maand October aan de markt worden ge bracht en door alle standen versch bij wijze van groente worden gegeten. U heeft zeker wel eens in den kersentijd langs de Lek of Waal per stoomboot gevarep, nu evenzoo zien de lo kale bootjes in de omstreken van Bordeaux er uit; opgestapeld vol met manden ceps", zooals ze daar genoemd worden. Men heeft daar de gewoonte Om ze in olie te bakken, zoodat een Hollandsche tong, die aan boter gewend is, eerst aan- die flauw-yette oliesmaak moet wennen. Overigens is biet een zeer smakelijk gerecht. Aangezien ik toen nog geen flauw begrip van verschillende soorten paddestoelen had, weet ik niet welk soort dit was, alleen weet ik dat ze donker van. kleur en groot van stuk waren, eens heb ik zelfs een hoed op tafel gezien, die zeker 15 centimeter door snee had. (Cèpe de Bordeaux =: Boletus edulis. H.) " W-SSS*^ .'*' Circa tien jaar geleden hadden wjj hier in ; Rj3ttfr4jifa$e<qn PiUwfijp dat lanj^ffe huizen Ventte. ttjhad ook'éns donker grïpt soort met donkerpaarse ISmeHfen. Bij hfe doorsnijden verkleurden deze soort eenigszins paars. Ik heb later nooit kunnen uitvinden welke soort dit was, ik heb'ze buiten nooit gevonden en wannér ik ze'nu vond, zou5'ik ze niet een» meer durven.-eten. (Stellig een Paallpta of Champignon-soort. H.) Sedert zes Jaar ben & [nu zelf aan het zoeken. .Mijn huisgezin is namelijk geregeld in de maanden Juni, Juli n Aug. te Bennekom buiten en dan kom ik lederen Zondag en af en toe een weekje of 14 dageüook aldaar. Eerst ben ik door een kennis op weg geholpen en later heb ik mijn kunde uit een paar werkjes over paddestoelen geput. Het meeste heeft mij daarbij geholpen een klein groen boekje van een Duitschen Professor, goed geïllu streerd, dat u zeker wel kent. Ik ben het helaas kwijt, anders zou ik u schrijver en titel opgeven. (Prof. Ruil, Essbare Pilze. II) Ik bepaal mij nu hoofdzakelijk tot de Boletussoorten. Die zijn gemakkelijk aan den vorm te her kennen en alle soorten daarvan, die zuiver blank op de snede blijven zijn gerust eetbaar. Zijn nu de boletussen heelemaal niet te vinden dan vergenoegen wij ons met cantharelles; die zijn echter lang niet zoo lekker. Nu groeien er rond Bennekom naar mijn gissing drie soorten boletus, maar of ik nu een B. edulis of een andere te pakken heb kan ik waar lijk niet constateeren. Het wil mij zelfs wel eens voorkomen, dat het eigenlijk maar n soort is dat door veranderde levens omstandigheden een ander uiterlijk gekregen heeft. Op de heuvelen in het bosch is het steeds een roodbruine hoed die bij ouderdom lichter wordt, in het lage land langs de greppels (liefst niéuw afgestokene) oen kali'sleerkleurige, en in de berm van de wegen een heel licht bruine platte hoed en ietwat dikkere steel. Nu is een dikke steel veeal een teeken van ziekte, meest worm. Van de tien B. die men ziet staan, zijn er vijf te oud om te eten ; dan wordt het vleesch pappig en slap, en van de overige vijf zijn er vier door den worm aangetast. Het eekhoorntjesbrood (naar ik meen B. luteus) door u in Hei en Dennen beschreven is mij nog nooic voorgekomen. Ik heb nog nooit een boletus met een ring om den steel gezien, ((fa maar eens in't (fooi zoeken! H.) Men moet soms een heel terrein afioopen om een maaltje bij elkaar te krijgen; doch is men gelukkig dan levert n exemplaar dikwijls een voldoende portie voor n persoon op. Het heeft naeer van een jacht dan van een zoeken, het beste is nog per fiets. Eens is mij een exemplaar voorgekomei dat cirea dertig duim doorsnee had over den hoed en dat zeker meer dan een kilo woog. Dat mijn disch nu tot deze soorten bepaald blijft, ligt mijns inziens aan de beperktheid van mijn terrein, waarop andere soorten niet voorkomen. De witte eigenlijke Champignon b.v. heb ik nog nooit ontmoet. Wel ken ik de Grosze Schirmpilz" door U in de Groene uitgeteekend, maar die is heusch niet lekker om te eten. De steel is draderig en van de hoed blijft nagenoeg niets over, wanneer men al de schubjes er afgesneden of getrokken heeft. Een heel lekker soort is nog de zoogenaamde ,,Eierbovist" een ronde witte kogel zoo groot als een vuist; maar die inoet heel versch wezen; en ik weet maar een plekje waar die groeit ongeveer een uur van Bennekom. Een groot bezwaar bij de consumptie van paddestoelen is, dat ze zoo teer zijn en slecht verzonden kunnen worden. Vele exemplaren kunnen niet tot den volgenden dag bewaard worden, veel minder verzonden. De Cantha rellus is daar beter voor geschikt; maar daar entegen veel minder fijn. Om nog eens op de Cantharelles op Pfefferlinge zooals de Duitschers zeggen terug te komen; de kwestie om de valsche van de echte te onderscheiden is een moeielijke zaak. U zegt in een van uw werkjes dat hij ge lukkig heel zelden voorkomt en dat hij behalve aan de kleur aan de nerf van onderen te herkennen is. Maar hoe kan men de nerf herkennen, wanneer zij heel jong zijn. De echte zijn het lekkerst, wanneer de kroon zich nog niet ontplooid heeft en de steel nog dik en sappig is; later worden ze spoedig draderig. Heeft u wel eens een jong exem plaar van de valsche C. gevonden? Of zou de oplossing te vinden zijn in het geen mij de bovenvermelde persoon, die mij het eerst op weg hielp, mededeelde en wat hij natuurlijk ook weer bij overlevering gehoord had. Hij zeide : al dat helder »ele goed is eetbaar, maar je moet voorzichtig wezen, wanneer ze te oud zijn, worden ze vergiftig." Ofschoon men oppervlakkig zou denken, dat zulk een waterhoudend gewas het best bij regenweter zou gedijen, is mij toch ge bleken, dat warmte veel meer bevorderlijk is voor den groei dan regen. De meeste wegen, mits de beplanting zwaar genoeg is, leveren een goeden oogst op, b.v. de straatweg van Voprthuizen naar Amers foort. Ik geloof dat dit ook veel hieraan ligt, dat de paardemest niet verzameld maar eenvoudig aan de kant geschoven wordt. Het soort dat langs de wegen groeit, is mijns inziens het fijnste van smaak. UEd. dw. dr. H. P. D. CHABOT. M. U heeft heel goed waargenomen, wat de natuur u omtrent paddestoelen op te mer ken gaf. De verschillende Boletussen even wel zijn meest alle, wel degelijk onderschei den soorten. Ook uw opmerking over regen en warmte in verband met het opschieten is juist. Ik zal u als ze er a.s. Zondag nog zijn, een geringden Boletus en ook een jonge valsche Cantharelle zenden. Ze zijn best ken baar; of ze giftig zijn is ook nog maar zeer twijfelachtig. E. Hs. Nog eens: Philantropie en Verbeterde Kleeding. In 't najaar 1903, verscheen van onze Vereeniging een stuk Philantropie en Ver beterde Kleeding" geheeten, dat door de Pers opgenomen en verbreid, krachtig mee werkte om doelmatige vrouwen- en kinderkleeding te brengen onder groepen van het Nederlandsche volk, die anders misschien nog langen tijd daarvan verstoken zouden blijven. Reeds in 't jaarverslag over 1903 kon ik aan de Alg. Verg. het volgende verslag uit brengen: Na de publiceering van ons in gezonden stukje kwamen zij in, de aanvra?vragen Qm ónze mand met goedkoopere kleeding. Besturen van AVeldadigheidsvereenigingen wenschten haar voor hun bedeel den, onderwijzeressen voor hun lessen in de nuttige handwerken, een directrice eener kweekschool voor haar interne kweekelingen, een huismeesteres van een sanatorium voor haar onvermogende patiënten enz. Meer dan 40 aanvragen kwamen reeds in en nog altijd blijft de belangstelling toenemen. Zoodat het hoofdbestuur dan ook besloot een 2de mand te doen samenstellen. In 1904 kon ik melden : Acht.-en-twintig vereenigingen die kleeren verstrekten aan minderbedeelden ontvingen de mand met goedkoope kleedingstukken. Deze mand werd nog aangevuld met genaaid ondergoed voor vrouwen, waardoor zij nog beter aan haar doel zal beantwoorden." In onzen tijd van nieuwe denkbeelden is propaganda en reclame voor die denkbeelden een gebiedende eisch. Het Frappez. frappez toujours" geeft mij dan ook aanleiding in herinnering te bren gen: Dat onze goedkoopere kleeding, voor alle Vereenigingen of Kransjes die werken voor minderbedeelden en die belangstellen in de wijze, waarop de Vereeniging voor Verbetering van Vrouwenkleeding zich die kleeding denkt, tegen betaling der verzendingskosten ter inzage te verkrijgen is bij Alkmaar, A. AUKEH?TIMMERS, Oude Gr. 170. Administratrice der II.Bdoozen Vereeniging ter Behartiging van de Belangen der Vrouw. Bovengenoemde vereeniging te Rotterdam heeft aan Z. E. den Minister van Justitie onderstaand adres gezonden. De Ver. t. Ben. v. d. bel. d. Vr., goed gekeurd enz., neemt eerbiedig de vrijheid onder de aandacht van Uwe Exc. te brengen de volgende overwegingen: of het niet zeer wenschelijk zou zijn, dat vrouwen lid werden van de in te stellen Voogdijraden en in aanmerking kwamen voor de daarbij te vervullen betrekking van secretaris. Zij waagt het Uwe Exc. er op te wijzen: dat deze laatste betrekking, goed opgevat, veel tijd en inspanning zal vorderen, dat er vele vrouwen zijn, die de geschikt heid voor die betrekking hebben en daarbij over den noodigen tijd kunnen beschikken, dat eene vrouw, daartoe benoemd, allicht daarin hare hoofdwerkzaamheid zou vinden en door de belooning aan die betrekking verbonden een vrij onafhankelijk bestaan zou erlangen, terwijl een man dat werk waar schijnlijk als nevenbetrekking zal beschouwen. Anne Marie de Bovet. Francis Maro (Marie Franzosj. Modes: de hoed. Nog een andere vrouw uit de groote wereld, Marie Anna de Bovet schreef een bundel novellen, getiteld : Fort comme la vie." De menschkundige en philosophisch-wetinte inhoud dezer verhalen wordt zeer geroemd. De titel voert onze gedachten terug naar den aandoenlijken roman van Guy de Maupassant, Fort comme la Mort", een werk waarin op meesterlijke wijze wordt onthuld de stijgende bekommernis, de smart en de wanhoop eener vrouw, die bij het klimmen der jaren het verdwijnen van haar schoonheid angstvallig bespiedt. * ». * Marie Franzos, schrijvend onder den naam : Fransis Maro, deed in haar vaderland Oos tenrijk, wat mejuffrouw Philippine Wijsman ten onzent deed. Beide dames deden de Zweedsche letterkunds in haar respectieve landen ingang en waardeering vinden door de verdienstelijke wijze waarop zij uit het Zweedsch vertalen. Beider arbeid werd door een koninklijke onderscheiding beloond. De gouden medalje aan onze landgenoote mej. Wijsman, door Oscar II verleend, is thans ook aan de Oostenrijksche schrijfster Francis Maro uitgereikt als belooning voor haar keurige vertalingen uit het Zweedsch. * * # Nu wij weer voor de moeilijkheid geplaatst worden een keuze te doen in het hoofd-a.rlike\ van ons toilet, een nieuwen winterhoed, kunnen wij wel eens een oogenblik onze aandacht bepalen bij de door alle tijden en bij alle volken bekende hoofdbedekking, genaamd hoed. Een smaakvol ii;eklee<le vrouw kan tóch een min of meer onbehagelijken indruk maken, wanneer zij haar hoed niet met het meeste overleg en verstand kiest. De vorm, de afmeting en de kleuren van een vrouwenhoed moeten in harmonie zijn met den leeftijd, den snit van gelaat, en de kleur van 't haar der vrouw. Koningin Alexandra geeft in de keuze harer hoeden een volgens waardig voorbeeld. Mode of geen mode, zij draagt altijd kleine hoeden, omdat groote hoeden haar niet flatteeren. Een verstandige vrouw zorgt er voor steeds zoo behagelijk mogelijk voor den dag te komen. Een koningin mag dit nimmer verzuimen, want, geheel haar uiterlijk moet genade vinden in de oogen van het steeds door kritische publiek. De oude Grieken droegen meestal een hoofdbedekking van fijn geweven wol, of laken. Vrouwenhoeden schijnen in de Grieksche oudheid een onbekend artikel te zijn. Een bizondere beteekenis verkreeg de hoed bij de oude Romeinen. De hoed was het symbool der vrijheid. Een in vrijheid ge stelde slaaf, ontving een hoed. De Babyloniërs droegen een soort tulband ; de Meden een tiara of spits hoedje. De Egyptenaren droegen hoeden met breede randen. In de middeneeuwen droegen de mannen om hun hoofden tegen den -invloed van weer en wind te schutten, de bekende kap pen. Tegen de helft der vijftiende eeuw werden door her manvolk in Frankrijk; Engeland en in de Nederlanden groote hoe den gedragen. Deze werden toen niet meer al* weeldeartikel beschouwd, maar als een on-, misbaar attribuut van uiterlijken tooi, even goed als keten en wambuis. Spanjaarden hebben ten allen tijde veel opgehad ruet hoeden. Bevallig van vorm, zwierig op 't hoofd gezet en vol gratie ter hand genomen om aan schoone vrouwen een eerbiedigen groet te brengen, zoo was en is de Spaansche hoed. In het midden der XVIde eeuw werd reeds de hoed boven alle andere hoofddekkingen verkozen. In Frankrijk, Engeland en in de Nederlanden-werden hoeden gedragen met zeer breeden^ rand, die aan de rechterzijde was opgeslagen. Vrouwen droegen destijds kleine hoedjes van soupele stof vervaardigd en versierd met kostbare steenen, borduursel en veeren. Toon reeils had men' voor de ver schillende jaargetijden, verschillende hoeden. 's Winters droeg men hoeden a laFrancaise, in 't voorjaar i l'Espagnole en zomers a la Turquo. Aan het einde der XVIde eeuw was in het artikel hoed een zeer groote verscheidenheid. Hendrik IV droeg bij voorkeur groote, ronde platte hoeden met breeden rand aan n zij opgeslagen. De hoed was wit of zwart en altijd getooid met prachtige, witte struisveeren. Even als van de tegenwoordige Czarina, en van wijlen Paus Leo XIII, was wit de lievelingstint vanden driftigen, gemoedelijken, joligen Franschen koning Hendrik IV, die in 1510 door sluipmoord om 't leven kwam. Koningin Elizabeth, de trotsche, ijskoude, heerschzuchtige Souvereine van Engeland achtte zich geroepen het dragen van hoeden aan burgers te ontzeggen. Engelschëdames droegen destijds Spaansche mannenhoeden, weelderig getooid met veeren en preciosa. In Holland droegen de mannen destijds meestal hooge platte hoeden, terwijl in Duitschland, Zwitserland en Skandinavi de hoed gedragen werd door de volks klasse, de aanzienlijken gaven, de voor keur aan de flatteerende baret, waarvan de dracht het langst werd gehandhaafn door vrouwen. In de XVII eeuw kwam weer een groote verandering in het model van den hoed. De hooge, stijve hoed maakte plaats voor den grooten, slappen hoed met zér breeden rand. Dit model, feitelijk bestemd voor krijgslieden, tooide weidrade vreedzame kruinen van eerzame burgers en burgeressen. In den loop der XV11 eeuw wijzigde zich in Frankrijk het model groote, slappe hoed in steek. Zelfs van 1700 1750 bleef de Tricorne" van zwarte zijde of bever vel en verzierd met plumage" nog zeer modieus. De toen volgende pruikentijd maakte hoeden bijna overbodig. Zij werden dan ook in de hand of onder de arm gehouden. Toen de pruiken kleiner werden kreeg de hoed gaandeweg de plaats terug die hem toekomt. In 1770 kwamen de chapeaux hollandais, de chapeaux Ango-Amèricains" de chapeaux jockey" en !e chapeau Indépendant" in zwang. En sedert 1789 het potsierlijke zoowel door mannen als vrouwen gedragen model pain de sucre". Al naar dat vrouwen hooge of lage kap sels droegen, dekten zij haar hoofd met mutsen, kleine of groote hoeden, en bepaalde haar keuze bij de Incroyable" de Capote" de Bergere". Gedurende het eerste Keizerrijk zag men de onmogelijkste en zonderlingste combinaties. Vrouwen met antieke Meeding, wi«r kopjes schuil gingen in moderne hoeden van de grilligste afmetingen. Het dragen van den turban von i men destijds zelfs voor vrouwen, eigenaardig en coquet. CAPRICE. Gevulde Champignons. Benoodigdheden: Champignons, l sjalot, 30 gram boter, l thee lepel gehakte pieterselie, paneermeel, peper en zout, bruine saus. Bereiding: Maak de champignons schoon, hol ze uit. Hak de sjalot, de pieterselie, den afval van de champignons, fruit dit alles in de boter, voeg er de bruine saus bij, het paneerrceel, de peper en het zout. Vul hiermee de champignons en plaats ze tien minuten in den oven. Presenteer hierbij croutons van gefruit brood.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl