Historisch Archief 1877-1940
No. 1476
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Jl*
DAMEjS.
Mejuffrouw S. Heijermans.
Illllllllllllll l UMI Illllllirilllllllllll Mllllllll IIIIIJ
M de winter tornt.
En tot nu toe was onze stem als die van
een roepende in de woestijn.
Het zal ongeveer een jaar of zes geleden
zijn, dat mij in een hoedenwinkel een lade
werd getoond, waarin een honderdtal
vogellijkjea in bonte kleurenpracht waren geëta
leerd.
Vol verbazing vroeg ik aan de winkeljuf
frouw, hoe de eigenares van de zaak er toe
was gekomen, zóo'n menigte vogeltjes in te
slaan, nu er van alle kanten werd gepro
testeerd tegen het dragen van vogels op de
'bloeden.
De juffrouw keek mij aan, alsof ze wilde
zeggen: Maar kent u dan zóó weinig uwe
geslacht sgenooten ?"
Het flatteert...!" was haar antwoord en
daarom is het ons vrouwen toch maar te
doen l". ..
Zes jaren geleden gingen er reeds stemmen
pp, tegen die b,arbaarsche gewoonte, en nu
in den jare 1905 taleeren de winkeliers nog
steeds onbeschaamd vogels van diverse
plumage in hun winkelkasten.
En de dames vertoonen zich nog steeds,
evenals hare zusters uit den oertijd, met bont
gekleurde vogellykjes op haar hoofddeksels,
op matinees en tea'sl
Schande over u, gij vrouwen die
hetmartelen van onschuldige diertjes helpt besten
digen, ter wille van uw dwaze ijdelheid I
Toen in 1900 professor Max Fleisch
geneesheer-anatoom te Frankfort een geschrift ia
het licht gaf, waarin hij op
wetenschappeUjken grond de vivisectie verdedigde,
aarzelde hij niet, de maatschappij de vele
gruwelen te ver^ten in 'den dienst der mode
gepleegd!-op allerïei'gebied.
n de man had gelijk!...
Wij zullen nu eens nagaan, welke die
gruwelen alzoo zijn:
Volgens de opgaven en statistieken door
den Oostenrykschen Bond van vogelvrienden
te Graz verzameld, zy'n in de laatste dertig
jaren meer dan 3 duizend millioen vogels aan
de mode opgeofferd. De jaarlijksche invoer
in Europa bedraagt pl.m. 175 millioen stuks
(dus millioenen bij millioenen vrouwen dragen
vogels op de hoeden in ons beschaafd Europa!)
In Londen alleen worden soms 800.000
vogelhuidjes op n dag verhandeld!
Vooral de aigrettes (dames van middelbaren
leeftijd en daarboven, die op uw capótes een
aigrette onmisbaar acht, let wel op) die
luchtige fijne veertjes, vertegenwoordigen een
der afschuwelijkste wreedheden. Als een
reiger zijn jongen voedt, is hij getooid voor
die teedere taak met de gezochte aigrette.
Daar hij, bij gevaar zijn jongen beschermt
is hij voor den jager een gemakkelijke prooi!
De jongen verhongeren bij gebrek aan de
moederzorg, maar gy dames, hebt weer n
aigrette mér om uw hoed te versieren I...
Dons. Dit wordt verkregen in IJsland of
Groenland.
Als het wijfje van de eidergans haar
nestje maakt, dan pikt ze zich de zachtste
teeren uit de borst.
Als het nestje gereed is, dan komen de
zoekers en nemen bet dons weg.
Als de moeder geen veeren meer heeft om
het nestje mee te kunnen dekken, dan komt
het mannetje ter hulp. Hij plukt zich nu
de veeren uit de borst. Zijn veeren hebben
gelukkig voor de jongen niet zooveel
waarde ajs die van het wijfje, dat met geheel
kaalgeplukt barstje zijn arbeid gadeslaat.
En zóó verkrijgt gij' moeders het zachte
donzen dekbedje voor uw jongeborene !
Ivoor. In Afrika werden jaarlijks minstens
65000 olifanten gedood om het noodige ivoor
te bekomen.
Olacé-handschoenen. Ziehier wat in de Veg.
Bode, volgens den heer de Clercq, door een
professor uit Tyrol wordt geconstateerd :
Voor het vervaardigen van glac
-handschoenen, is het vel van jonge geitjes noodig.
De fijne velletjes van nog niet geboren diertjes,
worden daarvoor gebruikt, natuurlijk ten
koste van het leven der moeder.
Levend villen van de diertjes wordt aan
bevolen.
Astrakan. De Russische lamsvellen die het
zoo kostbare Astrakan leveren, worden op
niet minder wreede wijze verkregen.
De doodstrijd van het nog ongeboren lam
doet het vel zoo mooi krullen! Het bont
krijgt daardoor hooge waarde!
Sealskfn. De wreedheden die bij de
robbenvangst in de Behringzee plaats hebben, zijn
ontzettend. De arme dieren, die zich moeilijk
op den grond kunnen voortbewegen, worden
soms mijlen ver het land ingejaagd, om dan
met stokken te worden doodgeslagen.
Professor Jordan, rekende dat er gemiddeld
per maand meer dan 600.000 robben werden
gedood.
Da Engelschënatuurkundige Lee schrijft :
Elk damesmanteltje van robben- of zeehonden
bont wordt verkregen ten koste van zes zee
honden, die nagenoeg allen levend gevild
worden.
Mijlen ver hoort men het gekerm der
slachtoffers!
Dit geschiedt om de heeren mooie voering
in hunne pelsen en de dames jacquettes te
verschaffen.
Bont. Als men wist op welke wijze het
bont wordt verkregen, dan twijfel ik er niet
aan, of de dames zouden zich al langen tijd
hebben vergenoegd met het dragen van
uitsluitend veeren boa's, van veertjes die de
struisvogels bij het ruien zonder pijn kwijt
raken.
Het bont wordt namelijk op niet minder
onschuldige wijze verkregen.
Het meest voorkomende is gemaakt uit
kattenvelleu. Maar op welke wijze ?
Om de huid ongeschonden te bewaren, worden
onze dakhazen levend uiteengetrokken of wel
gevild.
Vreeselijk, niet waar?
Evenzoo gaat het met de geiten wier vellen
voor haardkleeden worden geprepareerd.
Vóór alles moet het vel worden gespaard;
het leven der arme weerlooze dieren komt
niet in aanmerking.
En nu, wat te doen om deze gruwelen,
wier aantal en uitbreiding vél grooter is,
dan in dit kort bestek kunnen worden ver
meld, te doen ophouden ? Ik wanhoop er aan,
en de meeste dierenvrienden met mij, dat
het thans levend volwassen geslacht zich veel
van het hierboven vermelde zal aantrekken l
Ik twijfel niet, of we zullen dezen winter
als te voren pijnlijk worden aangedaan, door
het zien van hoeden metvogellijkenof aigrettes.
Maar wij vestigen onze hoop op het komend
geslacht.
Het vorige jaar werd aan de onderwijzers
en onderwijzeressen gelegenheid gegeven, toe
te treden als buitengewoon lid der Ned. Ver.
tot bescherming van vogels.
Nu zijn reeds 14 kinderbonden opgericht,
door deze toegetfedenen. Daarin luidt het:
De kinderen van dezen bond verbinden
zich geen nesten uit te halen, geen veeren
te dragen, (ik herhaal het: Struisveeren
worden verkregen zonder letsel aan het dier
te veroorzaken) en de vogels gedurende het
barre jaargetijde te voeden.
Ddar moet het heen! Het jonge voor het
goede zoo ontvankelijk gemoed bewerken;
en dan eerst kunnen wij gegronde hoop
koesteren dat het eindelijk zal dagen in het
Oosten".
Als de onderwijzeressen en de onderwijzers
voorgaan, dan moeten de ouders wel volgen.
Dan zal geen moeder zich meer durven ver
toonen aan hare kinderen met vogel of
aigrette op den hoed!
En ook de ouders zullen hoe langer hoe
meer overtuigd worden van de waarheid der
gulden spreuk :
Wat gij niet wilt dat u geschiedt,
Doe dat dan ook een ander niet!"
H. VAN DB MOER.
Zwammen zoeten en eten.
(Slot).
-Steinpilze, Keitzker Pfifferlirige. oder
Merpilze, Cantharellus werden wie dje Champig
nons geputzt, gewaschen, in Stukke
gesehnitten, in kochendem Wasser nit Salz Uanchiert
zlim Abtropfen auf ein Sieb geschüttet nd
mit Salz, Butter, Pfeffer, Peterselie und ein
wenig geriebener Kummel kurz eina;eschmort.
(gestoofd). Auch kann man sie nach d.
Blanchieren und Abtropfen in feine Scheiben
Schneiden, in einer eisernen Pfanne mit
Butter, Salz und Pfeffer gelblich braten, mit
einer kl. eisernen Schaufel dann und wann
umdrehen und zulezt gehackte Peterselie
daranthun.
Van eene lezeresse der Groene Courant, die
met genoegen uwe besprekingen leest en
gaarne eenige Pfifferlinge wil zenden, om ze
met de Hollandbche cantherelllen te verge
lijken. Zij komen bij menigte hier op de markt.
Frau Professor Dr. SCHMAESOW.
Leipzig.
*
W ij h e, 29 Aug. '05.
In uw schrijven: zwammen eten" in de
Groene Courant zegt u, tot nu toe nog geen
recept gevonden te hebben, speciaal voor het
toebereiden van den eierzwam. Ik ben zoo
vrij er u een paar te geven.
Het beste is, de cantharellen 's morgens te
zoeken, dan kunnen ze dien zelfden middag
klaar gemaakt worden; ze hebben dan een
fijnen geur en smaak, die zij geheel verliezen
als u ze b.v. 's avonds van eene tocht mee
brengt en ze den nacht over uitgespreid laat
liggen, altijd ongewasschen. U brengt ze 's mor
gens mee, laat ze rustig tot den middag
liggen, u maakt het zand er af, ook het onderste
gedeelte van de steel en de bruine randen;
u waicht nog eens goed het zand er uit en laat
ze een tien minuten op een doek liggen; dan
gaat die eigenaardige boschlucht er af. Als
u ze om vijf uur klaar wilt hebben, zet u
ze iets voor half vijf op het vuur, zonder
water en laat ze spoedig aan de kook komen,
u kunt er al het sap op laten verkeken en
stooft ze dan met een beetje boter, na er bij
het opzetten zout in gedaan te hebben; u
kunt er ook wat sap op laten en binden
dat met wat gebrand meel, dan komen de
cantharellen in eene saus te liggen.
Is het erg droog weer, en zijn uw
eierzwammen reeds door de zon gedroogd en
leerachtig, doe er dan wat water bij. Zijn
uw eierzwammen zóó vochtif, dat ge er het
water uitdrukken kunt, dan is het beter ze
niet mee te nemen, zij moeten dan ongezond
zijn. U kunt de eierzwammen heel laten of
in stukjes snijden, het laatste is altijd veiliger
maar 't ziet er dan niet zoo aardig uit..
In de hoop, u niet te lang verveeld te
hebben, na beleefde groeten.
Uw. d.w.
Mej. F. ENGELS.
Bussum, 3 September 1805.
Geachte heer Heimans!
Misschien kunnen de hieronder volgende
cijfers u eenige vergoeding geven voor de
teleurstelling bij het onderzoek van het ge
bruik van paddenstoelen in Duitschland, in
verband met uw uitlating over het laten
verloren gaan van zooveel paddenstoelen in
Nederland.
In de laatste aflevering van de Consu
laire Verslagen" meldt de Nederl. consul te
Kobe, dat er in 1904 uit Japan werden uit
gevoerd :
Kin 2,194,424 gedroogde paddenstoelen ter
waarde van yen 1,803,225.
l kin =00 Kg. l yen =: pi. m. 1.22 in
Holl. cijfers dus: 1,316,654 Kg. t. w. v.
? 1,589,934M. Voor 1903 bedroegen deze
cijfers: kin 1,550,483 yen 654,320, in 1904
dus een vermeerdering van bijna 50 pCt.
Waar deze paddenstoelen voor bestemd zijn
en hoe zij worden geconserveerd' en ge
bruikt, kan ik u helaas, niet zeggen, doch
de cijters zijn, wat hoeveelheid en waarde
betreft, belangrijk genoeg,
Hoogachtend
Uw dw. dr.
E. WEITINGA.
Voor Soja wellicht? Dan kunnen 't cham
pignons zijn. Misschien kan en wil een des
kundig lezer ons nader inlichten.
E. Hs.
Rotterdam, 28 Aug. 1905.
Den WelEd. Heer E. Heimatts.
Amsterdam.
Mijnheert ?.?????
Vergun mij dat ik u naar aanleiding van
uw laatste artikelen Uit de Natuur" in de
groene Amsterdammer over paddestoelen
eenige mededeeljngen doe (voor u misschien
niet erg interessant) in de hoop dat u mijn
geringe kennis op dit punt hier en daar zult
kunnen en willen aanvullen. Sedert zes jaar
ben ik een ijverig zoeker en eter van padde
stoelen ; maar het gaat mij even als de lieden
die u op reis ontmoette,:, mjjn, consumptie
bepaalt zich tot 4 of 5;8,oorttin. Ook moet
ik u bekennen dat ik het hpofdvraagstuk:
hoe kan de enorme, kwaiititeil cantharellus
die ons land jawlij^»::«J?V6vert' verwerthet"
worden, niet kan oplossen^ Ik vermoed echter
dat dit wel in het .een:;:Qf afidere Duitsche
kook- of huishoudbdek ie finden zal zijn.
(Daarin zit 'm de eenige-mdeilijikheid niet. H.)
Een vriend van mij die délaatste twee
winters te Berlijn doorbracht verklaarde mij
ten minste, dat hij aldaa* bjj aïle mogelijke
gerechten bijna dagelijks cantharellus als
toespijs kreeg; vermoedelijk dus geconserveerd.
Mijn eerste kennismaking met eetbare
paddestoelen was in het jaar '78 te Bordeau
alwaar groote hoeveelheden/ omstreeks de
maand October aan de markt worden ge
bracht en door alle standen versch bij wijze
van groente worden gegeten. U heeft zeker
wel eens in den kersentijd langs de Lek of Waal
per stoomboot gevarep, nu evenzoo zien de lo
kale bootjes in de omstreken van Bordeaux er
uit; opgestapeld vol met manden ceps", zooals
ze daar genoemd worden. Men heeft daar de
gewoonte Om ze in olie te bakken, zoodat
een Hollandsche tong, die aan boter gewend
is, eerst aan- die flauw-yette oliesmaak moet
wennen. Overigens is biet een zeer smakelijk
gerecht. Aangezien ik toen nog geen flauw
begrip van verschillende soorten paddestoelen
had, weet ik niet welk soort dit was, alleen
weet ik dat ze donker van. kleur en groot
van stuk waren, eens heb ik zelfs een hoed
op tafel gezien, die zeker 15 centimeter door
snee had. (Cèpe de Bordeaux =: Boletus
edulis. H.) " W-SSS*^ .'*'
Circa tien jaar geleden hadden wjj hier in
; Rj3ttfr4jifa$e<qn PiUwfijp dat lanj^ffe huizen
Ventte. ttjhad ook'éns donker grïpt soort
met donkerpaarse ISmeHfen. Bij hfe doorsnijden
verkleurden deze soort eenigszins paars. Ik
heb later nooit kunnen uitvinden welke soort
dit was, ik heb'ze buiten nooit gevonden en
wannér ik ze'nu vond, zou5'ik ze niet een»
meer durven.-eten. (Stellig een Paallpta of
Champignon-soort. H.)
Sedert zes Jaar ben & [nu zelf aan het
zoeken. .Mijn huisgezin is namelijk geregeld in
de maanden Juni, Juli n Aug. te Bennekom
buiten en dan kom ik lederen Zondag en af en
toe een weekje of 14 dageüook aldaar. Eerst
ben ik door een kennis op weg geholpen en
later heb ik mijn kunde uit een paar werkjes
over paddestoelen geput. Het meeste heeft
mij daarbij geholpen een klein groen boekje
van een Duitschen Professor, goed geïllu
streerd, dat u zeker wel kent. Ik ben het
helaas kwijt, anders zou ik u schrijver en
titel opgeven. (Prof. Ruil, Essbare Pilze. II)
Ik bepaal mij nu hoofdzakelijk tot de
Boletussoorten.
Die zijn gemakkelijk aan den vorm te her
kennen en alle soorten daarvan, die zuiver
blank op de snede blijven zijn gerust eetbaar.
Zijn nu de boletussen heelemaal niet te vinden
dan vergenoegen wij ons met cantharelles;
die zijn echter lang niet zoo lekker. Nu groeien
er rond Bennekom naar mijn gissing drie
soorten boletus, maar of ik nu een B. edulis
of een andere te pakken heb kan ik waar
lijk niet constateeren. Het wil mij zelfs wel
eens voorkomen, dat het eigenlijk maar
n soort is dat door veranderde levens
omstandigheden een ander uiterlijk gekregen
heeft. Op de heuvelen in het bosch is het
steeds een roodbruine hoed die bij ouderdom
lichter wordt, in het lage land langs de
greppels (liefst niéuw afgestokene) oen
kali'sleerkleurige, en in de berm van de wegen
een heel licht bruine platte hoed en ietwat
dikkere steel. Nu is een dikke steel veeal
een teeken van ziekte, meest worm. Van de
tien B. die men ziet staan, zijn er vijf te oud
om te eten ; dan wordt het vleesch pappig
en slap, en van de overige vijf zijn er vier
door den worm aangetast.
Het eekhoorntjesbrood (naar ik meen B.
luteus) door u in Hei en Dennen beschreven
is mij nog nooic voorgekomen. Ik heb nog
nooit een boletus met een ring om den steel
gezien, ((fa maar eens in't (fooi zoeken! H.)
Men moet soms een heel terrein afioopen om
een maaltje bij elkaar te krijgen; doch is men
gelukkig dan levert n exemplaar dikwijls
een voldoende portie voor n persoon op.
Het heeft naeer van een jacht dan van een
zoeken, het beste is nog per fiets.
Eens is mij een exemplaar voorgekomei
dat cirea dertig duim doorsnee had over den
hoed en dat zeker meer dan een kilo woog.
Dat mijn disch nu tot deze soorten bepaald
blijft, ligt mijns inziens aan de beperktheid
van mijn terrein, waarop andere soorten niet
voorkomen. De witte eigenlijke Champignon
b.v. heb ik nog nooit ontmoet. Wel ken ik
de Grosze Schirmpilz" door U in de Groene
uitgeteekend, maar die is heusch niet lekker
om te eten. De steel is draderig en van de
hoed blijft nagenoeg niets over, wanneer men
al de schubjes er afgesneden of getrokken
heeft. Een heel lekker soort is nog de
zoogenaamde ,,Eierbovist" een ronde witte
kogel zoo groot als een vuist; maar die inoet
heel versch wezen; en ik weet maar een plekje
waar die groeit ongeveer een uur van
Bennekom.
Een groot bezwaar bij de consumptie van
paddestoelen is, dat ze zoo teer zijn en slecht
verzonden kunnen worden. Vele exemplaren
kunnen niet tot den volgenden dag bewaard
worden, veel minder verzonden. De Cantha
rellus is daar beter voor geschikt; maar daar
entegen veel minder fijn.
Om nog eens op de Cantharelles op
Pfefferlinge zooals de Duitschers zeggen terug te
komen; de kwestie om de valsche van de
echte te onderscheiden is een moeielijke zaak.
U zegt in een van uw werkjes dat hij ge
lukkig heel zelden voorkomt en dat hij
behalve aan de kleur aan de nerf van onderen
te herkennen is. Maar hoe kan men de nerf
herkennen, wanneer zij heel jong zijn. De
echte zijn het lekkerst, wanneer de kroon
zich nog niet ontplooid heeft en de steel
nog dik en sappig is; later worden ze spoedig
draderig. Heeft u wel eens een jong exem
plaar van de valsche C. gevonden?
Of zou de oplossing te vinden zijn in het
geen mij de bovenvermelde persoon, die
mij het eerst op weg hielp, mededeelde en
wat hij natuurlijk ook weer bij overlevering
gehoord had. Hij zeide : al dat helder »ele
goed is eetbaar, maar je moet voorzichtig
wezen, wanneer ze te oud zijn, worden ze
vergiftig."
Ofschoon men oppervlakkig zou denken,
dat zulk een waterhoudend gewas het best
bij regenweter zou gedijen, is mij toch ge
bleken, dat warmte veel meer bevorderlijk
is voor den groei dan regen.
De meeste wegen, mits de beplanting zwaar
genoeg is, leveren een goeden oogst op, b.v.
de straatweg van Voprthuizen naar Amers
foort. Ik geloof dat dit ook veel hieraan
ligt, dat de paardemest niet verzameld maar
eenvoudig aan de kant geschoven wordt.
Het soort dat langs de wegen groeit, is mijns
inziens het fijnste van smaak.
UEd. dw. dr.
H. P. D. CHABOT.
M. U heeft heel goed waargenomen, wat
de natuur u omtrent paddestoelen op te mer
ken gaf. De verschillende Boletussen even
wel zijn meest alle, wel degelijk onderschei
den soorten. Ook uw opmerking over regen
en warmte in verband met het opschieten
is juist. Ik zal u als ze er a.s. Zondag nog
zijn, een geringden Boletus en ook een jonge
valsche Cantharelle zenden. Ze zijn best ken
baar; of ze giftig zijn is ook nog maar zeer
twijfelachtig. E. Hs.
Nog eens: Philantropie en Verbeterde
Kleeding.
In 't najaar 1903, verscheen van onze
Vereeniging een stuk Philantropie en Ver
beterde Kleeding" geheeten, dat door de
Pers opgenomen en verbreid, krachtig mee
werkte om doelmatige vrouwen- en
kinderkleeding te brengen onder groepen van het
Nederlandsche volk, die anders misschien
nog langen tijd daarvan verstoken zouden
blijven.
Reeds in 't jaarverslag over 1903 kon ik
aan de Alg. Verg. het volgende verslag uit
brengen: Na de publiceering van ons in
gezonden stukje kwamen zij in, de
aanvra?vragen Qm ónze mand met goedkoopere
kleeding. Besturen van
AVeldadigheidsvereenigingen wenschten haar voor hun bedeel
den, onderwijzeressen voor hun lessen in de
nuttige handwerken, een directrice eener
kweekschool voor haar interne kweekelingen,
een huismeesteres van een sanatorium voor
haar onvermogende patiënten enz. Meer dan
40 aanvragen kwamen reeds in en nog altijd
blijft de belangstelling toenemen. Zoodat het
hoofdbestuur dan ook besloot een 2de mand
te doen samenstellen.
In 1904 kon ik melden : Acht.-en-twintig
vereenigingen die kleeren verstrekten aan
minderbedeelden ontvingen de mand met
goedkoope kleedingstukken. Deze mand werd
nog aangevuld met genaaid ondergoed voor
vrouwen, waardoor zij nog beter aan haar
doel zal beantwoorden." In onzen tijd van
nieuwe denkbeelden is propaganda en reclame
voor die denkbeelden een gebiedende eisch.
Het Frappez. frappez toujours" geeft mij
dan ook aanleiding in herinnering te bren
gen: Dat onze goedkoopere kleeding, voor
alle Vereenigingen of Kransjes die werken
voor minderbedeelden en die belangstellen
in de wijze, waarop de Vereeniging voor
Verbetering van Vrouwenkleeding zich die
kleeding denkt, tegen betaling der
verzendingskosten ter inzage te verkrijgen is bij
Alkmaar, A. AUKEH?TIMMERS,
Oude Gr. 170. Administratrice der II.Bdoozen
Vereeniging ter Behartiging van de
Belangen der Vrouw.
Bovengenoemde vereeniging te Rotterdam
heeft aan Z. E. den Minister van Justitie
onderstaand adres gezonden.
De Ver. t. Ben. v. d. bel. d. Vr., goed
gekeurd enz., neemt eerbiedig de vrijheid
onder de aandacht van Uwe Exc. te brengen
de volgende overwegingen:
of het niet zeer wenschelijk zou zijn, dat
vrouwen lid werden van de in te stellen
Voogdijraden en in aanmerking kwamen voor
de daarbij te vervullen betrekking van
secretaris.
Zij waagt het Uwe Exc. er op te wijzen:
dat deze laatste betrekking, goed opgevat,
veel tijd en inspanning zal vorderen,
dat er vele vrouwen zijn, die de geschikt
heid voor die betrekking hebben en daarbij
over den noodigen tijd kunnen beschikken,
dat eene vrouw, daartoe benoemd, allicht
daarin hare hoofdwerkzaamheid zou vinden
en door de belooning aan die betrekking
verbonden een vrij onafhankelijk bestaan
zou erlangen, terwijl een man dat werk waar
schijnlijk als nevenbetrekking zal beschouwen.
Anne Marie de Bovet. Francis Maro
(Marie Franzosj. Modes: de hoed.
Nog een andere vrouw uit de groote wereld,
Marie Anna de Bovet schreef een bundel
novellen, getiteld : Fort comme la vie." De
menschkundige en philosophisch-wetinte
inhoud dezer verhalen wordt zeer geroemd.
De titel voert onze gedachten terug naar den
aandoenlijken roman van Guy de Maupassant,
Fort comme la Mort", een werk waarin op
meesterlijke wijze wordt onthuld de stijgende
bekommernis, de smart en de wanhoop eener
vrouw, die bij het klimmen der jaren het
verdwijnen van haar schoonheid angstvallig
bespiedt. * ». *
Marie Franzos, schrijvend onder den naam :
Fransis Maro, deed in haar vaderland Oos
tenrijk, wat mejuffrouw Philippine Wijsman
ten onzent deed. Beide dames deden de
Zweedsche letterkunds in haar respectieve
landen ingang en waardeering vinden door
de verdienstelijke wijze waarop zij uit het
Zweedsch vertalen.
Beider arbeid werd door een koninklijke
onderscheiding beloond. De gouden medalje
aan onze landgenoote mej. Wijsman, door
Oscar II verleend, is thans ook aan de
Oostenrijksche schrijfster Francis Maro uitgereikt
als belooning voor haar keurige vertalingen
uit het Zweedsch.
* *
#
Nu wij weer voor de moeilijkheid geplaatst
worden een keuze te doen in het hoofd-a.rlike\
van ons toilet, een nieuwen winterhoed,
kunnen wij wel eens een oogenblik onze
aandacht bepalen bij de door alle tijden en
bij alle volken bekende hoofdbedekking,
genaamd hoed.
Een smaakvol ii;eklee<le vrouw kan tóch
een min of meer onbehagelijken indruk
maken, wanneer zij haar hoed niet met het
meeste overleg en verstand kiest. De vorm,
de afmeting en de kleuren van een
vrouwenhoed moeten in harmonie zijn met den leeftijd,
den snit van gelaat, en de kleur van 't haar
der vrouw. Koningin Alexandra geeft in de
keuze harer hoeden een volgens waardig
voorbeeld. Mode of geen mode, zij draagt
altijd kleine hoeden, omdat groote hoeden
haar niet flatteeren. Een verstandige vrouw
zorgt er voor steeds zoo behagelijk mogelijk
voor den dag te komen. Een koningin mag
dit nimmer verzuimen, want, geheel haar
uiterlijk moet genade vinden in de oogen
van het steeds door kritische publiek.
De oude Grieken droegen meestal een
hoofdbedekking van fijn geweven wol, of
laken. Vrouwenhoeden schijnen in de
Grieksche oudheid een onbekend artikel te zijn.
Een bizondere beteekenis verkreeg de hoed
bij de oude Romeinen. De hoed was het
symbool der vrijheid. Een in vrijheid ge
stelde slaaf, ontving een hoed. De
Babyloniërs droegen een soort tulband ; de Meden
een tiara of spits hoedje. De Egyptenaren
droegen hoeden met breede randen.
In de middeneeuwen droegen de mannen
om hun hoofden tegen den -invloed van
weer en wind te schutten, de bekende kap
pen. Tegen de helft der vijftiende eeuw
werden door her manvolk in Frankrijk;
Engeland en in de Nederlanden groote hoe
den gedragen. Deze werden toen niet meer al*
weeldeartikel beschouwd, maar als een on-,
misbaar attribuut van uiterlijken tooi, even
goed als keten en wambuis.
Spanjaarden hebben ten allen tijde veel
opgehad ruet hoeden. Bevallig van vorm,
zwierig op 't hoofd gezet en vol gratie ter
hand genomen om aan schoone vrouwen
een eerbiedigen groet te brengen, zoo was
en is de Spaansche hoed.
In het midden der XVIde eeuw werd reeds
de hoed boven alle andere hoofddekkingen
verkozen. In Frankrijk, Engeland en in de
Nederlanden-werden hoeden gedragen met
zeer breeden^ rand, die aan de rechterzijde
was opgeslagen. Vrouwen droegen destijds
kleine hoedjes van soupele stof vervaardigd
en versierd met kostbare steenen, borduursel
en veeren. Toon reeils had men' voor de ver
schillende jaargetijden, verschillende hoeden.
's Winters droeg men hoeden a laFrancaise,
in 't voorjaar i l'Espagnole en zomers a la
Turquo.
Aan het einde der XVIde eeuw was in het
artikel hoed een zeer groote verscheidenheid.
Hendrik IV droeg bij voorkeur groote, ronde
platte hoeden met breeden rand aan n
zij opgeslagen. De hoed was wit of zwart
en altijd getooid met prachtige, witte
struisveeren. Even als van de tegenwoordige Czarina,
en van wijlen Paus Leo XIII, was wit de
lievelingstint vanden driftigen, gemoedelijken,
joligen Franschen koning Hendrik IV, die
in 1510 door sluipmoord om 't leven kwam.
Koningin Elizabeth, de trotsche, ijskoude,
heerschzuchtige Souvereine van Engeland
achtte zich geroepen het dragen van hoeden
aan burgers te ontzeggen. Engelschëdames
droegen destijds Spaansche mannenhoeden,
weelderig getooid met veeren en preciosa.
In Holland droegen de mannen destijds
meestal hooge platte hoeden, terwijl in
Duitschland, Zwitserland en Skandinavi
de hoed gedragen werd door de volks
klasse, de aanzienlijken gaven, de voor
keur aan de flatteerende baret, waarvan de
dracht het langst werd gehandhaafn door
vrouwen. In de XVII eeuw kwam weer een
groote verandering in het model van den
hoed. De hooge, stijve hoed maakte plaats
voor den grooten, slappen hoed met zér
breeden rand. Dit model, feitelijk bestemd
voor krijgslieden, tooide weidrade vreedzame
kruinen van eerzame burgers en burgeressen.
In den loop der XV11 eeuw wijzigde zich
in Frankrijk het model groote, slappe hoed
in steek. Zelfs van 1700 1750 bleef de
Tricorne" van zwarte zijde of bever vel en
verzierd met plumage" nog zeer modieus.
De toen volgende pruikentijd maakte
hoeden bijna overbodig. Zij werden dan ook
in de hand of onder de arm gehouden. Toen
de pruiken kleiner werden kreeg de
hoed gaandeweg de plaats terug die hem
toekomt. In 1770 kwamen de chapeaux
hollandais, de chapeaux Ango-Amèricains"
de chapeaux jockey" en !e chapeau
Indépendant" in zwang. En sedert 1789 het
potsierlijke zoowel door mannen als vrouwen
gedragen model pain de sucre".
Al naar dat vrouwen hooge of lage kap
sels droegen, dekten zij haar hoofd met
mutsen, kleine of groote hoeden, en bepaalde
haar keuze bij de Incroyable" de Capote"
de Bergere".
Gedurende het eerste Keizerrijk zag men
de onmogelijkste en zonderlingste combinaties.
Vrouwen met antieke Meeding, wi«r kopjes
schuil gingen in moderne hoeden van de
grilligste afmetingen. Het dragen van den
turban von i men destijds zelfs voor vrouwen,
eigenaardig en coquet. CAPRICE.
Gevulde Champignons. Benoodigdheden:
Champignons, l sjalot, 30 gram boter, l thee
lepel gehakte pieterselie, paneermeel, peper
en zout, bruine saus.
Bereiding: Maak de champignons schoon,
hol ze uit. Hak de sjalot, de pieterselie, den
afval van de champignons, fruit dit alles in
de boter, voeg er de bruine saus bij, het
paneerrceel, de peper en het zout. Vul
hiermee de champignons en plaats ze tien
minuten in den oven. Presenteer hierbij
croutons van gefruit brood.