De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1905 15 oktober pagina 1

15 oktober 1905 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

H*. 1477 DE AMSTERDAMMER . isoa WEEKBLAD VOOK NEDERLAND O n. ei e r redactie Dit nummer bevat een bijvoegsel. ?va.in.cr. ID IE ic o o. Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Heerengracht 457, Amsterdam. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). Abonnement per 3 maanden . . . . . . ? 1.50, fr. p. post f 1.65 Voor Indie per jaar mail 10. AfeonderUjke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar ...... 0.12'/« Ut blad ia rerkrögbau Kiotk 10 Boulevard do» Capuciaea tegenover h»t Gr*ad Café, te Parij». Zondag 15 October. Advertentiën van l?5 regels f 1.10, elke regel meer f 0.20 Reclames per regel 0.40 Annonces nit Duitschland, Oostenrijk en Zwitserland worden uitsluitend aangenomen door de firma RUDOLF MOSSS te Keulen en door alle filialen dezer firma. De prya per regel U 35 Pfenuig. INHOUD: VAN VERRE EN VAN NABIJ: Indische begrooting voor 1906, I, door C. v. d. Pol. Om onze Eer, door H. Iviersch. ? Oorlogs schepen (vervolg), door F. J. K. Evers, beoordeelddoorG.?O ver Friesland, door Scriptor. SOCIALE AANGELEGENHEDEN : Op den verkeerden weg*in zake arbeidersverzekering? door mr. dr. H. S. Veldman' FEUILLETON: Smeulend vuur, IV, (alöt). Naar het Engelscb, van Anna A. Rogere. KUNST EN LET TEREN : Willem Ogier en Jacob Jordaens, door J. H. R. De Vlaamsche Bew.eging, door A. C. van der Cruyesen en de Redactie. VOOR DAMES: Portretten van mevr. W. Drucker en Th. P. B. Haver. Van de Prinses met bet schoone gewaad, I, door Alyda PrinsScheperg. _ ALLERLEI, door Caprice. Het, tegenwoordige stadhuis te Amsterdam sedert de laatste 100 jaren, II, (met af b.), door W. R. V; Le Retour au Pays, door H. G. Ibels. Prent- en Schilderkunst op Architecture et Amicitra, door J. \|^i N. Colledtie WernerPahl in veiling, door W. S. In het Rgksi-Museum, door W. S.?Muziek in de Hoofdstad, door Ant. Averkamp. Guido, Gezelle, (met portret). UIT DE NATÜS, ,door E. Heimans. FINANCIEELE 'EST OECONOMISCHE KRONIEK, door D. Stigter. W.at voor de hand ligt. Uit dfin Patriottentijd, II, (slot), door 3. J. Loeff. De Telegraaf'. DAMRUBRIEK. SCHAAKSPEL. . ADVERTENTIËN. Indische begrooting voor 1906. .?. . . .?._ L .-Het ontwerp van de Indische begrooifièg voor 1906 is door velen met meer -dan gewone belangstelling om niet te zeggen: met overspannen verwach tingen tegemoet gezien; eerstens omdat het stuk de onderteekening zou dragen van minister Fock; tweedens omdat het een eenigszins betrouwbaar criterium zou leveren ter beoordeeling van het regeeringsbeleid van gouverneurgeneraal Van Heutsz; dit laatste, omdat deze bewindsman moet beschouwd wor.den als de auctor intellectualis van deze hoogst merkwaardige begröttng. Of schoon deze tocnVstftat in Bet tëeken van een furieuse bezuiniging natuurlijk met eerbiediglijk ontzien van tradïtioneele geldverspilling aan deels overbodige hdoge functionarissen; met oötzien pok van tal van militaristische liefhebberijen, die men te gretiger zal aanvaarden, omdat ze immers door een buiten kijf knap generaal worden voorgesteld! niet tegenstaande dus een ijverig vergaren van les boute de chandelles, sluit ze behoudens diep-ingrijpende nota's van wijziging met een tekort van ruim 1593/4 millioen min ruim 149 millioen, d.i. dus bijna 1Q3/4 millioen gulden. Waarmee dan in 1907 de som der nadeelige saldi zal gestegen zijn tot circa 136 millioen gulden; want pp groote meevallers bestaat niet veel uitzicht; têazij op een overschrijding van de raming der tin-opbrengst. Waarom men zich bizonder spitste op deze eerste begrootings-ontwerpen van minister Fock, terwijl hij toch niet veel tijd zou hebben om ze naar zijn inzichten samen te stellen? Men zal zich nog wel herinneren, dat het kamerlid Fock verleden jaar behoorde tot het drietal regeerings-advizeurs, die middelen aan de hand moesten doen om de inlandsche bevolking op Java voor verdere inzinking" te behoeden. De door hem aangeprezen maatregelen wer den zelfs gedeeltelijk al toegepast, zooals uit de toelichtingen op de jongste, endètwee vorige begrootings-ontwerpen blijkt. En wel met een verbijsterend m'ooi succes, naar het schijnt. Want" op 19 September lieten de nieuwe ministers de koningin zeggen, dat verschijnselen zijn waar te nemen, die weder op ^Oige verbetering van den ecpnomiscjiejl. toes.tand der inlandsche bevolking qj» Java wijzen". Blijkens de memorie van t efichting op de begrooting is een y#n die verblijdende" verschijnselen .r. het toer nemend gebruik vap opium,;. ,','Dat uit dégeciteerde a^W* van <&> troonrede een bedènkelü^"" gemis ,vao erastig nadenken pve> _ge-gaarde:vap, economische verschijnselen "blijkt, wjifen, wij hier, zonder nadef-ïetpog, ev fra^n'stippen. ' ? ;; ?: rV mr. Fock adyizfprd^ dan ija~tón be schouwingen en YaffltiteU^a l^v ^bete ring vanv den ecoQösïsojbtd der inlandsche beyojJtjn Madura" nomJnaal afletó^tt tot halve maatreg^fn'; fjjj t volgt wordflfl' BamfMev^Étl en iji verhapd gebracht met de 'sjoégate . begrootingsontwerpen. '." '?'"''", l o. Voldoend onderwijs, zelfs met het vooropgezette doel om de administratieve en daarmee correspondeerende landsbe trekkingen gaandeweg pok door inlanders te doen bekleeden. Dit zou dus beteekenen, dat het kraantje waaruit voor Nederland's burgerij de Indische voordeelcn spuiten, een aardig slagje werd dicht gedraaid. Het behoeft wel niet gezegd, dat men nog geen haast heeft getoond om dit verderfelijk" advies op te volgen. Geheel daarbij aansluitend stelde mr. Fock ook bevordering van degelijk vak- en landbouwonderwijs voor. 2o. Door hygiënische voorzieningen wil mr. Fock den fysieken en economischen 'Ausdauer van de bevolking bevor derd zien. Hetgeen geheel ligt op den weg van goedgeregelde gemeente- en gewestelijke besturen, die echter onder hét tegenwoordig regiem wel nooit zullen komen, ? niet in de buitenbezittingen, doch zelfs niet op Java, niettegenstaande thans HJ/4 ton prijkt onder het hoofd decentralisatie". 3o. Bevordering van rechtszekerheid en veiligheid door hervorming en uit breiding van justitie en politie. Nuja... daarover wil men wel eens praten", als het ergens de spuigaten uitloopt, zooals in het Delische. Doch het kost veel geld, en dit is op den duur en voor alle gewesten in Indiëniet te vinden. 4o. De kleine landbouw moet worden ontwikkeld of aangemoedigd door ont ginning van woeste gronden. 5o. Nieuwe bestaansbronnen moeten voor de inlandsche bevolking worden geopend door: a. verlaging van spoorwegvrachten: b. oprichting van gouvernements ondernemingen, waarin zullen worden verwerkt die grondstoffen waarmee Indi de markt kan beheerschen; mits natuurlijk het ambtelijk beheer niet zoo zij, dat daardoor het bedrijf met onvrucht baarheid wöide geslagen; hetgeen voor Indiëwerkelijk iets nieuws zou zijn; c. het vestigen of aanmoedigen van metaal-industrie, zelfs met oprichting van staatsfabrieken. 60. Mr. Fock pleitte ook met aandrang voor een ijverig ter hand nemen van bevloeiïngswerken, en voor voltooiing van die waarmee reeds een-aanvang is gemaakt. Zoo moeten in het dichtbevolkte en schromelijk verwaarloosde gebied van de Solo-vallei vergaarkommen worden aangelegd. Daarmee zouden 101/2 millioen gld. gemoeid, en dus zou de uitvoering van dit voorstel terstond mogelijk zijn. Ook wil mr. Fock voor alle rendeerende bevloeiïngswerken leenen; een niet genoeg toe te juichen maatregel, zelfs al zou daarbij te goeder trouw al eens de subtiele onderscheiding tusschen direct en niet direct productief uit het oog worden verloren. 7o. Verschaft moet worden landbouwcrediet, waarbij onderlinge samenwerking en algeheele indiyidueele aansprakelijk heid van de credietnemers. Daartoe wil mr. Fock: a. voorschotten door den staat doen verleenen aan particuliere crediet-instellingen; ? waarmee reeds begonnen werd en bij de nieuwe begrooting weer gelden zijn uitgetrokken; b. de dessa-bevolkingen helpen bij het oprichten van loemboengs" d. z. dorpscredietinstellingen,waar onder oogstverband leeningen gesloten worden, waarvoor ook thans gelden zijn aan gevraagd. Van de onder a en b genoemde credietinstellingen rekent men er in Java in 1906 op 27 plaatsen te zien werken, en is voor 19Q6 bijna een half millioen uitgetrokken; wel een respectabel bedrag op zichzelf, doch waarop bij eenige kennis van de behoeften nu juist geen bijster groote verwachtingen mogen w;.orden gebouwd. 'c. Dan wilde mr. Fock nog bij gebreke van particulier initiatief, landbouwcrediet rechtstreeks door den staat doen ver strekken. En in verband met een goed geregeld credietwezen pleitte hij ook voor wettelijke voorzieningen tegen woeker, zonder echter precies aan te geven, hoe dézjéte nemen. De gouverneur-generaal echter" spreekt van principiëele bezwaren tegen 'staats-exploitatie" met het oog op het plan van een staatslandbouwcredietbank in het westen van de Preangerregentschapften. ? 80.' '/: je door overbevolking" geteis terde gfewesten op Java wil mr. Fock ppiuchfihg geven door emigratie van een deel der bevolking naar de buitenbezit tingen. Reeds waren er plannen van iratismigratie, verhuizing op Java zelf, waaraan onder den vorigen gouverneur-generaal werd gewerkt. Ze zou plaats hebben van Kedoe naar Banjoewangi. Maar daaraan moet niet meer worden gedaan heeft de tegen woordige gouv.-generaal gezegd, daar dit geheel aan het initiatief van de bevolking zelf moet worden overgelaten. Dit is do goedkoopste manier weet u! - Dit onderkoninklijk ad vies kwam thans echter juist] van pas; want ook de heer Fock is niet voor transmigratie. Zoo is daarvan dan ook voorgoed afgezien, en nu wordt sinds Februari jl. de voorbereiding der overbrenging van Javaansche gezinnen naar de Lampongsche districten" d. i. in Zuid-Sumatra met kracht ter hand genomen" naar de minister thans, op gezag van den gouverneur-generaal, meedeelt. Boven dien zijn in Mei jl. plaatselijke onderzoekingen bevolen met het doel om zoo mogelijk te komen tot een emigratie naar Redjang en Lebong in de residentie Benkoelen" Voor een en ander is thans rond 295,000 gld. uitgetrokken. Voor de kolonisatiegebieden advizeerde mr. Fock reeds verleden jaar tot het steunen van het uiteraard zwakke initia tief der Javaansche emigranten door : a. gouvernements-landbouwondernemingen voor den teelt van uitvoerproducten op groote schaal" op te richten; b. aanleg van wegen in alle richtingen in het te koloniseeren gebied, echter geen spoorwegaanleg, tenzij door parti culieren. 9o. Eindelijk advizeerde ook mr. Fock tot onteigening van de particuliere lande rijen op Java, ten einde daardoor een einde te maken aan den onhoudbaren toestand, waarin de inlandsche opgezetenen verkeeren." Het is natuurlijk in redelijkheid niet van een pas-opgetreden minister te ver wachten, dat hij zoo'n maatregel reeds bij zijn eerste begrooting in orde brengt. Op den breeden rug der Indische be grootingen wordt trouwens toch al veel te veel geladen en binnengesmokkeld. Tot dusver hebben wij 's ministers be kende, en reeds voor een klein deel in toepassing, gebrachte ideeën meerendeels met sympatie kunnen volgen. Wij weten wel, dat de heer Fock niet de uitvinder van dit alles was of is. Hij heeft ge compileerd wat anderen vóór hem en soms heel wat beter hebben gezegd. Maar door het ook als minister ? voor zijn rekening te nemen, zal hij op de achting van ieder waar democaat aan spraak mogen maken. Toch speelt ook hem dat zonderling soort van radicalisme parten, dat in den grond der zaak niet anders is dan wat roodgeverfd conservatisme, zooals men dat bij de meeste Indische politici en economen opmerkt. Pijnlijk doet het dan ook aan, na zooveel betoon van gulhartig heid, mr. Fock ? als kamerlid wel te verstaan nog te hooren advizeeren tot verscherping van de reeds zoo draconische en demoraliseerende, ? en voor Hollanders al zeer pedante! voor schriften betreffende vreemde Ooster lingen." Deze menschen zijn immers onze onmisbare medeburgers. Zij hebben het volste recht ons te vragen, met welk recht wij vreemdelingen, anderen uitsluiten of in hun beweging hinderen, die de kin deren des lands toch eigenlijk heel wat nader bestaan dan wij-zelf. En dan: eerst behandelt men in Indi een paar honderdduizend menschen als E aria's, ? zooals toch met de Chineezen et geval is, om van anderen niet te spreken; doch wanneer 'dan de moreel en sociaal uitgeslotenen doen wat het noodzakelijk gevolg is van iedere menschonwaardige behandeling, dan legt men de verachting nog vast in de wet, drukt nota bene als weldoener der kleine luyden! een geheel menschenras col lectief een brandmerk op het voorhoofd. Waarlijk: het vrijheid blijheid" schijnt voor de besten der koloniale politici nog niet geschreven! Overigens moet het in den nieuwen minister van koloniën gerespecteerd worden, dat hij met wat wij in negen punten samenvatten, alles heeft durven geven, wat in redelijkheid mag worden verwacht van een man, die niet tot den Umsturz" behoort. Trouwens: de vorige minister van koloniën heeft het den heer Fock niet moeilijk gemaakt; want ook die bewindsman bleek van goeden wil, zoodat de opvolger in zijn memorie van toelichting dan ook telkens doorslaande blijken geeft, den reeds ingeslagen weg verder te willen volgen. Dit, gevoegd bij de virtuositeit, waarmee tegenwoordig het koloniale legislatieve werk bij het departement van koloniën wordt voorbereid, zal dan ook wel in hoofdzaak ertoe hebben bijgedragen om van de memorie van toelichting op de Indische begrooting een knap stuk werk te maken. Deze memorie is reeds geheel doorzult en dporaderd" van de radico-socioindividualistische beginselen, een goed jaar terug in de kalmte van het studeer vertrek geformuleerd. Maar ze is dan ook in flagrante tegenspraak met het eigenlijk begrootingsontwerp, zooals in het volgend nummer zal blijken. ,Dit kan echter bij een volgende begrooting beter worden, want een minister kan bezwaarlijk ijzer met handen breken. En mogelijk zal dan een en ander van minister Fpck's werk een hortje in de goede richting worden. Mogelijk, doch niet heel zeker. Want och, de knapst gestelde stukken en de beste bedoelingen van ministers en parlement beteekenen bij het tegenwoor dig regiem zoo weinig! Dit blijkt weer zoo duidelijk bij de met zooveel ophef en met schier revolutionaire tendenzen ingezette bestuursdecentralisatie. In de Indische bureaux is deze omgeknoeid tot een "legislatieve farce, tot een stuk doema-politiek", zooals trouwens door ons voorspeld. Om hier niet eens te spreken van het mandateeren van regeerings-creaturen in de gemeenteraden, zij het genoeg erop te wijzen dat thans bij verschillende onderafdeelingen van het tweede hoofd stuk wat bedragen zijn weggegoocheld tot een totaal van l P/4 ton, om daarmee te beheeren 15 zegge: vijftien! gemeenten, waaronder zeer groote als Batavia, Semarang, Soerabaja en Padang; en dan nog de afdeeling Deli! Men vergelijke hierbij het ??toch meestal niet voorbeeldig! beheer van slechts n kleine Hollandsche gemeente! De Indische begrootings ontwerpen getuigen dus van een zonderling dua lisme: van den goeden wil van twee elkaar opvolgende ministers en van onmacht om niet te zeggen: botten onwil van de regeering in Indië, blijkend uit de reeksen droge cijfers. Over deze laatste, en over den man die daarvoor een groot deel der verant woordelijkheid draagt, in een volgend en slotnummer. R ij s w ij k, 23 Sept. C. VAN DER POL. Om onze Eer. Het schijnt mij voor een geschiedschrijver van dit tijdvak als iets van 't allerhoogste belang toe, tot in bizonderheden uit te vorschen, hoe de ondergeschiktheid van onze zeeofficieren aan de engelsche in krijgsraad en konmiando de innerlijke ver wording der zeemacht in de hand werkte; hoe onze dienstbaarheid aan eene voor een deel beslist anti-nationale staatkunde de overmacht van Engeland, onzen geduchten mededinger, hielp vestigen en ons zóó ver uit de goede richting bracht, dat wij ons ten slotte in machtelooze berusting willoos lieten gaan. "Wel mag de heer Blok zeggen, dat onze samenwerking met de engelsche vloten en eskaders den roem der staatsche zeemacht niet vergroot, integendeel tot vermindering van haar aanzien gereede aanleiding gegeven" heeft (bl. 403). Verder komt hij evenwel niet. De hooge beteekenis van het engelsch-nederlandsch verbond, ?waarbij de stadhouder lachend" bl. 395) onze belangen aan die van zijn nieuw rijk opofferde, is hem ontgaan. Politieke intriges aan een hof als dat van Munster keurt hij zijne hooggeleerde aandacht meer waardig dan momenten, die over 't leven van een volk beslissen. De nieuwe koers ging niet zonder strijd. Velen zagen in, dat een overeenkomst met Frankrijk beter was dan zich dood te wer ken in een oorlog tot het uiterste. Maar wij zaten in het schuitje' en de stadhouder wilde van geen ophouden weten. Sterk door de sympathie der domme massa, wist hij met brutale handigheid en onverzettelijke wilskracht ten slotte allen tegenstand te breken. Eens zelfs durfde hij 't weerbarstige Amsterdam met de volks wraak dreigen, eene herhaling van 't beruchte moordjaar 1672 (bl. 361. Eene bedenkelijke volksbe weging begon zich reeds te vertoonen", maar hij scheen het achteraf beter te vin den, zich niet aan die proefneming te wagen en wierp het over een anderen boeg. 't Is teekenend voor den toestand, dat hij er niet tegen opzag, zich in al zijne lontüirlieid te vertoonen. Zijne handigheid was niet de slimheid, die de tegenstanders verschalkt, maar de onbeschaamde ruwheid van den geweldenaar, die hen overal uitstoot en ze door zijne creaturen vervangt. Wat deze zaken vooral bedenkelijk maakt is de omstandigheid, dat de prins bij het kiezen zijner werktuigen van hoogeren en minder hoogen rang allerminst keurig mocht heeten" (bl. 355). Zijn achterneef Odyk, die onder zijne hooge gunst en be scherming in Zeeland op schaamtelooze wijze met de ambten traficiueerde", werd door zijn eigen vriendjes fripon" en trompeur" genoemd (bl. 353). En zooals het in Zeeland ging, ging het ook elders". De favorite van Syn Hoochyt" werkte won deren. Maar klakkeloos weggeschonken werd zij niet, getuige het geval, dat in 1690 te Rotterdam toevalligerwijze aan 't licht kwam. De heer Blok heeft het vermeld (bl. 354) maar 't fijne van die schoone zaak weer verzwegen. Iemand, die in de vroed schap wilde komen, verbond zich onder eede, blindelings te zullen stemmen volgens de aanwijzing van een paar agenten Zijner Hoogheid in die stad op verbeurte van f 4000; welke som daartoe van te voren op het kantoor van dezen verheven vorst moest worden gedeponeerd. Wien zal het verwonderen, dat zijne gunstelingen over het algemeen slecht bekend stonden, (bl. 355), dat de regenten uit zijn tijd in be kwaamheid voor die van vóór 1672 moesten onderdoen ? bl. 356). Deze Hoogheid was tevreden met de groote macht, hem in de jaren 1672?75 verleend en bekommerde zich niet om de wijze, waarop de creaturen te werk gingen, mits zij slechts blindelings de politiek dienden, waaraan zij hunne ver heffing te danken hadden (bl. 353). Van eene hervorming der ellendige staatsrege ling is geen sprake, vooral niet sinds des stadhouders persoonlijke eerzucht volkomen bevredigd scheen door de hooge waardig heid, die hij elders bekleedde (bl. 391). De stadhouder-koning, heeft Simon van Slingelandt gezegd en wie zal 't betwis ten ? zou een onsterflijken naam en eene goed geregelde Republiek' hebben kunnen nalaten, zoo hij van de zeer ongewone macht hem toevertrouwd, gebruik had willen ma ken om de gebreken en misbruiken in ons staatsbestuur te helpen opheffen. In plaats daarvan deed hij alles om ons staatsleven te. vergiftigen. Gelijk zijne lage wraakzucht de dood was der Dp Witten, zoo was het onbluschbaar fanatisme zijner groote poli tiek de oorzaak van onzen ondergang. Zullen wij nu als zijne creaturen, jubelend in onzen val, offers brengen tot viering zijner grootheid ? Rotterdam. H. KIERSCH. N.B. Zoo men dit standbeeld volstrekt wil, laat men dan in de voorzijde van 't voetstuk dezen variant van een bekenden versregel beitelen: Britannia rule the waves ! en de _ achterzijde daarvan met de voorstel ling sieren van den moord der De Witten; opdat deze stuitende oranje vereering tot onze eeuwige schande het zichtbare beeld onzer nationale verwording blijve. (Herplaatst wegens misstelling). Oorlogsschepen (vervolg), door F. J. H. EVERS, rector van het St. NicolaasGesticht te Amsterdam. (Uitgave C. L. van Langenhuysen, Amsterdam, 1905). De heer Evers heeft een vervolg gegeven op zijn bekend werk: Oorlogsschepen. Hij heeft daarmede een goeden arbeid verricht; in een kort bestek bijeen vindt men nu de gegevens betreffende de vloten der verschil lende volkeren, hetgeen voor de studie van marine-aangelegenheden van veel nut is. Blijkens een woord vooraf" van den schrijver zijn in dit vervolg, o. a. van Ne derland alle schepen volledig opgegeven. Vergelijkt men die opgave met het Alge meen overzicht der schepen en vaartuigen van oorlog op den len Juli 1905, dat als bijlage A gevoegd is bij de marine-begroo ting, dan vallen eenige verschillen te constateeren. Zoo laat de heer Evers uit z\jn opgave weg onze zeer oude pantserschepen Stier en Schorpioen. Waarschijnlijk heeft de schrijver daarmede te kennen willen geven, dat deze slagschepen, waarover minister Ellis reeds zoo zeer den staf heeft gebroken, hoe eer hoe beter dienen te worden opgeruimd. In die richting zou zelfs eenige stappen verder moeten worden gegaan. Voor het verbeteren van enkele, kleine niet zinstorende drukfouten, (o. a. Haringh, Hobein, Gardijn moet zijn Haring, Holbein, Gardeyn) zal bij het verschijnen van een volgenden druk gezorgd kunnen worden. Hier en daar lascht de heer Evers eenige beschouwingen in. Het wil ons voorkomen, dat de schrijver beter zou hebben gehandeld indien hij zijn onderwerp geheel objectief had besproken. Die beschouwingen zullen wel niet door allen onderschreven kunnen worden, bijv. wat betreft het aantal en het type van de schepen, die voor Indi noodig zijn. Maar dit daargelaten en onder waar deering van de belangstelling, die de schrijver zoo bij herhaling heeft getoond voor de gewichtige zaak, die het geldt kunnen wij het werkje met overtuiging aanbevelen in de aandacht van hen, die belang stellen in Marine. G. Ofer Friesland, Mijnheer de Redacteur t Daar ik overtuigd ben van uwe belang stelling in de streken waar uw blad veel lezers heeft, deel ik u een paar waarnemingen mee, die m\j troffen, toen ik de veertien dagen, welke «mühet kantoor pp het einde van den zomer voor vacantie toestaat, in Friesland doorbracht. Zooals ge weet ik vermoed althans dat ge het weet ia het in den jongsten zomer bij de middenklasse in den smaak gekomen, dat wie herhaaldelyk alle mooie plekjes in het land gezien had, ook Friesland ging be zoeken. . Een stoombootonderneming voerde de menschen over de meren en liet hen de

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl