Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1477
Het tegenwoordig stadhuis te
Amsterdam sedert de laatste
100 jaren.
II. *)
De geschiedenis der inwendige
localiteit biedt, inzonderheid wat betreft de
tweede verdieping van het hoofdgebouw,
een en ander wat der vermelding waard
mag worden geacht. Een drietal ver
trekken aldaar waren met een ander
drietal, op dezelfde hoogte gelegen, kamers,
behoorende aan de huizen op den
Fluweelen Burgwal, reeds sedert de occupatie
in 1808 bestemd geweest voor berging
van de stedelijke archieven, als mede
van de oudheden afkomstig van de rari
teiten- en wapenkamers van het voor
malige Stadhuis op den Dam, voorzoover
althans de zorgeloosheid bij de verhuizing
deze niet had prijsgegeven aan den
Stadstimmertuin eu nog ongeschikter bewaar
plaatsen, van waar later zooveel voor
goed is verloren gegaan. Wat op bedoelde
zes vertrekken terecht kwam, is tot op
omstreeks het midden der eeuw daar
gebleven en hoofdzakelijk door de be
moeiingen van den stadsgriffier mr.
Jeronimo de Vries met zorg bewaard.
Volgens den stadsbeschrijver Van de
Vijver schijnt voor het publiek deze ver
zameling van oudheden in de veertiger
jaren toegankelijk te zijn geweest. Als
in 1848 Amsterdam's regeering het
gewenscht acht om een speciaal ambtenaar
met het toezicht op haar oude archieven
te belasten, wordt aan dezen eenige jaren
later ook de zorg opgedragen voor hare
verzameling oudheden. Een en ander
bracht intusschen nog geen verandering
in de oude localiteit. Niet vóór 1860
komt hierin eenige verbetering, in welk
jaar het viertal vertrekken boven
Burgemeester's kamer en wachtkamer worden
ontruimd door de drie kantongerechten,
door de stad zelf geëxploiteerd en in 1821
opgeheven. Uit de wapenkamer kwam
men in de beide modellen kamers.
In het eerste vertrek stonden modellen
van de Muiderpoort, van het oude stad
huis en van de nimmer voltooide toren
van de Nieuwe kerk en andere modellen
van onderscheidene tijdperken. In het
volgend vertrek trof den bezoeker het
beeld van Goliath van den beeldhouwer
Vinckenbrinek, daarnevens dat van
Goliath's schildknaap en van David. Van
uit deze kamer kwam men in de rari
teitenkamer, waar de 4 houten en de
10 kleinere metalen gravenbeeldjes uit
de 15e eeuw, nog afkomstig uit het in
1652 verbrande stadhuis, waren geplaatst;
benevens verschillende zilveren schalen
en ander drijf werk uit de 17e eeuw, de
drinkhorens en ketens van de oude
schutters gilden.
Zoo merkwaardig verreweg de meeste
dezer stedelijke oudheden waren, zoo
bescheiden, ja armmoedig mocht hun
uitstalling ten stadhuize worden genoemd.
In het jaar 1888 werd deze opgeheven.
Het grootste en belangrijkste deel werd
in dit jaar en in het volgende overge
bracht naar het Nederlandsen museum
voor geschiedenis en kunst in het Rijks
museum, waar de verzameling zeker een
ruimer en fraaier verblijf ten deel viel.
Of haar lots wisseling evenwel den
rechtgeaarden Amsterdammer heeft be
vredigd, mag inderdaad betwijfeld wor
den. Jammer genoeg was een tiental
jaren te voren een poging mislukt om
een eigen afzonderlijk museum voor
Amsterdam's oudheden te stichten. In 1877
toch was uit de historische tentoonstelling
het jaar te voren, in het voormalig O. M.
en Vr. huis gehouden, het plan gerijpt om
in het oude Waaggebouw op de
Nieuwmarkt een dergelijk museum te vestigen,
een plan dat volgens de Roe ver zeer
Rariteitenkamer ten Btadhuize, nu Vergaderzaal van het College van Bestuur van de Kamer van Koophandel.
Modellen-kamer ten stadhuize, nu Bureau Kamer van Koophandel.
die sedert 1838 nog hun residentie op
het stadhuis hadden behouden. In 1862
zijn deze vertrekken door den gemeente
archivaris, dr. Scheltema, tot een stedelijk
museum ingericht. Aan de andere zijde
van het gebouw bleven de genoemde
zes vertrekken uitsluitend voor de archie
ven bestemd.
Gedurende de nu volgende 25 jaren
bezit Amsterdam wederom een rariteiten
en wapenkamer, onder de stedelijke
merkwaardigheden vermelden als weleer
die op het oude stadhuis door vele curiose
passagieren" bezocht, waaronder menig
aanzienlijk en zelfs gekroond persoon.
Het aantal vertrekken was verdeeld in
een wapenkamer, twee modellen kamers
en n rariteitenkamer. In twee dier ver
trekken waren tevens eenige hoogst be
langrijke schilderijen geplaatst van de
ruim 200 stuks, die het stadhuis toenmaals
rijk was.
Van het geheele museum werd dooi
den archivaris in 1864 een katalogus
gepubliceerd, doch een volledig weten
schappelijke beschrijving gaf eerst mr.
De oever in het tijdschrfft Oud-Holland
van de jaren 1886, 1887 en 1888. Ter
loops zij hier aan het voornaamste her
innerd. Op de wapenkamer, grenzende
aan de ontvangkamer van het archief,
vond men ongeveer een vijftigtal har
nassen met ringkragen en stormhoeden.
meeren deels uit den Spaanschen tijd af
komstig en behoord hebbende tot de uit
rusting van de stadsruiterwacht. Daar
nevens hellebaarden, spontons, piekten,
velerlei zijdgeweer, meest alles uit de
17e eeuw; de vaandels van de oude
schutterij en van de latere
burgercompagniën, ook enkele vuurwapenen uit de
18e eeuw. Midden in de zaal was ge
plaatst de verzameling modellen van de
stads klok- en geschutgieterij, sedert 1770
*) Zie No. 1467 van Zondag 6 Aug. 11.
eigenaardig, en met opoffering van slechts
weinig kosten tot stand had kunnen
komen". Toen eenmaal tot de verhuizing'
naar het Rijksmuseum in 1888 was be
sloten, treurde de Roever er dan ook
niet over dat het museum van oudheden,
zooals het op het stadhuis was gevestigd,
zou verdwijnen, dewijl het toch niet de
kern beloofde te worden voor een groot
historisch museum betreffende de koop
stad, die eens de handelswereld
beheerschte". Ook hij berustte alzoo in de
omstandigheden waardoor nu eenmaal,
zonder vereeniging met de vaderlandsche,
aan de stedelijke oudheden toenmaals
geen ruimer en waardiger bewaarplaats
kon worden aangeboden. Intusschen, nu,
bijna 20 jaar later, zijn die omstandig
heden veranderd en de vraag schijnt
wel gerechtvaardigd, of, nu de stad haar
Stedelijk museumgebouw bezit, ook niet
de Roever onze stedelijke archaeologie
merkwaardig genoeg geacht zou hebben
om haar het eigen tehuis te geven, dat
haar ruimschoots, althans voldoende, zou
kunnen worden bereid en waar haar af
zonderlijke verzameling zich op den duur
inderdaad zou kunnen ontwikkelen tot
een groot historisch museum van de hoofd
stad. De bestaande toestand biedt o. a.
de absurditeit dat betreffende de schut
terij als rijksinstituut in hoofdzaak een
historische verzameling berust op het
Stedelijk Museum terwijl de oudheden
die de oude schutterij, de echte, die
Amsterdam aangaan, zich bevinden in
het.... Rijksmuseum!
De ontruimde lokalen van het museuTti
ten stadhuize werden ter beschikking
gesteld van den archivaris. Zij werden
beschilderd en gedeeltelijk met nieuwe
kasten voorzien. Het vertrek boven de
burgemeesterskamer, liet voormalige
rariteiten-kabinet, onderging een vrij
belangrijke restauratie. Het plafond werd
aldaar weggenomen en de eikenhouten
moerbalken omkokerd, het vertrek ver
kreeg een eikenhouten schoorsteenmantel
met tegels ingevuld, benevens een
lambrizeering en nieuw behangsel, Buiten de
oostelijke deur werd een trap gemaakt die
rechtstreeks naar burgemeesterskamer
leidt. Met een en ander werd voor dit ver
trek, zooals de traditie wil, de bestemming
beoogd van een bekwame zaal tot ontvangst
van hooge bezoekers. In 1891 hebben hier
dan ook de keizer en de keizerin van
Duitschland met hunne gastvrouwen, de
koningin en de koningin-regentes, eenigen
tijd vertoefd.
Doch slechts voor korten tij d behielden
deze vertrekken hun nieuwe bestemming.
Reeds in het begin van 1892 werd het
gansche oud-archief met zijn verzame
lingen naar de voormalige Waag op de
Nieuwmarkt overgebracht. Een der vrij
gekomen vertrekken, de voormalige
wapenkamer kwam ten gebruike van de
nieuw ingestelde afdeeling van Statistiek,
de andere vertrekken werden bestemd
tot bureaux van den Kamer van Koop
handel, het vierde, de gerestaureerde
kamer werd aan het college van bestuur van
deze kamer tot vergaderzaal toegewezen,
Deze verdeeling is tot heden gebleven,
alleen werd voor een paar jaren het bureau
van statistiek verplaatst en kwam daar
voor de schrijfkamer der secretarie in de
plaats. Het bureau van statistiek verkreeg
uitbreiding en nieuwe lokalen aan de
overzijde, grenzende aan de afdeeling
onderwijs. De meerdere ruimte daar ver
kregen, in verband met een nieuwe
trapverbinding van noordelijk en oostelijk
deel was het gevolg van de verplaatsing
van de afdeelingen van den Burgerlijken
Stand en Bevolking, waarvoor een nieuw
gebouwde residentie werd toegewezen op
den Singel.
Het oude stadhuis weer als residentie
te zien van Amsterdams regeering, was
een hartelijke wensch van den
ernstigen en eerlijken Alberdingk Thijm.
Witkamp, ook vurig Amsterdammer,
maar tevens oranjeklant, scheen die
wensch geheel vreemd. In 1862 schrijft
hij: Ruim vijf en vijftig jaar achtereen
heeft nu het prinsenhof tot residentie der
stedelijke regeering en hare administratie
gestrekt en kan bij den dankbaren
Amsterdammer de wensch niet
ontkiemen het paleis, waar hij zoo gaarne
den oranjevorst ziet vertoeven, weer tot
raadhuis ingericht te zien, niemand zal
in hem den wensch wraken, dat het
voormalig prinsenhof eens zoo moge
worden verbouwd, dat het getuige van
een bloei als die eens Huyghensaan de
Y-stad toewenschte".
Nimmer is er sedert iets van een wensch
ontkiemd bij den Amsterdammer om het
Prinsenhof te verbouwen, maar wél werd
Thym's verlangen, -na zijn verscheiden,
dat van velen zijner stadgenooten en
sedert de noodzakelijkheid zich hoe langer
hoe meer deed gevoelen tot uitbreiding
van het stadhifis, werd de wensch op
nieuw verlevendigd en vond het denk
beeld ernstigen steun om althans den zetel
van Dagelijksch Bestuur en van den
Raad weer te vestigen in het voormalig
kapitool der stad.
Op 11 December 1901 aanvaardde de
Raad echter een voordracht van het
Dagelijksch Bestuur waarmee werd belist
dat het stadhuis zou worden uitgebreid
in zuidelijke richting. Reeds zien wij,
gelukkig onder een zelfden gevel als die
van het hoofdgebouw van 16lU het
nieuwe gebouw verrezen en al gedeelte
lijk betrokken, dat met niet minder dan
34 nieuwe kamers ons stedehuis heeft
vermeerderd, goed verlichte localen van
verschillende afmeting met sousterrains
voor centrale verwarming en vele berg
plaatsen.
En met dit nieuwe gebouw is waar
schijnlijk de uitbreiding niet voltooid.
Wapenkamer^ten stadhuize, nu Schrijfkamer.