Historisch Archief 1877-1940
No. U78
DE AMSTERDAMMER W E EK BLAD VOOR NEDERLAND.
dat Bilderdijk, niettegenstaande al zijne
«igenaardighedeu en onvolkomenheden (die
bewonder ik niet! maar ik begrijp ze) toch
in menig opzicht liet grootste letterkundig
genie is geweest, dat de Nederlandsclie natie
.lot nu toe lieeft voortgebracht.
De werken van dien man zijn niet algemeen
bekend. Een goede uitgave bestaat eigenlijk
alleen van zijiie vi-rten; maar hij heelt, be
halve die, nog \eel meer geschreven. Goede
bloemlezingen der gedichten zijn zeldzaam.
Zijn geheeie letterkundige nalatenschap, tal
?van onuitgegeven voortbrengselen bevattende,
is onvoldoende verzameld, en overal verspreid.
Geen archief i J daar, zooals het na, viel moeite
(en gebrekkig) gesticht is voor Vondel, en
zooals Bilderdijk nog veel meer dan Vondel
verdient. Geen kunstrijk standbeeld ver
eeuwigt Bilderdijk's en onzen !
letterroein. Is het genoeg, Nederlanders ?
- Bilderdijk is ieuiand geweest, tegenover
wien het volk no.j alleszins een dure plicht
heeft te vervullen. Zijn beeld moet dus in
hec volle licht worden geplaatst. En dit kan
alleen dojr eene volledige verzameling van
zijn gebeele letterkundige nalatenschap. Daar
door ook zal de natie uit haren voortduren
den slaap of meet ik zeggen:
doinineling? kunnen worden wakker geschud. Het
zien van groote voorbeelden moet ons aan
vuren om zelf te gaan doen, wat groot is.
Kleinzieligheid en middelmatigheid zijn de
grootste gevaren, die ons steeds als kleine
natie bedreigen.
Ik breek hier volstrekt geen lans voor
Bilderdijk's bekrompen oranjezucht, noch
voor Bilderdijk's verouderde, ofschoon bij
hem ook dikwijls grootsche, wereldbeschou
wing. Maar wel voor zijn schitterend taaigenie,
"voor zijn tooveren met onze schatrijke moeder
taal, voor den verbazenden omvang zijner
?wetenschap, voor zijn huldigen van een ideaal
en idealen waardoor hij meestal bittere
armoe heeft geleden, wél voor het door en
door vaderlarjdsche eu Nederland»che, dat wij
bij niemand mis.-clüen beter dan bij Bilderdijk
kunnen waardeeren.
Er is nu eenmaal een nationale wedstrijd
der volken, eii het internationale ideaal, dat
ook ik in hooge mate huldig, kan nu eenmaal
niet andere dan langzaam tn geleidelijk worden
bereikt en verwezenlijkt.
Door groot en grootsch werk te scheppen,
en door het groote werK on/.er voorgangers
en voorloopers te waardeeien, daardoor en
daardoor alleen kunnen wij in dien wedstrijd
der volken onzen rang behouden. Maar helaas!
wat Oarlyle noemde hero worship" ontbreekt
on?. Wij zijn meestal klein en kleingeestig,
en knabbelen peuterziek aan den roem van
die mannen. di« juist Nederland groot hebben
.gemaakt. De vreemdeling moet. ons, schande
genoeg, meestal het Toorbeeld geven van
billijker beoordeeling en waardeering.
Wij hebben tot dusver al onze" groote
mannen misken l, wat erger is, ook wel afge
maakt en weggejaagd. Denkt aan Grotius.
Denkt aan Jan de VVitt. Denkt, om van latere
tvjden te spreken, aan de treurige ballingschap
van mannen als Bilderdijk en Multatuli. Na
hen, schoon volstrekt niet in hun schaduw
staande, vermelden wij ook groote talenten
als Moleechott, als Uuet en anderen, die pas
waardeering hebben gevonden in den vreemde.
Moge dan ten minste het nageslacht
billijkW /ijn. Moge althans de nagaat inzien
dat wij op de schouders van die groote
man«en staan, en dat waardeering en bewonde
ring, zij 't ook na het leven, een deel der
eereschuld kan afdragen, die wij allen aan
die voorloopers en voorouders hebben.
Ken Bilderdijk-Archief, om mij voor het
oogenblik hiertoe te bepalen, moet een vol
ledige verzameling worden van 's mans hand
schriften, gedrukte werken, teekeningen en
vignetten, en verder van al wat daarmee in
verband staat.
Over die drie rubrieken (het is slechts een
voorloopige indeeling) nog een tnkel woord.
De handschriften. Terwijl er betrekkelijk
?weinig Vondel-handschriften bestaan, hebben
vrij een zeer rijke verzameling handschriften
van Bilderdijk, of liever allerlei verzamelingen.
Dit moet alles tot n worden.gebracht,
begchrevea en geordend. De
Klinkert-verzameling, op het voormalig Trippenhuis be
rustende, zal wel de kern moeten worden.
Maar hoeveel bestaat daarnaast l Te veel
haast om op te noemen. Slechts een klein
gedeelte heb ik zelf tot dusver kunnen nagaan.
Ik herinner aan hetgeen berust in de boeke
rijen te Leiden (Mij. van Letterkunde), te
Amsterdam (Kon. Akademie en Univ. Biblio
theek), te Den Haag (Kon. Bibliotheek), enz.
Is het niet meer dan tijd, dat dit alles worde
vereen i gd ? Moeten niet eindelijk eens al
VROEG VOORJAAR!
DOOR
DAI3Y E. A. JUNIUS.
Nog staat de pomp buiten in haar strooien
omhulsel, niemand heeft een minuut te
ver]ie/.en, allen zijn druk: vóór April moet de
grond oaigespit zijn.
Man en zoon, moeder en docht.'r-, Adam
en Eva, alles buigt en kruipt over de aarde,
alles werkt op het land de ketiterboertjes
in hun vrije uren, de boer gestaag door.
De mest is al van de grasveldjes geharkt,
over gespannen lijnen, over hagen en pas
gezette boonenheggen hangen helwitte lakens,
die hebben de Maartsche bleek gehad
Dicht om de huizen staan de kruisbessen
vol groene pareltjes, en heel den morgen
ia het een gekakel van kippen, die eieren
leggen, roso, melkversche eieren ; pikkend,
den kop op en neer, nu en dan met de
pooten krabbend, den staart omhoog, gaan
de kippen dooi- de wei, zich niet storend
aan de paarden, die; in het rond draven
dat de grond er van davert, pas als ( en veulen,
ruw van haar, in plotse joligheid den kop
omgooit en hinnekend naar het midden holt,
weten do deftige hennen een oogenblik geen
raad, rechts, links, vlougeikleppend, vooruit
waarheen, als schui'jes bij storm zeilen zij
over de weide: tok tok tok tok!
Laag over de weide scheren de kraaien,
statig zich neerlalend, hipwippend vlak
achter en vóór de paarden.
Tusschen het gekriskras der wiJgeristarnmon
flonkert de beek, waarin bonte en witte
eenden duikelen, waggelend komen ze aan
wal, de lange halzen vooruit: kwèwlkwèw!
Katten zitten met half gesloten oogen
die genootschappen en inrichtingen voor
bet goede doel de handen ineenslaan, dat
wil zeggen hunre schatten afstaan 1 Stel u
voor, lezer, dat Goethe's nalatenschap over
een tien- of twintigtal plaatsen in
Duiisehlaud verspreid ware ! Toch is zoo iets met
Bilderdijk het geval, een letterkundige even
knie van Goethe. Wat ten slotte de hand
schriften nog betreft, beiinner ik er kort
aan, dat zij, ook uiterlijk, bewaring en ver
zorging in ruime mate verdienen. Bilderdijk
schreef fraai en duidelijk, ook in het schrift
was hij (die een geestige verhandeling over
het letterschrift uitgaf) een echt kunstenaar.
De gedrukte werken. Ik heb er reeds
vroeger en eld-ei-s op gelezen, dat hier de
volledigheid nog zeer veel te wenschen over
laat. Vooral ontbreekt een goede eii volledige
uiigave van de prosa- en andere geschriften,
buiten de eigenlijke verzen. Niet alsof alles e ven
voortr elfelrjk en blijvend ware, maar wal uit Ie
pen van een Bilderdijk kooit isaltijdduiuodite ?
waard, mag nooit, geneel worden verwaarloosd.
Men spreekt dikwijls smalend van zijne Ge
schiedenis des Vaderlands (om n voorbeeld
te noemen), maar men vergeet vaak dat dit
zelfde eenzijdige werk, waaiaan hij trouwens
nooit de laatste hand legde, toch gee.-tig,
vernufüg, tintelend, opwekkend en leerzaam i?.
Kil nu vermeld ik niet eens al zijne overige
wetenschappelijke geschriften. Zoo zijn b.v. de
voorredenen tot, zijne dichtbundels?L>a Costa
zag dit reeds goed in letterkundige ver
handelingen en kritieken, nog heden de studie
waard. Doch er is veel meer. Behalve de
gelrukte werken moet een archief vooral
ook den nadruk leggen op hetgeen, onder
de onuitgegeven handschriften, nog in het
licht behoort te verschijnen.
De teekeningen. .?Ongetwijfeld is het
niet algemeen bekend hoeveel sctioone kunst
op dit terrein nog in vele verzamelingen,
zooals op de univ. Bibliotheek te Amsterdam,
verstrooid aanwezig i?. Dit alles moet, met
piéteit, in een nieuw archief worden be
waard. Bilderdijk's keurige vignetten zijn
eenigszins bekend, maar hut woord vignetten
drukt den rijkdom niet uit van den voorraad
schetsen eri ontwerpen, die een
blijvendeherinnering kunnen worden aan 's dichters
iijne hand en geoefende teekenstift. Zulk
eene verzameling mout ook een bewijs worden
voor den nauweri band die er bestaat, en
behoort te bestaan, tusschen de uitvoerende,
scheppende kunsten en de poe/.ie, welke
laatste trouwens evenzeer een scheppen,Ie
kunst is. Van teeken- en bouwkunst, ouk
van schilderkunst naar het schijnt, was een
man als Bilderdijk zeer goed op dy hoogte,
in zijne Brieven maakt hij daarover tal van
geestvolle opmerkingen, en in zijne
leekeningen, projecten, viguetten, etsen, enz. toont
hij zich een zeer verdienstelijk beoefenaar
dier zusterkunsten van do Eeiie, die hem
bovenal dierbaar bleef, de Dichtkunst. Ik
behoef hier ter plaatse niet meer te zeggen
om aan te toonen, dat mijn pleidooi voor
een volledig Bilderdijk-Archief den steun
verdient van alle ware vrienden on^er letteren,
van allen wien de roem, dat is het leven en
de toekomst, onzer kleine natie nog in het
hart besloten ligt. Moge mijne stem niet,
evenals, helaas, zoo dikwijls lot dusverre,
die eens roependen in de woestijn zijn.
Utrecht. H. C. MULLER.
Al zullen velen, gelijk wij, het niet eens
zijn met het oordeel van den heer AÏuller
over Bilderdijk als dichter, een
BilderdijkArchief te stichten, zal wel niemand afkeuren.
VadfrJandsfJie (.leschiedews door P. LOU
WERSE. Amsterdam, Van Hulkema en
Warendorf.
De heer Louwerse presenteert zich in boven
genoemd werk niet als een geschiedvortcher.
Toch heeft hij anderen niet klakkeloos
nage»chreven. Kaar hij mededeelt, zijn door
hem verschillende werken van zeer
uiteeiiloopende richting geraadpleegd en heeft hij
de stof zelfstandig verwerkt. Opzettelijke
onwaarheden vond hij bij geen enkele der
nieuwe geschiedschrijvers, wél veelmaals een
zijdige voorstellingen, een te zeer op den
voorgrond plaatsen vnn goed of van kwaad.
Hij heeft nu, door das goede en kwade
weer ondereen te mengen, meer gewone
menschen teruggekregen. De heilige en booze
menschen onzer geschiedenis zijn or.der zijne
behandeling nit't zoo heilig en zoo boos
gebleven. Toch vreest hij, wel eens van zijn
onpartig standpun; afgeweken te zijn. Zoo
dikwijls toch zwijgt het heele verstand, en
is ht_t hart aan het woord. Aan dit gevaar
tMiiiKiiiiiiifimiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiHtitiiiiliMiiiiuiiiimliiiiliiiiHiilt
tegenover mekaar, terwijl vlak bij in 't mulle
zand vier mannelijke ringmusschen eeu
verwoed gevecht leveren om eene
zoetelief, eindelijk is er n overwinnaar do
rest gevlucht hij trekkebekt met zijn ver
overden schat, dan o;> eens zit ze allén
verbijsterd kijkt ze rond, hij is een
veroroederingsrnaal gaan houden met zijn medemin
naars, ginds midden op den ste-men straatweg.
De zuidoostenwind slaat den rook uit de
schoorgteenen ia het dal neer, binnenshuis
rakelt moeder het vuur op on Ier de laatste
boonen, de tonnen raken leeg. buiten ram
melt een jonge deern met emmers, ze waseht
de vensterruitjes tof, ze glimmen; om haar,
op het paadje, spelen kinderen met hun
hondje, dat vroolijk bhill'end Ie kleinijes tot.
den schouder springt, ze tegen het walletje
tuimelen duet.
Bedjes y.ijn overal al gemaakt, vóór liet
schuurtje komt onder de voer rnusschen ge
spannen dralen de spinazie welig op, Gerrit
heeft ze gezaaid op klaatloeder verkensmest.
In het dal liggen de schel groene koren
velden naast de zwui (glimmende akkers, die
nog op het zaad wachten.
Do elzenbossen van den bezembinder slaan
in de beek, ze zitten vol kitjes, een groene
weerschijn ligt over de heggen, over de
wilgeii, en overal klinkt het geluid vun de
blanke, scherpe spade, die in den grond ge
stoken wordt.
Over de zonnige wegen en velden gaan
de slagschaduwen van do zich reppende
vogels, vogels iu de lucht, de vleusjeU
dichtglaand en open k leppend, vogels stijgend en
dalend en drijvend: in de dennen kirt de
houtduif en vier merels in een dakgoot zijn
be/.ig de wereld te o /orzien.
Kalm met zijn staf en zijn bodrljvigen hond
gaat daar de herder met ;;ijn kudde van hon
derd schaapjes den heuvel op.
Zacht klinken de klokjes.
Kielen daken van huizen, schaapskooien
en houtmij ten zijn aliurwege hersteld, het
stact ieder bloot, die geschiedenis schrijft,
zegt de heer Louwerse.
Niemand minder den prof. Fruin geeft hem
gelijk. Immers deze begon zijne academische
lessen met de verklaring, dat een geschied
verhaal geen andere verdiensten kan bezitten,
dan die van een wel^elijkend poitret. On
gerijmd ware het, van een geschiedschrijver
to vergen, dat hij de geschiedenis anders
zou schrijven, dan hij ze zich voorstelt, even
ongerijmd als van een schilder te vragen,
dat hij een voorwerp anders afbeelde, dan
hij het ziet.
Niet een, zegt Fruin,!) die de objectieve
waarheid zal teruggeven ; want de
vooroordeelen van den waarnemer mengen zich
onder d« waargenomen feiten. Maar naar
mate men scherper ziet en zuiverder het
waargenomene van eigen meeningen geschei
den weet te houden, naar die mate zullen
de voorstellingen zonder ooit de waarheid
volkomen te bereiken ??haar toch naderbij
komen.
Onpartijdigheid is eene deugd, die niet
ieder betrachten kan, zoo hij het maar ernstig
begeert. Daarvoor is noodig onbegrensde
waai heidsliefde, een onbevangen bhk en het
vermogen om de meest uileenioopende
karakteis en meeningen te begrijpen en tevens
het betrekkelijk goede en ware daarin te
erkennen.
De waarde van een geschiedverhaal staat
derhalve in rechte reden tot de oprechtheid,
do eerlijkheid en de waarheidsliefde van den
auteur. Veel beter is het, dat hij ruiterlijk
voor zijn gevoelen uitkomt en naar zijne
overtuiging prijst of laakt, dan dat hij angst
vallig tracht aanstoot te vermijden en onzijdig
wil schijnen.
Als hij maar iemand is van een
omzichtigen aard, met een mimen blik, die niet
opzettelijk door gekleirde glazen de
gebeurteivssen van het verleden bekijkt, zal zijn
werk gewaardeerd worden en mag men te
vreden zijn.
De heer Louwerse nu slaat bekend als een
gids, aan wiens leiding Jong en Oud-Neder
land gerust toevertrouwd mogen worden.
Hij heeft daarbij eeu zeer bevalligen stijl,
die in den smaak valt van zijne lezers. Een
wetenschappelijk onderwerp populair te be
handelen is niet ieders werk. Daarbij moet
steed< rekening gehouden worden met den
gedachtenkring en de verstandelijke ontwik
keling van het publiek tot .hetwelk ,'tien zich
richt. Niet alleen in stijl en woordenkeiu,
maar ook on vooral ia de schifting der stuf,
die men behan lelt. Hiervoor is evenveel,
zoo niet meer kennis en vaardigheid uoodig
dan voor eene wetenschappelijke behandeling.
Er is ook geen enkeltj reden waarom een
populair geschreven geschiedenis niet een
degelijk werk zon kunnen zijn. l'.'ene schifting
tusschen belangrijke en minder gewich'ige
feiten moet immers ieder geschiedschrijver
maken.
Waarschijnlijk heeft ook de eenvoud"
zijner lezers djn lieer Lonwerse doen
besluiten om zich in hoofdzaak te bepalen
tot de geschiedenis des lands vóór den
Utrrchtschen vrede, en zijn verder de geheeie
achttiende en ook de negentiende eeuw al
leen in groote trekken behandeld.
Trouwens er zijn nog maar weinig historici.
die zich vertrouwen op het beweeglijke zand
der 18de eeuw. Eerst in den laatsten tijd
begint men het te exoloreeren. En over het
grootste deel der liMe eeuw doet men het
best nog te zwijgen. De politiek en de ge
schiedenis van deii dag schuwen elkander.
De derde druk van Louwerse's Geschiede
nis moge komen in veler handen, iu het
bijzonder ook in die van onze aanstaande
onderwijzers.
De lezing er van zaïhem aangename af
wisseling geven van het uiteraard dorre
studieboek en zij zullen aan zich zelf ont
waren, dat met de vermeerdering der kennis
de liefde tot het leervak toeneemt. Boven
dien kunnen zij er veel genot van hebben,
wanneer zij later zelf de geschiedenis in
populairen vorm moeten opdienen. Zijn de
knapste docenten niet altijd de beste, zeker
is liet, dat niemand goed onderwijs in ge
schiedenis kan geven, die zich niet volkomen
thuis gevoelt in het verleden e>n die niet ti
kust, en te keur kan gaan bij de bepaling
en de schildering der onderwerpen.
1) De onpartijdigheid van den
gescheldschrijver, rede, uitgesproken in 1803.
llllltlllllllltllllllllM
iMMiiiiitiiiiiiiHiimiimiiiiiiiiMiiimimiH
lijken bijgelapte zeilen van schepen.
Fel flikkeren in den hellen zonneschijn de
glazen dakpannen, alles glanst, de witte
weidehekken en de blainve boe^eroens van
het manvolk.
Hoog op klinkt, de stem van een jonge
i vrouw, de haar kleintje voor't eerst buiten,
in 't voorjaar brengt, lentellistig bast een
hond, knarst eeu wagenwiel, sniert de
pompslungel.
En vandaag gaat Maartje trouwen !
Op de ,,goot", in de keuken on de voor
kamer, o"eral is het even helder, de
potka*;hel glimt, schoon linnen is in do
bedstet-'ëa, de vloersteenen zijn frisch rood.
Maartje is het eerst van allen klaar,
moeder's knipmuts en vader's verregende
ho >gf liggen nog op Ce tat'e!.
't Is kwart over tien....
Arend komt ook niet te vroeg.
Maar'je is heei jong, toch is haar mooi al
aan het tanen, maar maagdelijk rank lijkt ze
in 't zwart, met witte manchetten.
Zo gaat voetje voor voetje vooruit, het
eikenboschje door. daarin is liet nog winter,
even iwikt ze op haar nieuwe laar/en, ze
heeft haar japon opgenomen, zoodat haar
geborduurde witte rok er onder uit, komt,
maar het split slaat open en laat ook wit
zien, d.it vermoedt ze niet, ze gaat een heel
eind in den wind, vage onrust jaagt haar,
verlangen trekt haar voort. . . .
Eindelijk d aai- komen er drie in 't zwart
en nog twee d'r achter : Arend, z'n t.yee
Lroers, z'n vader eu moeder.
Gendag".
Genilag samen... Ge zij laat".
Tijd zat".
Hoerig haalt Arend zijn horloge uit:
Halle'f e!lef'.
Om ellt-f 1110 we d'r zijn'1.
Weet ik wel".
Thuis wordt door de mannen wat geproefd,
'n sigaar opgestoken, dan stelt Je stoet zich
De Geschiedenis van Louwerse is een
werk van bijna 500 pagina's, het bevat be
halve teekeningeu van Braakensiek vele
prenten en portretten en kost, gebonden,
slechts ? 1.90.
Letterlijk en figuurlijk weegt het op tegen
vele kinderwerken.
Hilversum. K. WESTERLING.
BOEKAANKONDIGING.
A. C'OXAX DOYLE, Een Duo. Amersfoort.
G. J. Slothouwer.
Er behoort een weinig moed toe om een
werk van Conan Doyle te vertalen en om
publiek aan te bieden. De schrijver van de
Sherlock-ll<dmesromaiis heeft reputatie, maar
ze is er een van een bijzondere soort. Ook
is de goede dunk, dien hier velen van Conan
Doyle hadden, er niet boter op geworden,
sinds hij tijdens den oorlog in Zuid-Afrika
zich zoo kinderachtig-dwaas over en te'gen
d-: Boeren uitliet. Doch de Boeren vergeven
koning Eduard en vergeten (Jhamber'ain
waarom zouden wij dan met lankmoedig
tegenover een schrijver zijn, die zich mag
beroemen op groote verbeeldingskracht en
veel scherpzinnigheid, en die heel aardig weet
te vertellen? Dat hij er slag van heeft om
een bjek in elkaar te zetten, is onbetwist
baar, en dat hij geen detectiveromans meer
schrijft, wel bekend. Een Duo is iets als een
idylle, waarin geen geïdealiseerde herders,
vi.-schers of boerinnetjes een rol vervullen,
te zwaar voor hun ontwikkeling, maar een
allerliefst beschaaf l meisje en een interes
sante jonge man onze aandacht bezig houden
en ons in een genoeglijke stemming brengen.
Zij vervroegen, naar 't schijnt, expres hun
huwelijk, om ons zoo spoedig mogelijk van
hun geluk te doen meegenieten. Het duo
groeit, zooals van zelf spreekt, tot een trio
aan, maar aU \ve' zoover zijn gekomen, is 't
boek uit en leggen we 't met een glimlach
ter zijde, erkenendedat het een aardig werkje
is, waarin maar twee hoofdstukken voorko
men, die (iverbo lig zijn of althans te lang.
Is nu Een Dn/>, wat men noemt, kunst?
Daarop dnrf ik in onze
zwaar-op-dehand-che tijden, waarin, honderd-uit wordt
getheoretiseerd, maar nauwelijks antwoorden
en bepaal mij er toe te verklaren dat Ern Duo
lichte lectuur is en door welwillende lezers
allicht tot de Hteuituur zal worden gerekend.
De vertaler moet, voor hij nog eens aan 't
werk tijgt, een korte Nederlandsche Spraak
kunst bestudeerer. Zijrr taaifoutjes hinderen
rnis-cJiien de meeste lezers niet, maar ze
staan toch wat mal.
U t r e c h t.
W. PIK.
Van de jrte met M sctiooie gewaad,
Een sprookje.
III. (Sint).
Toen gingon Sur.e en Anna inkoopen doen
voor Nora. want ze wisten nu haar nummer
wel ! en Greta 3n Nora gingen wandelen.
Waarom keken alle menschen haar aan? ?
zou dat altij l iu de stad zoo wezen ? en
waarom liepen ze allemaal zoo hard, alsof
er een regenbui kwam opzetten? Och,
o;h, wat liep het moeiolijk op die steenen.
Heimwee overviel haar naar toö'eltjes en zand
eer ze drie straten ver waren. En dan die
boord en die band om liet midden!
Maar vroolijk was het: allo menschen keken
vriendelijk, velen lachten eu groetten en alle
hadden splinternieuwe kleeren aan. Die
eerste keer zag ze geen enkele arme, inaar
later zag ze ze altijd soms zelf kon ze
iemand helpen, maar dat alles gebeurde pas
later, toen ze geheel wakker was geworden.
Maar wi;i. zag ze prins Lievelyn. Hij groette
diep en zij herkende hem aan zijn peinzend
gezicht anders zou ze hem niet hebben
kunnen onderscheiden van alle andere man
nen, want ze droegen alléstroohoeden en
colberts. Toen hij nog op liet kasteel kwam,
had hij altijd rood fluweel gedragen met fijne
kanten kraag en een baret met een wuivende
smiisveer. Toen had ze hem ook anders
| liefgehad dan nu: had hij gelachen om haar
stijfgestrekoii japon? Zeer vermoeid kwam
ze thuis: 7.00 moe was ze in den Hof nog
nooit geweest. Ze kreeg permissie voor deze
?MMJIlUllnlWIIIIHHIIIIIIII flNIIMIIlMIIIIIIIIIMIIIIIItllllMIlIHIHHWi
in-beweging, langs een veldpaadje naar het
gemeentehuis op den berg.
A-end links, Maartje dus rechts, het split
weer open, beiden met een hoe l op en witte
bloempjes op de borst.
Volgen de ouwers, belangrijk ingedroogd
al, daarna de drie wederzijdsche broers, waar
van t\voe met niet-passende hoeden, een met
een. bet.
Flora van Herwaarden ziet den stoet van
uit haar geopend venster na ze heeft
Maartje nog in de wieg zien liggen, en Arend
geloott ze ook .. . haar oogen worden vochtig,
deels van aandoening, deels van de scherpe
Maart zon:
Geluk, lieve kinderen, op den onbekenden
weg, geluk brave ouders..."
Met boersche gemoedelijkheid is haar
dienstmeisje muist haar komen staan:
Die gane nou trouwen op Donderdag,
mevrouw, ze weten zeker niet hoe rze anders
kram van d'r cente motte worden; een
mooi jong, van lik me vosje, tuinman, maar
lui a.s dat ie is! En da zou nou trouwen in
de kerk, maar da kan niet, da mag toch
niet."
Waarom niet, ze zijn toch niet van ver
schillenden godsdienst?' vraagt Flora be
daard.
Nee ik," dan met een botten lach, da's
d'r aannemingsjepon, <i'r eente luidde ze
noodig voor een wieg, 't was ook al weer
ecu motjo, d'r schieten d'r hier niet vee!
over, maar t is toch schande; binnen de
twee maanden al, eu dan mag je niet in
de kerk . . ."
Getrouwd komen ze na oen half uurtje
terug. Maartje nu links, ernstig, Arend,
veriiefd, kijkt haar onder 't loopeu iii liet wat
bleeke gezicht.
W«t lerte het hem, da dominee iiie wou,
as hij maar wou. 3Iaartje had er verlejo om
geschreeuwd, maar hij had er z'ii eigen
niekeer haar sneeuwwit kleedje nog eeni aan
te doen omdat er toch niemand meer kwam"
en 's nachts droomde ze, dat ze wegvluchtte,
toen prins Lievelyn in de kamer kwam,
omdat ze nog niei gekleed was!"
Langzamerhand gewende Nora aan haar
omgeving; ze heek niet meer verbaasd, als
mevrouw de Jonge zei, dat het visite-tijd
was ze vond liet niet meer vreemd, dat
de vrienden en kennissen allemaal op het
zelfde uur behoefte kregen aan eikaars ge
zelschap, ze kon al vrij goed loopen zonder
moe te worden, maar enkele dingen kan ze
maar volstrekt niet begrijpen. Ze begreep
niet, dat ze doen moest alsof ze luisterde,
ook al hoorde ze van het gesprokene niets,
omdat het haar niet interesseerde ook
leek het haar heel vreemd, dat allen het er
over eens waren, dat werken heel braaf was,
terwijl toch veel menschen. die hard werkten,
gestraft werden door ze in heel kleine huisjes
te stoppen Dat had ze gezien als ;-e hun
bezocht, omdat ze alles weten wilde en
zoo zag ze met eigen oogen, dat er huisjes
waren, waar nog nooit de zon de bewoners
had gekoesterd. En zoo waren er vele din
gen, die zij niet begreep en die ook niemand
haar voldoend uit kon leggen. Was het ook
niet wonderlijk, dat haast alle menschen
ge40 cents p e r ,r ? g « 1.
HiitiiimmiiiiiiiiimmnmimmmiimmiiitmmmHiniiiïtiiiiiiiiitHa3
cht Victoriawate,
OBERLAHNSTEIN.
cht Victoriawate,
OBERLAHNSTEIN.
? vi
ISTELIO
Hi{.h OrmleTnrkisch
Cigareltos
Moderato Pricei».
i
,,'tALlUN", KHE1HVE", EXT K A. FINE",
2 et. 2X et. 8 et.
Stelio Efstathopoulos (Sntyrna).
Gede
deponeerd
VAN WOOSTEAAT 0.
air l
SPUI 25,
Depots: v. BaSrlestraat 38, Joh.
Verhulststraat 105, Ferd. Bolstraat 4, Weesperzijde 74,
Plantage Kerklaan 15, Von ZegenstratU 20,
Celebesstr. 53, e Helmersstr, 201, Ie Const.
Huygensstraat 92, do Clercqstraat 8.
Nassaukade 304<r, Haarlemmerdijk 20, 2e
Tuindwarsstraat 2, Watergraafsmeer Breedeweg 1.
'F'QlllnÊI-'i*
Ualllcl
:FlJH1:ST
O/icao
MIIlltlllllllllllllllllllIIIIIIHItllllllllllllllllllllllll
mendal van aangetrokken, as je om alles
griene wou; de schande had Maartje gezegd
en vader en moeder ....
Xou je kan 't maar doen, ik het er
lach an" verder had Arend zich niet
uitgelaten.
Zoolang de tafel gedekt wordt, scheppen
Arend eri Maartje een luchtje op den weg.
Nog geen twee uur geleden liep Maartje hier
ver van gerust.
Nu genieten beiden van de zachte
voorjaarslucht en het feestelijk gevoel van op een
werkdag in je beste, in je nieuwste spullen
te zijn.
Na het bruiloftsmaal van snijboonen door
mekaar met spek en worst, verdeelt n do
gasten zich over de veldpaden,
Arend in zijn witte hemdsmouwen, Maartje
met een blauwen boezelaar i\l te huis
moederlij k al en zijn vader op end' op nog
feestkraai, houden een afzonderlijk praatje.
De bruiloft wordt afwisselend binnen- en
buitenshuis gevierd, komende gasten worden
tegemoet gegaan, vertrekkenden een eii.d
weggebracht.
Eindelijk gaan zijn vader, moeder en broers;
vader draagt een dichtgeknoopte» doek met
restjes van het maal, voor de kleine bliigeu,
die vandaag bij buurvrouw zijn.
En als door de dennen heen do blord'-oode
zonnebal gloeit, gaan ze nog even het
eikenbofchjo door, het veld in.
Zij met haar japonnetje in de bar.d laat
beliaagxiiik hem wat aan liet lint cm
haar middel verschikken; Arend doet het
handig, blaast haar even in ele nekkrullet jes,
snuift den geur op van de verlepte ruikertjes
op zijn en haar borst.
Dan terug naar huis de huwelijksreis
gaat verder de ladder op Maartje ui Arend
hebben den zolder met een kamertje ge
kregen, totdat ze van den zomer zelf een
h\Hsje kunnen betrekken, maar zóó "Jan'^
fiaddt'U ze met trouwen liever niet gewacht.