De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1905 22 oktober pagina 3

22 oktober 1905 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No. U78 DE AMSTERDAMMER W E EK BLAD VOOR NEDERLAND. dat Bilderdijk, niettegenstaande al zijne «igenaardighedeu en onvolkomenheden (die bewonder ik niet! maar ik begrijp ze) toch in menig opzicht liet grootste letterkundig genie is geweest, dat de Nederlandsclie natie .lot nu toe lieeft voortgebracht. De werken van dien man zijn niet algemeen bekend. Een goede uitgave bestaat eigenlijk alleen van zijiie vi-rten; maar hij heelt, be halve die, nog \eel meer geschreven. Goede bloemlezingen der gedichten zijn zeldzaam. Zijn geheeie letterkundige nalatenschap, tal ?van onuitgegeven voortbrengselen bevattende, is onvoldoende verzameld, en overal verspreid. Geen archief i J daar, zooals het na, viel moeite (en gebrekkig) gesticht is voor Vondel, en zooals Bilderdijk nog veel meer dan Vondel verdient. Geen kunstrijk standbeeld ver eeuwigt Bilderdijk's en onzen ! letterroein. Is het genoeg, Nederlanders ? - Bilderdijk is ieuiand geweest, tegenover wien het volk no.j alleszins een dure plicht heeft te vervullen. Zijn beeld moet dus in hec volle licht worden geplaatst. En dit kan alleen dojr eene volledige verzameling van zijn gebeele letterkundige nalatenschap. Daar door ook zal de natie uit haren voortduren den slaap of meet ik zeggen: doinineling? kunnen worden wakker geschud. Het zien van groote voorbeelden moet ons aan vuren om zelf te gaan doen, wat groot is. Kleinzieligheid en middelmatigheid zijn de grootste gevaren, die ons steeds als kleine natie bedreigen. Ik breek hier volstrekt geen lans voor Bilderdijk's bekrompen oranjezucht, noch voor Bilderdijk's verouderde, ofschoon bij hem ook dikwijls grootsche, wereldbeschou wing. Maar wel voor zijn schitterend taaigenie, "voor zijn tooveren met onze schatrijke moeder taal, voor den verbazenden omvang zijner ?wetenschap, voor zijn huldigen van een ideaal en idealen waardoor hij meestal bittere armoe heeft geleden, wél voor het door en door vaderlarjdsche eu Nederland»che, dat wij bij niemand mis.-clüen beter dan bij Bilderdijk kunnen waardeeren. Er is nu eenmaal een nationale wedstrijd der volken, eii het internationale ideaal, dat ook ik in hooge mate huldig, kan nu eenmaal niet andere dan langzaam tn geleidelijk worden bereikt en verwezenlijkt. Door groot en grootsch werk te scheppen, en door het groote werK on/.er voorgangers en voorloopers te waardeeien, daardoor en daardoor alleen kunnen wij in dien wedstrijd der volken onzen rang behouden. Maar helaas! wat Oarlyle noemde hero worship" ontbreekt on?. Wij zijn meestal klein en kleingeestig, en knabbelen peuterziek aan den roem van die mannen. di« juist Nederland groot hebben .gemaakt. De vreemdeling moet. ons, schande genoeg, meestal het Toorbeeld geven van billijker beoordeeling en waardeering. Wij hebben tot dusver al onze" groote mannen misken l, wat erger is, ook wel afge maakt en weggejaagd. Denkt aan Grotius. Denkt aan Jan de VVitt. Denkt, om van latere tvjden te spreken, aan de treurige ballingschap van mannen als Bilderdijk en Multatuli. Na hen, schoon volstrekt niet in hun schaduw staande, vermelden wij ook groote talenten als Moleechott, als Uuet en anderen, die pas waardeering hebben gevonden in den vreemde. Moge dan ten minste het nageslacht billijkW /ijn. Moge althans de nagaat inzien dat wij op de schouders van die groote man«en staan, en dat waardeering en bewonde ring, zij 't ook na het leven, een deel der eereschuld kan afdragen, die wij allen aan die voorloopers en voorouders hebben. Ken Bilderdijk-Archief, om mij voor het oogenblik hiertoe te bepalen, moet een vol ledige verzameling worden van 's mans hand schriften, gedrukte werken, teekeningen en vignetten, en verder van al wat daarmee in verband staat. Over die drie rubrieken (het is slechts een voorloopige indeeling) nog een tnkel woord. De handschriften. Terwijl er betrekkelijk ?weinig Vondel-handschriften bestaan, hebben vrij een zeer rijke verzameling handschriften van Bilderdijk, of liever allerlei verzamelingen. Dit moet alles tot n worden.gebracht, begchrevea en geordend. De Klinkert-verzameling, op het voormalig Trippenhuis be rustende, zal wel de kern moeten worden. Maar hoeveel bestaat daarnaast l Te veel haast om op te noemen. Slechts een klein gedeelte heb ik zelf tot dusver kunnen nagaan. Ik herinner aan hetgeen berust in de boeke rijen te Leiden (Mij. van Letterkunde), te Amsterdam (Kon. Akademie en Univ. Biblio theek), te Den Haag (Kon. Bibliotheek), enz. Is het niet meer dan tijd, dat dit alles worde vereen i gd ? Moeten niet eindelijk eens al VROEG VOORJAAR! DOOR DAI3Y E. A. JUNIUS. Nog staat de pomp buiten in haar strooien omhulsel, niemand heeft een minuut te ver]ie/.en, allen zijn druk: vóór April moet de grond oaigespit zijn. Man en zoon, moeder en docht.'r-, Adam en Eva, alles buigt en kruipt over de aarde, alles werkt op het land de ketiterboertjes in hun vrije uren, de boer gestaag door. De mest is al van de grasveldjes geharkt, over gespannen lijnen, over hagen en pas gezette boonenheggen hangen helwitte lakens, die hebben de Maartsche bleek gehad Dicht om de huizen staan de kruisbessen vol groene pareltjes, en heel den morgen ia het een gekakel van kippen, die eieren leggen, roso, melkversche eieren ; pikkend, den kop op en neer, nu en dan met de pooten krabbend, den staart omhoog, gaan de kippen dooi- de wei, zich niet storend aan de paarden, die; in het rond draven dat de grond er van davert, pas als ( en veulen, ruw van haar, in plotse joligheid den kop omgooit en hinnekend naar het midden holt, weten do deftige hennen een oogenblik geen raad, rechts, links, vlougeikleppend, vooruit waarheen, als schui'jes bij storm zeilen zij over de weide: tok tok tok tok! Laag over de weide scheren de kraaien, statig zich neerlalend, hipwippend vlak achter en vóór de paarden. Tusschen het gekriskras der wiJgeristarnmon flonkert de beek, waarin bonte en witte eenden duikelen, waggelend komen ze aan wal, de lange halzen vooruit: kwèwlkwèw! Katten zitten met half gesloten oogen die genootschappen en inrichtingen voor bet goede doel de handen ineenslaan, dat wil zeggen hunre schatten afstaan 1 Stel u voor, lezer, dat Goethe's nalatenschap over een tien- of twintigtal plaatsen in Duiisehlaud verspreid ware ! Toch is zoo iets met Bilderdijk het geval, een letterkundige even knie van Goethe. Wat ten slotte de hand schriften nog betreft, beiinner ik er kort aan, dat zij, ook uiterlijk, bewaring en ver zorging in ruime mate verdienen. Bilderdijk schreef fraai en duidelijk, ook in het schrift was hij (die een geestige verhandeling over het letterschrift uitgaf) een echt kunstenaar. De gedrukte werken. Ik heb er reeds vroeger en eld-ei-s op gelezen, dat hier de volledigheid nog zeer veel te wenschen over laat. Vooral ontbreekt een goede eii volledige uiigave van de prosa- en andere geschriften, buiten de eigenlijke verzen. Niet alsof alles e ven voortr elfelrjk en blijvend ware, maar wal uit Ie pen van een Bilderdijk kooit isaltijdduiuodite ? waard, mag nooit, geneel worden verwaarloosd. Men spreekt dikwijls smalend van zijne Ge schiedenis des Vaderlands (om n voorbeeld te noemen), maar men vergeet vaak dat dit zelfde eenzijdige werk, waaiaan hij trouwens nooit de laatste hand legde, toch gee.-tig, vernufüg, tintelend, opwekkend en leerzaam i?. Kil nu vermeld ik niet eens al zijne overige wetenschappelijke geschriften. Zoo zijn b.v. de voorredenen tot, zijne dichtbundels?L>a Costa zag dit reeds goed in letterkundige ver handelingen en kritieken, nog heden de studie waard. Doch er is veel meer. Behalve de gelrukte werken moet een archief vooral ook den nadruk leggen op hetgeen, onder de onuitgegeven handschriften, nog in het licht behoort te verschijnen. De teekeningen. .?Ongetwijfeld is het niet algemeen bekend hoeveel sctioone kunst op dit terrein nog in vele verzamelingen, zooals op de univ. Bibliotheek te Amsterdam, verstrooid aanwezig i?. Dit alles moet, met piéteit, in een nieuw archief worden be waard. Bilderdijk's keurige vignetten zijn eenigszins bekend, maar hut woord vignetten drukt den rijkdom niet uit van den voorraad schetsen eri ontwerpen, die een blijvendeherinnering kunnen worden aan 's dichters iijne hand en geoefende teekenstift. Zulk eene verzameling mout ook een bewijs worden voor den nauweri band die er bestaat, en behoort te bestaan, tusschen de uitvoerende, scheppende kunsten en de poe/.ie, welke laatste trouwens evenzeer een scheppen,Ie kunst is. Van teeken- en bouwkunst, ouk van schilderkunst naar het schijnt, was een man als Bilderdijk zeer goed op dy hoogte, in zijne Brieven maakt hij daarover tal van geestvolle opmerkingen, en in zijne leekeningen, projecten, viguetten, etsen, enz. toont hij zich een zeer verdienstelijk beoefenaar dier zusterkunsten van do Eeiie, die hem bovenal dierbaar bleef, de Dichtkunst. Ik behoef hier ter plaatse niet meer te zeggen om aan te toonen, dat mijn pleidooi voor een volledig Bilderdijk-Archief den steun verdient van alle ware vrienden on^er letteren, van allen wien de roem, dat is het leven en de toekomst, onzer kleine natie nog in het hart besloten ligt. Moge mijne stem niet, evenals, helaas, zoo dikwijls lot dusverre, die eens roependen in de woestijn zijn. Utrecht. H. C. MULLER. Al zullen velen, gelijk wij, het niet eens zijn met het oordeel van den heer AÏuller over Bilderdijk als dichter, een BilderdijkArchief te stichten, zal wel niemand afkeuren. VadfrJandsfJie (.leschiedews door P. LOU WERSE. Amsterdam, Van Hulkema en Warendorf. De heer Louwerse presenteert zich in boven genoemd werk niet als een geschiedvortcher. Toch heeft hij anderen niet klakkeloos nage»chreven. Kaar hij mededeelt, zijn door hem verschillende werken van zeer uiteeiiloopende richting geraadpleegd en heeft hij de stof zelfstandig verwerkt. Opzettelijke onwaarheden vond hij bij geen enkele der nieuwe geschiedschrijvers, wél veelmaals een zijdige voorstellingen, een te zeer op den voorgrond plaatsen vnn goed of van kwaad. Hij heeft nu, door das goede en kwade weer ondereen te mengen, meer gewone menschen teruggekregen. De heilige en booze menschen onzer geschiedenis zijn or.der zijne behandeling nit't zoo heilig en zoo boos gebleven. Toch vreest hij, wel eens van zijn onpartig standpun; afgeweken te zijn. Zoo dikwijls toch zwijgt het heele verstand, en is ht_t hart aan het woord. Aan dit gevaar tMiiiKiiiiiiifimiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiHtitiiiiliMiiiiuiiiimliiiiliiiiHiilt tegenover mekaar, terwijl vlak bij in 't mulle zand vier mannelijke ringmusschen eeu verwoed gevecht leveren om eene zoetelief, eindelijk is er n overwinnaar do rest gevlucht hij trekkebekt met zijn ver overden schat, dan o;> eens zit ze allén verbijsterd kijkt ze rond, hij is een veroroederingsrnaal gaan houden met zijn medemin naars, ginds midden op den ste-men straatweg. De zuidoostenwind slaat den rook uit de schoorgteenen ia het dal neer, binnenshuis rakelt moeder het vuur op on Ier de laatste boonen, de tonnen raken leeg. buiten ram melt een jonge deern met emmers, ze waseht de vensterruitjes tof, ze glimmen; om haar, op het paadje, spelen kinderen met hun hondje, dat vroolijk bhill'end Ie kleinijes tot. den schouder springt, ze tegen het walletje tuimelen duet. Bedjes y.ijn overal al gemaakt, vóór liet schuurtje komt onder de voer rnusschen ge spannen dralen de spinazie welig op, Gerrit heeft ze gezaaid op klaatloeder verkensmest. In het dal liggen de schel groene koren velden naast de zwui (glimmende akkers, die nog op het zaad wachten. Do elzenbossen van den bezembinder slaan in de beek, ze zitten vol kitjes, een groene weerschijn ligt over de heggen, over de wilgeii, en overal klinkt het geluid vun de blanke, scherpe spade, die in den grond ge stoken wordt. Over de zonnige wegen en velden gaan de slagschaduwen van do zich reppende vogels, vogels iu de lucht, de vleusjeU dichtglaand en open k leppend, vogels stijgend en dalend en drijvend: in de dennen kirt de houtduif en vier merels in een dakgoot zijn be/.ig de wereld te o /orzien. Kalm met zijn staf en zijn bodrljvigen hond gaat daar de herder met ;;ijn kudde van hon derd schaapjes den heuvel op. Zacht klinken de klokjes. Kielen daken van huizen, schaapskooien en houtmij ten zijn aliurwege hersteld, het stact ieder bloot, die geschiedenis schrijft, zegt de heer Louwerse. Niemand minder den prof. Fruin geeft hem gelijk. Immers deze begon zijne academische lessen met de verklaring, dat een geschied verhaal geen andere verdiensten kan bezitten, dan die van een wel^elijkend poitret. On gerijmd ware het, van een geschiedschrijver to vergen, dat hij de geschiedenis anders zou schrijven, dan hij ze zich voorstelt, even ongerijmd als van een schilder te vragen, dat hij een voorwerp anders afbeelde, dan hij het ziet. Niet een, zegt Fruin,!) die de objectieve waarheid zal teruggeven ; want de vooroordeelen van den waarnemer mengen zich onder d« waargenomen feiten. Maar naar mate men scherper ziet en zuiverder het waargenomene van eigen meeningen geschei den weet te houden, naar die mate zullen de voorstellingen zonder ooit de waarheid volkomen te bereiken ??haar toch naderbij komen. Onpartijdigheid is eene deugd, die niet ieder betrachten kan, zoo hij het maar ernstig begeert. Daarvoor is noodig onbegrensde waai heidsliefde, een onbevangen bhk en het vermogen om de meest uileenioopende karakteis en meeningen te begrijpen en tevens het betrekkelijk goede en ware daarin te erkennen. De waarde van een geschiedverhaal staat derhalve in rechte reden tot de oprechtheid, do eerlijkheid en de waarheidsliefde van den auteur. Veel beter is het, dat hij ruiterlijk voor zijn gevoelen uitkomt en naar zijne overtuiging prijst of laakt, dan dat hij angst vallig tracht aanstoot te vermijden en onzijdig wil schijnen. Als hij maar iemand is van een omzichtigen aard, met een mimen blik, die niet opzettelijk door gekleirde glazen de gebeurteivssen van het verleden bekijkt, zal zijn werk gewaardeerd worden en mag men te vreden zijn. De heer Louwerse nu slaat bekend als een gids, aan wiens leiding Jong en Oud-Neder land gerust toevertrouwd mogen worden. Hij heeft daarbij eeu zeer bevalligen stijl, die in den smaak valt van zijne lezers. Een wetenschappelijk onderwerp populair te be handelen is niet ieders werk. Daarbij moet steed< rekening gehouden worden met den gedachtenkring en de verstandelijke ontwik keling van het publiek tot .hetwelk ,'tien zich richt. Niet alleen in stijl en woordenkeiu, maar ook on vooral ia de schifting der stuf, die men behan lelt. Hiervoor is evenveel, zoo niet meer kennis en vaardigheid uoodig dan voor eene wetenschappelijke behandeling. Er is ook geen enkeltj reden waarom een populair geschreven geschiedenis niet een degelijk werk zon kunnen zijn. l'.'ene schifting tusschen belangrijke en minder gewich'ige feiten moet immers ieder geschiedschrijver maken. Waarschijnlijk heeft ook de eenvoud" zijner lezers djn lieer Lonwerse doen besluiten om zich in hoofdzaak te bepalen tot de geschiedenis des lands vóór den Utrrchtschen vrede, en zijn verder de geheeie achttiende en ook de negentiende eeuw al leen in groote trekken behandeld. Trouwens er zijn nog maar weinig historici. die zich vertrouwen op het beweeglijke zand der 18de eeuw. Eerst in den laatsten tijd begint men het te exoloreeren. En over het grootste deel der liMe eeuw doet men het best nog te zwijgen. De politiek en de ge schiedenis van deii dag schuwen elkander. De derde druk van Louwerse's Geschiede nis moge komen in veler handen, iu het bijzonder ook in die van onze aanstaande onderwijzers. De lezing er van zaïhem aangename af wisseling geven van het uiteraard dorre studieboek en zij zullen aan zich zelf ont waren, dat met de vermeerdering der kennis de liefde tot het leervak toeneemt. Boven dien kunnen zij er veel genot van hebben, wanneer zij later zelf de geschiedenis in populairen vorm moeten opdienen. Zijn de knapste docenten niet altijd de beste, zeker is liet, dat niemand goed onderwijs in ge schiedenis kan geven, die zich niet volkomen thuis gevoelt in het verleden e>n die niet ti kust, en te keur kan gaan bij de bepaling en de schildering der onderwerpen. 1) De onpartijdigheid van den gescheldschrijver, rede, uitgesproken in 1803. llllltlllllllltllllllllM iMMiiiiitiiiiiiiHiimiimiiiiiiiiMiiimimiH lijken bijgelapte zeilen van schepen. Fel flikkeren in den hellen zonneschijn de glazen dakpannen, alles glanst, de witte weidehekken en de blainve boe^eroens van het manvolk. Hoog op klinkt, de stem van een jonge i vrouw, de haar kleintje voor't eerst buiten, in 't voorjaar brengt, lentellistig bast een hond, knarst eeu wagenwiel, sniert de pompslungel. En vandaag gaat Maartje trouwen ! Op de ,,goot", in de keuken on de voor kamer, o"eral is het even helder, de potka*;hel glimt, schoon linnen is in do bedstet-'ëa, de vloersteenen zijn frisch rood. Maartje is het eerst van allen klaar, moeder's knipmuts en vader's verregende ho >gf liggen nog op Ce tat'e!. 't Is kwart over tien.... Arend komt ook niet te vroeg. Maar'je is heei jong, toch is haar mooi al aan het tanen, maar maagdelijk rank lijkt ze in 't zwart, met witte manchetten. Zo gaat voetje voor voetje vooruit, het eikenboschje door. daarin is liet nog winter, even iwikt ze op haar nieuwe laar/en, ze heeft haar japon opgenomen, zoodat haar geborduurde witte rok er onder uit, komt, maar het split slaat open en laat ook wit zien, d.it vermoedt ze niet, ze gaat een heel eind in den wind, vage onrust jaagt haar, verlangen trekt haar voort. . . . Eindelijk d aai- komen er drie in 't zwart en nog twee d'r achter : Arend, z'n t.yee Lroers, z'n vader eu moeder. Gendag". Genilag samen... Ge zij laat". Tijd zat". Hoerig haalt Arend zijn horloge uit: Halle'f e!lef'. Om ellt-f 1110 we d'r zijn'1. Weet ik wel". Thuis wordt door de mannen wat geproefd, 'n sigaar opgestoken, dan stelt Je stoet zich De Geschiedenis van Louwerse is een werk van bijna 500 pagina's, het bevat be halve teekeningeu van Braakensiek vele prenten en portretten en kost, gebonden, slechts ? 1.90. Letterlijk en figuurlijk weegt het op tegen vele kinderwerken. Hilversum. K. WESTERLING. BOEKAANKONDIGING. A. C'OXAX DOYLE, Een Duo. Amersfoort. G. J. Slothouwer. Er behoort een weinig moed toe om een werk van Conan Doyle te vertalen en om publiek aan te bieden. De schrijver van de Sherlock-ll<dmesromaiis heeft reputatie, maar ze is er een van een bijzondere soort. Ook is de goede dunk, dien hier velen van Conan Doyle hadden, er niet boter op geworden, sinds hij tijdens den oorlog in Zuid-Afrika zich zoo kinderachtig-dwaas over en te'gen d-: Boeren uitliet. Doch de Boeren vergeven koning Eduard en vergeten (Jhamber'ain waarom zouden wij dan met lankmoedig tegenover een schrijver zijn, die zich mag beroemen op groote verbeeldingskracht en veel scherpzinnigheid, en die heel aardig weet te vertellen? Dat hij er slag van heeft om een bjek in elkaar te zetten, is onbetwist baar, en dat hij geen detectiveromans meer schrijft, wel bekend. Een Duo is iets als een idylle, waarin geen geïdealiseerde herders, vi.-schers of boerinnetjes een rol vervullen, te zwaar voor hun ontwikkeling, maar een allerliefst beschaaf l meisje en een interes sante jonge man onze aandacht bezig houden en ons in een genoeglijke stemming brengen. Zij vervroegen, naar 't schijnt, expres hun huwelijk, om ons zoo spoedig mogelijk van hun geluk te doen meegenieten. Het duo groeit, zooals van zelf spreekt, tot een trio aan, maar aU \ve' zoover zijn gekomen, is 't boek uit en leggen we 't met een glimlach ter zijde, erkenendedat het een aardig werkje is, waarin maar twee hoofdstukken voorko men, die (iverbo lig zijn of althans te lang. Is nu Een Dn/>, wat men noemt, kunst? Daarop dnrf ik in onze zwaar-op-dehand-che tijden, waarin, honderd-uit wordt getheoretiseerd, maar nauwelijks antwoorden en bepaal mij er toe te verklaren dat Ern Duo lichte lectuur is en door welwillende lezers allicht tot de Hteuituur zal worden gerekend. De vertaler moet, voor hij nog eens aan 't werk tijgt, een korte Nederlandsche Spraak kunst bestudeerer. Zijrr taaifoutjes hinderen rnis-cJiien de meeste lezers niet, maar ze staan toch wat mal. U t r e c h t. W. PIK. Van de jrte met M sctiooie gewaad, Een sprookje. III. (Sint). Toen gingon Sur.e en Anna inkoopen doen voor Nora. want ze wisten nu haar nummer wel ! en Greta 3n Nora gingen wandelen. Waarom keken alle menschen haar aan? ? zou dat altij l iu de stad zoo wezen ? en waarom liepen ze allemaal zoo hard, alsof er een regenbui kwam opzetten? Och, o;h, wat liep het moeiolijk op die steenen. Heimwee overviel haar naar toö'eltjes en zand eer ze drie straten ver waren. En dan die boord en die band om liet midden! Maar vroolijk was het: allo menschen keken vriendelijk, velen lachten eu groetten en alle hadden splinternieuwe kleeren aan. Die eerste keer zag ze geen enkele arme, inaar later zag ze ze altijd soms zelf kon ze iemand helpen, maar dat alles gebeurde pas later, toen ze geheel wakker was geworden. Maar wi;i. zag ze prins Lievelyn. Hij groette diep en zij herkende hem aan zijn peinzend gezicht anders zou ze hem niet hebben kunnen onderscheiden van alle andere man nen, want ze droegen alléstroohoeden en colberts. Toen hij nog op liet kasteel kwam, had hij altijd rood fluweel gedragen met fijne kanten kraag en een baret met een wuivende smiisveer. Toen had ze hem ook anders | liefgehad dan nu: had hij gelachen om haar stijfgestrekoii japon? Zeer vermoeid kwam ze thuis: 7.00 moe was ze in den Hof nog nooit geweest. Ze kreeg permissie voor deze ?MMJIlUllnlWIIIIHHIIIIIIII flNIIMIIlMIIIIIIIIIMIIIIIItllllMIlIHIHHWi in-beweging, langs een veldpaadje naar het gemeentehuis op den berg. A-end links, Maartje dus rechts, het split weer open, beiden met een hoe l op en witte bloempjes op de borst. Volgen de ouwers, belangrijk ingedroogd al, daarna de drie wederzijdsche broers, waar van t\voe met niet-passende hoeden, een met een. bet. Flora van Herwaarden ziet den stoet van uit haar geopend venster na ze heeft Maartje nog in de wieg zien liggen, en Arend geloott ze ook .. . haar oogen worden vochtig, deels van aandoening, deels van de scherpe Maart zon: Geluk, lieve kinderen, op den onbekenden weg, geluk brave ouders..." Met boersche gemoedelijkheid is haar dienstmeisje muist haar komen staan: Die gane nou trouwen op Donderdag, mevrouw, ze weten zeker niet hoe rze anders kram van d'r cente motte worden; een mooi jong, van lik me vosje, tuinman, maar lui a.s dat ie is! En da zou nou trouwen in de kerk, maar da kan niet, da mag toch niet." Waarom niet, ze zijn toch niet van ver schillenden godsdienst?' vraagt Flora be daard. Nee ik," dan met een botten lach, da's d'r aannemingsjepon, <i'r eente luidde ze noodig voor een wieg, 't was ook al weer ecu motjo, d'r schieten d'r hier niet vee! over, maar t is toch schande; binnen de twee maanden al, eu dan mag je niet in de kerk . . ." Getrouwd komen ze na oen half uurtje terug. Maartje nu links, ernstig, Arend, veriiefd, kijkt haar onder 't loopeu iii liet wat bleeke gezicht. W«t lerte het hem, da dominee iiie wou, as hij maar wou. 3Iaartje had er verlejo om geschreeuwd, maar hij had er z'ii eigen niekeer haar sneeuwwit kleedje nog eeni aan te doen omdat er toch niemand meer kwam" en 's nachts droomde ze, dat ze wegvluchtte, toen prins Lievelyn in de kamer kwam, omdat ze nog niei gekleed was!" Langzamerhand gewende Nora aan haar omgeving; ze heek niet meer verbaasd, als mevrouw de Jonge zei, dat het visite-tijd was ze vond liet niet meer vreemd, dat de vrienden en kennissen allemaal op het zelfde uur behoefte kregen aan eikaars ge zelschap, ze kon al vrij goed loopen zonder moe te worden, maar enkele dingen kan ze maar volstrekt niet begrijpen. Ze begreep niet, dat ze doen moest alsof ze luisterde, ook al hoorde ze van het gesprokene niets, omdat het haar niet interesseerde ook leek het haar heel vreemd, dat allen het er over eens waren, dat werken heel braaf was, terwijl toch veel menschen. die hard werkten, gestraft werden door ze in heel kleine huisjes te stoppen Dat had ze gezien als ;-e hun bezocht, omdat ze alles weten wilde en zoo zag ze met eigen oogen, dat er huisjes waren, waar nog nooit de zon de bewoners had gekoesterd. En zoo waren er vele din gen, die zij niet begreep en die ook niemand haar voldoend uit kon leggen. Was het ook niet wonderlijk, dat haast alle menschen ge40 cents p e r ,r ? g « 1. HiitiiimmiiiiiiiiimmnmimmmiimmiiitmmmHiniiiïtiiiiiiiiitHa3 cht Victoriawate, OBERLAHNSTEIN. cht Victoriawate, OBERLAHNSTEIN. ? vi ISTELIO Hi{.h OrmleTnrkisch Cigareltos Moderato Pricei». i ,,'tALlUN", KHE1HVE", EXT K A. FINE", 2 et. 2X et. 8 et. Stelio Efstathopoulos (Sntyrna). Gede deponeerd VAN WOOSTEAAT 0. air l SPUI 25, Depots: v. BaSrlestraat 38, Joh. Verhulststraat 105, Ferd. Bolstraat 4, Weesperzijde 74, Plantage Kerklaan 15, Von ZegenstratU 20, Celebesstr. 53, e Helmersstr, 201, Ie Const. Huygensstraat 92, do Clercqstraat 8. Nassaukade 304<r, Haarlemmerdijk 20, 2e Tuindwarsstraat 2, Watergraafsmeer Breedeweg 1. 'F'QlllnÊI-'i* Ualllcl :FlJH1:ST O/icao MIIlltlllllllllllllllllllIIIIIIHItllllllllllllllllllllllll mendal van aangetrokken, as je om alles griene wou; de schande had Maartje gezegd en vader en moeder .... Xou je kan 't maar doen, ik het er lach an" verder had Arend zich niet uitgelaten. Zoolang de tafel gedekt wordt, scheppen Arend eri Maartje een luchtje op den weg. Nog geen twee uur geleden liep Maartje hier ver van gerust. Nu genieten beiden van de zachte voorjaarslucht en het feestelijk gevoel van op een werkdag in je beste, in je nieuwste spullen te zijn. Na het bruiloftsmaal van snijboonen door mekaar met spek en worst, verdeelt n do gasten zich over de veldpaden, Arend in zijn witte hemdsmouwen, Maartje met een blauwen boezelaar i\l te huis moederlij k al en zijn vader op end' op nog feestkraai, houden een afzonderlijk praatje. De bruiloft wordt afwisselend binnen- en buitenshuis gevierd, komende gasten worden tegemoet gegaan, vertrekkenden een eii.d weggebracht. Eindelijk gaan zijn vader, moeder en broers; vader draagt een dichtgeknoopte» doek met restjes van het maal, voor de kleine bliigeu, die vandaag bij buurvrouw zijn. En als door de dennen heen do blord'-oode zonnebal gloeit, gaan ze nog even het eikenbofchjo door, het veld in. Zij met haar japonnetje in de bar.d laat beliaagxiiik hem wat aan liet lint cm haar middel verschikken; Arend doet het handig, blaast haar even in ele nekkrullet jes, snuift den geur op van de verlepte ruikertjes op zijn en haar borst. Dan terug naar huis de huwelijksreis gaat verder de ladder op Maartje ui Arend hebben den zolder met een kamertje ge kregen, totdat ze van den zomer zelf een h\Hsje kunnen betrekken, maar zóó "Jan'^ fiaddt'U ze met trouwen liever niet gewacht.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl