Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1179
de onderwijzer tegenover zijn jongens in of
buiten de school, de hoogere politie-beambte,
belast met de zorg voor handhaving van de
orde bij volksmanifestaties, zij allen hebben
dezen onafwijsbaren plicht, de psychologie
der menigte, voor het minat in hare groote
trekken, te bestudeeren. Zij hebben elk op
zijn wijs, charge d'ames: zielen voor hunne
verantwooiding; en menige grief zou onder
vangen, menig overijld hesluit of heftig inci
dent voorkomen, menige kwajongensstreek
in zijn geboorte verstikt, menige
volksmanifestatte verhinderd kunnen worden in een
bloedige rustverstoring te ontaarden, wanneer
zij, die met de leiding van de industrieele
onderneming, van de vergadering, van de
school belast zijn, zij, aan wie de zorg voor
het ordelijk- verloop der volksbeweging is
toevertrouwd, door studie van d-e psychologie
der menigte wat verder leerden zien dan
hetgeen voor oogen is." 1)
Ik wil hopen, dat onze schoolautoriteiten
deze gulden woorden, thans nog, 10 jaar
nadat ze geschreven werden, ter harte nemen.
't Zal hun geen kwaad doen. Want
Voor het bestuur en de leiding van de
dingen dezer wereld kan men niet volstaan
met den sterken arm en den onbuigbaren
?wil, daarvoor is, vóór al het andere, noodig,
het intelligente hoofd en het warme hart." 2)
Maar van een warm hart bij onze auto
riteiten voor het onderwijzerscorps merkt
men niet veel. En intelligentie! Tactloos
duwt de leidinggevende autocratie den
volksopvoeder onder den neus:
Gij zult uw taak vervullen volgens de
algemeene voorschriften en volgens de bij
zondere voorschriften en aanwijzingen, door
het hoofd gegeven.
Zonder toestemming van het hoofd wordt
van de tafel van werkzaamheden niet afge
weken.
Het hoofd waakt, dat de onderwijzers hun
plicht verruilen.
Het hoofd wijst aan iederen onderwijzer
zijn taak aan bij het onderwijs, belast hem
met het toezicht op leerlingen, met het
handhaven van orde en tucht in en bij de
school, met het bewaren der leermiddelen
en verdere sehoolbehoeften ... enz. enz. enz. 3)
Deze geheele instructie plus wat het
stadhuis nog meer produceerde aan circu
laires, missives etc. getuigt van onbekend
heid zelfs met de gewone alledaagsche
schoolbeweging. Want praktisch is die ge
heele instruetiekraam eenvoudig onuitvoer
baar. Nu spreek ik nog niet eens over het
bedroefd klein beetje inzicht onzer autori
teiten in het leven der onderwijzers. "Want
wie, die nog eenig gevoel van eigenwaarde
heeft, voelt niet het grove van zoo'n in
structie. Een rprul", het toppunt van dwaas
heid" is dat vod dan ook genoemd.
Hoog het prestige der
onderwijsautoriteiten!
***
Op de pertoonlijkheid van den opvoeder
komt het aan Hij moet hebben: liefde voor
zijn taak en voor het kind. aan hem toever
trouwd, kalmte, voortkomende uit zelfbewuste
kracht, opgewektheid." 4)
Persoonlijkheid en ... een Amsterdamsen
onderwijzer, door het hoofd bewaakt", dat
ie zijn plicht toch niet verzake, en boven
dien becontroleerd door de leden van de
Plaatselijke Commissie van Toezicht, ge
meentelijke inspecteurs,
arrondisseinentsen andere schoolopzieners, rijksinspecteurs
enz.
En van die allen ontvangende, 't zij direct,
't zij indirect, zijn voorschriften en aan
wijzingen.
Want officieel heeft de onderwijzer in
schoolzaken niets te vertellen. Hij mag zijn
persoonlijkheid gerust opbergen, alles en
alles wordt hem toch voorgeschreven. In
Amsterdam zelfs hoe lang ie een jongen
straffen mag, alles uniform.
Onze autoriteiten weten niet wat er in
de onderwijswereld omgaat. Daar voelt men,
dat het succes van de school enkel en alleen
gelegen is in het vertrouwen, dat de onder
wijzer-opvoeder geniet. Maar het eerste
bewijs, dat onze autoriteiten eenig vertrou
wen stellen in den goeden wil en het warme
hart der onderwijzers moet nog geleverd
worden. Zeker, men schrijft wel eens in
een jaarverslag of spreekt in een raads
zitting: Amsterdam heeft goede onderwij
zers." Maar die/elfde goede onderwijzers"
worden achteraf in instructie enz. als min
derwaardigen onder toezicht gesteld of met
ontslag bedreigd (5) voor eenige overtreding.
Maar de opvoeder moet zijn: een persoon
lijkheid, hij moet bezitten kalmte en op
gewektheid.
Want:
AANKOMST IN INDIË.
DOOR
CARRY VAN BRUGGEN,
te Medan-Deli.
Toen de laatste trein van beneden" binnen
kwam, was 't al haast avond, 't Was vroeg
douker dien dag, oimlat 't regentijd was en
zwarte, bolle wolken den heelen middag al
hoog aan den hemel gezeild hadden, tegen
vyf uur zich ontladend in hevige buien van
feilen slagregen. Nu was 't zes en de trage
locomotief met de loom uitziende, als ver
moeide. wagens erachter, zeulde lamlendig't
stationnetje binnen. De eenzame Europeaan,
die heen en weer liep op 't geel geplaveid
perronnetje, keek, met even een
opgeivektverwachtend trekje in z'n Indiseh-indolent
gezicht, de wagens langs, de zwarte
derdeklasse wagens vol inlanders en chineezen,
grijnzende, verhitte koppen voor de gaten
zonder vensterglas. Hun armen, lijn-sterk of
plomp geel, ook wel akelig mager van opium,
hingen slap uit de wagen, want ze zaten op
lange, smalle banken, langs de gaten geplaatst.
Maar de Europeaan zocht de eenzame
eersteklasse-kar en daar kwam al gauw het joviale,
nog Hollandsen frissche hoofd van een
terngkeerend verlofganger uitkijken.
Van den rand der befcapping straalde en
gudste de regen in breede, blaiike linten
op den grond en buiten was 't
neerplassen zoo sterk, dat de huizen en hoornen
achter die dichte regenbundels verdoken en
onzichtbaar waren als achter een maar
ternauwernood transparant gordijn. Doodstil
en als lankmoedig stond een aroepje
kokospalrnen naast't stationnetje onder die tzeeseling.
De Roode en z\jn vrouw waren uit den trein
elk klein individu heeft zijn neigingen en
grillen, zijn karaktertje in den dop, dat
afzonderlyk bestudeerd en op zijn wijs behandeld
wil worden." 6)
En dat is geen gemakkelijke taak. Zeker
niet voor gemassregelde ondermeesters, voor
opvoeders wien alles is of wordt voorge
schreven, voor onderwijzers, wier persoon
lijkheid onder stapels stadhuispapier ligt
begraven.
Kalmte, voortvloeiend uit zelfbewuste
kracht'' ,vooral ««//'bewuste. Jawel! Het
hoofd waakt, beveelt, belast, zorgt, hand
haaft, wijst aan, enz.
De onderwijzer? Hij gehoorzame!
Maar de onderwijzer zij ook opyeti'ekt.
Wat een kind evenmin ontberen kan is
een vroolijk, opgewekt interieur, waar dik
wijls gelachen wordt." 7)
Zeker. De Amsterdamsche onderwijzer
kan het toonbeeld van opgewektheid zijn.
Want onze autoriteiten stellen vertrouwen,
niet waar. Zij zien in den opvoeder de
kalme persoonlijkheid, de zelf bevvuste, die
opgewekt kan zijn, wijl aan zijn positie,
zoo benijdbaar voor buitenstaanders, niets
mankeert.
Och! die 4 x 11 artikelen der Amster
damsche instructie, zouden die' hem niet zoo
nu en dan dwars zitten '?! Als ie er eens
een overtrad! En een controleur merkte
het. Een uitbrander is het minst erge! dat
er volgen kon. En veel kans van
ontdesking bestaat er, bij zoo'n leger van contro
leurs, die allemaal maar zoo bij je over de
vloer kunnen komen.
De schoolautoriteiten en speciaal de Am
sterdamsche weten niet, wat er in de onder
wijzerswereld omgaat. Zij kennen de be
hoeften der volksopvoeders niet. Toch
treden ze op alsof zij alleen wisten wat
goed is voor het onderwijs. En hot gevolg
is, dat de onderwijzers alle respect in den
goeden wil en het kunnen hunner supe
rieuren verloren hebben. De menigte der
onderwijzers groeit aan haar leiders voorbij.
De menigte heeft andere behoeften dan
wat men haar geeft. En meeioogenloos
als ze is, verwerpt ze nu zoo goed als alle,-;
wat van boven" komt. Elke circulaire
wordt reeds vóór ze gelezen is, met
spofclach begroet.
En dat wordt nog voortdurend erger.
Want onze autoriteiten beginnen in te zien,
dat ze met wantrouwende blikken worden
gadeslagen. Ze voelen zich tegenover oen
onderwijzer vaak niet meer als autoriteit.
En nu trachten ze hun gezag te her
stellen. Ze slaan een toon aan, ze vaardigen
scherpere instructies uit, ze weigeren wat
ze vroeger toestonden eu meenen daardoor
hun gezag" te herstellen. Maar het tegen
deel is waar. Het prestige der schoolauto
riteiten *'s weg. En herstelling is uiet meer
mogelijk.
Onze autoriteiten hebben verzuimd met
het onderwijzerscorps mee te leven. Ze
hebben de volksopvoeders hun illusies ont
nomen door hun verbureaucratiseering van
het onderwijs. En onvermijdelijk zullen ze
de slachtoffers van die menigte worden.
Amsterdam. E.
1) Mr. J. N. v. Hall. De Gids, Nov. 1«95.
Psych. des foules Gust. Ie Bon.
2) Als voren.
3) Instructie voor het Onderwijzend Per
soneel der Amsterdamsche openbare lagere
scholen. 1904.
4) Mr. J. N. v. HaH. De Gids, 1894. De
zedelijke opvoeding. I. Kooistra.
5) Circulaire inzake lichamelijke straf.
6) Mr. J. N. v. Hall. De Gids, ISÜ-i. De
zedelijke opvoeding. I. Kooistra.
7) Idem Idem, 1890. Onze Jan.
Opleiding van Indische
bestuursambtenaren.
De weinige kennis, die men hier te lande
in 't algemeen van Imliëen van Indische
toestanden heeft is ook oorzaak, dat men
van de gewichtige taak van Indisch be
stuursambtenaar, zoogenaamd ambtenaar
B. B., al heel weinig begrip heeft. Ware
dit niet 't geval, dan zou het aantal
candidaten voor die eervolle betrekking zeker
grooter zijn. Van hen toch hangt voor
een groot dep] het heil van onze rijke
koloniën af. Zij kunnen, wanneer zij be
kwaam zijn veel goeds doen, maar on
geschikt voor hun taak zijnde, kunnen zij
veel, heel veel kwaad doen aan ons kolo
niaal prestige' Het is met hon niet, zooals
in vele andere betrekkingen, waar
demingestapt en stonden nu hulpeloos op de gele
steentjes naast de bagage, die een hijgende
koelie, met platte borst en bevende beenen,
naast ze neergekwakt had, nu wachtend op
z'n dubbeltje. Triestig keek Henriet den
verlaten weg af, die van 't station naar het
stadje leidde, en de melankolie van een
tropiseheu regen bij avon-1 drukte haar met
een klemmend gevoel van komende zorg.
De Roode praatte met den chef, krombeenige
Sinjo, die Holland-'cli sprak met 't koit
afbijten der woorden als een «Javaan doet,
maar heel beleefd en goedwillig lichtte hij
toch in.
Paardewagentjes waren al weg, doch ze
moesten nu maar een hongkong nemen en
koelies voor de bagage. Eeu paar schooierige,
brutale Chineezen, bloot op een kort blauw
broekje en smerig halsdoekje na, maar droog
onder den luifel van hun stellig een meter
breeden hoed, bruin-stevig vlechtwerk, van een
klein puntig bolletje met een vervaarlijken
rand, riep hij aan, met een kort, snauwend
bevel ze gelastend de barang" te brengen
naar het eenige hotel, dat dichtbij *as. Toen
tikte hij even aan z'n pet en Henriet met haar
man stapte 't perron af en de vestibuledoor.
Onder de druipende, diep glanzig groene
en heel hooge kanariboomen, met hun proppen
van schel oranjebloemen, stonden eenaantal
Hongkongs" in lange rij.
De )ange, ranke trek-stokken steunden met
de einden op den grond, putjes boiend in den
sappigen modder. Zoo na*st elkaar, niet hun
glimmenle opgeslagen kappen en eendere
rood- en gouden siermotieven,
Chineeschfantastisch, leken ze een stelletje broos
kinderspeelgoed, timide en stilletjes neergezet onder
de hooge, diep-donkere boomen in de regen
melancholie van den vallenden avond. Op
den rand van ieder karretje zat, de bloote
beenen recht gestrekt tusschen de
trekboomen, de Chinees. Ze hadden allen groote
der bekwamen, door het werk hunner meer
eminente collega's in hun taak kunnen
geholpen worden. Betrekkelijk zeer spoedig
staat een bestuursambtenaar geheel zelf
standig en is hem het bestuur over een
landstreek zoo groot als een provincie van
ons land opgedragen. Dan hangt het heil
van die landstreek en van de bevolking
geheel van hem af.
Het is dus niet te verwonderen, dat het
vraagstuk, hoe do aanstaande bestuurs
ambtenaar voor zijn taak geschikt te ma
ken, een zeer gewichtig is. In de laatste
tijden en vooral in de laatste jaren is er aan
die opleiding heel wat veranderd en gewij
zigd. Bijna geen jaar is er voorbijgegaan of
een of andere aanschrijvig of koninklijk
besluit is gekomen om deze of' die
gewensehte of niet gewenschte verbetering te
brengen. De allerlaatste belangrijke wijzi
ging, die door allen zeker wel een verbe
tering zal genoemd worden is de instelling
van het caiuiidaat-ambtenaarschap, waar*
door een eind is gerruakt aan de zoo terecht
gewraakte concurrentie, na afloop der studie.
Of echter thans de toestand een ideale is?
Ons inziens verre van daar. Een studie van
twee jaar voor een zoo gewichtig ambt is
te gering. Waar voor officier, voor ambte
naar bij de rechterlijke macht en voor
zoovele andere betrekkingen een studie van
drie of meer jaren vereischt wordt, kan
ieder leek begrijpen, dat twee jaar voor een
bestuursambtenaar te gering is.
? De studie is te kort om degelijk weten
schappelijk te zijn, vooral omdat tevens
moet getracht worden de opleiding to toet
sen aan de praktijk, 't Gevolg is dat de
ambtenaar noch praktisch, noch weten
schappelijk voldoende onderlegd, zijn taak
in Indiömoet gaan aanvaarden. I* hij een
geschikt en bekwaam man, dan kan hij,
als hij dat wil en voldoende ijver en lust
tot arbeiden bezit, zich in de eerste jaren
van zijn verblijf in Indiëverder praktisch
voor zijn taak bekwamen. Wat de weinige
wetenschappelijke indologischo kennis be
treft, die zijn de meesten reeds voor 't
passeeren der Roode Zee zoo goed als ge
heel kwijt.
Om aan dit euvel te gemoet te komen is
er o. i. slechts a middel en dat is: uit
breiding van den stu lietijd en verdeeling
in een zuiver wetenschappelijke eu een
praktische studie.
Thans zijn de vakken, die te Leiden
onderwezen worden, Staatsinstellingen,
Geschiedenis, Land- en Volkenkunde,
Mohammedaanseh recht, Maleisch en Javaansch.
Voorwaar een aardige collectie, vooral
wanneer men nagaat, dat al die vakken
voor den candidaat geheel nieuw zijn en
dat er twee talen bij zijn, waarvan de gron
dige wetenschappelijke en praktische kennis
zopals toch feitelijk vereischt wordt, alleen
minstens twee a drie jaar harde studie
noodzakelijk maakt. Wat is nu 't geval!
De candiilaat blokt flink Maleisch on Ja
vaansch, loopt college in de andere vakken,
soms ook zelfs niet een?, en neemt drie
maanden voor zijn examen een flinke hoe
veelheid dictaten van de vier overige vakken,
die er dan in die drie maanden ingestampt
worden, echter niet zoo vast of ze beginnen
er vlak na 't examen weer uit te gaan. Dat
een dergelijke toestand geen ideaal toestand
is zal iedereen ons toegeven. Ook de kennis
van de talen laat nog zeer veel te wenschen
over.
Wat wij zouden wenschen tot verbetering
is het volgende: Na twee of drie jaar studie,
werkr.lijkit studie, een examen in Staats
instellingen, Geschiedenis, Land- en Volken
kunde, Moslimsen recht en ook in Wetboeken
van Ned.-Indiö. Dit examen moet zijn
een onderzoek naar de weteimcha/iijelijke
kennis. Verder wat de talen betreft moet
de studie niets anders zijn, dan een
algemeeue wetenschappelijke voorbereiding voor
de kennis van de talen van den O. t.
Archipel, voornamelijk van het Maleisch.
Het spreekt vanzelf, dat de tijd, die aldus
door de mindere taaistudie wordt uit
gewonnen, aan de andere vakken ten
goede komt en dat dan de kans niet uitge
sloten is, dat de aanstaande bestuurs
ambtenaar later ook nog iets aan die kennis
heeft. Na aankomst in Indio zouden wij
wenschen, dat de ambtenaren, in plaats van
als ambtenaar ter beschikking te worden
gesteM op een of andere plaats, waar men
eigenlijk niet weet wat met hen uit te
voeren en waar ze dan ook vrij wel zonder
iets te werken als ze het tenminste
niet uit zich zelf doen rondloopen,
dat die ambtenaren dan, hetzij te Batavia
of'op een of andere hoofdstad van Java, het/uj
op een hoofdstad in ]de
buitenbezittingen, al naarmate zij voor Java of' voor
luifels van hoeden op, waarover traag
druppeh neerglipten en velen droegen ruwe,
ruige mantels van grof stroo, die aan India
nen oorlogstooi deden denken. Taaie oudjes
waren eronder, met schrale, grij/,ige
haarstaartjes, niet neerhangend maar geknoedeld
tot een slordig toetje en ook mooie jonsje
kereltjes van zestien jaar misschien, van
heel andeïen stam weer, stoer en breed, met
gladde, blanke gezichten, waarin soms een
heel gevoelige mond en weeke oogen en
met fijngespieide polsen en handen uit de
grof-strooien jassen.
Doodstil, zonder spreken, in ongebroken
rij, strakke gezichten als ingespannen turend
naar 't gt.drup van den regen uit de hooge
booinen boven hen, zaten ze daar. Maar
opeens ging er een schok doorheen en een
zestal tegelijkertijd namen hun karretje beet
bij de ranke boompjes en ratelden als in
wilden wedstrijd op De Koode f u Henriet
af, die uit do vestibule kwamen en
teiu^huiverend voor den droevigen, grijzen
regenval, onder de smalle voortrap wa-en
blijven staan.
De half brutale, half smeekende gezichten
onder de groote hoeden naar De Roode op
geheven, dromden ze, tuk op een dubbeltje,
om hen beiden op. Maar Heniiet huiverde
terug. Ze ha i ze dien dag aan de haven ge
zien, in volle zon, wreede, blakende zon,
rechtaf van den gloeienden hemel uitgegoten
op de blakende, geprangde ruggen. Als bees
ten trokken ze en de menschen, die in de kar
retjes zaten, keken onverschillig, gewend naar
de kromme, zweetende lichamen voor hen.
Zoo hadden ze dooreen gekrield, daar aan
de zonnige, stellige, gloeivvarme staven, han
dig en met zekeren handgreep de lichte
karretjes zwenkend tusschen 't gewemel van
ossekarren en voetgangers.
Maar Henriet had een physiek verdriet
gevoeld, als een pijnlijk bonzen onder in haar
de buitcnbezittingen bestemd zijn, geplaatst
worden, ten einde, onder deskundige lei
ding, een praktische opleiding te krijgen
in de talen en verdere vakken, die voor
den bestuursambtenaar nuttig zijn.
Het idee is niet nieuw, reeds in 't begin
van de vorige eeuw was er een Instituut
voor de Javaansehe taal te Soerakarta,
waar de ambtenaren deze taal konden
bestudeeren.
De thans nog, ondanks de vele protesten,
bestaande opleiding te Batavia, waardoor
het mogelijk is, vertegenwoordiger van het
Nederiandsche gouvernement te worden,
zonder ooit Nederland te hebben gezien, moet
om verschillende redenen zoo spoedig moge
lijk opgeheven worden. De wetenschappelijke
opleiding moet plaats hebben in Nederland
aan een Nederiandsche Universiteit en niet
aan een zoogenaamde Afdeeling B v^jfc. 't
gymnasium Willem III te Batavia.. "*
De opleiding zou wat meer tijd en aan
het land wat meer geld kosten, maar de
ambtenaren zouden er ongetwijfeld bekwa
mer en geschikter door worden, en zoo
zourlen die meerdere uitgaven zeker aan
Indiëten goede komen.
De tijden van de ,,Compenie" zijn voorbij.
Toen kwam het weinig op kennis aan. Een
flinke kerel, vooral een dappere kerel en
als hij er dan nog eerlijk bij was, dan was
de Compagnie tevreden. De oeconomische
toestand van Indic kon die 17de en 18de
eeuwsehe voorvaderen al bitter weinig
schelen, als er maar po per en nagelen van
daan kwamen. Do tij.len zijn veranderd.
Imliëeisoht een bekwaam bestuur, zoowel
in de hoogere als in de lagere rangen. Laat
de Nederiandsche regeering dus ook zorgen
dat de ambtenaren alle gelegenheid wordt
gegeven zich zooveel mogelijk voor hun
grootsche taak voor te bereiden.
F. B.
Sociale
«HlllllllllllllllIHIIIIIIIIIllilMllmtlltlllllimtllllllllllllllllllllllMUlllllllI»
door Prof. A. POTTIEE.
In het vorige jaar is er onder Katho
lieken, onder wie mr. P. J. M. Aalberse, in
Di'(u) Tijd een polemiek geweest over coöpe
ratie, waarbij naar gemelde heer mededeelt,
de groote coöperatie- idee achter de polemi
sche staketsels verdween en het eene mis
verstand het andere op de hielen zat. Nu
wilde het toeval, dat de heer Aalbevse in
handen kreeg het reeds in ItsS'J door prof.
A. Pottier, toenmaals te Luik, uitgegeven
boekje: La Coöperation et (es Koci-rti's,
oneru't'es. Daar mr. A. in dit boekje vele
argumentaties vond, die hij zelf ia zijn
polemiek had gebruikt en voorts vele nut
tige waarschuwingen en wenken, verzocht
hij het werkje in het Nederlandsen to mogen
overbrengen. De heer Pottier gaf meer
dan de toestemming, aangezien hij zijn
studie geheel omwerkte en aanvuldde,
zoodat thans het werkje in de bekende reeks
Sociale Studtën voor mij ligt als een ver
taling van een vrij wel geheel nieuwe
brochure.
Betreffende den schrijver kan ik
niededeelcu, dat hij van 1898 tot 1901 hoogleeraar
was aan het Groot-seminarie te Luik en
p.a. uitgaf' Le Uien du Peuple. Volksvriend
in de zuivere en ware beteekenis van het
woord, ontwikkelden zich bij hem diep de
sociale denkbeelden en werd hij een vurige
propagandist in woord en daad voor de
coöperatie-idee. In zijn eigen vaderland
evenwel verkeerd begrepen en belasterd
door eigen partijgenooten, nam hij in 1901
do wijk naar Rome en daar mocht hij de
voldoening smaken beter verstaan to wor
den en door den Paus in 19U4 benoemd te
worden tot hoogleeraar in de sociale weten
schappen aan het Leonijnsch Instituut te
Rome, belast met de opleiding van de
seminaristen in de sociologie. Volgens zijne
innige overtuiging is de weg naar don
Christelijken Toekomststaat die van coupe-.
ratie en vakorganisatie. Warm gevoel heeft
hij voor de nooden der arbeidersklasse en
zijn werkje ademt dan ook een geest van
i-oote naastenliefde, waardig om door zeer
velen te worden gelezen eu overwogen.
Dit boekje werd mij nu door de redactie
van dit bUd gezonden ter recensie. Moot
ik daaraan gevolg geven in den gewonen
zin, zooilat ik het werkje uit elkaar rafel
on de bladzijden n voor n ontleed:' Ik
geloof, dat mr. Aalberse gelijk heeft, waar
hij in zijn Inleiding den wensch uitspreekt.
borst en ze had tegen haar man toen gezegd,
dat ze nooit, nooit in zoo'u vreeselij k kar
retje zou willen zitteu en dch trekken laten
door een men^ch. En nu stonden ze onder
de smalle stationskap, starend in den don
keren avond en ze zagen liet geguds van
den regen en de zware, glanzig groene
kauari's, de slanke, geduldige palmen. Eu om
hen been dromden er zes van die karretjes,
heet-begeerig de Chineezen. maar tocli inge
houden, gluiperig dringend, maar zonder
uiterlijk geweld.
Henriet begreep, dat ze in een van die
karretjes moest en met een akelig wee en
vies gevoel, of ze zoo wel kon huilen, kroop
ze, ongewend en moeilijk, naast haar man
in het nauwe karretje, onder de overhan
gende kap. De Chinees sloot 't van voren
nog icet een lap zeildoek, zwart glimmend
van regen en als in eeu eng kooitje, de
knieën tegen elkaar, zaten ze daar.
Met eeu ruk vatte de trekker de dunne,
ranke.' boomen beet "n den rug gekromd, trok
hij ze op een vlug drafje door den moddergi ond.
De Roode had Henriet'» hand gegrepen
en hield die, zachtjes drukkend, tusscheii z'n
beide handen gevangen. Henriet voelde zich
droevig en mee. De aankomst in Indiëwas
niet opwekkend. Er was niemand geweest
om ze af te halen en al hadden ze dat ge
weten ze kenden geen ziel in hun nieuwe
woonplaats en hun voorganger hadden ze
met z'n vrouw op Ct-ylon ontmoet, op thuis
reis, 't was toch onaangenaam. Die voor
ganger had ze van 't stadje en de kleine
maatschappij daar al niet veel goeds verteld,
maar haar man had gezegd, toen ze alleen
waren, dat 't, och, van die Indische zwart
galligheid was, dat hadden al die
yerlof/angers. Toen, op Ceylon, op 't mooie, welige
eiiand, waar ze, met 'n groepje guitige luitjes
van de boot het oponthoud van den stoomer
benutten voor een leuke tocht 't land in,
dat deze bladzijden wél bespreking, maar
nu eens geen polemiek mogen uitlokken",
die volgens hem toch onvruchtbaar zal zijn.
Aan i dezen wensch wil ik mij houden en
het is mijne bedoeling den lozer tot het
lezen van deze brochure op te wekken door
hem in korte trekken met den
gedachtengang van den schrijver bekend te maken.
Wel moet ik een enkele keer een opmer
king maken, waar de schrijver te eenzijdig
oordeelt, of eou aanvulling doen, waar d«ze
iioodig is.
Volgens den schry»efr i» <ü«
verbruikscoöperatie het midd«t om aan den hand
werksman het nood i ge geld to verschaften
om go&d en goedkoop te kunnen
produceeren en verkoopen. Immers de win»t of
het voordeel hetwelk de verbruiks-eo
peratie hem opbrengt, stelt hem iu staat deel
te nemen in een volksbank ter verkrijging
van goedkoop crediet, in een inkoops- en
verkooyseoöperatie ten einde gemeenschap
pelijk eu contant grondstoffen en gereed
schappen te kunnen koopen en de producten
te kunnen verkoopen, m een verzekerings
coöperatie voor de zorg in geval van ziekte,
ongeval, ouderdom, dood en werkloosheid.
Zoo is voor hom de verbruikscoöperatie het
middel en de coöperatieve vakorganisatie
het doel en niet omgekeerd.
Maar ook voor de arbeiders in de groot
industrie kan de verbruiks-coöperatie het
middel worden om geleidelijk to komen tot
de organisatie van de groot-industrie op
coöperatieven grondslag. De coöperatie
hoeft niet alleen economische voordeelon
voor den werkman, maar ook sociale. Of
is het geen sociaal belang, zoo de werkman
er toe gebracht wordt contant te betalen,
zich eon pensioen te koopen en de toekomst
van vrouw en kinderen to verzekeren?
Maar er is volgens den schrijver meer. Het
moderne mdustrialisme heeft bij het prole
tariaat zedelijke verz akking veroorzaakt,
heeft hem afgestompt e" moeieloos ge
maakt. Daarvan hebben de socialisten ge
bruik gemaakt door hen op te wekken en
huu hart warm te doen slaan voor do utopie
van den Heilstaat. Welnu, men kan het
socialisme niet boter bekampen dan door
don weikmaii een ander levensdoel hetwelk
hem doet herleven, voor oogen to stellen,
en volgens don schrijver is een der krach
tigste middelen daartoe de georganiseerde
coöperatie, en dan komt (ie schrijver tot de
uitspraak, dat alleen de godsdienst het fun
dament der coöperatie kan zijn. Wel erkent
hij, dat het suecos der socialistische Vooruit,
de bekende coöperatieve vereeniging te
Gent, groot is, doch hij zegt dadelijk daarop:
attoiittons la iin."
Hier ben ik nu gekomen aan een der
plaatsen, waar de heer Pottier,
in-godsdienstig als hij i->, een te eenzijdig stand
punt inneemt, Ja, )j gftat zelfs zoo ver
van aan het einde van zijne brochure de
bekende Kuyperiaansche antithese te aan
vaarden, waarmede ik natuurlijk niet wil
zeggen, dat dr. Kuyper deze antithese den
heer Pottier iu hot gemoed heeft gegoten;
immers het werkje van den laatstgenoemde
is veel vroeger geschreven. Beter is het
dus te zeggen, dat de heer Pottier op het
zelfde standpunt stond eu staat als dr. Kuy
per; immers wij lezen deze woorden: Het
is niet noodig het te verbergen, wij zijn
(inti-socialist, en anti liberaal, omdat wij
christen zijn." Het is hier de plaats niet
tegen deze voorstelling op te komen; trou
wens in het ijfgöloopen jaar is dit punt op
verschillende plaatsen en op verschillende
wijzen besproken en is de uitspraak vol
komen weerlegd. Toah kan ik niet nalaten
hier te vermelden, dat ik meen liberaal en
toch christen to zij». De tegenstelling is
voor mij dan ook uit den booze.
Maar laat ik terug komen tot de coöpe
ratie en den middenssand, waarbij do schrij
ver uitvoerig stilstaat en geen wonder.
Immers hoe dikwijls wordt niet de coöpe
ratie in discrediet gebracht door aan de
voorstanders tegen te werpen, dat de coöpe
ratie den middenstand doet verdwijnen I
Eerst wordt stil gestaan bij den kleinen
winkelier in de volksbuurt, die op crediet
meestal slechte eu dure waren verkoopt
en veelal daardoor de arbeiders verhindert
hooger te stijgen op den maatschappolijkcii
ladder. Des schrijvers conclusie is dan
terecht, dat het verdwijnen van den kleinen
winkdstanJ niet alleen de levensmiddelen
verbeteren en goedkooper maken /.al, en.
een groot deel der arbeiders redden zul uit
het crediet, dat hun ondergang veroorzaakt,
maar dat zijn vervanging door de coöpera
tieve vereeniging zal zijn een groot sociaal
goed, omdat zij den kleinen winkelhouder
n:et uit den middenstand stoot, doch wel
tevens een groot aantal arbeiders tot den
had ze met Henk mee gelachen om de
geelbieeke mopperaar met z'n verflenst vrouwtje
en hangenge zamk-kindcren. Maar nu in 't
karretje, met den trekkenden, zweet- cii
logeuglimmendeii Chinees ervoor, wiens
gebukten rug ze even maar boven het zeildoek
kouden zien, goel-vettig vieesch, ilac haar
\\ee maakte, dacht Henrit t aan het gemopper
van deu verlofganger terug en bkekjes lachte
ze tegen Henk, niet lot voel zegden geneigd.
Henk drukte haar hand en met even, als
onwillekeurig een blik op dei) stoni/euk-nilrn
Chiutes, bukte bij uch naar haar U-e tn
zoende haar.
We zijn er nu gauw, hoor kindje."
Ja Henk," zei ze, toch weer wat geluk
kig nu, maar vin je 't met akelig wieed
in zoo'n karretje tu zitten en je door zoo'n
stakker van ei n Chinees te laten trekken V"
Och," zei Henk, ,,'k weet niet. Misschien
vinden ze 't zelf niet eens heel erg. Die
dingen zijn zoo moeilijk uit te maken. Wij
hebben heel andere opvattingen." En met
geforceerde luchtigheid, om z'u vrouwtje wat
op te vroolijken, maar lekker zit je er niet in"
en plagerig, goed dat we pas getrouwd zij n,l ie."
Ja, net een kooitje," lachte Henriet
terug. Je idet nu niets meer, maar wat
een regen."
Wat kan het hier regenen ! En al
heelemaal donker .. ."
Met een stevigen ruk van den trekker,
zoodat 't karretje even heen en weer bobbelde
op den kuiligen grond, zwaaiden ze den hoek
om. Met een gilletje klampte ze zich aan
Henk vast. Maar nu minderde meteen de
vaart van het karretje, de Chinees richtte
zich uit z'n moeielijke trekhouding op, de
handen waren nu losjes oin de boomen en
als vanzelf liep 't lichte karretje achter hem
aan, nu over hard, ralolend plaveisel. Veel
licht zag Henriet voor zich uit en ze begreep,
dat daar 't hotel moest zijn.