De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1905 29 oktober pagina 2

29 oktober 1905 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1179 de onderwijzer tegenover zijn jongens in of buiten de school, de hoogere politie-beambte, belast met de zorg voor handhaving van de orde bij volksmanifestaties, zij allen hebben dezen onafwijsbaren plicht, de psychologie der menigte, voor het minat in hare groote trekken, te bestudeeren. Zij hebben elk op zijn wijs, charge d'ames: zielen voor hunne verantwooiding; en menige grief zou onder vangen, menig overijld hesluit of heftig inci dent voorkomen, menige kwajongensstreek in zijn geboorte verstikt, menige volksmanifestatte verhinderd kunnen worden in een bloedige rustverstoring te ontaarden, wanneer zij, die met de leiding van de industrieele onderneming, van de vergadering, van de school belast zijn, zij, aan wie de zorg voor het ordelijk- verloop der volksbeweging is toevertrouwd, door studie van d-e psychologie der menigte wat verder leerden zien dan hetgeen voor oogen is." 1) Ik wil hopen, dat onze schoolautoriteiten deze gulden woorden, thans nog, 10 jaar nadat ze geschreven werden, ter harte nemen. 't Zal hun geen kwaad doen. Want Voor het bestuur en de leiding van de dingen dezer wereld kan men niet volstaan met den sterken arm en den onbuigbaren ?wil, daarvoor is, vóór al het andere, noodig, het intelligente hoofd en het warme hart." 2) Maar van een warm hart bij onze auto riteiten voor het onderwijzerscorps merkt men niet veel. En intelligentie! Tactloos duwt de leidinggevende autocratie den volksopvoeder onder den neus: Gij zult uw taak vervullen volgens de algemeene voorschriften en volgens de bij zondere voorschriften en aanwijzingen, door het hoofd gegeven. Zonder toestemming van het hoofd wordt van de tafel van werkzaamheden niet afge weken. Het hoofd waakt, dat de onderwijzers hun plicht verruilen. Het hoofd wijst aan iederen onderwijzer zijn taak aan bij het onderwijs, belast hem met het toezicht op leerlingen, met het handhaven van orde en tucht in en bij de school, met het bewaren der leermiddelen en verdere sehoolbehoeften ... enz. enz. enz. 3) Deze geheele instructie plus wat het stadhuis nog meer produceerde aan circu laires, missives etc. getuigt van onbekend heid zelfs met de gewone alledaagsche schoolbeweging. Want praktisch is die ge heele instruetiekraam eenvoudig onuitvoer baar. Nu spreek ik nog niet eens over het bedroefd klein beetje inzicht onzer autori teiten in het leven der onderwijzers. "Want wie, die nog eenig gevoel van eigenwaarde heeft, voelt niet het grove van zoo'n in structie. Een rprul", het toppunt van dwaas heid" is dat vod dan ook genoemd. Hoog het prestige der onderwijsautoriteiten! *** Op de pertoonlijkheid van den opvoeder komt het aan Hij moet hebben: liefde voor zijn taak en voor het kind. aan hem toever trouwd, kalmte, voortkomende uit zelfbewuste kracht, opgewektheid." 4) Persoonlijkheid en ... een Amsterdamsen onderwijzer, door het hoofd bewaakt", dat ie zijn plicht toch niet verzake, en boven dien becontroleerd door de leden van de Plaatselijke Commissie van Toezicht, ge meentelijke inspecteurs, arrondisseinentsen andere schoolopzieners, rijksinspecteurs enz. En van die allen ontvangende, 't zij direct, 't zij indirect, zijn voorschriften en aan wijzingen. Want officieel heeft de onderwijzer in schoolzaken niets te vertellen. Hij mag zijn persoonlijkheid gerust opbergen, alles en alles wordt hem toch voorgeschreven. In Amsterdam zelfs hoe lang ie een jongen straffen mag, alles uniform. Onze autoriteiten weten niet wat er in de onderwijswereld omgaat. Daar voelt men, dat het succes van de school enkel en alleen gelegen is in het vertrouwen, dat de onder wijzer-opvoeder geniet. Maar het eerste bewijs, dat onze autoriteiten eenig vertrou wen stellen in den goeden wil en het warme hart der onderwijzers moet nog geleverd worden. Zeker, men schrijft wel eens in een jaarverslag of spreekt in een raads zitting: Amsterdam heeft goede onderwij zers." Maar die/elfde goede onderwijzers" worden achteraf in instructie enz. als min derwaardigen onder toezicht gesteld of met ontslag bedreigd (5) voor eenige overtreding. Maar de opvoeder moet zijn: een persoon lijkheid, hij moet bezitten kalmte en op gewektheid. Want: AANKOMST IN INDIË. DOOR CARRY VAN BRUGGEN, te Medan-Deli. Toen de laatste trein van beneden" binnen kwam, was 't al haast avond, 't Was vroeg douker dien dag, oimlat 't regentijd was en zwarte, bolle wolken den heelen middag al hoog aan den hemel gezeild hadden, tegen vyf uur zich ontladend in hevige buien van feilen slagregen. Nu was 't zes en de trage locomotief met de loom uitziende, als ver moeide. wagens erachter, zeulde lamlendig't stationnetje binnen. De eenzame Europeaan, die heen en weer liep op 't geel geplaveid perronnetje, keek, met even een opgeivektverwachtend trekje in z'n Indiseh-indolent gezicht, de wagens langs, de zwarte derdeklasse wagens vol inlanders en chineezen, grijnzende, verhitte koppen voor de gaten zonder vensterglas. Hun armen, lijn-sterk of plomp geel, ook wel akelig mager van opium, hingen slap uit de wagen, want ze zaten op lange, smalle banken, langs de gaten geplaatst. Maar de Europeaan zocht de eenzame eersteklasse-kar en daar kwam al gauw het joviale, nog Hollandsen frissche hoofd van een terngkeerend verlofganger uitkijken. Van den rand der befcapping straalde en gudste de regen in breede, blaiike linten op den grond en buiten was 't neerplassen zoo sterk, dat de huizen en hoornen achter die dichte regenbundels verdoken en onzichtbaar waren als achter een maar ternauwernood transparant gordijn. Doodstil en als lankmoedig stond een aroepje kokospalrnen naast't stationnetje onder die tzeeseling. De Roode en z\jn vrouw waren uit den trein elk klein individu heeft zijn neigingen en grillen, zijn karaktertje in den dop, dat afzonderlyk bestudeerd en op zijn wijs behandeld wil worden." 6) En dat is geen gemakkelijke taak. Zeker niet voor gemassregelde ondermeesters, voor opvoeders wien alles is of wordt voorge schreven, voor onderwijzers, wier persoon lijkheid onder stapels stadhuispapier ligt begraven. Kalmte, voortvloeiend uit zelfbewuste kracht'' ,vooral ««//'bewuste. Jawel! Het hoofd waakt, beveelt, belast, zorgt, hand haaft, wijst aan, enz. De onderwijzer? Hij gehoorzame! Maar de onderwijzer zij ook opyeti'ekt. Wat een kind evenmin ontberen kan is een vroolijk, opgewekt interieur, waar dik wijls gelachen wordt." 7) Zeker. De Amsterdamsche onderwijzer kan het toonbeeld van opgewektheid zijn. Want onze autoriteiten stellen vertrouwen, niet waar. Zij zien in den opvoeder de kalme persoonlijkheid, de zelf bevvuste, die opgewekt kan zijn, wijl aan zijn positie, zoo benijdbaar voor buitenstaanders, niets mankeert. Och! die 4 x 11 artikelen der Amster damsche instructie, zouden die' hem niet zoo nu en dan dwars zitten '?! Als ie er eens een overtrad! En een controleur merkte het. Een uitbrander is het minst erge! dat er volgen kon. En veel kans van ontdesking bestaat er, bij zoo'n leger van contro leurs, die allemaal maar zoo bij je over de vloer kunnen komen. De schoolautoriteiten en speciaal de Am sterdamsche weten niet, wat er in de onder wijzerswereld omgaat. Zij kennen de be hoeften der volksopvoeders niet. Toch treden ze op alsof zij alleen wisten wat goed is voor het onderwijs. En hot gevolg is, dat de onderwijzers alle respect in den goeden wil en het kunnen hunner supe rieuren verloren hebben. De menigte der onderwijzers groeit aan haar leiders voorbij. De menigte heeft andere behoeften dan wat men haar geeft. En meeioogenloos als ze is, verwerpt ze nu zoo goed als alle,-; wat van boven" komt. Elke circulaire wordt reeds vóór ze gelezen is, met spofclach begroet. En dat wordt nog voortdurend erger. Want onze autoriteiten beginnen in te zien, dat ze met wantrouwende blikken worden gadeslagen. Ze voelen zich tegenover oen onderwijzer vaak niet meer als autoriteit. En nu trachten ze hun gezag te her stellen. Ze slaan een toon aan, ze vaardigen scherpere instructies uit, ze weigeren wat ze vroeger toestonden eu meenen daardoor hun gezag" te herstellen. Maar het tegen deel is waar. Het prestige der schoolauto riteiten *'s weg. En herstelling is uiet meer mogelijk. Onze autoriteiten hebben verzuimd met het onderwijzerscorps mee te leven. Ze hebben de volksopvoeders hun illusies ont nomen door hun verbureaucratiseering van het onderwijs. En onvermijdelijk zullen ze de slachtoffers van die menigte worden. Amsterdam. E. 1) Mr. J. N. v. Hall. De Gids, Nov. 1«95. Psych. des foules Gust. Ie Bon. 2) Als voren. 3) Instructie voor het Onderwijzend Per soneel der Amsterdamsche openbare lagere scholen. 1904. 4) Mr. J. N. v. HaH. De Gids, 1894. De zedelijke opvoeding. I. Kooistra. 5) Circulaire inzake lichamelijke straf. 6) Mr. J. N. v. Hall. De Gids, ISÜ-i. De zedelijke opvoeding. I. Kooistra. 7) Idem Idem, 1890. Onze Jan. Opleiding van Indische bestuursambtenaren. De weinige kennis, die men hier te lande in 't algemeen van Imliëen van Indische toestanden heeft is ook oorzaak, dat men van de gewichtige taak van Indisch be stuursambtenaar, zoogenaamd ambtenaar B. B., al heel weinig begrip heeft. Ware dit niet 't geval, dan zou het aantal candidaten voor die eervolle betrekking zeker grooter zijn. Van hen toch hangt voor een groot dep] het heil van onze rijke koloniën af. Zij kunnen, wanneer zij be kwaam zijn veel goeds doen, maar on geschikt voor hun taak zijnde, kunnen zij veel, heel veel kwaad doen aan ons kolo niaal prestige' Het is met hon niet, zooals in vele andere betrekkingen, waar demingestapt en stonden nu hulpeloos op de gele steentjes naast de bagage, die een hijgende koelie, met platte borst en bevende beenen, naast ze neergekwakt had, nu wachtend op z'n dubbeltje. Triestig keek Henriet den verlaten weg af, die van 't station naar het stadje leidde, en de melankolie van een tropiseheu regen bij avon-1 drukte haar met een klemmend gevoel van komende zorg. De Roode praatte met den chef, krombeenige Sinjo, die Holland-'cli sprak met 't koit afbijten der woorden als een «Javaan doet, maar heel beleefd en goedwillig lichtte hij toch in. Paardewagentjes waren al weg, doch ze moesten nu maar een hongkong nemen en koelies voor de bagage. Eeu paar schooierige, brutale Chineezen, bloot op een kort blauw broekje en smerig halsdoekje na, maar droog onder den luifel van hun stellig een meter breeden hoed, bruin-stevig vlechtwerk, van een klein puntig bolletje met een vervaarlijken rand, riep hij aan, met een kort, snauwend bevel ze gelastend de barang" te brengen naar het eenige hotel, dat dichtbij *as. Toen tikte hij even aan z'n pet en Henriet met haar man stapte 't perron af en de vestibuledoor. Onder de druipende, diep glanzig groene en heel hooge kanariboomen, met hun proppen van schel oranjebloemen, stonden eenaantal Hongkongs" in lange rij. De )ange, ranke trek-stokken steunden met de einden op den grond, putjes boiend in den sappigen modder. Zoo na*st elkaar, niet hun glimmenle opgeslagen kappen en eendere rood- en gouden siermotieven, Chineeschfantastisch, leken ze een stelletje broos kinderspeelgoed, timide en stilletjes neergezet onder de hooge, diep-donkere boomen in de regen melancholie van den vallenden avond. Op den rand van ieder karretje zat, de bloote beenen recht gestrekt tusschen de trekboomen, de Chinees. Ze hadden allen groote der bekwamen, door het werk hunner meer eminente collega's in hun taak kunnen geholpen worden. Betrekkelijk zeer spoedig staat een bestuursambtenaar geheel zelf standig en is hem het bestuur over een landstreek zoo groot als een provincie van ons land opgedragen. Dan hangt het heil van die landstreek en van de bevolking geheel van hem af. Het is dus niet te verwonderen, dat het vraagstuk, hoe do aanstaande bestuurs ambtenaar voor zijn taak geschikt te ma ken, een zeer gewichtig is. In de laatste tijden en vooral in de laatste jaren is er aan die opleiding heel wat veranderd en gewij zigd. Bijna geen jaar is er voorbijgegaan of een of andere aanschrijvig of koninklijk besluit is gekomen om deze of' die gewensehte of niet gewenschte verbetering te brengen. De allerlaatste belangrijke wijzi ging, die door allen zeker wel een verbe tering zal genoemd worden is de instelling van het caiuiidaat-ambtenaarschap, waar* door een eind is gerruakt aan de zoo terecht gewraakte concurrentie, na afloop der studie. Of echter thans de toestand een ideale is? Ons inziens verre van daar. Een studie van twee jaar voor een zoo gewichtig ambt is te gering. Waar voor officier, voor ambte naar bij de rechterlijke macht en voor zoovele andere betrekkingen een studie van drie of meer jaren vereischt wordt, kan ieder leek begrijpen, dat twee jaar voor een bestuursambtenaar te gering is. ? De studie is te kort om degelijk weten schappelijk te zijn, vooral omdat tevens moet getracht worden de opleiding to toet sen aan de praktijk, 't Gevolg is dat de ambtenaar noch praktisch, noch weten schappelijk voldoende onderlegd, zijn taak in Indiömoet gaan aanvaarden. I* hij een geschikt en bekwaam man, dan kan hij, als hij dat wil en voldoende ijver en lust tot arbeiden bezit, zich in de eerste jaren van zijn verblijf in Indiëverder praktisch voor zijn taak bekwamen. Wat de weinige wetenschappelijke indologischo kennis be treft, die zijn de meesten reeds voor 't passeeren der Roode Zee zoo goed als ge heel kwijt. Om aan dit euvel te gemoet te komen is er o. i. slechts a middel en dat is: uit breiding van den stu lietijd en verdeeling in een zuiver wetenschappelijke eu een praktische studie. Thans zijn de vakken, die te Leiden onderwezen worden, Staatsinstellingen, Geschiedenis, Land- en Volkenkunde, Mohammedaanseh recht, Maleisch en Javaansch. Voorwaar een aardige collectie, vooral wanneer men nagaat, dat al die vakken voor den candidaat geheel nieuw zijn en dat er twee talen bij zijn, waarvan de gron dige wetenschappelijke en praktische kennis zopals toch feitelijk vereischt wordt, alleen minstens twee a drie jaar harde studie noodzakelijk maakt. Wat is nu 't geval! De candiilaat blokt flink Maleisch on Ja vaansch, loopt college in de andere vakken, soms ook zelfs niet een?, en neemt drie maanden voor zijn examen een flinke hoe veelheid dictaten van de vier overige vakken, die er dan in die drie maanden ingestampt worden, echter niet zoo vast of ze beginnen er vlak na 't examen weer uit te gaan. Dat een dergelijke toestand geen ideaal toestand is zal iedereen ons toegeven. Ook de kennis van de talen laat nog zeer veel te wenschen over. Wat wij zouden wenschen tot verbetering is het volgende: Na twee of drie jaar studie, werkr.lijkit studie, een examen in Staats instellingen, Geschiedenis, Land- en Volken kunde, Moslimsen recht en ook in Wetboeken van Ned.-Indiö. Dit examen moet zijn een onderzoek naar de weteimcha/iijelijke kennis. Verder wat de talen betreft moet de studie niets anders zijn, dan een algemeeue wetenschappelijke voorbereiding voor de kennis van de talen van den O. t. Archipel, voornamelijk van het Maleisch. Het spreekt vanzelf, dat de tijd, die aldus door de mindere taaistudie wordt uit gewonnen, aan de andere vakken ten goede komt en dat dan de kans niet uitge sloten is, dat de aanstaande bestuurs ambtenaar later ook nog iets aan die kennis heeft. Na aankomst in Indio zouden wij wenschen, dat de ambtenaren, in plaats van als ambtenaar ter beschikking te worden gesteM op een of andere plaats, waar men eigenlijk niet weet wat met hen uit te voeren en waar ze dan ook vrij wel zonder iets te werken als ze het tenminste niet uit zich zelf doen rondloopen, dat die ambtenaren dan, hetzij te Batavia of'op een of andere hoofdstad van Java, het/uj op een hoofdstad in ]de buitenbezittingen, al naarmate zij voor Java of' voor luifels van hoeden op, waarover traag druppeh neerglipten en velen droegen ruwe, ruige mantels van grof stroo, die aan India nen oorlogstooi deden denken. Taaie oudjes waren eronder, met schrale, grij/,ige haarstaartjes, niet neerhangend maar geknoedeld tot een slordig toetje en ook mooie jonsje kereltjes van zestien jaar misschien, van heel andeïen stam weer, stoer en breed, met gladde, blanke gezichten, waarin soms een heel gevoelige mond en weeke oogen en met fijngespieide polsen en handen uit de grof-strooien jassen. Doodstil, zonder spreken, in ongebroken rij, strakke gezichten als ingespannen turend naar 't gt.drup van den regen uit de hooge booinen boven hen, zaten ze daar. Maar opeens ging er een schok doorheen en een zestal tegelijkertijd namen hun karretje beet bij de ranke boompjes en ratelden als in wilden wedstrijd op De Koode f u Henriet af, die uit do vestibule kwamen en teiu^huiverend voor den droevigen, grijzen regenval, onder de smalle voortrap wa-en blijven staan. De half brutale, half smeekende gezichten onder de groote hoeden naar De Roode op geheven, dromden ze, tuk op een dubbeltje, om hen beiden op. Maar Heniiet huiverde terug. Ze ha i ze dien dag aan de haven ge zien, in volle zon, wreede, blakende zon, rechtaf van den gloeienden hemel uitgegoten op de blakende, geprangde ruggen. Als bees ten trokken ze en de menschen, die in de kar retjes zaten, keken onverschillig, gewend naar de kromme, zweetende lichamen voor hen. Zoo hadden ze dooreen gekrield, daar aan de zonnige, stellige, gloeivvarme staven, han dig en met zekeren handgreep de lichte karretjes zwenkend tusschen 't gewemel van ossekarren en voetgangers. Maar Henriet had een physiek verdriet gevoeld, als een pijnlijk bonzen onder in haar de buitcnbezittingen bestemd zijn, geplaatst worden, ten einde, onder deskundige lei ding, een praktische opleiding te krijgen in de talen en verdere vakken, die voor den bestuursambtenaar nuttig zijn. Het idee is niet nieuw, reeds in 't begin van de vorige eeuw was er een Instituut voor de Javaansehe taal te Soerakarta, waar de ambtenaren deze taal konden bestudeeren. De thans nog, ondanks de vele protesten, bestaande opleiding te Batavia, waardoor het mogelijk is, vertegenwoordiger van het Nederiandsche gouvernement te worden, zonder ooit Nederland te hebben gezien, moet om verschillende redenen zoo spoedig moge lijk opgeheven worden. De wetenschappelijke opleiding moet plaats hebben in Nederland aan een Nederiandsche Universiteit en niet aan een zoogenaamde Afdeeling B v^jfc. 't gymnasium Willem III te Batavia.. "* De opleiding zou wat meer tijd en aan het land wat meer geld kosten, maar de ambtenaren zouden er ongetwijfeld bekwa mer en geschikter door worden, en zoo zourlen die meerdere uitgaven zeker aan Indiëten goede komen. De tijden van de ,,Compenie" zijn voorbij. Toen kwam het weinig op kennis aan. Een flinke kerel, vooral een dappere kerel en als hij er dan nog eerlijk bij was, dan was de Compagnie tevreden. De oeconomische toestand van Indic kon die 17de en 18de eeuwsehe voorvaderen al bitter weinig schelen, als er maar po per en nagelen van daan kwamen. Do tij.len zijn veranderd. Imliëeisoht een bekwaam bestuur, zoowel in de hoogere als in de lagere rangen. Laat de Nederiandsche regeering dus ook zorgen dat de ambtenaren alle gelegenheid wordt gegeven zich zooveel mogelijk voor hun grootsche taak voor te bereiden. F. B. Sociale «HlllllllllllllllIHIIIIIIIIIllilMllmtlltlllllimtllllllllllllllllllllllMUlllllllI» door Prof. A. POTTIEE. In het vorige jaar is er onder Katho lieken, onder wie mr. P. J. M. Aalberse, in Di'(u) Tijd een polemiek geweest over coöpe ratie, waarbij naar gemelde heer mededeelt, de groote coöperatie- idee achter de polemi sche staketsels verdween en het eene mis verstand het andere op de hielen zat. Nu wilde het toeval, dat de heer Aalbevse in handen kreeg het reeds in ItsS'J door prof. A. Pottier, toenmaals te Luik, uitgegeven boekje: La Coöperation et (es Koci-rti's, oneru't'es. Daar mr. A. in dit boekje vele argumentaties vond, die hij zelf ia zijn polemiek had gebruikt en voorts vele nut tige waarschuwingen en wenken, verzocht hij het werkje in het Nederlandsen to mogen overbrengen. De heer Pottier gaf meer dan de toestemming, aangezien hij zijn studie geheel omwerkte en aanvuldde, zoodat thans het werkje in de bekende reeks Sociale Studtën voor mij ligt als een ver taling van een vrij wel geheel nieuwe brochure. Betreffende den schrijver kan ik niededeelcu, dat hij van 1898 tot 1901 hoogleeraar was aan het Groot-seminarie te Luik en p.a. uitgaf' Le Uien du Peuple. Volksvriend in de zuivere en ware beteekenis van het woord, ontwikkelden zich bij hem diep de sociale denkbeelden en werd hij een vurige propagandist in woord en daad voor de coöperatie-idee. In zijn eigen vaderland evenwel verkeerd begrepen en belasterd door eigen partijgenooten, nam hij in 1901 do wijk naar Rome en daar mocht hij de voldoening smaken beter verstaan to wor den en door den Paus in 19U4 benoemd te worden tot hoogleeraar in de sociale weten schappen aan het Leonijnsch Instituut te Rome, belast met de opleiding van de seminaristen in de sociologie. Volgens zijne innige overtuiging is de weg naar don Christelijken Toekomststaat die van coupe-. ratie en vakorganisatie. Warm gevoel heeft hij voor de nooden der arbeidersklasse en zijn werkje ademt dan ook een geest van i-oote naastenliefde, waardig om door zeer velen te worden gelezen eu overwogen. Dit boekje werd mij nu door de redactie van dit bUd gezonden ter recensie. Moot ik daaraan gevolg geven in den gewonen zin, zooilat ik het werkje uit elkaar rafel on de bladzijden n voor n ontleed:' Ik geloof, dat mr. Aalberse gelijk heeft, waar hij in zijn Inleiding den wensch uitspreekt. borst en ze had tegen haar man toen gezegd, dat ze nooit, nooit in zoo'u vreeselij k kar retje zou willen zitteu en dch trekken laten door een men^ch. En nu stonden ze onder de smalle stationskap, starend in den don keren avond en ze zagen liet geguds van den regen en de zware, glanzig groene kauari's, de slanke, geduldige palmen. Eu om hen been dromden er zes van die karretjes, heet-begeerig de Chineezen. maar tocli inge houden, gluiperig dringend, maar zonder uiterlijk geweld. Henriet begreep, dat ze in een van die karretjes moest en met een akelig wee en vies gevoel, of ze zoo wel kon huilen, kroop ze, ongewend en moeilijk, naast haar man in het nauwe karretje, onder de overhan gende kap. De Chinees sloot 't van voren nog icet een lap zeildoek, zwart glimmend van regen en als in eeu eng kooitje, de knieën tegen elkaar, zaten ze daar. Met eeu ruk vatte de trekker de dunne, ranke.' boomen beet "n den rug gekromd, trok hij ze op een vlug drafje door den moddergi ond. De Roode had Henriet'» hand gegrepen en hield die, zachtjes drukkend, tusscheii z'n beide handen gevangen. Henriet voelde zich droevig en mee. De aankomst in Indiëwas niet opwekkend. Er was niemand geweest om ze af te halen en al hadden ze dat ge weten ze kenden geen ziel in hun nieuwe woonplaats en hun voorganger hadden ze met z'n vrouw op Ct-ylon ontmoet, op thuis reis, 't was toch onaangenaam. Die voor ganger had ze van 't stadje en de kleine maatschappij daar al niet veel goeds verteld, maar haar man had gezegd, toen ze alleen waren, dat 't, och, van die Indische zwart galligheid was, dat hadden al die yerlof/angers. Toen, op Ceylon, op 't mooie, welige eiiand, waar ze, met 'n groepje guitige luitjes van de boot het oponthoud van den stoomer benutten voor een leuke tocht 't land in, dat deze bladzijden wél bespreking, maar nu eens geen polemiek mogen uitlokken", die volgens hem toch onvruchtbaar zal zijn. Aan i dezen wensch wil ik mij houden en het is mijne bedoeling den lozer tot het lezen van deze brochure op te wekken door hem in korte trekken met den gedachtengang van den schrijver bekend te maken. Wel moet ik een enkele keer een opmer king maken, waar de schrijver te eenzijdig oordeelt, of eou aanvulling doen, waar d«ze iioodig is. Volgens den schry»efr i» <ü« verbruikscoöperatie het midd«t om aan den hand werksman het nood i ge geld to verschaften om go&d en goedkoop te kunnen produceeren en verkoopen. Immers de win»t of het voordeel hetwelk de verbruiks-eo peratie hem opbrengt, stelt hem iu staat deel te nemen in een volksbank ter verkrijging van goedkoop crediet, in een inkoops- en verkooyseoöperatie ten einde gemeenschap pelijk eu contant grondstoffen en gereed schappen te kunnen koopen en de producten te kunnen verkoopen, m een verzekerings coöperatie voor de zorg in geval van ziekte, ongeval, ouderdom, dood en werkloosheid. Zoo is voor hom de verbruikscoöperatie het middel en de coöperatieve vakorganisatie het doel en niet omgekeerd. Maar ook voor de arbeiders in de groot industrie kan de verbruiks-coöperatie het middel worden om geleidelijk to komen tot de organisatie van de groot-industrie op coöperatieven grondslag. De coöperatie hoeft niet alleen economische voordeelon voor den werkman, maar ook sociale. Of is het geen sociaal belang, zoo de werkman er toe gebracht wordt contant te betalen, zich eon pensioen te koopen en de toekomst van vrouw en kinderen to verzekeren? Maar er is volgens den schrijver meer. Het moderne mdustrialisme heeft bij het prole tariaat zedelijke verz akking veroorzaakt, heeft hem afgestompt e" moeieloos ge maakt. Daarvan hebben de socialisten ge bruik gemaakt door hen op te wekken en huu hart warm te doen slaan voor do utopie van den Heilstaat. Welnu, men kan het socialisme niet boter bekampen dan door don weikmaii een ander levensdoel hetwelk hem doet herleven, voor oogen to stellen, en volgens don schrijver is een der krach tigste middelen daartoe de georganiseerde coöperatie, en dan komt (ie schrijver tot de uitspraak, dat alleen de godsdienst het fun dament der coöperatie kan zijn. Wel erkent hij, dat het suecos der socialistische Vooruit, de bekende coöperatieve vereeniging te Gent, groot is, doch hij zegt dadelijk daarop: attoiittons la iin." Hier ben ik nu gekomen aan een der plaatsen, waar de heer Pottier, in-godsdienstig als hij i->, een te eenzijdig stand punt inneemt, Ja, )j gftat zelfs zoo ver van aan het einde van zijne brochure de bekende Kuyperiaansche antithese te aan vaarden, waarmede ik natuurlijk niet wil zeggen, dat dr. Kuyper deze antithese den heer Pottier iu hot gemoed heeft gegoten; immers het werkje van den laatstgenoemde is veel vroeger geschreven. Beter is het dus te zeggen, dat de heer Pottier op het zelfde standpunt stond eu staat als dr. Kuy per; immers wij lezen deze woorden: Het is niet noodig het te verbergen, wij zijn (inti-socialist, en anti liberaal, omdat wij christen zijn." Het is hier de plaats niet tegen deze voorstelling op te komen; trou wens in het ijfgöloopen jaar is dit punt op verschillende plaatsen en op verschillende wijzen besproken en is de uitspraak vol komen weerlegd. Toah kan ik niet nalaten hier te vermelden, dat ik meen liberaal en toch christen to zij». De tegenstelling is voor mij dan ook uit den booze. Maar laat ik terug komen tot de coöpe ratie en den middenssand, waarbij do schrij ver uitvoerig stilstaat en geen wonder. Immers hoe dikwijls wordt niet de coöpe ratie in discrediet gebracht door aan de voorstanders tegen te werpen, dat de coöpe ratie den middenstand doet verdwijnen I Eerst wordt stil gestaan bij den kleinen winkelier in de volksbuurt, die op crediet meestal slechte eu dure waren verkoopt en veelal daardoor de arbeiders verhindert hooger te stijgen op den maatschappolijkcii ladder. Des schrijvers conclusie is dan terecht, dat het verdwijnen van den kleinen winkdstanJ niet alleen de levensmiddelen verbeteren en goedkooper maken /.al, en. een groot deel der arbeiders redden zul uit het crediet, dat hun ondergang veroorzaakt, maar dat zijn vervanging door de coöpera tieve vereeniging zal zijn een groot sociaal goed, omdat zij den kleinen winkelhouder n:et uit den middenstand stoot, doch wel tevens een groot aantal arbeiders tot den had ze met Henk mee gelachen om de geelbieeke mopperaar met z'n verflenst vrouwtje en hangenge zamk-kindcren. Maar nu in 't karretje, met den trekkenden, zweet- cii logeuglimmendeii Chinees ervoor, wiens gebukten rug ze even maar boven het zeildoek kouden zien, goel-vettig vieesch, ilac haar \\ee maakte, dacht Henrit t aan het gemopper van deu verlofganger terug en bkekjes lachte ze tegen Henk, niet lot voel zegden geneigd. Henk drukte haar hand en met even, als onwillekeurig een blik op dei) stoni/euk-nilrn Chiutes, bukte bij uch naar haar U-e tn zoende haar. We zijn er nu gauw, hoor kindje." Ja Henk," zei ze, toch weer wat geluk kig nu, maar vin je 't met akelig wieed in zoo'n karretje tu zitten en je door zoo'n stakker van ei n Chinees te laten trekken V" Och," zei Henk, ,,'k weet niet. Misschien vinden ze 't zelf niet eens heel erg. Die dingen zijn zoo moeilijk uit te maken. Wij hebben heel andere opvattingen." En met geforceerde luchtigheid, om z'u vrouwtje wat op te vroolijken, maar lekker zit je er niet in" en plagerig, goed dat we pas getrouwd zij n,l ie." Ja, net een kooitje," lachte Henriet terug. Je idet nu niets meer, maar wat een regen." Wat kan het hier regenen ! En al heelemaal donker .. ." Met een stevigen ruk van den trekker, zoodat 't karretje even heen en weer bobbelde op den kuiligen grond, zwaaiden ze den hoek om. Met een gilletje klampte ze zich aan Henk vast. Maar nu minderde meteen de vaart van het karretje, de Chinees richtte zich uit z'n moeielijke trekhouding op, de handen waren nu losjes oin de boomen en als vanzelf liep 't lichte karretje achter hem aan, nu over hard, ralolend plaveisel. Veel licht zag Henriet voor zich uit en ze begreep, dat daar 't hotel moest zijn.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl