Historisch Archief 1877-1940
No. 1479
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
kleinen middenstand zal Joon opklimmen.
Maar dan wat den grooten middenstand,
de bakkers, slagers enz, betreft? Vooreerst
is het niet juist, dat deze lieden door de
coöperatie hun broodwinning zullen ver
liezen. Wel zal hun getal kleiner worden,
maar waar niet alle menschen zullen gaan
coöpereeren, niet uitsluitend van de coöpe
ratie hun waren zullen betrekken en niet
allen dit teyelijk zullen doen, zal er voor
de hier bedoelde middenstanders nog ge
noeg te ioen overblijven. Maar bovendien
zal de coöperatie zelf niet nieuwe betrek
kingen scheppen? Hebben wij hetzelfde
niet gezien toen de s> oorwegen meer'en
meer de ratelende omnibussen gingen ver
dringen en de bestuurders der koetsen
en veerschuiten gaandeweg overgingen in
dienst van het nieuwe verkeersmiddel ? Ik
kan niet nalaten hier de volgende woorden
?van prof. mr. Treub te laten volgen: Door
de toepassing der coöperatie zal wel een
zeker aantal personen uit den
zoogenaamden middenstand schade lijden, maar die
etand wanneer men daaronder verstaat
een klasse van personen in de maatschappij,
die leven moeten van hun arbeid, maar
tevens het genot hebben van een beschei
den vermogensbezit die stand zal ej- niet
door verdwijnen. Tegenover hen die door
de, coöperatie wegens het overbodig gewor
den zijn^ hunner verouderde
dienstaanbiedingen uit 'hunne tegenwoordige positie in
deb, middenstand worden uitgestooten (wat
nog lang niet gelijk behoeft te staan met
itetooting uit ^ den middenstand zelven),
versterkt de coöperatie zeer velen, diéthans
reeds tot den middenstand behooren en
i,\oext züanderen, die thans nog daar be
neden staan, tot de maatschappelijke positie
van den zoogenaamden middenstand op'"
Met vette letters heeft de heer Pottier
laten drukken en terecht, dat de onderlinge
broodnijd der middenstanders honderdmaal
meer schade berokkent dan de coöperatie
het ooit zal kunnen doen. Daarom .moet
deze stand geen strijd aanbinden tegen de
coöperatie, maap tegen dat kwaad in hun
midden en dat kunnen zij met succes doen,
zoo ook zij zich gaan vereenigen, zoo ook
zij de coöperatie-idee in zich opnemen. De
middelen tot redding van den middenstand,
tot vooruitgang is de coöperatie voor
crediet, tot gemeenschappelijken inkoop a con
tant enz.
Niet zoo uitvoerig als de verbruiksco
peratie behandelt de schrijver de productie
coöperatie om dan ten slotie nog enkele
opmerkingen te maken over den aard en
het doel der arbeiders-coöperatie, vooral in
verband met den godsdienst. Ik wil hierbij
evenwel niet meer stil staan, omdat ik meen
door het bovenstaande voldoende de
aandncht op de brochure te hebben gevestigd.
Al ga ik ook niet in alles met den schrij
ver mede, toch verdient zijn werkje in
handen te komen van velen.
Kampen. Mr. Dr. K. S. VELDMAN.
Esn interessant boei
Sara Burgerhart.
De eerste oplage van het eerste nummer
van de Wereldhtbliotlieek is gauwer uitverkocht
geweest, dan veel menschen misschien van
die vervelende Sara Burgerhart" ge.lacht
hadden; Als 'het boek nu ook maar gelezen
wordt, er is nog wel vrat uit te halen. Bij
voorbeeld, al geloot ik niet in de ab.-olute
waarheid van het histori-ch materialisme,
een beter bewijs althans van den invloed van
de levensverhoudingen op de producten van
den nienschelijken geest ken ik niet.
De tweeërlei verrichtingen van het orga
nisme, die dienen tot instandhouding van
het individu en van de soort (in hooger een
heid dus van het leven) moeten zich in het
burgerlijke Holland van de 17e en 18e eeusv
oplossen in ten eerste geldrerdienen,-en ten
twjeede het doen van een goed huwelijk.
De hoogere eenheid blijkt dan hieruit, dat
een goed" huwelijk vooral ook beteekent:
een financieel goed huwelijk. Gel l maakt dus
den grondslag uit van de 17e en 18e eeuwsche
HollanJsche koopmans levensbeschouwing.
En een boek waarin dat duidelijker uitkomt
dan in de Sara Burgerhart moet, geloof ik,
nog geschreven worden. ,
En dat is niet met opzet zoo gedaan;
iiiiiiiliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiillililltiiiiiMiiliiitiMliHiimiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiit
Henk, Henk, we zijn er."
Voorzichtig nu liet de ChinePS de boomen
zakken en knoopte het afsluitend zeildoek los.
Henriet mot iets opgewekts weer, wipte
er uit, de rok van haar al wat verslonsd
prijslinnen japonnetje veegde over de
modderstraat. Toen kwam ook Henk. Zoodra het
karretje stilstond, sloeg de Chinees een paarsig,
vaal verschoten doekje over hals en borst en
zette z'n groote, druipende hoed af, dien in
de hand houdend.
Henriet zag nu zijn gezicht, blanker dan
zo zich een Chinees gelucht had eu zuiver
ovaal.
Zijn hoofd boven 't gezicht, was egaal kaal
geschoren en rondom het ronde baarschijtje,
waaruit de vlecht kwam, ook zoo. Maar de
vlecht, glanzig en dik, deed hij nu gauw uit
den opgej-olde knoedel, niet een handige
beweging en als een gladde slang met soepele
bochten viel bij langs den blooten rug neer.
De gespierde teenen sidderden in het korte,
broekje.
Henk, na even zoeken in zijn portemonaie,
wou hem een dubbeltje geven, maar Henriet
had meelij met de sidderende beenen en
even open, moehijgenden morid en zachtjes
Huik aanstoolend, zei ze, geef'm twee."
Zonder dank of groet keerde de Chinees
zich, ir:oe, z'n kartetje achter 'm aan, om,
en ging op de rij kameraden af die onder
de electrisch verlichte pendoppo van het
hotel op 'n vrachtje wachtten.
Henk en Henriet, met wat opgewekter
gezichten nu, traden 't hotel binnen.
't Was een groote, ruime voorgalerij, als
in alle Indische hotels, met bemorste tafeltjes
fn ongemakkelijke Weener stoelen. De
vloer van marmer, vierkante platen van drie
kwart meter, sommigen, nieuw ingevoegd,
wit-glanzig, maar de meesten met groote
liapptu uit da hoeken, waar dan vuil grijs
etof opgehoopt lag. Doch 't electruehe licht,
trouwens, dan zou het met historisch materia
lisme niets te maken hebben. Het is onbe
wust; en daardoor is het boek zelf een uiting
van denzelfden geest, een product van dezelfde
levensbeschouwing.
Nu hebben de schrijfsters het zich wat
betreft de eerste kwestie, die van de nood
zakelijkheid van het geldverdienen, wel wat
te gemakkelijk gemaakt. Zoowat alle personen
zijn rijk, of ze kunnen zich tenminste zoo
tamelijk redden". Sara zelf, de hoofdpersoon
schrijft :
Mijn waarde Vader, weet gij, was Jan
Burgerhart; hij negotieerde in de thee; zijn
handel was voordeelig. Mijne lieve Moeder
was, zooals men dat noemt, een bestorven
meisje. Zij had een stuiver goeds, enz."
Abraham Blank-aart over die onuit
staanbare namen moet je eerst heen komen
zegt:
Ik ben met weinig begonnen, ik moest
voor eene oude Moeder en eene /.ieke Zuster
het brood winnen, en ziedaar, ik ben rijk,
rijker dan ik elk aan den neus hang...."
En zoo voort. De menschen, die niet rijk
zijn, gaan zich of rijk stelen, zooals broe ier
Benjamin en de vrome zuster Cornelia,
Slimpslamp. die er samen en met het geld
kistje van Tante Hofland vandoor gaan,
of ze krijgen erfenissen, zooals o.a. de brave
juff'r. Buigzaam, weduwe van den heer
Spilgoed, die al zijn geld ? want hij hal liet
ook al! opgemaakt had; erfenissen, die
wel heel toevallig lijken, maar die verklaard
worden met een beroep op de
aanbiddelijkheid van de Voorzienigheid''; zelfs de
oude dienstmeiden zie Pieternelletje
Degelijk hebben zulke vette spaarpotjes,
dat ze testamenten maken; en de weinige
arme menschen, die dan nog overblijven,
dienen alleen maar voor de anderen om er
hunne dankbaarheid aan te toonen voor
bewezen diensten, door middel van beurzen
met goud, die ze in staat moeten stellen om
hunne brave zoons en blozende dochters te
laten trouwen, alweer trouwen ja.
En met dat trouwen komen we aan het
tweede vraagstuk. En dat is veel meer uit
gewerkt hier.
Als ik de stoute meid maar gelukkig in
het f nik j e zie, dan is alles wel," zegt Abraham
Blaukaart. Die stoute meid is zijn pupil Sara,
het fuikje is natuurlijk de Houwelijctsfuik
van Cats, en zelf is Blankaart een van die
menschen, die de leegte in hun eigen bestaan
trachten aun te vullen met liet geluk, dat
ze aan anderen geven nier in 't bijzonder
weer o. a. door geld uit te doelen maar
die toch tegelijk ook aanhoudend het jongere
geslacht voorhouden, dat ze wijzer moeten
zijn: bij voorkeur gebruikt hij dat geld voor
huwelijkscadeaus aan sympathieke jongelui,
die te arm zijn om een zaak en een huis
houding op te zetten ; sterker, hij behoort
tot die oude vrijers, die aanhoudend met
zichzelf, heel of half bij wijze van grap",
te koop 'oopen, en die op een nuchter publiek
den min of meer vermakelijken indruk maken,
dat ze met alle geweld de menschen aan
mekaar" willen hebben. Mair dat maakt
heui volstrekt niet ongeschikt voor de kleine
samenleving van dit boek. Integendeel, alle
menschen. de oude en de jonge, handelen
stilzwijgend naar zijne inzichten. Het zijn
hun eigen inzichten, het is de wereldbeschou
wing van hunne maatschappij van Be'je
Wolft' en Aagje Deken. Dit boek is n groole
trouwerij.
Daar is het een roman voor, zal men
zeggen. Neen, daar is het geen roman voor.
Want deze Hollandsche burgers zijn alles
behalve romantisch. Ze zijn degelijk en ver
standig. Trouwen is best, en het voortzetten
van de in Adam begonnen reeks in een
kleine kabouter of agt" is tiet ein idoel van
ons leven, maar zegt Huygens eten
gaat voor vrijen."
Ik ben hier niet gekomen om inijne eigen
levensbeschouwing mee te deelen, of om die
van liet boek Sara Burgerhart te bestrijden
of bespottelijk te maken. Maar er is, nu
ik het boek goed en wel een poosje uit heb,
rnoet ik het toegeven, er is een zekere
goedmoedigheid in dat eeuwigdurende ..even
wicht tusschen verstand en gevoel," waarover
hier niet gesproken, maar waarnaar gehan
deld wordt; een evenwicht evenwel zooals
de vr< drf in de/e huisgezinnen er een is :
wederzijdsche waardeering, maar de man
baas. Komt het gevoel ee st op, dan corri
geert het verstand het; en begint het verstand
het eerst te spreken, dan volgt op den duur
het gevoel wel. Merkt een jongeling", dat
hij verliefd" wordt, meisjes worden hier
niet verliefd zoo maar uit zichzelf -- dan
laat hij netjes vragen aan de ouders of
voogden van het meisje, of hij wat omgang
dat uit veel lampen brandde, gaf er toch
een rijkdom en een glans overheen, die 't
armoedige zoodje wat ophaalde, De eetzaal
was wel iets beter, om lat de vuile tafeltjes
hier gedekt waren met helder linnen en ieder
een bou<]netje droegen, van groote, maar vooze
en niet-riekendo rozen en van allerlei klein,
paars en vreemd blauw gebloemt. Zoo had
4ie holle ruimte, met de oorspronkelijk
rozegoschilderde, nu afbrokkelende en vuil ge
vlekte wanden, zelfs iets feestelijks, dat
Hunift, bij 't inkijken, prettig aandeed.
Ze was. nu ze de akelige spoorreis en de
rit van 't station af in dat vreeselijk-nanwe
karretje achter don rug ha Iden, in een stem
ming, om met alles tevreden te zijn. Onder
het bruin-strooien, heel eenvoudig hoedje,
keken haar oogen, hél jonge oogen, prettig
en berustigd nu, rondom -zich, met de iets
aangedane nieuwsgierigheid van nien?chen.
die voor 't eerst in een vreemd, ver land
zijn, waar ze wonen moeten. Maar Henk trok
haar, lachend met een ietsje ongeduld, aan
don mouiv.
Toe kindje, nou eerst een kamer bespre
ken, dan hebben we alle» achter den rug, en
kunnen we ons gemakkelijk maken."
Doch ze wisten niet, waar ze wezen moesten,
voor 't bespreken van de kamer en keken
even, hulp /soekend rond. Ken aantal
Chineesche boy's in stijf-zindelijke witte haadjes,
waaronder iijnkleurige citroen-gele, blauwe,
lila broeken, van soepele zij of dun linnen,
de haarvlechten met gekleurde zijdon koor
den doorvlochten, liepen op hun Chineesehe
schoenen van vilt met satijn overtrek, heel
stilletjes ron 1. Hun stappen waren loom.
zonder eenige haast en hun gezichten in
volkomen, strakke rust. Blaadjes met kleine
biUerglazen, -waar't bruin en groen in tintelde
en met fri.sch-parelende whiskey-soda hielden
ze op de hand, zorgvuldig eu ruet iets
bijzouder eleganls.
met haar mag hebben, om haar wat te leeren
kennen. Mag het niet, ook goed. Denkt
eene moeder dat een meisje door haar
karakter niet geschikt is voor haar zoon,
dan .'preekt ze er met hem over, en de zoon
gaat op reis. Vindt een vader, dat een mei-je
niet moet omgaan met iemand, dne haar geen
redelijk bestaan zou kunnen bezorgen. . . .
och wat, ik schei er uit;.., 't is go^d; laat
maar veel ouders vau den tegenwoordigen
tijd het boek lezen en er sterkte in zoeken
tegen hunne weerbarstige kinderen... 't zal
voor het laatst wezen . . , het volgende ge
slacht... daar, dat zal Sara Burgerhart lezen
als eene curiositeit, en het boek zal netjes
staan in hunne boekenkasten; rnet een velletje
er om.
Welzeker. Kon dan alles maar in die dagen ?
Ja.
En Betje Wolf en Aagje Deken hebben een
goed werk gedaan met dit boek te schrijven.
Er is geschiedenis uit te leeren, geschiedenis
van den ideëengroei. Het is een best boek.
En het ergerlijkste heb il: nog niet verteld.
Dat is het bij elkaar plakken van menschen,
die toch óók een' man of eene vrouw moeten
hebben; op goed geluk, misschien, dat ze
wel van mekaar gaan houden. Neen, ze laten
ze nog niet trouwen dadelijk. Hier wor H
niemand verkocht; het is geen boek van
verdorven, enkel maar van onwetende men
schen. Ze moeten elkaar maar leeren kennen ;
staan ze mekaar niet aan, goed; bevallt n
ze mekaar, beter; kunnen ze er toe over
gaan, om over vroegere, "door wijzer lieden
weggoredeneerdt) gebeurtenissen in hun
trevoelsleven heen te stappen en mekaar maar
to nemen, best.
En Abraham Blankaart geeft in de vreugde
van zijn gemoed zooveel dui/.end gulden, of
onze Lieve lieer een erfenis, en daar zijn
weer twee menschen gelukkig.
Warempel, want ze schikken er zich in.
Ik merk, dat ik eigenlijk be'.ig ben met
eene theorie van h«t liefdeleven van onze
voorouders in den tijd van de Republiek uit
dit boek te distillceren. Of laat ik zeggen:
van het beste deel van onze voorouders. Met
Abraham Blankaart zeggen Wolft' en Deken:
ik schrijf niet gaarne over slechte menschen ;
ik word dan maar nijdig en bedroefd." De
slechte menschen, die ze bepaald ..noodig
hebben, zooals Benjamin en Slimpslamp en
Meneer R. verdwijnen zoo gauw mogelijk
weer, en de nij ligheid" en bedroefdheid'
van de schrijfsters blijken voldoende uit de
afgrijselijke gedaante, waaronder ze zich voor
gedaan hebben 't Is een b iek overigens van
louter goe Ie menschen, 'wel mot gebreken,
maar toch in den grond goed; op een plaats
wordt verlangd naar het talent vau den
schilder Troost om ze af te beelden; htt
heele uiterlijk van het boek is als een minia
tuur- pastei portret, of als een gepoeierde pruik,
zooals de heeren ze toen droegen; maar ór.der
die pruik daar zaten een paar heldere oo^en,
en daar zat warmte, en geloof, ook van pen
beter so jrt dan dat erfenissen-geloof. En
daar zou óók nog heel wat over te zeggen
wezen : hoe hier het naleven van de groote be
ginselen van het Schriftuurlijke Christendom
(mét Bijbelstniie, zooals in Stijntje Doorzicht,
of zonder, zooals in Abraham Blankaart)
gesteld wordt boven bekrompen dogmatisme
als in don ouden heer Edel in g, of schijn
heilig gehuichel als .in het verzwijnde drietal
Benjamin?Siimpslarnp?B'echt; en zoo ook
over verschillende burgerlijke deugden, die
zich in deze hartelijke menschen boven
den ondergrond van hun stoffelijk leven
ontwikkeld heuben. Maar laat ik nu mijne
theorie van het liefdeleven maar afmaken.
Ik dien er dan nog wat bij te voegen over
de plaats die de vrouw in deze simonleving
inneemt. Uit het voorgaande is het eigenlijk
al duidelijk waar het op neer zal komen. -De
vrouw is on lergeschikt aan den man; de
vrou .v moet geleid worden door een' voor
haar passenden echtgenoot. Ze behoeft geen
man te nemen tegen haar' zin, maar ais ze
zegt, dat de man, die haar gevraagd heeft,
haar zin niet is, zitten toch almaardoor alle
vriendinnen, vooral de moe lerlijke", tegen
haar te zeuren, dat hij toch zoo goed voor
haar is, en dat hij toch zooveel van haar
houdt, en dut hij toch zoo braaf is, en dat
ze het toch vooral dadelijk zeggen moet, als
ze ook maar iets voor hem begint te voelen.
Dat laatste is liet toppunt. De liefde van
eene vrouw moet veroverd worden, niet waar
juffrouw Wolll'? En zoodra de vrouw capitu
leert, moet ze vooral dadelijk een vlaggetje
uitsteken, dat alle menschen het kunnen zien.
Gelukkig blijkt hier alle reden te wezen om
vol te houden; want Kaartje, die eerit in
haar kinderlijke levenslust niet aan trouwen
of liefhebben dacht, en die don edelen
Kdeling daardoor zooveel narigheid bezorgde,
Er waren maar weinig Europeanen, maar
er was veel rumoer van lawaaierig" stommen,
als om de stilte wei te houden uit de holle
ruimten on den melaukolieken regenzetir niet
te hooren.
Want zonder ophouden klaterde het nog
buiten on eenmaal uit den lichtkrini; van het
hotel heerschte daar de stugge donkerte, al-i
aandringend rondom, 't. Leege, kille hotel
was toch nog 't eenig veüue. Maar de regen
kot-iile de a-l ino:- (eer In; i (en eii er \\ oei tel kt h s
een rillige wind door hot heel open en
onboschut gebouw, vochtig blazend letien <le
warmroode koppen van het stelletje drinkende en
zwetsende Kuropeanen om do groote
middentafel. Ken tiental zaten daar en in hun
geforceeido, vroolijkhoid van moppen-tappen 011
hich-uitbarsien was als een diept' smart om de
regenzeur en 't nare land. Knkelo eenz.unen
zaten aan de kleine tafel ij es rondom en zwijgend,
in den reveil turend, dronken ze''t eene bittertje
na 't andere, dat oen Chinees op hun rauw
geroep vau boy" met een onaangenaam
piatten uitspraak van de o", zo telkens bracht.
Dat waren planters van buiten, die nu uit
waren iii <le stad en in't hotel zoudi-n biijvi n
eten iriet veel wijn en champagne, om vrou! ij k
to zijn on 't geld te verteren, dat ze, in hun
eenzame plantages ver 't land in, niet te ge
bruiken wisten.
De Koode, en Henriet aarzelden even voor
ze oen dier gladgeschoren kerels niet hun
hreede, roodo gezichten, een stelletje
Magprsknochts in hun witte strak-zittende pakken,
a inspraken voor de vraag waar ze moesten
zijn voor 't bespreken van hun kamer. En
ook wilde j lonk niet bespottelijk zijn, met
z'n m ai l boot-Malt isch een Chinees aanroepend.
Op 't mi'inerit wist hij zelfs absoluut niet,
wat hij zou hebbon moeten zegden. Maar
Henriet dacht, dat de Europeanen hen van
zelf wel zouden, terechthelpen, als ze zagen,
dat ze vreemd en zoekend waren, ze moesten
wordt door den schok van eene gebeurtenis
die de vrouw in haar wakker maakt, in eens
bewust van haar ei^en gevoel, voor E le
ling natuurlijk. En ze eindigt met zieh achter
in het boek behoorlijk te teekenen; Sara
Edeling, geboren Burgerhart, zooals het
voor eene getrouwde vrouw hoort.
Wat die schokkende gebeurtenis zelf nu
betreft, ik weet werkelijk niet, of ik zoo in
de benauwdheid zou zitten als Edeling, als
ik merkte, dat mijn meisje zonder erg met
een' rijken doordraaier uit rijden was... ze
is er toch zelf bij, zou ik zeggen maar het
werd toch nog al vrij ernstig hier, en boven
dien vergeet ik misschien ook wel een beetje
te veel, dat hij toen van haar volstrekt nog
niet zekor was; dus wie weet, als ik ook eens
voor het geval kwam... maar ik spreek
ook niet over mezelf, maar over Sara Bur
gerhart.
Nu dan, van Sara Burgerhart, het boek,
wou ik nog dit zeggen : Deze menschen ptaan
met hunne iu 't algemeen zoo verstandige
opvattin/ van deze dingen toch blijkbaar
zooveel dichter bij (ie natuur dan wij, dat ze
ons voeren tot het einde too, zonder vrees,
hoewel ook zonder oukieschheid; het boük
eindigt niet voor het huwelijk, zooals bij
onze romantiek, no ;h ook scheurt het bet
intiemste op, zooals het naturalisme; maar
als de jonge mevrouw Edeling door hare
pleegmoeder geholpen is bij het ontklefden,
on de bruigom op zijn likken binnen gelaten
is, dan kust hij de beide vrouwen, en de
oude vrouw sluit, als ze weggaat, de kamer
achter zich dicht; en den volgenden morgen
komt Edeling bij haar, enkel vreugde"
z£Oals ze zegt ; en ze gaat naar Sara, die op
haar toevliegt. oen zekere verwarring in
haar gelaat... ." Werkelijk, in veel opzichten
is dit oen beminlijk buek.... En op de
zelfde aan luidende manier krijgen we later
de kraamkamer . .. moet ik nog zeggen, dat
het boek eindigt met het geluk van de wilde
Sara, als ze een kleine Jan heeft ?
Er staan een paar erbarmelijke verzen in
dit boek. Allebei zijn ze van Kdeling. Uit
dankbaarheid voor het lekkere, lnvendige
proza, moest ik er hier misschien niet over
spreken; maar de verzoeking is te groot, en
aan een aanleiding tot vroolijkheiii is licht
nog we! be.hot.fie hier of daar. Daarom wijs
ik er hier even op; en dat zal mijn slot zijn.
En nu heb ik nog heelemaal niet verteld,
dat het oen roman in briefvorm is; en dat
de karaktertekening daardoor over 't alge
meen zoo goed geworden is; en dat de ge
leerde vrouwen en de onboteekenende mannen
er zoo slecht afkomen; en dat er op het
titelblad staat: Met vertaald", en dat dat
in het jaar 1782 zoo noodig wa^; en dat het
boek een navolging is van de Engelsche
zedenromans van Kicharuson, in 't b; zonder
van Claiisse Harlo.ve; on dat het eene didac
tische strekking beefl, om n 1. levenslustige
jutt'ertjes te waarschuwen voor de verlexling
waaraan zo in hare onwetendheid b ootstaan ;
en dat dit waar-chijniijk verband houdt, mot
eene gebeurtenis uit het leven van Botje
Woltf zeif, niet een vaandrig in Ylissin-ien;
en ik heb nog heelemaal geen beschrijvende
catalogus van de personen, en geen Korten
Inhoud gegeven, of verteld, dat de tegen
woordige bewoner van het huis in de"
Beverwijk nog altijd aan zijne bezoekers met
bijzondere welwillendheid het tuinkoepelije
moet vertoonon waar het boek afgemaakt ia,
en dat hij zelfs verleden jaar het ding nog
eens netjes hot-fi laten opschilderen.
't Is wat te zeggen.
U t r. Du.
40 cents per regel.
HtltllllllllllllllllllllllllllllllllllllhlIlllllllllMllllllllllltlllllllllllllMIII
NIEUWE UITGAVEN.
Wat willen <le pacifisten? Waartoe een
vrede-tentoonstelling ? Voonlmclit, gehouden
door A. TEN- BOSCH N. Izn. op l 7 October 1805,
in een openbare vergadering te liotterdam,
uitgeschreven door de vereeniging voor ge
meente- en v< Iksbelangen ; de afd. liotter
dam van den Nederlandsehen bord Vrede
door Kocht"; on hot departement Kotterlarfl
der maatschappij van t* ij verheid.
VINCEXT VAN (ioen, 100 tceL'/'iihigm uit de
verzanu-ling Hiilde Nijland in het museum te
Dordrecht, .~>e on Ge atl. Amsterd , W. Vorsluys.
Jlni'fiHi/iifii tier xlaulLuifhouil[;iin<l,!, door
mr. J. B. Coheii, 2e druk. (iron. P. Noordhoit'.
Ititenuit'iimah- srlieui i-ai-ndi-r tour l'JOli.
Zutpheu, W. J. 'Ihierne.
er maar eens langs loopon, dan zou er een
] toch wel opstaan en helpen. Inlndic waren
do meiHchen toch zoo gastvrij en hulpvaardig.
't Schreeuwende stelletje om de tafel met
z'n vuile vlekken on bitterplasjes, de roode
koppen bij elkaar en breed uit de ellebogen
leunend op 't blad, hield zich wel even stil,
toen ze Henriet en Henk in 't O<M kregen.
Sing-kohs en oen vrouwtje erbij ! En hoe 'n
vrou,\t je. Ongegeneerd brutaal kijkend, met
! kijip'» -<?!'- n;i.-tr elkaar namen zo. Henriet op,
| die omustig word onder 't gorneene kijken
l van al dip kleine genepen drankoogen en
maar hoopte, dat Henk 't niet zien zou. die
zóó driftig kon zijn.
Haar jiretti.u'o stemming wa* allang weer
gezakt on schuw keek ze opzij naar Henk.
i>ie had 't ook al gemerkt, dat begreep ze
direct aan 't nerveus» boven van z.'n mond
onder den sno:1. Drift kooste in 'm op. Maai
bij hield zich in. Nu al ruzie maken, 't zou
stom zijn. Ten sloite moest je m< t do kereN
werken on opschieten. Maar als or meer
zulke proleten waren, dan konden hij en
Henriet 't good hebben. Ongegeneerd «n
/.onder oonige terughouding iliiisterlachtlen
dio om de groote tafel onder elkaar, opzet
telijk tolkons kijkend naar De Koude, die zo
rifiig voelden worden en de eenzamen aan de
kleine tafeltjes grinnikten vergenoegd in
zichzelf om oen rolletje, dat zo voorzagen en
dat den mislukten rosenavond breken zou.
Heb je ooit zulke pr.loten gezien?'' barstte
Honk ineens uit, zich brnu-k naar de tafel
keerend. Wat oen volk..."
Zn driftige st-.-m schoon de rumoermakers
t p. prikkelen. Een van hen, een korte, ge
drongen kerel, mot een dik hoofd on vuurrood
gezicht, keerde met een stevigen zwaai z'n
stool ineens naar den kant waar D» Roodc
stond, en bleef 'm zoo, do stomp-vette vin
gers tniminelend op 't blad van de tafel,
kalm-lachend aankijken. De anderen lachten
T RADE
MARK
MARTELL'S COGNAC,
Dit beroemde merk is verkrijg
baar bij alle Wijnhandelaars en
bij de vertegenwoordigers
HOOPMAXS & HRl IMFK,
Wjjnhandelaars te Amsterdam.
PrijZBDTanaf/J.iOpeFÏIiiscL
cht Victoriawate
OBERLAHNSTEIN.
cht Victoriawate,
OBERLAHNSTEIN.
VRAAG ^BD
HUh GraileTnrkiscli
ALKAN", KIIEDIVE", EXT1U FJNE",
2 et. 2X et. 3 et.
Ste/io Efstaihopoulos (Smyrna).
Gedeponeerd.
SPUI 25, VAN WOUSTRAAT 9.
Depots: v. Baerlestraat 38, Joh.
Verhtilststraat 105, Ferd. Holstraat. 4. Weesperzijde 74,
Plantage Kerklaan 15, Von Zesens'raat 2'J,
Mamixstr. 257, Ie Helmersstr, 201, Ie, Ooust.
Huygensstraat 1)2, de Clereqstraat 8.
Nassaukade 3Ü4a, Haarlemmerdijk 2", 2e
Tuindwarsstraat 2, Watergraafsmeer Breedeweg 1.
Normaal-Onderkleedini
ProOrG.
v Eénig
Fabrikanten
WBenger Sohne
Stuttgart
Hoofddepót te AMSTERDAM: Kalverstraat 157 |
K. F. DEUSCHLE-BENGER.
In geen enkel leesgezelschap, in geen enkele
leesinrichting mag ontbreken het
lijilsdiril't,.Groot-Nederland",
omler reitactie ran
CYEIEL BUYSSE, LOUIS COUPERUS en
W. G. VAN NOUfiUIJS.
l'rijs ?' 12.5O per J n» r.
Proef-abonnementvan l Oct.?31 Dec. 1905 f;}.?.
Men Kan zicïMj eiken Boeïnanlcla^r aöorni ereo.
luider en schreeuwden om bier en bitter.
Henriet zag naar Henk, naar z'n bleek
woedegezicht on ze beefde. Onbewust beluisterde
ze 't geruis van den nog altijd stroomenden
regen en 't geratel vari een hongkong, hél
in do verte. Keu moment voelde ze niets,
wist niet. hoe zo eruit zonden komen. Strak
keek zo de eetzaal mot do kleurige bloemetjes
in en dan, met oen gevoel of ze flauw zou
vallen, naar den man met het roodo gezieht.
die broed uit. van z'n stoo! af. Henk sarri;.'
belachen bleef.
Maar een klein Chineesje in een teer paars
baadje ms-t blauwen broek, die al'n poos om
hen heen had s'aan draaien, zei ineens,
discreet-snel, als gebruik makend van een
geschikt moment: Toewan man kamer?"
Kn meteen, even omkijkend, om to zien of
ze 'm volgden, liep hij vlug met lladderig
bewogen van z'n wijde zijden broek hen vóór,
de galerij uit en vóór 't hotel om een slecht
verlicht, ovfrwuiftild modderpndje in,
smalletjes on glibberig. Een monotone rij van
eendere kamers onder n dak, met de arme
lij ken verlichte galorijtjes uitziend op een
siordigen, verregenden tuin liepen ze, moeilijk
elkaar vasthoudend, langs. Henriet voelde
zich akelig verlaten on tranen brandden haar
achter de oogloden. Aan 't eind van do rij
was een donker galerijtje tusschen twee lich
ten, dat was een nog onbewoonde kamer.
De Chinees hield daar op en laconiek zei
hij : ada kaïnar".
lïij 't bleeke licht van een der gloeilampjes
die zuinig 't looppaadjo verlichtten, zag
Henk, dat hun bagage daar al stond, een
zwarte hoop, neergesmeten in een der hoeken.
Een stool, waarschijnlijk door do koelios om
gegooid, lag daar naast over den grond.
En 't kleine Chineesje, na vlug 't lichtte
hebben opgedraaid, wipte 't trapje weer af
en liet ze alleen staan in hun nieuwe woon