De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1905 29 oktober pagina 3

29 oktober 1905 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No. 1479 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. kleinen middenstand zal Joon opklimmen. Maar dan wat den grooten middenstand, de bakkers, slagers enz, betreft? Vooreerst is het niet juist, dat deze lieden door de coöperatie hun broodwinning zullen ver liezen. Wel zal hun getal kleiner worden, maar waar niet alle menschen zullen gaan coöpereeren, niet uitsluitend van de coöpe ratie hun waren zullen betrekken en niet allen dit teyelijk zullen doen, zal er voor de hier bedoelde middenstanders nog ge noeg te ioen overblijven. Maar bovendien zal de coöperatie zelf niet nieuwe betrek kingen scheppen? Hebben wij hetzelfde niet gezien toen de s> oorwegen meer'en meer de ratelende omnibussen gingen ver dringen en de bestuurders der koetsen en veerschuiten gaandeweg overgingen in dienst van het nieuwe verkeersmiddel ? Ik kan niet nalaten hier de volgende woorden ?van prof. mr. Treub te laten volgen: Door de toepassing der coöperatie zal wel een zeker aantal personen uit den zoogenaamden middenstand schade lijden, maar die etand wanneer men daaronder verstaat een klasse van personen in de maatschappij, die leven moeten van hun arbeid, maar tevens het genot hebben van een beschei den vermogensbezit die stand zal ej- niet door verdwijnen. Tegenover hen die door de, coöperatie wegens het overbodig gewor den zijn^ hunner verouderde dienstaanbiedingen uit 'hunne tegenwoordige positie in deb, middenstand worden uitgestooten (wat nog lang niet gelijk behoeft te staan met itetooting uit ^ den middenstand zelven), versterkt de coöperatie zeer velen, diéthans reeds tot den middenstand behooren en i,\oext züanderen, die thans nog daar be neden staan, tot de maatschappelijke positie van den zoogenaamden middenstand op'" Met vette letters heeft de heer Pottier laten drukken en terecht, dat de onderlinge broodnijd der middenstanders honderdmaal meer schade berokkent dan de coöperatie het ooit zal kunnen doen. Daarom .moet deze stand geen strijd aanbinden tegen de coöperatie, maap tegen dat kwaad in hun midden en dat kunnen zij met succes doen, zoo ook zij zich gaan vereenigen, zoo ook zij de coöperatie-idee in zich opnemen. De middelen tot redding van den middenstand, tot vooruitgang is de coöperatie voor crediet, tot gemeenschappelijken inkoop a con tant enz. Niet zoo uitvoerig als de verbruiksco peratie behandelt de schrijver de productie coöperatie om dan ten slotie nog enkele opmerkingen te maken over den aard en het doel der arbeiders-coöperatie, vooral in verband met den godsdienst. Ik wil hierbij evenwel niet meer stil staan, omdat ik meen door het bovenstaande voldoende de aandncht op de brochure te hebben gevestigd. Al ga ik ook niet in alles met den schrij ver mede, toch verdient zijn werkje in handen te komen van velen. Kampen. Mr. Dr. K. S. VELDMAN. Esn interessant boei Sara Burgerhart. De eerste oplage van het eerste nummer van de Wereldhtbliotlieek is gauwer uitverkocht geweest, dan veel menschen misschien van die vervelende Sara Burgerhart" ge.lacht hadden; Als 'het boek nu ook maar gelezen wordt, er is nog wel vrat uit te halen. Bij voorbeeld, al geloot ik niet in de ab.-olute waarheid van het histori-ch materialisme, een beter bewijs althans van den invloed van de levensverhoudingen op de producten van den nienschelijken geest ken ik niet. De tweeërlei verrichtingen van het orga nisme, die dienen tot instandhouding van het individu en van de soort (in hooger een heid dus van het leven) moeten zich in het burgerlijke Holland van de 17e en 18e eeusv oplossen in ten eerste geldrerdienen,-en ten twjeede het doen van een goed huwelijk. De hoogere eenheid blijkt dan hieruit, dat een goed" huwelijk vooral ook beteekent: een financieel goed huwelijk. Gel l maakt dus den grondslag uit van de 17e en 18e eeuwsche HollanJsche koopmans levensbeschouwing. En een boek waarin dat duidelijker uitkomt dan in de Sara Burgerhart moet, geloof ik, nog geschreven worden. , En dat is niet met opzet zoo gedaan; iiiiiiiliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiillililltiiiiiMiiliiitiMliHiimiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiit Henk, Henk, we zijn er." Voorzichtig nu liet de ChinePS de boomen zakken en knoopte het afsluitend zeildoek los. Henriet mot iets opgewekts weer, wipte er uit, de rok van haar al wat verslonsd prijslinnen japonnetje veegde over de modderstraat. Toen kwam ook Henk. Zoodra het karretje stilstond, sloeg de Chinees een paarsig, vaal verschoten doekje over hals en borst en zette z'n groote, druipende hoed af, dien in de hand houdend. Henriet zag nu zijn gezicht, blanker dan zo zich een Chinees gelucht had eu zuiver ovaal. Zijn hoofd boven 't gezicht, was egaal kaal geschoren en rondom het ronde baarschijtje, waaruit de vlecht kwam, ook zoo. Maar de vlecht, glanzig en dik, deed hij nu gauw uit den opgej-olde knoedel, niet een handige beweging en als een gladde slang met soepele bochten viel bij langs den blooten rug neer. De gespierde teenen sidderden in het korte, broekje. Henk, na even zoeken in zijn portemonaie, wou hem een dubbeltje geven, maar Henriet had meelij met de sidderende beenen en even open, moehijgenden morid en zachtjes Huik aanstoolend, zei ze, geef'm twee." Zonder dank of groet keerde de Chinees zich, ir:oe, z'n kartetje achter 'm aan, om, en ging op de rij kameraden af die onder de electrisch verlichte pendoppo van het hotel op 'n vrachtje wachtten. Henk en Henriet, met wat opgewekter gezichten nu, traden 't hotel binnen. 't Was een groote, ruime voorgalerij, als in alle Indische hotels, met bemorste tafeltjes fn ongemakkelijke Weener stoelen. De vloer van marmer, vierkante platen van drie kwart meter, sommigen, nieuw ingevoegd, wit-glanzig, maar de meesten met groote liapptu uit da hoeken, waar dan vuil grijs etof opgehoopt lag. Doch 't electruehe licht, trouwens, dan zou het met historisch materia lisme niets te maken hebben. Het is onbe wust; en daardoor is het boek zelf een uiting van denzelfden geest, een product van dezelfde levensbeschouwing. Nu hebben de schrijfsters het zich wat betreft de eerste kwestie, die van de nood zakelijkheid van het geldverdienen, wel wat te gemakkelijk gemaakt. Zoowat alle personen zijn rijk, of ze kunnen zich tenminste zoo tamelijk redden". Sara zelf, de hoofdpersoon schrijft : Mijn waarde Vader, weet gij, was Jan Burgerhart; hij negotieerde in de thee; zijn handel was voordeelig. Mijne lieve Moeder was, zooals men dat noemt, een bestorven meisje. Zij had een stuiver goeds, enz." Abraham Blank-aart over die onuit staanbare namen moet je eerst heen komen zegt: Ik ben met weinig begonnen, ik moest voor eene oude Moeder en eene /.ieke Zuster het brood winnen, en ziedaar, ik ben rijk, rijker dan ik elk aan den neus hang...." En zoo voort. De menschen, die niet rijk zijn, gaan zich of rijk stelen, zooals broe ier Benjamin en de vrome zuster Cornelia, Slimpslamp. die er samen en met het geld kistje van Tante Hofland vandoor gaan, of ze krijgen erfenissen, zooals o.a. de brave juff'r. Buigzaam, weduwe van den heer Spilgoed, die al zijn geld ? want hij hal liet ook al! opgemaakt had; erfenissen, die wel heel toevallig lijken, maar die verklaard worden met een beroep op de aanbiddelijkheid van de Voorzienigheid''; zelfs de oude dienstmeiden zie Pieternelletje Degelijk hebben zulke vette spaarpotjes, dat ze testamenten maken; en de weinige arme menschen, die dan nog overblijven, dienen alleen maar voor de anderen om er hunne dankbaarheid aan te toonen voor bewezen diensten, door middel van beurzen met goud, die ze in staat moeten stellen om hunne brave zoons en blozende dochters te laten trouwen, alweer trouwen ja. En met dat trouwen komen we aan het tweede vraagstuk. En dat is veel meer uit gewerkt hier. Als ik de stoute meid maar gelukkig in het f nik j e zie, dan is alles wel," zegt Abraham Blaukaart. Die stoute meid is zijn pupil Sara, het fuikje is natuurlijk de Houwelijctsfuik van Cats, en zelf is Blankaart een van die menschen, die de leegte in hun eigen bestaan trachten aun te vullen met liet geluk, dat ze aan anderen geven nier in 't bijzonder weer o. a. door geld uit te doelen maar die toch tegelijk ook aanhoudend het jongere geslacht voorhouden, dat ze wijzer moeten zijn: bij voorkeur gebruikt hij dat geld voor huwelijkscadeaus aan sympathieke jongelui, die te arm zijn om een zaak en een huis houding op te zetten ; sterker, hij behoort tot die oude vrijers, die aanhoudend met zichzelf, heel of half bij wijze van grap", te koop 'oopen, en die op een nuchter publiek den min of meer vermakelijken indruk maken, dat ze met alle geweld de menschen aan mekaar" willen hebben. Mair dat maakt heui volstrekt niet ongeschikt voor de kleine samenleving van dit boek. Integendeel, alle menschen. de oude en de jonge, handelen stilzwijgend naar zijne inzichten. Het zijn hun eigen inzichten, het is de wereldbeschou wing van hunne maatschappij van Be'je Wolft' en Aagje Deken. Dit boek is n groole trouwerij. Daar is het een roman voor, zal men zeggen. Neen, daar is het geen roman voor. Want deze Hollandsche burgers zijn alles behalve romantisch. Ze zijn degelijk en ver standig. Trouwen is best, en het voortzetten van de in Adam begonnen reeks in een kleine kabouter of agt" is tiet ein idoel van ons leven, maar zegt Huygens eten gaat voor vrijen." Ik ben hier niet gekomen om inijne eigen levensbeschouwing mee te deelen, of om die van liet boek Sara Burgerhart te bestrijden of bespottelijk te maken. Maar er is, nu ik het boek goed en wel een poosje uit heb, rnoet ik het toegeven, er is een zekere goedmoedigheid in dat eeuwigdurende ..even wicht tusschen verstand en gevoel," waarover hier niet gesproken, maar waarnaar gehan deld wordt; een evenwicht evenwel zooals de vr< drf in de/e huisgezinnen er een is : wederzijdsche waardeering, maar de man baas. Komt het gevoel ee st op, dan corri geert het verstand het; en begint het verstand het eerst te spreken, dan volgt op den duur het gevoel wel. Merkt een jongeling", dat hij verliefd" wordt, meisjes worden hier niet verliefd zoo maar uit zichzelf -- dan laat hij netjes vragen aan de ouders of voogden van het meisje, of hij wat omgang dat uit veel lampen brandde, gaf er toch een rijkdom en een glans overheen, die 't armoedige zoodje wat ophaalde, De eetzaal was wel iets beter, om lat de vuile tafeltjes hier gedekt waren met helder linnen en ieder een bou<]netje droegen, van groote, maar vooze en niet-riekendo rozen en van allerlei klein, paars en vreemd blauw gebloemt. Zoo had 4ie holle ruimte, met de oorspronkelijk rozegoschilderde, nu afbrokkelende en vuil ge vlekte wanden, zelfs iets feestelijks, dat Hunift, bij 't inkijken, prettig aandeed. Ze was. nu ze de akelige spoorreis en de rit van 't station af in dat vreeselijk-nanwe karretje achter don rug ha Iden, in een stem ming, om met alles tevreden te zijn. Onder het bruin-strooien, heel eenvoudig hoedje, keken haar oogen, hél jonge oogen, prettig en berustigd nu, rondom -zich, met de iets aangedane nieuwsgierigheid van nien?chen. die voor 't eerst in een vreemd, ver land zijn, waar ze wonen moeten. Maar Henk trok haar, lachend met een ietsje ongeduld, aan don mouiv. Toe kindje, nou eerst een kamer bespre ken, dan hebben we alle» achter den rug, en kunnen we ons gemakkelijk maken." Doch ze wisten niet, waar ze wezen moesten, voor 't bespreken van de kamer en keken even, hulp /soekend rond. Ken aantal Chineesche boy's in stijf-zindelijke witte haadjes, waaronder iijnkleurige citroen-gele, blauwe, lila broeken, van soepele zij of dun linnen, de haarvlechten met gekleurde zijdon koor den doorvlochten, liepen op hun Chineesehe schoenen van vilt met satijn overtrek, heel stilletjes ron 1. Hun stappen waren loom. zonder eenige haast en hun gezichten in volkomen, strakke rust. Blaadjes met kleine biUerglazen, -waar't bruin en groen in tintelde en met fri.sch-parelende whiskey-soda hielden ze op de hand, zorgvuldig eu ruet iets bijzouder eleganls. met haar mag hebben, om haar wat te leeren kennen. Mag het niet, ook goed. Denkt eene moeder dat een meisje door haar karakter niet geschikt is voor haar zoon, dan .'preekt ze er met hem over, en de zoon gaat op reis. Vindt een vader, dat een mei-je niet moet omgaan met iemand, dne haar geen redelijk bestaan zou kunnen bezorgen. . . . och wat, ik schei er uit;.., 't is go^d; laat maar veel ouders vau den tegenwoordigen tijd het boek lezen en er sterkte in zoeken tegen hunne weerbarstige kinderen... 't zal voor het laatst wezen . . , het volgende ge slacht... daar, dat zal Sara Burgerhart lezen als eene curiositeit, en het boek zal netjes staan in hunne boekenkasten; rnet een velletje er om. Welzeker. Kon dan alles maar in die dagen ? Ja. En Betje Wolf en Aagje Deken hebben een goed werk gedaan met dit boek te schrijven. Er is geschiedenis uit te leeren, geschiedenis van den ideëengroei. Het is een best boek. En het ergerlijkste heb il: nog niet verteld. Dat is het bij elkaar plakken van menschen, die toch óók een' man of eene vrouw moeten hebben; op goed geluk, misschien, dat ze wel van mekaar gaan houden. Neen, ze laten ze nog niet trouwen dadelijk. Hier wor H niemand verkocht; het is geen boek van verdorven, enkel maar van onwetende men schen. Ze moeten elkaar maar leeren kennen ; staan ze mekaar niet aan, goed; bevallt n ze mekaar, beter; kunnen ze er toe over gaan, om over vroegere, "door wijzer lieden weggoredeneerdt) gebeurtenissen in hun trevoelsleven heen te stappen en mekaar maar to nemen, best. En Abraham Blankaart geeft in de vreugde van zijn gemoed zooveel dui/.end gulden, of onze Lieve lieer een erfenis, en daar zijn weer twee menschen gelukkig. Warempel, want ze schikken er zich in. Ik merk, dat ik eigenlijk be'.ig ben met eene theorie van h«t liefdeleven van onze voorouders in den tijd van de Republiek uit dit boek te distillceren. Of laat ik zeggen: van het beste deel van onze voorouders. Met Abraham Blankaart zeggen Wolft' en Deken: ik schrijf niet gaarne over slechte menschen ; ik word dan maar nijdig en bedroefd." De slechte menschen, die ze bepaald ..noodig hebben, zooals Benjamin en Slimpslamp en Meneer R. verdwijnen zoo gauw mogelijk weer, en de nij ligheid" en bedroefdheid' van de schrijfsters blijken voldoende uit de afgrijselijke gedaante, waaronder ze zich voor gedaan hebben 't Is een b iek overigens van louter goe Ie menschen, 'wel mot gebreken, maar toch in den grond goed; op een plaats wordt verlangd naar het talent vau den schilder Troost om ze af te beelden; htt heele uiterlijk van het boek is als een minia tuur- pastei portret, of als een gepoeierde pruik, zooals de heeren ze toen droegen; maar ór.der die pruik daar zaten een paar heldere oo^en, en daar zat warmte, en geloof, ook van pen beter so jrt dan dat erfenissen-geloof. En daar zou óók nog heel wat over te zeggen wezen : hoe hier het naleven van de groote be ginselen van het Schriftuurlijke Christendom (mét Bijbelstniie, zooals in Stijntje Doorzicht, of zonder, zooals in Abraham Blankaart) gesteld wordt boven bekrompen dogmatisme als in don ouden heer Edel in g, of schijn heilig gehuichel als .in het verzwijnde drietal Benjamin?Siimpslarnp?B'echt; en zoo ook over verschillende burgerlijke deugden, die zich in deze hartelijke menschen boven den ondergrond van hun stoffelijk leven ontwikkeld heuben. Maar laat ik nu mijne theorie van het liefdeleven maar afmaken. Ik dien er dan nog wat bij te voegen over de plaats die de vrouw in deze simonleving inneemt. Uit het voorgaande is het eigenlijk al duidelijk waar het op neer zal komen. -De vrouw is on lergeschikt aan den man; de vrou .v moet geleid worden door een' voor haar passenden echtgenoot. Ze behoeft geen man te nemen tegen haar' zin, maar ais ze zegt, dat de man, die haar gevraagd heeft, haar zin niet is, zitten toch almaardoor alle vriendinnen, vooral de moe lerlijke", tegen haar te zeuren, dat hij toch zoo goed voor haar is, en dat hij toch zooveel van haar houdt, en dut hij toch zoo braaf is, en dat ze het toch vooral dadelijk zeggen moet, als ze ook maar iets voor hem begint te voelen. Dat laatste is liet toppunt. De liefde van eene vrouw moet veroverd worden, niet waar juffrouw Wolll'? En zoodra de vrouw capitu leert, moet ze vooral dadelijk een vlaggetje uitsteken, dat alle menschen het kunnen zien. Gelukkig blijkt hier alle reden te wezen om vol te houden; want Kaartje, die eerit in haar kinderlijke levenslust niet aan trouwen of liefhebben dacht, en die don edelen Kdeling daardoor zooveel narigheid bezorgde, Er waren maar weinig Europeanen, maar er was veel rumoer van lawaaierig" stommen, als om de stilte wei te houden uit de holle ruimten on den melaukolieken regenzetir niet te hooren. Want zonder ophouden klaterde het nog buiten on eenmaal uit den lichtkrini; van het hotel heerschte daar de stugge donkerte, al-i aandringend rondom, 't. Leege, kille hotel was toch nog 't eenig veüue. Maar de regen kot-iile de a-l ino:- (eer In; i (en eii er \\ oei tel kt h s een rillige wind door hot heel open en onboschut gebouw, vochtig blazend letien <le warmroode koppen van het stelletje drinkende en zwetsende Kuropeanen om do groote middentafel. Ken tiental zaten daar en in hun geforceeido, vroolijkhoid van moppen-tappen 011 hich-uitbarsien was als een diept' smart om de regenzeur en 't nare land. Knkelo eenz.unen zaten aan de kleine tafel ij es rondom en zwijgend, in den reveil turend, dronken ze''t eene bittertje na 't andere, dat oen Chinees op hun rauw geroep vau boy" met een onaangenaam piatten uitspraak van de o", zo telkens bracht. Dat waren planters van buiten, die nu uit waren iii <le stad en in't hotel zoudi-n biijvi n eten iriet veel wijn en champagne, om vrou! ij k to zijn on 't geld te verteren, dat ze, in hun eenzame plantages ver 't land in, niet te ge bruiken wisten. De Koode, en Henriet aarzelden even voor ze oen dier gladgeschoren kerels niet hun hreede, roodo gezichten, een stelletje Magprsknochts in hun witte strak-zittende pakken, a inspraken voor de vraag waar ze moesten zijn voor 't bespreken van hun kamer. En ook wilde j lonk niet bespottelijk zijn, met z'n m ai l boot-Malt isch een Chinees aanroepend. Op 't mi'inerit wist hij zelfs absoluut niet, wat hij zou hebbon moeten zegden. Maar Henriet dacht, dat de Europeanen hen van zelf wel zouden, terechthelpen, als ze zagen, dat ze vreemd en zoekend waren, ze moesten wordt door den schok van eene gebeurtenis die de vrouw in haar wakker maakt, in eens bewust van haar ei^en gevoel, voor E le ling natuurlijk. En ze eindigt met zieh achter in het boek behoorlijk te teekenen; Sara Edeling, geboren Burgerhart, zooals het voor eene getrouwde vrouw hoort. Wat die schokkende gebeurtenis zelf nu betreft, ik weet werkelijk niet, of ik zoo in de benauwdheid zou zitten als Edeling, als ik merkte, dat mijn meisje zonder erg met een' rijken doordraaier uit rijden was... ze is er toch zelf bij, zou ik zeggen maar het werd toch nog al vrij ernstig hier, en boven dien vergeet ik misschien ook wel een beetje te veel, dat hij toen van haar volstrekt nog niet zekor was; dus wie weet, als ik ook eens voor het geval kwam... maar ik spreek ook niet over mezelf, maar over Sara Bur gerhart. Nu dan, van Sara Burgerhart, het boek, wou ik nog dit zeggen : Deze menschen ptaan met hunne iu 't algemeen zoo verstandige opvattin/ van deze dingen toch blijkbaar zooveel dichter bij (ie natuur dan wij, dat ze ons voeren tot het einde too, zonder vrees, hoewel ook zonder oukieschheid; het boük eindigt niet voor het huwelijk, zooals bij onze romantiek, no ;h ook scheurt het bet intiemste op, zooals het naturalisme; maar als de jonge mevrouw Edeling door hare pleegmoeder geholpen is bij het ontklefden, on de bruigom op zijn likken binnen gelaten is, dan kust hij de beide vrouwen, en de oude vrouw sluit, als ze weggaat, de kamer achter zich dicht; en den volgenden morgen komt Edeling bij haar, enkel vreugde" z£Oals ze zegt ; en ze gaat naar Sara, die op haar toevliegt. oen zekere verwarring in haar gelaat... ." Werkelijk, in veel opzichten is dit oen beminlijk buek.... En op de zelfde aan luidende manier krijgen we later de kraamkamer . .. moet ik nog zeggen, dat het boek eindigt met het geluk van de wilde Sara, als ze een kleine Jan heeft ? Er staan een paar erbarmelijke verzen in dit boek. Allebei zijn ze van Kdeling. Uit dankbaarheid voor het lekkere, lnvendige proza, moest ik er hier misschien niet over spreken; maar de verzoeking is te groot, en aan een aanleiding tot vroolijkheiii is licht nog we! be.hot.fie hier of daar. Daarom wijs ik er hier even op; en dat zal mijn slot zijn. En nu heb ik nog heelemaal niet verteld, dat het oen roman in briefvorm is; en dat de karaktertekening daardoor over 't alge meen zoo goed geworden is; en dat de ge leerde vrouwen en de onboteekenende mannen er zoo slecht afkomen; en dat er op het titelblad staat: Met vertaald", en dat dat in het jaar 1782 zoo noodig wa^; en dat het boek een navolging is van de Engelsche zedenromans van Kicharuson, in 't b; zonder van Claiisse Harlo.ve; on dat het eene didac tische strekking beefl, om n 1. levenslustige jutt'ertjes te waarschuwen voor de verlexling waaraan zo in hare onwetendheid b ootstaan ; en dat dit waar-chijniijk verband houdt, mot eene gebeurtenis uit het leven van Botje Woltf zeif, niet een vaandrig in Ylissin-ien; en ik heb nog heelemaal geen beschrijvende catalogus van de personen, en geen Korten Inhoud gegeven, of verteld, dat de tegen woordige bewoner van het huis in de" Beverwijk nog altijd aan zijne bezoekers met bijzondere welwillendheid het tuinkoepelije moet vertoonon waar het boek afgemaakt ia, en dat hij zelfs verleden jaar het ding nog eens netjes hot-fi laten opschilderen. 't Is wat te zeggen. U t r. Du. 40 cents per regel. HtltllllllllllllllllllllllllllllllllllllhlIlllllllllMllllllllllltlllllllllllllMIII NIEUWE UITGAVEN. Wat willen <le pacifisten? Waartoe een vrede-tentoonstelling ? Voonlmclit, gehouden door A. TEN- BOSCH N. Izn. op l 7 October 1805, in een openbare vergadering te liotterdam, uitgeschreven door de vereeniging voor ge meente- en v< Iksbelangen ; de afd. liotter dam van den Nederlandsehen bord Vrede door Kocht"; on hot departement Kotterlarfl der maatschappij van t* ij verheid. VINCEXT VAN (ioen, 100 tceL'/'iihigm uit de verzanu-ling Hiilde Nijland in het museum te Dordrecht, .~>e on Ge atl. Amsterd , W. Vorsluys. Jlni'fiHi/iifii tier xlaulLuifhouil[;iin<l,!, door mr. J. B. Coheii, 2e druk. (iron. P. Noordhoit'. Ititenuit'iimah- srlieui i-ai-ndi-r tour l'JOli. Zutpheu, W. J. 'Ihierne. er maar eens langs loopon, dan zou er een ] toch wel opstaan en helpen. Inlndic waren do meiHchen toch zoo gastvrij en hulpvaardig. 't Schreeuwende stelletje om de tafel met z'n vuile vlekken on bitterplasjes, de roode koppen bij elkaar en breed uit de ellebogen leunend op 't blad, hield zich wel even stil, toen ze Henriet en Henk in 't O<M kregen. Sing-kohs en oen vrouwtje erbij ! En hoe 'n vrou,\t je. Ongegeneerd brutaal kijkend, met ! kijip'» -<?!'- n;i.-tr elkaar namen zo. Henriet op, | die omustig word onder 't gorneene kijken l van al dip kleine genepen drankoogen en maar hoopte, dat Henk 't niet zien zou. die zóó driftig kon zijn. Haar jiretti.u'o stemming wa* allang weer gezakt on schuw keek ze opzij naar Henk. i>ie had 't ook al gemerkt, dat begreep ze direct aan 't nerveus» boven van z.'n mond onder den sno:1. Drift kooste in 'm op. Maai bij hield zich in. Nu al ruzie maken, 't zou stom zijn. Ten sloite moest je m< t do kereN werken on opschieten. Maar als or meer zulke proleten waren, dan konden hij en Henriet 't good hebben. Ongegeneerd «n /.onder oonige terughouding iliiisterlachtlen dio om de groote tafel onder elkaar, opzet telijk tolkons kijkend naar De Koude, die zo rifiig voelden worden en de eenzamen aan de kleine tafeltjes grinnikten vergenoegd in zichzelf om oen rolletje, dat zo voorzagen en dat den mislukten rosenavond breken zou. Heb je ooit zulke pr.loten gezien?'' barstte Honk ineens uit, zich brnu-k naar de tafel keerend. Wat oen volk..." Zn driftige st-.-m schoon de rumoermakers t p. prikkelen. Een van hen, een korte, ge drongen kerel, mot een dik hoofd on vuurrood gezicht, keerde met een stevigen zwaai z'n stool ineens naar den kant waar D» Roodc stond, en bleef 'm zoo, do stomp-vette vin gers tniminelend op 't blad van de tafel, kalm-lachend aankijken. De anderen lachten T RADE MARK MARTELL'S COGNAC, Dit beroemde merk is verkrijg baar bij alle Wijnhandelaars en bij de vertegenwoordigers HOOPMAXS & HRl IMFK, Wjjnhandelaars te Amsterdam. PrijZBDTanaf/J.iOpeFÏIiiscL cht Victoriawate OBERLAHNSTEIN. cht Victoriawate, OBERLAHNSTEIN. VRAAG ^BD HUh GraileTnrkiscli ALKAN", KIIEDIVE", EXT1U FJNE", 2 et. 2X et. 3 et. Ste/io Efstaihopoulos (Smyrna). Gedeponeerd. SPUI 25, VAN WOUSTRAAT 9. Depots: v. Baerlestraat 38, Joh. Verhtilststraat 105, Ferd. Holstraat. 4. Weesperzijde 74, Plantage Kerklaan 15, Von Zesens'raat 2'J, Mamixstr. 257, Ie Helmersstr, 201, Ie, Ooust. Huygensstraat 1)2, de Clereqstraat 8. Nassaukade 3Ü4a, Haarlemmerdijk 2", 2e Tuindwarsstraat 2, Watergraafsmeer Breedeweg 1. Normaal-Onderkleedini ProOrG. v Eénig Fabrikanten WBenger Sohne Stuttgart Hoofddepót te AMSTERDAM: Kalverstraat 157 | K. F. DEUSCHLE-BENGER. In geen enkel leesgezelschap, in geen enkele leesinrichting mag ontbreken het lijilsdiril't,.Groot-Nederland", omler reitactie ran CYEIEL BUYSSE, LOUIS COUPERUS en W. G. VAN NOUfiUIJS. l'rijs ?' 12.5O per J n» r. Proef-abonnementvan l Oct.?31 Dec. 1905 f;}.?. Men Kan zicïMj eiken Boeïnanlcla^r aöorni ereo. luider en schreeuwden om bier en bitter. Henriet zag naar Henk, naar z'n bleek woedegezicht on ze beefde. Onbewust beluisterde ze 't geruis van den nog altijd stroomenden regen en 't geratel vari een hongkong, hél in do verte. Keu moment voelde ze niets, wist niet. hoe zo eruit zonden komen. Strak keek zo de eetzaal mot do kleurige bloemetjes in en dan, met oen gevoel of ze flauw zou vallen, naar den man met het roodo gezieht. die broed uit. van z'n stoo! af. Henk sarri;.' belachen bleef. Maar een klein Chineesje in een teer paars baadje ms-t blauwen broek, die al'n poos om hen heen had s'aan draaien, zei ineens, discreet-snel, als gebruik makend van een geschikt moment: Toewan man kamer?" Kn meteen, even omkijkend, om to zien of ze 'm volgden, liep hij vlug met lladderig bewogen van z'n wijde zijden broek hen vóór, de galerij uit en vóór 't hotel om een slecht verlicht, ovfrwuiftild modderpndje in, smalletjes on glibberig. Een monotone rij van eendere kamers onder n dak, met de arme lij ken verlichte galorijtjes uitziend op een siordigen, verregenden tuin liepen ze, moeilijk elkaar vasthoudend, langs. Henriet voelde zich akelig verlaten on tranen brandden haar achter de oogloden. Aan 't eind van do rij was een donker galerijtje tusschen twee lich ten, dat was een nog onbewoonde kamer. De Chinees hield daar op en laconiek zei hij : ada kaïnar". lïij 't bleeke licht van een der gloeilampjes die zuinig 't looppaadjo verlichtten, zag Henk, dat hun bagage daar al stond, een zwarte hoop, neergesmeten in een der hoeken. Een stool, waarschijnlijk door do koelios om gegooid, lag daar naast over den grond. En 't kleine Chineesje, na vlug 't lichtte hebben opgedraaid, wipte 't trapje weer af en liet ze alleen staan in hun nieuwe woon

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl