De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1905 29 oktober pagina 5

29 oktober 1905 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

No. 1479 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. VOOï{.DAMEjg. GeïaarlüFeminisme, i. Nu de opwinding over Perkins-Gilman's (eerder Perkins Stetson) triomftocht in onze feministische kringen wel wat geluwd zal zijn, schijnt de tijd gunstig om het volle licht te laten vallen op de onwaarheid, overdrijving en schadelijkheid van haar zonderlinge denk beelden. En ten aanzien van haar theoriën over de economische stelling der vrouw in het algemeen n van die over den gezinsarbeid en het gezinsleven der gehuwde vrouw, n eindelijk van die over het moederschap zou een bloote vermelding harer meeningen reeds dadelijk als een veroordeeling kunnen gelden. Vooral ten aanzien van de econo mische stelling der vrouw in het algemeen. Immers luidt hier haar grondtheorie: De hedendaagsche vrouw bevindt zich in een toestand van economische afhankelijkheid; zij wordt onderhouden door den man. Voor deze afwijking van den gewonen toestand bij andere diersoorten," waar het mannetje en het vrouwtje" gelykehjk werken voor hét levensonderhoud, bestaat geen noodzakelijk heid. Deze abnormale economische verhou ding leidt tot abnormale sexueele verhou? dingen, door haar economische afhankelijkheid van den man wordt de vrouw in een buiten sporig geslachtswezen veranderd. Deze over dreven verandering brengt zij op haar kinderen over en zoo wordtin het menschelyklichaam aanhoudend de ziekelijke neiging tot excessen in deze verhouding voortgeplant. De tegen woordige mensch, ook het wijfje van het geslachtmensch" is oyersekst". Deze sexueel-economische verhouding heeft in onze diersoort gewerkt op zoodanige wyze dat de man is het menschelijk wezen; de vrouw belemmert is, gekortwiekt, omgebracht in menschelijken groei, de aanzwellende krachten van rasontwikkeling in de generatie zy'n teruggedreven om in haar alleen door geslachtsfunctiën te werken. Uit deze eigen aardige ecomisch-sexueele verhoudingen met de vooral vrouwelijke over-sexualiteit zijn te verklaren: het geschikt maken voor de huwelijksmarkt der meisjes (door de moeders), de bespotting der oude vrijsters", de pro stitutie. De vrouw in haar valschen economischen toestand werkt nadeelig terug op industrie, op kunst, op wetenschap, op ont dekkingen en op vooruitgang. De invloed van de sexueele-economische verhouding op de lichaamsgesteldheid vanhetindividu,maakt onze industrieele verhouding geslachtelijk en het maakt onze geslachtsverhoudingtothandel. Zoodra de vrouwen vrije economische maatschappelijke factoren geworden zijn, wordt een maatschappelijke vereeniging van individuen met collectieve voortbrenging mogelijk." Toch schijnt 't broodnoodig de voor de hand liggende kritiek aan haar bewonderaarsters,) voor te houden. Onjuist dan is hier allereerst de methodiek* ., Men- kan Darwinist blijven zonder als deze .schrijfster'de gevaarlijke fout te begaan,den m^nsgh als. wnowj, niet .genoeg te rekenen.. van een andere .makfeltf dan de gewone dieren. In de zooologische evolutiereeks behoort de mensch ook te staan, maar als zooologisehe lindterm; tusschen dezen term en den voorgaanden is door het onderscheid in rede en gevoel zulk een diepgaand, intensief verschil, dat een methodiek als van deze schrijfster, waarin dat verschil met noesten vlijt wordt veronachtzaamd niet (Jan een wetenscnappelu'k lachsncces kan hebben. Even onjuist als haar onberedeneerde toe passing van Darwinistische evolutietheorien is op het individu, is diezelfde ondoordachte toepassing van Darwinisme op de collectiviteit van individuen, de maatschappij. De maat schappij is zeker een organisme; met cellen als elk ander organisme, maar een organisme van 200 geheel andere structuur dan een gewoon dierlijk organisme, door zijn bijzondere eigen aardige organen, dat elk stelsel dat den eigen aard van het maatschappelijk organisme op zij drijft, de moordende kiem van zelfmoord in zich omdraagt. De nuchterheid van deze schrijfster uit het paradijsland der practische nuchterheid brengt haar ook tot de reuzenfout, dat zy bet tegenwoordige huwelijk enkel ziet van zjn zakelijken, materieel-economischen kant. Wat oud is in Perkins Gilman's beschouwin gen, en nieuw, frisch wordt gezegd, de ver oordeeling van het berekenings-huwelijk is geheel te onderschrijven. Wat nieuw is in haar beschouwingen, de dwaze overdrijving: het tegenwoordige huwelijk niet anders te zien dan als berekenings-huwelijk is met kracht te bestrijden. Of de Amerikaansche feministe vermag geen kleur te onderschei den en alles te zien in een en denzelfden tint, of zij maakt haar waarneming dienst baar aan een vooraf opgezette meening. In het eene geval moet haar beschouwing botsen met de werkelijkheid door het gemis aan voldoend onderscheidingsvermogen, in het andere geval moet de uitkomst van haar onderzoek verkeerd zijn, door de verkeerde inductieve methode, die dan nog niet geheel vrij i* van tendentieuzen bijsmaak ook. Niet vreemd is bij nationale en internationale feministen de ongerechtvaardigde kritiek op den burgerlijken wetgever,' die het huwelijk zou beschouwen als privaatrechtelijk contract, ofschoon, ondanks de verklaring: de wet be schouwt het huwelijk alleen in deszelfs bur gerlijke betrekkingen, 1) in elke wetgeving gehuldigd wordt in het huwelijksrecht de onderscheiding in personenrecht en vermo gensrecht en elke toepassing van verbinte nissenrecht op het familierechtelijke deel van het huwelijksrecht uitgesloten wordt Wat moeten deze feministen dan eigenlijk toch wel zeggen van een beschouwing als van haar bewierookte kampioene, die niet alleen in het tegenwoordige huwelijk enkel een handel meent te mogen zien maar ook haar toekomsthuwelijk grondvest op economische basis. Een beschouwing die de tegenwoordige echtvereening voorstelt als een instituut waarin de vrouw wordt gevoed voor de lichamelijke en huishoudelijke diensten die zij den man bewijst, wél in haar toekomsthuwe lijk dit echt-privaatrechtelijke do ut des" stelsel wil weren, maar juist bij haar tegen weer tegen dit vermeende tegenwoordige stel sel, te kennen geeft dat zij haar gelouterde" huwelijk, met vrije economisch onafhanke lijke vrouwen," ook beschouwt als contract met vrije partijen, waarin de vrouw door haar maatschappelijk werk en haar maatschappelijke verdienste zich den huwelijkskost verdient. Mrs. Perkins-Gilman en haar enthoesiaste volgelingen zouden nog echt feminisme kunnen leeren bij den, voor onze begrippen meest antifeministischen wetgever den Romeinschen die reeds het huwelijk beschouwde te zijn: consortium omnis vitae"; een gezamenlijk deelen van de algeheele levensgemeenschap; niet een verbintenis van partijen op economischen grondslag, waarbij zwaar geredeneerd hoeft te worden over het aandeel dat ieder in de huwelijksvennootschap" moet inbren gen, over het werk en het winstaandeel dat ieder der partijen in die vennoot schap toekomt. Niet is de grondslag van een huwelijk een economische allereerst Het huwelijk moet wortelen in ethischaesthetische motieven, in liefde en sympathie. Een man die een vrouw He/heeft en een vrouw die een man Wegheeft, zullen, om een hoog mooi huwelijksleven te hebben, niet een uitgewerkte tafel van werkzaamheden' voor ieder van hen beiden behoeven, noch zal die man het gevoel krijgen dat hij zijn vrouw, voor het gemeenschappelijk doorleven van lief en leed betaalt; noch bij die vrouw de voorstelling groeien dat zij om haar le?en van liefde en gezinszorg wordt gevoed en onder houden. Dankbaar blijven te erkennen de groote verdiensten onzer feministen om het meisje door het trachten naar economische zelfstan digheid te vrij waren voor de gruwelijke onze delijkheid het hoogste gedwongen te geven om te kunnen leven. Terecht is deze echtelijke ontucht gebrandmerkt als prostitutie. Iets anders is 't echter om ter wille van de con sequentie, de dwaasheid aan te prijzen, deze economische onafhankelijkheid ook als vereischte noodzakelijkheid door te voeren in het huwelijk; ze verplichtend te stellen ook voor de vrouw. De natuurlijke bestemming van het meisje is echtgenoote en moeder te worden. Echter alleen natuurlijk uit vrijen wil mag die bestemming worden bereikt. Daartoe moet dienen de maatschappelijke weerbaarheid van het meisje. De natuurlijke bestemming van de vrouw in het huwelijk is echtgenoote en moeder te zijn en te blijven. Zij kan die taak vervullen, geheel afgescheiden van elke bijgedachte aan maatschappelijke afhankelijkheid of onafhankelijkheid. Die taak vervult zij uit natuurlijken aandrang en natuurlijk plichtsgevoel, niet krachtens een sociale theorie. Het gezin is een eenheid; voor haar gezin en de ledten van haar gezin zal de vrouw leven. Het gezin is een on misbaar onderdeel, samenstellend deel van de maatschappij. De liefde en de zorg door de vrouw in liefderijke zorg aan het gezin en zijn leden gegeven, zal ten goede komen voor haar deel aan het groote geheel der gezinnen: de maatschappij.; In dien zin doet ook de geKuwde vrouw, als echtgenoote en als moeder, haar socialen plicht en haar sociaal werk. Blijft er tijd en gelegenheid over voor algemeen maatschappelijk werk, dan zal niemand aan de gehuwde vrouw de kans om zich langs dezen weg in dienst te stellen van het algemeen belang willen ont nemen. Is het noodzakelijkheid, dat de vrouw tot steun van het gezin, arbeidt buiten het gezin, dan zal geen waarlijk goede echtge noote haar plicht als mede-hoofd van het gezin, haar gez'ms-solidariteitsplicht verzuimen. Arbeid buiten het gezin kan echter slechts -gelden als noodzakelijke of vrijwillig' aanvul ling tot het eerst-noodige werk der huis vrouw, dat opgesloten ligt in haar plicht als echtgenoote en moeder. Door haar gezins-arbeid is de vrouw sociaal nuttig individu allereerst; door algemeenmaatschappelijk werk kan zij sociaal nuttig zijn daarnaast. Perkins-Gilman heeft een andere rangregeling. Eerst algemeen-maat schappelijk werk of beroepsarbeid (om eco nomisch onafhankelijk te blijven van den man harer Ke/cZe-keuze!) daarnaast, daarachter als armzalig restje de gezinsarbeid. Haar theorie zet de natuurlijke ordening der din gen op den kop; haar theorie wordt door de eigen onnatuurlijkheid op den kop gezet ? en valt natuurlijk bij het kleinste stootje. (Wordt vervolgd), JUL. KEIZER. 1) Dit beginsel is een uitvloeisel van de Grondwet, die eene heerschende kerk erkent, alle eerediensten op dezelfde lijn plaatst en alzoo alle noodzakelijke bemoeienissen der geestelijkheid ten aanzien des huwelijks uit sluit." (Asser, Verg. \ 40.) Met een contractbeschouwing heeft dit beginsel dus niets uit te staan. CARL EWALD. De Anemonen en andere Sprookjes. Uit het Deensch, door C(LAUDISE) B(IENFAIT), met een voorwoord van M. MEIJBOOM. Nijmegen, Van Vrijberghe de Coningh. In veld en bosch. Naar het Deensch, door CLAUDINE BIENFAIT. Zaltbommel, H. J. van de Garde & Co. Deensche sprookjes! Als wij die woorden uitspreken, stijgt in ons de herinnering op aan een zeer bizonder genot. We denken aan stille, teere stemmingsuren, waarin we luis terden naar den grooten Deenschen verteller, die al den zachten weemoed van het leven, van zijn leven, wist neer te leggen in de fljngesponnen weefselen van zijn fantasie. Zou wel het leelijke jonge Eendje" zijn geboren, als niet Andersen's overgevoelige ziel smar telijk had geleden onder de miskenning en vernedering van den rijkbegaafde, die uit het duister opstreeft naar het licht ? De sprookjes van Carl Ewald vertegen woordigen een geheel ander genre. Gelukkig. Want zoo treden we niet in een onbillijke vergelijking met zijn genialen landgenoot. Carl Ewald beweegt zich in een geheel eigen wereld, en in die wereld voelt hij zich thuis. Hy vertelt luchtig en prettig van het leven en werken in de natuur, van haar oneindige wisselingen, van haar strijd, haar wreedheid en haar bekoring. Hij vertelt zóó, dat de kinderen naar hem luisteren met gespannen aandacht en belang gaan stellen in de planten en dieren, waarover hy keuvelt. Dat is iets anders dan een droge opsomming van stam pers en meeldraden, iets anders dan het nuchter constateeren, hoe een larf zich ont wikkelt uit een ei en een pop uit een larf. Hier zien zij, zien ze met eigen oogen het wonderbare gebeuren, hier hooren ze met gretige ooren naar het sprookje der natuur. En hij vertelt ook zóó, dat de volwassenen voelen den dieperen zin van het luchtig ver haal, dat zij glimlachen om de gelijkenis met de groote menschenmaatschappij, da t zij zich verkwikken aan -den tumor en de poé'zie, waarvan deze eenvoudige vertellingen door trokken zijn. Wie denkt niet aan de zich altijd herhalende Adamsgeschiedenis, als vader Spreeuw, uit zijn humeur door de kou der eerste voorjaarsdagen, verlangt naar een woor denwisseling en "«jjn vrouw de schuld geeft van hun te vroege komst ? En wie voelt niet den humor in de*!%amenspraak van den voor namen ooievaar en den deemotdigen regenworm, of de poëzfe in het familieleven der klauwieren, die zoo trouw en zelfopofferend hun aardige jongerl verzorgen ? Een heel bevattelijk beeld geeft de schrij ver in de Nevel" van den kringloop in de natuur. De kinderfantasie reist mee met de watergolfjes, die diep in de donkere aarde geboren, als een -helder beekje aan het zon licht komen, om dan door den avondwind meegevoerd, als wolkjes aan den hemel te drijven. Zy ziet ze als regen neerpiassen en, in den zwarten grond gezonken, rondwande len in de takken en blaren der boomen, om het voedsel van uit de wortels naar boven te dragen. Zij ziet ze als een witten damp 's avonds dansen over de weide en in de morgenzon schitteren als veelkleurige dauw droppels. En de indrukken blijven in het kinderhoofdje, als de auteur zoo smakelijk vertelt van het leven der bijen, hoe zy', door de koningin in kompagnieën verdeeld, ieder haar aangewezen werk hebben, en met ver eende krachten de mooie, zeskante kamertjes bouwen, honig en stuifmeel verzamelen en de bijenkindertjea grqotbrengen. En wij vol wassenen, we zien in die bij en wereld met haar twistende prinsessen en haar arbeiders, die maar met wat minder tevreden moeten zy'n, de worsteling weerspiegelen van naijver en eerzucht, de bevoorrechting en ongelijk heid, die heerscherj in de menschenmaat schappij. , i_" .. Aardig is ook verteld de wijze, waarop de vrachtjes van defi beuk door den beer in zijn pels werden overgebracht naar noordelijker streken. Bruintjéi stampte ze in den grond en ze ontwikkelden zich tot boompjes, wier vruchten, door den wind voortgedragen, zich over 't geheele land verspreidden. De eikeboomen, de heerschers van het woud, die de nieuwelingen in bescherming hadden geno men en welkom geheeten, werden droevig beloond voor hun gastvrijheid. De jonge beu ken namen zon en lucht weg, zoodat de eiken moesten sterven. Dat was concurrentie". Dat is ook de wreede, onverbiddelijke wet der natuur, waar het een het ander verdringt, waar voortdurend strijd is en vernietiging. Die wet verkondigen de hei, die den grond hard maakt en ?het bosch ondermijnt, de sluipwesp, die haar-eieren legt in het lichaam van de rups, de këvertjes, die hun natuurgenooten opeten, de nonnetjesvlinders, die met hun larven hun gastheeren, de denneboomen plunderen, j En de wateijuffièri |die in haar larvenomhulsel droomt van "de heerlijkheid, om op glinsterenfie vleugels rond te vliegen, en die pas na haar gedfipiteyerwisseliiig inziet, hoe rustig haar, vroeger^ieTêftljêwas, de musch, die een zwaluw wil zijn es dit met den dood moet bekooperi,\z$pBp6te£èl!r van hét bedriegelijke der-_vierDrJi»3,end'e eerïucht. Maar ook de waterlelie, kalm,.gelukkig drijvend op de beek, waar zij den zonneschijn drinkt en geen kwaad vermoedt, bereikt het noodlot, als ze midden in haar tevreden gedachten plotseling wordt afgerukt. Als een droevige ondertoon klinkt hier in die stemming van vrede en rust het lied der vergankelijkheid. Poëtischer, meer geacheveerd nog in stijl en bouw en vinding zijn de vertellingen uit den tweeden bundel: In Veld en Bosch". Eindigen de eerstgenoemde sprookjes wel eens wat stomp, in de tweede reeks wikkelt zich de draad van 't verhaal geleidelijk af en is de tooa nóg losser en natuurlijker. Welk een aardig beeld geeft de Seringestruik" van de plaats, die ieder onderdeel in het groote huis houden der natuur bekleedt. Als de wortels gelooven, dat zij alleen het werk doen en brommen over de onnutte takken, als deze zich beklagen ovei de luie bladen en de bladeren over de bloemen, terwijl toch alle op hun wijze meewerken aan den bloei van het geheel, dan konit weer even de gedachte in ons op aan een wereld daarbuiten, waar zich dezelfde verschijnselen openbaren. En hoe smakelijk wordt hier verteld van de bladeren, die het eten koken in de zonnestra len, of in een ander verhaal, van de knoppen der boomen, waarin gewerkt wordt aan het pinkstertoilet en die eiken dag dikker wor den van al de lichtgroene jurkjes, die zij bewaren. En dan de koolmees met zy'n zwart kalotje." Zulke merkwaardigheden vergeten de kinderen niet weer. Humoristisch is ook de kikkergeschiedenis. De oude, tobbende kikvorsch, die baar jeugd vergeten is en zich ongelukkig maakt over de vreemde sprongen van haar kroost, is roerend en grappig tegelijk. Maar de jongen, zoo verschillend van hun moeder, denken natuurlijk, dat zij het aan 't rechte eind heb ben, en als ze eindelijk ook ordentelijke kikkers zijn geworden, veinzen ze, zich hun dolle streken niet meer te herinneren of beweren, dat zij hun kinderen wel anders zullen opvoeden. Dat is ook de menscherwereld afgezien en vernuftig toegepast op de dierenmaatschappij. Hier leeren de kinderen spelend de merkwaardige phasen, die de kikkervischjes doorloopen, eer ze volwassen zijn en de wijze, waarop zij onder die ge daanteverwisselingen leven en zich voeden. En dan het touchante verhaal van het koekoekje, dat hoort, hoe het door zijn ouders verlaten is. Het vliegt naar verre landen, om zijn ontaarde moeder te zoeken, droevig en bitter gestemd. Maar als het werkelijk zijn moeder vindt, dan .zjet het koekoekje in, hoe de schijn tegen haar was. En hoe hard het oordeel der andere vogels, die niet weten, dat de natuur haar oudervreugd en een eigen thuis ontzegt. Dat is weer een stukje tragiek, uit het leven gegrepen. Overigens is ook dit verhaal prettig en luchtig verteld en zijn de gesprekken tusschen; de pleegouders van het koekoekje vol schalksche trekjes. Allerleukst weet Carl Ewald de dieren in hun verschillend karakter te typeeren. De aal met zijn leus: je moet er je weten uit te draaien", is hiervan een sprekend voor beeld en ook de ooievaar, die met de borst vooruit en den snavel in den wind op en neer stapt, om den nederigeu regenworm te impoueeren, is eenig. En aardig wijst bij op het nut van dien verachten worm, die niet weet, of een ijverig werkman en van goeden stand zijn hetzelfde is, maar die vlijtig den grond bewerkt tot vruchtbaren humus. In heel eenvoudigen vorm is ook aangeduid, hoe alle onderdeeien van het groote rader werk der natuur in elkaar grijpen, als het versmachtende blauwe klokje den wind smeekt, toch een wolkje te zenden. Maar de wind was niet vrij, om te gaan, waar hij wilde. Hij was afhankelijk van de zon en de zon moest weer loopen om een grootere zon en kon geen duimbreed afwijken van haar baan. Dan volgt nog de geschiedenis van den meikever in zijn verschillende ge laanteverwisselingen, de gevaren, waaraan hij bloot staat en de humoristische beschrijving van de bruiloft, waarbij al de getuigen en zeven bruidsmeisjes werden opgegeten door een vleermuis, maar verder was alles even mooi en feestelijk". Ook de filosofische beschou wingen van den ouden hond o^er den parasiet-vogellym, die in zijn oog op de een of andere manier een vloo moet zijn, de verontwaardiging van den appelboom over de immoreele gewoonte van het kussen onder de mistletoe en zijn omkeer, als deze beroemd is geworden, zijn geestig gedacht. En heel interessant is nog het kijkje in de vernuftige inrichting; der mierenmaatschappij met haar praktische verdeeling van arbeid. Zóó prak tisch is zelfs het leven daar, dat al wat onnut is, eenvoudig wordt afgemaakt, ofschoon de mieren met de grootste liefde en nauwgezet heid het komende geslacht verzorgen. Op typische wijze vestigt de schrijver de aan dacht op hun verdedigingsmiddel, het mierenzuur, waarmee de nieuwsgierige vinken wor den begroet. Blijkbaar is Carl Ewald geen vriend van al te lijdzame naturen.-Het onhan delbare prinsesje, dat ten slotte zelf een mierenhoop vormt, wordt door hem bizonder onderscheiden. En ook hier komt even, ge moedelijk, de bevoorrechting der hoogere standen om den hoek kijken. De lezing van deze geestige, natuurgetrouwe sprookjes is werkelijk aanbevelenswaard. Een derde deeltje In het drukke Bosch", bij den uitgever Honig te Utrecht verschenen, werd in onze taal overgebracht door mevrouw D. Logeman-van der Willigen. CATH. BRUINING. Van een arm wnwlje. (Ingezonden). We deden onlangs op een mooien September-Zondag een wandeling in de omgeving van ons dorp. Te bewandelen de slangewegen van deze schilderachtige streek is op zich zelf reeds een genot, wordt dit te meer op zoo'n beerlijken najaarsdag, nu de natuur allerlei herfsttinten heeft aange nomen. Telkens weer wezen we elkander op een leuk zijwegje hier, een aardigen inkijk daar, op tal van mooi gelegen huisjes. Eindelijk: daar heb je het! klonk uit den mond van een der onzen. Onze wandeling had namelijk een doel: een bezoek te bren gen aan de weduwe B. en haar hutje. Want een hut is het wel degelijk, waar ze woont. De'voorgevel bestaat uit enkele oude grijze planken, waarin twékleine raampjes gevat. De achtergevel is er vrijwel aan gelijk. Alleen zijn hier geene raampjes te vinden, maar wel de deur. Vóór we binnentreden, slaan we nog een blik op het strooien dak. De beide dakhelften loopen tot den grond door, zijgevels zijn er niet. Binnengetreden merken we, dat het hutje uit t wee gedeelten bestaat: achter een ruimte voor de geit, de voor den armen plattelander onmisbare geit, en voor brandstoffen en dergelijke; vóór het hokje, waar de oude vrouw woont. Terwijl zij ons een en ander vertelt van haar armelijk leven, zien we eens rond. En nu ontdekken we zijwanden, al ontbraken ook zijgevels. Het hutje is in den grond ge graven, het is eigenlijk een met een dak bedekte kuil, de zijwanden worden gevormd door de wanden van den kuil, bestaan dus uit aarde. Telkens weer, onder het gesprek door, dwaalden mijne oogen af naar die donker bruine aarde, door niets gemaskeerd. Een paar planken dienden voor het dragen van wat de oude vrouw aan potjes en pannetjes bezit. De meubels bestonden in een kastje, een paar stoelen, een tafeltje, een kacheltje, alles oud en verleefd. Het oudje vertelde van hare armoede, hare ziekelijkheid, hare ellende. Geheel alleen woont ze daar, met haar geit. Zoo'n beste geit als het is, het dier lust van alles. Ik keek door 't raampje en zag 't dier rustig grazen voor de hut. Een eigenaardig gezicht door die kleine ruitjes je zoo op gelijke hoogte te zien met den graabodem. Maar helaas, die goede geit moet eerst daags verkocht worden. Het vrouwtje toch heeft hooi voor het dier noodig, als straks de winter komt. En het geld daarvoor ont breekt. Als de geit weg is zal ze weer alleen zitten met de heugenis van hare 75 jaren, alleen in de lekkende hut. Het dak moet noodig gedekt worden, maar alweer het geld ontbreekt. En hoe weinig behoeften de arme vrouw ook heeft (van zeven aardappels, dien middag gekookt, had ze slechts de helft gebruikt en met een half pond schapenvet kan ze 14 dagen rondkomen), toch kan ze niet leven van het weinige wat haar door het armbestuur verstrekt wordt en tegelijk nog hooi koopen voor de geit en 't hutteke laten dekken. Mochten er vriendelijke lezers zijn, die een kleinigheid willen geven voor de oude vrouw, dan worden ze verzocht het aan mijn adres op te zenden. Slechts eenige guldens zijn er noodig en de geit hoeft niet verkocht en het hutje kan gedekt worden. H a v e 11 e, 21 Oct. '05. B. BYMHOLT. utiiimiimiMimiiitiMiiiiiiimiiiiMiiiimiimiimi Sylvia met het roode masker. Hertogin Sojic Charlotte rem Oldenburg. Grieksche vrouwen kleeding. La femme d'aujourdhui". - Eenvorstelijke verzamelaarster Een vroolijke variatie op Gaston van Frankrijk, den man met het ijzeren masker, is op 't oogenblik de vrouw met het roode masker". Deze dame oefent te Parijs de danskunst uit als beroep. Wie zij is? Het geheimzinnig roode maskertje weigert, zich aan de menigte bekend te maken. Niet alleen 's avonds, wanneer zij kortgerokt, groote teen-evoluties volbrengt, bedekt het roodsatijnen mom haar gezicht tot aan den mond, maar, ook overdag, wanneer zij rijdt door het Bois-de-Boulogne, of plaats neemt in een restaurant om haar maaltijden te gebruiken. In Parijs trekt de gemaskerde juffer stamp volle zalen. Natuurlijk. Zij roert een snaar aan, die zelfs in het meest botte gemoed nog altijd trilt: de eeuwig gevoelige snaar der nieuws gierigheid : Wie zou dat rood-gemaskerde danseresje zijn? Een ontsnapte prinses? de gescheiden of weggeloopen echtgenoote van een hooggeplaatst persoon? Een beroeps ballerina ? een vondeling ? een kind uit een kermiawagen? ... Les paris sout ouverts ! Op aantrekkelijke wijze houden allerlei gis singen de genotlievende Parijzenaars bezig. Zoodra Ie masque rouge" in la Ville Lumière is uitgedanst, trekt zij naar Londen. Wie weet of zij ons land ook niet dansend en verhuld doortrekt. * * * Prins Eitel Fritz, tweede zoon van den Duitschen keizer, de lievelings-zoon van papa Wilhelm, de jonge prins met het lieve, schran dere, guitige, eerlijke jongensgezicht, is ver loofd. Misschien wel een bétje te vroeg. Hij is pas t wee-en-1 win tig jaar. Vorstenkinkinderen sluiten dikwijls op zér jeugdigen leeftijd huwelijken. Ook zij doen dien allergewichtigsten stap wel eens overijld, en ook bij hen blijven dan de droeve gevolgen niet uit. Ook onder hen behoort echtscheiding niet meer tot de uitzonderingen. Voor den sympathieken prins hopen wy', dat zijn aan staande vrouw, hertogin Sofie Charlotte van Oldenburg een lieve echtgenoote zal zijn. Zij is bijna vijf jaar ouder dan Eitel Fritz; de hertogin is een rijke erfgename. De ver loofde van den prins is een ervaren musi cienne, en zeer vaardig in het spreken van vreemde talen. Zij is blond, zij heeft fijne trekken maar ziet er een beetje ontevreden en ongenaakbaar uit. Aan het Berly'nsche hof koestert men groote verwachtingen van haar. Men vermoedt dat zij in die kringen veel meer clat" zal maken dan haar aan staand, uiterst bescheiden schoonzusje, Cecile van Mecklenburg, de tegenwoordige, Duitsche kroonprinses. Triomfen van gevierde, schoone, begaafde vrouw gunnen wij haar van harte, mits zij door haar meerdere jaren en door de onafhankelijkheid harer finantiën niet bazig handele jegens den beminnelijken prins Eitel Fritz. * * # Het optreden in antieke kleederdracht, het bij voorkeur verschijnen in Grieksch gewaad van Isadora Duncan, schijnt invloed te zullen, uitoefenen op de hedendaagsche mode. In Londen zijn twee dames in los wit kleed en een soort witte shawl, in artistieke golving over de schouders gedrapeerd, in de opera verschenen. Kleed en wyde shawl waren versierd met gouden, Griekschen rand; gou den kwasten garneerden de hoeken van de witte shawls. In haar kapsels droegen de dames gouden, Grieksche banden. Heel wat kijkers richtten zich naar de loge der Griekinnen, men was eerst verbaasd, maar spoedig maakte de ver bazing plaats voor ongeveinsde bewondering. Wie wét, wat ons dus de toekomst zal brengen? La femme d'aujourd'hui" in haar bekoor lijk, frisch najaarstoilet ziet er heel aantrek kelijk uit, en zij biedt met de haar eigen mildheid en gratie aan elk wat wils: Modeberichten, dames-handwerken, een muziek stuk, een kompleete, uit het Engelsch ver taalde roman: Van Scylla in Charybdis" van de hand der productieve Rhoda Broughton, en een aantal vlot-geschreven en aardiggeïllustreerde artikelen waaronder: Vrouwen en Alpenbeklimming", Bij Karel Hoff bauer, den Paryschen schilder van New-Yorksche schoenen", Carmen Sylva", La générale Chafl'ée bij de groote manoeuvres", Amerikaansch zomerverblijf, op het water te Thousand-island", Een vorstelijke verzamelaar ster" en nog vél meer. * * De vorstelijke verzamelaarster is prinses de Faucigny-Lucinge, die met den prins woont in de rue de Marignan. Een prachtig oud gebouw, dat de prinses reeds voor haar huwelijk, een dertig jaar geleden, kocht van generaal Ney. Het huis in de rue de Marignan is een waar museum. Eénig, rijk en ver scheiden, zooals geen tweede in het bezit van particulieren valt aan te wijzen. Een verza melingvan kunstschatten en kunstvoorwerpen uit de zeventiende en achttiende eeuw. Ein deloos ia het geduld, onvermoeid zijn de pogingen, onafgebroken is het studeeren in musea en bibliotheken, veelvuldig zijn de reizen en ongehoord zijn de geldmiddelen om een collectie bijeen te brengen zooals die van prinses de Faucigny-Lucinge. Antieke voorwerpen, kunstschatten gevonden in alle deelen der wereld, ontdekt in alle mogelijke hoeken en gaatjes van Frankrijk, de ijverige collectionneuse heeft ze gekocht en uitgestald in haar groot huis. Tot de kunstschatten behooren een aantal doeken van groote meesters, die het eigendom waren van den overgrootvader der prinses, graaf de Choiseul-Gouflier, ambassadeur van Lodewijk XVI, te Constantinopel. In de hall een série familieportretten, ernst- en pretgezichten ; geschilderde en gebeitelde spreu ken. Aan de trap die naar de bei-étage voert een prachtige leuning van kunstig fijn ijzeren smeedwerk. Hoe dikwijls zal de schrijfvaardige hand der geestige mevrouw de Sévigné, dit ijzeren kantwerk gedrukt hebben ? De leuning is uit het slot de Grignon, verblijf van me vrouw de Maintenon, een slot dikwijls bezocht door de beroemde, Fransche briefschrijfster. Prinses de Faucigny-Lucinge levert ook gewaardeerde bijdragen aan Fransche bladen en tijdschriften. Op de eerste verdieping in het woonhuis der verzamelaarcter, is een zuiver in stijl gehouden Fronde-salon. De rood marmeren schoorsteen herkomstig uit een koninklijk paleis is in 't middenvak gedekt door een groot vrouwenportret voorstellend hertogin de Longueville. Een reeks vertrekken wordt op die eerste verdieping door de bewoonster gebruikt om haar tallooze gasten te ontvan gen, wier oogen gestreeld worden door plafond-schilderingen en doeken van Mignard, de Gérard, de Lairesse, Regaud, Fragounard, Nattier, van Ostade, Greuze, wier herinneren terugvoert, door den aanblik van tapijten, uurwerken, meubels en porselein, naar de tijden van de Grande Mademoiselle, madame de Maintenon, madame de Pompadour en de ongelukkige Marie Antoinette. CAPRICE.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl