De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1905 29 oktober pagina 7

29 oktober 1905 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

No. 1479 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. . VYlowHtuv «couoet . e^uec mow touo-L attvt,ixow> ^OA£O*VS ?iouugnt (ie w 4fiiMiiiiiiiiimiiijiiiiiiijmiMiimiiiiiiijuiiJimiiiiiiiiiiiiiiiiijiiiimjiiJjjiiii):iiiiimNiHiiiimiiiiiiiiiiiimiim^ iiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiitiiiiiiiiiiniiin gelegenheid is se te zien. Wat de hohen Preis" verder betreft, dit is een zuiver handelsidee ?dat met möbeUunst natuurlijk niets uitstaande heeft. Nu zullen de betrokken personen zich des heeren Hana's beschouwingen over hun werk, wel niet zeer erg aantrekken, maar toch l\jkt mij, zooals ik boven uiteen zette een ?dergelijk kritisch bespreken zijner landgenooten in een buitenlandsch tijdschrift niet zeer navolgenswaard, en trouwens totaal ?overbodig. Waar bovendien die bemerkingen -aan onjuistheid en onnauwkeurigheid lijden, is het zeker af te keuren op die wijze onze naburen over het werk van onze eigen kunstenaars in te lichten. K. W. P. DE VRIES Jr. MnM in ie Hoofdstad, Gelijk ik reeds, naar aanleiding van de Donateursrepetitie kon vermoeden, is het ?Caeciliaconcert uitstekend geslaagd. Het vijfde Branden burgsche concert van Bach, dat in 1901 bij zijn eerste uitvoering in Caecilia reeds zoo'ngrooten indruk maakte, was in menig opzicht ook thans het attractiepunt voor het meerendeel der toehoorders. Bach heeft zes zulke concerten geschreven avee plusieurs Instruments," zooals hy ze zelf noemt. Ze zijn opgedragen aan den markgraaf Ludwig van Brandenburg, dien Bach. een paar jaren te voren te Earlsbad had leeren kennen en die zeer kunstlievend ?was, zoodat hij aan de muziek bijna geheel zijn jaarlijksche inkomsten ten offer bracht. «(Spitta .spreekt van ongeveer 50.000 thaler). De markgraaf had te Karlsbad reeds een grooten dunk gekregen van Bach's spel en ?compositiegave; daarom had hij hem de bewuste concerten besteld. De dedicatie in het Fransch gesteld (het Fransch was vroeger, ook aan de kleinere Duitsche hoven de gebruikelijke taal), leert ?ons hoe nederig de burgers zich in die dagen tegenover den adel gedroegen. Spitta ?echter meent dat Bach het Fransch niet ge noegzaam machtig was om zulk een dedicatie te stellen. Dat zou dan door een hofbeambte .geschied zijn, dien Bach daartoe had aange kocht. Op die wijze kan het ook verklaard ?worden dat de opdracht in zulk een waarlijk virtuoos kruiperigen hoftrant gesteld is. Het thans uitgevoerde vijfde concert in D is geschreven voor fluit, viool en cembalo, ouet begeleiding van strijk-orchest. Het karakter van het stuk is in de beide h oeksatzen voornaam en gedistingeerd; inden middelsatz innig en melodieus. Men wordt het geheele stuk door gepakt door den steeds doorvlietenden gang, door de charmante combinatieën en thema-veranderingen en door de uiterst bevallige manier, waarop de solo instrumenten, zoowel als het begeleidende orchest zijn behandeld. Bach heeft, aan het slpt van het Allegro, aan het klavier een tamelijk lang solo-gedeelte toebedeeld, waar van het concertante karakter in het oog springt. De wijze waarop de heer Mengelberg de piano-partij heeft weergegeven, ik releveerde het reeds in mijn vorig artikel, mag inder daad buitengewoon genoemd worden. Daar was een soberheid in zijn voordracht, een nuanceering in zijn aanslag en een beleid in Zjjn pedaalbehandeling, die den toehoorder deden gelooven, dat het cembalo van Bach weer in eere herrezen was. In den schouw burg klinkt alles nog intiemer dan in de concertzaal en werd dus ook de illusie volkomener. Maar ook de heeren Timmner en Beheers droegen tot het geheel op artistieke wijze hun aandeel bij. Het is te hopen, dat nu ook de andere Brandenburgsche concerten van Bach in Caecilia tot uitvoering komen. Alleen de eerste twee bieden moeilijkheden aan in de bezetting en ?wel omdat in het eerste concert een kleine z.g. piccolo-viool voorkomt, die een kwart hooger is gestemd dan de gewone viool en omdat Bach in het tweede concert een dier hooge trompetten aanwendt, die in zijn tijd zonder de minste inspanning welluidend kon den bespeeld worden, maar waarvan mende hooge tonen thans slechts met groote moeite en dan nog met geforceerden klank kan weer geven. Het mag als een geluk worden beschouwd dat die zes concerten behouden zijn gebleven. Het had maar weinig gescheeld of ze waren na den dood van den markgraaf (1734), met andere muziekbladen in n omslag, voor een appel en een ei verkocht geworden. De vierde sympüonie van Schumann, waar mede het Caecilia-concert geopend werd, genoot een zeer mooie uitvoering. Men mag de verhouding van het strijk-orchest tegen over de blazers waarlijk ideaal-schoon noe men. Zoo'n volle, weeke klank van het quartet hoort men nergens, ik mag wel zeggen van geen enkel orchest ter wereld. In de uitvoering van Kichard Strauss' Heldenleben was de klank van het koper niet zoo mooi als vroeger. De eerste trompet, heeft zich n.l. nog niet aan het geheel geassimileerd en daardoor geeft hij aan het ensemble iets hards van toon, dat juist Strauss in het geheel niet kan verdragen. Het ruime gebruik dat hij n.l. van de trompet maakt eischt een zeer delicate behandeling, wil het effect niet brutaal worden. En dat was inderdaad af en toe het geval. Het werk maakte wederom grooten indruk, vooral de polyphone behandeling der strijk en houten blaasinstruznenten.De klank hiervan was zoo schoon als men zich slechts den ken kan. De heer Timmner speelde de viool-solo op prachtvolle wijze. Mooi van klank en niet te weekelyk van opvatting. Zeer terecht deed de heer Mengelberg hem deelen in de luide bjjvalsbetuigingen van het publiek. Dinsdag 1.1. speelde op dezelfde plaats het Besidentie-orchest uit 's-Gravenhage, onder leiding van Henri Viotta. Het hoofdnummer was de vierde (e mol) symphonie van Tschaikowsky, een werk dat niet bijzonder diep gaat, hier en daar zelfs den grens van het banale bereikt, maar uitstekend voor orchest klinkt. Men zou het kunnen noemen een virtuozenstuk voor het orchest. Zoo werd het ook gespeeld. Wat de directeur Viotta in zulk een korten tijd met het door hem opgerichte orchest heeft verkregen, dwingt bewondering af. Het ensemble der koperen instrumenten is edel en schoon. Evenzoo dat van het hout. Trouwens als het orchest kunstenaars telt als de heeren A. Best Jr. en A. Witt (fluit en clarinet) die zoo mooi de dankbare Tarantelle van Saint-Saëns gespeeld hebben, dan kan men van het geheel der houten blaasinstru menten wel wat verwachten. De fagot had voorts meermalen gelegenheid zijn schoonen toon en mooi pianissimo te doen bewonderen en de oboe kon in het begin van den tweeden Satz doen hooren, welk een zangerige cantilene hij op zijn instrument weet te bereiken en hoe goed hij phraseert. Het strijk-orchest, hoe verdienstelijk thans reeds, staat nog niet op die hoogte, waarop het zeker binnen kort zal komen te staan. Het meest was dit merkbaar bij de begeleiding der zang-nummers. Dat bij de ouverture Anacreon van Cherubini het orchest nog niet gewend was aan de acoustiek van den schouwburg zij even ge releveerd. Vooral na de symphonie en na Wagner's Walkürenritt", waarmede het programma besloten werd, bracht men aan Viotta een welverdiende ovatie. Mejuffrouw Tilly Koenen zong Beethoven's aria Ah, perfldo" en eenige liederen, alles met orchest. De aria hoor ik liever in de sopraanligging, naar ik meen een kleine terts hooger ; zij eigent zich, vind ik, niet zoo zeer voor een transpositie naar beneden. Grieg's Le Printemps", van Eyken'g Lied der Walküre" en vooral het toegegeven Berg op Zoom" uit Valerius' Gedenckclanck genoten een superieure vertolking. Groot was dan ook het succes van mej. Koenen. In het vorige jaar deed de heer G. H. G. von Brucken Fock ons kennis maken met zijne Preludiën op. 15, deze week bracht hij, naast enkele zijner vroegere piano-compositieën, een zevental preludiënj uit zijn nog onuitgegeven op. 16 ten gehoore. In nog hoogere mate dan in zijn vroegere piano-werken heeft de componist hier be langrijke gedachten neergelegd in een eenvoudigen vorm. Het komt mij voor, dat de vindingskracht van v. Brucken Fock nog gegroeid is. Ook is de beheersching van de stof thans zoo gemakkelijk, dat de compo nist zich niet meer om technische bijzaken behoeft te bekommeren, maar ongestoord zijn hart en geest kan uitstorten in tonen. De preludiën maken daardoor den indruk van geïmproviseerde gedichten aan het kla vier gedichten van groote bekoorlijkheid en weldadige warmte. De wijze waarop de componist zijn prelu diën zelf voordroeg, brachten den toehoor der onder een sterken indruk. Het spel van v. Brucken Fock is niet virtuoos, maar zeer persoonlijk en meeslepend. Het d-mol pre ludium vooral was zeer schoon. Herhaaldelijk moest de componist de warme bijvalsbetuigingen van de toehoorders in ontvangst nemen. Mejuffrouw Doris Walde, sopraan uit Dresden, werkte mede op dit concert. Zij zong een aantal liederen van Schubert, Wolf, Georg Schumann, Draeseke en Bichard Strauss. Mejuffrouw Walde beschikt over een mooie sopraanstem, die vooral in het hooge register voortreffelijk is ontwikkeld. Zij had een een voudige, ongekunstelde voordraaht en maakte daardoor een zeer sympathieken indruk. In het schalksche genre zal zij mettertijd nog meer vrijheid en losheid moeten verkrijgen. De uitspraak van den consonant r is nog onvoldoende, ook de l in woorden als mild" en stillt" was te dik. In de woorden Schmerz", dir", Thranen" enz. moeten de vocalen hunnen klank langer behouden; halverwege wordt, door een onjuiste tong beweging, de vocaalkleur gewijzigd. Op deze tekortkomingen wilde ik de aan dacht van mej. Walde vestigen. Zij heeft te veel goede eigenschappen, om ook daarin niet te voorzien. ANT. AVERKAMP. De Vtascne beweging, Geachte Redactie l In De Amsterdammer van 15 dezer komt van de hand van den heer A. C. van der Cruyssen een uitvoerig schrijven over onze Vlaamsche beweging voor. Mag ik, als strijdend Vlaamschgezinde, naar aanleiding daarvan een paar korte beden kingen in het midden brengen? De geachte inzender schijnt onze toestanden wel wat te rooskleurig in te zien. Zoo schrijft hij o. a.: In het hoogere Bestuur, in de Kamers, klinkt thans ook meermaals het Vlaamsche woord. In de Vlaamsche provinciën is de taal van het Bestuur, van het gerecht en de commando's der burgerwacht Nederlandsch." Dat in het hoogere Bestuur het Vlaam sche woord meermaals zou klinken, kan ik onmogelijk toegeven. De taal der verschil lende takken van dat bestuur blijft nog steeds uitsluitend Fransch. Wel is waar worden de Begeeringabesluiten in het Staatsblad ook in onze taal opgenomen, maar dat alles is toch altijd enkel eene vertaling: geen enkel officieel stuk wordt oorspronkelijk in onze taal opge maakt. Mocht nu al eens een minister bij de eene of andere plechtigheid de taal van de meerderheid der Belgische burgers laten klinken, dan geschiedt dit toch altijd op zulke wijze, dat men zeer goed kan zien, dat het Nederlandsch toch maar als eene taal van den tweeden rang wordt beschouwd. Bij de herdenking der 75-jarige onafhan kelijkheid is dit maar al te zeer in het licht getreden. In de nationale commissie, die door de regeering voor het voorbereiden der feestelijkheden werd aangesteld, mocht onze taal niet eens gesproken worden en bij de ontvangst des konings te Antwerpen, Brugge, Gent en Hasselt spraken de gouverneurs der vier provincies hem in het Fransch toe. In den Senaat wordt onze taal nooit ge sproken en in de Kamer van Volksvertegen woordigers wordt zij sedert het aftreden van Juliaan De Vriendt en het afsterven van De Backer niet zooveel meer gehoord. Mannen, die bij andere gelegenheden gaarne als officieele vertegenwoordigers onzer beweging optreden, spreken ze daar nooit. Misschien is de "taal van het provinciaal Bestuur te Antwerpen Vlaamsch en dit zal ook wel het geval zijn op het Antwerpsche stadhuis. Ik wil het gaarne hopen, maar wat ik stellig kan zeggen, is dat de toestan den in andere steden, o. a. te Gent, niet zoo gunstig mogen heeten. De ambtelijke taal, de taal, welke de gemeente- en pro vincie-ambtenaren in hunne betrekking met elkander gebruiken, is nog steeds Fransch. Van onze taal is eerst sprake, wanneer de officieele stukken, die van het provinciaal en het gemeentebestuur uitgaan, in het open baar moeten verschijnen. Eerst dan wordt alles tweetalig en dan nog ziet men dikwijls ons gemeentebestuur den voorrang geven aan het Fransch. Wat het gerecht betreft, wordt het gebruik onzer taal in strafzaken geregeld bij de wet van 30 Mei 188i) en zoo hoort men onze taal bij de strafgerechten klinken. Maar bij de burgerlijke en handelsrechtbanken, met uitzondering van die te Antwerpen, geschiedt dit nooit. Ook is de inwendige taal van het gerecht, d. i. de taal der rechterlijke amb tenaren onderling, geheel Fransch. De wetsbepaling betreffende het commando bij de Burgerwacht in de Vlaamsche gewes ten wordt noi? voortdurend overtreden; o.a. nog zeer onlangs te Antwerpen door een majoor van een zoogenaamd speciaal korps. We bezitten vele taalwetten, te veel mis schien, maar hare eerlijke uitvoering laat schromelijk te wenschen over. Wie daaronder mocht twijfelen, zou zich maar eens behoe ven te wenden tot den onvermoeibaren secre taris van het Nationaal Vlaamsch Verbond", Frans Eeinhard, die hem zou wijzen op de stapels verzoek- en klaagschriften, die dat Verbond onophoudelijk naar de ministerieele departementen, de provincie- en gemeente besturen in het Vlaamsche land zendt, naar aanleiding van allerlei overtredingen dier taalwetten. Mag ik aan dit schrijven, dat tegen mijne verwachting wel wat lang is geworden, nog even toevoegen, dat naar mijne meening uw blad onze toestanden zeer juist heeft beoor deeld, wanneer het op de noodzakelijkheid wees, dat de strijders voor onze taaibeweging wat minder aandacht zouden gaan wijden aan de ,.tweetaligen" en zich wat meer om het eigenlijke volk zouden gaan bekommeren. Bij den strijd voor de Gelijkheidswet in 1897 1898 zijn wy dien weg opgegaan. Het Gentsche Propagandacomiteit" heeft de steden en dorpen van Oost-Vlaanderen afgereisd om bui ten alle politiek ons kern gezonde Vlaamsche volk te gaan spreken van zijne rechten en zijne plichten ten opzichte onzer taal en steeds heeft het ons getroffen, hoezeer die eenvoudige burgers en buitenlieden, die maar ne taal kennen, het betoog onzer propa gandisten wisten te begrijpen. Bij onzen propagandatocht voor de vernederlandsching der Gentsche hoogeschool, enkele jaren geleden, mochten wij hetzelfde opbeurende verschijnsel waarnemen: ons volk beseft heel goed hoe zijne zedelijke en ook zijne stoffelijke belangen bij de zegepraal der Vlaamsche beweging betrokken zijn. Met de meeste hoogachting, Gent, 24 Oct. 1905. JULIÜS OBRIE. iiiiiiiiimiiiiiiiiimiiimiiiiiiMiiiiiHiiiiiiiiüNiiiiiiiiiiiiiiiiiiii UIT DE NATUUR CXXV. Extra-florale Nectariën. Dat klinkt al geleerd genoeg; ik had het nog erger kunnen maken en hier boven schrijven: extra-nuptiale nectariën, zooals de knappe Italiaansche botanicus Delpino, die dingen doopte. Dat beteekent in gewoon Nederlandsch getrans poneerd : afscheidings organen en bewaar plaatsen van bloemenhoning, die met de bloemenbruiloft of de bestuivings geschiedenis heelemaal niets te maken hebben. Deze merkwaardige organen zijn sedert lang opgemerkt, maar eerst door het groote werk van Delpino en later door Schimper, Schurman, von Wettstein e. a. algemeen bekend geEen blad van of worden. Ze komen in springzaad met ex- allerleivormen voor, tra-florale nectariën. van eenvoudige afschei dingen, knobbel tj es of kuiltjes, stelen met knopjes, holle stengels of bladhuisjes met kamers, tot in 't oogval lende uitgroeisels, die veel van galvormingen hebben en soms mierenbroodjes of mieren groente genoemd worden. ? Die laatste benaming is doeltreffend, want, voor zoo ver als met eenige zekerheid over biologische functies geoordeeld kan worden, zijn de extra-florale honingrnachines als voed sel of lokspijs voor mieren van belang. Niet evenwel om de mieren, die toch al zoo'n ryk menu hebben, alweer een buitenkansje te bezorgen; de plant die zulke honing af scheidende organen voortbrengt, schijnt zich onder bescherming v in een mieren wacht te te willen stellen. De mieren toch zijn zeer militante beestjes en daarbij verzot op zoe tigheid. Dikwijls beschermen zij een plant tegen de vraatzucht van kevers, rupsen, oor wormen en andere kleine planteneters, alleen omdat zij op die plant eea kolonie bladluizen exploiteeren ; ook alweer om de zoetig heid, die de bladluizen afscheiden. Iets dergelijks moet het zijn, dat de mieren doet besluiten een plant in bescherming te nemen, die in plaats van de op zich zelf al schadelijke bladluizen, uit't eigen lichaam honing afscheidt op plaatsen, die voor mie ren gemakkelijk te bereiken zijn. De eigenlijke honing, de nectar uit de bloemen zou denzelfden dienst kunnen be wijzen, maar deze dient immers juist om het insectenbezoek te bevorderen; een mieren legertje rondom de bloem zou de vaak zoo noodige bestuivers, de vliegende insecten, het verblijf in de bloem onmogelijk maken. Daar kan de plant dus geen mieren gebruiken en ze weert hen, dikwijls tegelijk met andere opkruipers, door speciale middelen, zooals stekels of kleefstoffen, uit de onmiddellijke nabijheid van de bloemen. Al wat kruipt en niet vliegt is voor de bestuiving in den regel schadelijk; want zoo'n beestje, gesteld dat het stuifmeel meeneemt, zal, als 't niet zoo slijmerig is als een slak, dat poeder weer verliezen bij 't terugkruipen langs den stengel of over den grond. Eer het weer op een andere plant tot bij de bloemen is geklommen, heeft het allicht niets meer over van de mee gegeven stuifmeelkorrels. Tweeërlei kan derhalve de dienst zijn dezer nectariën-buiten-de-bloem; ze bieden de mieren, die van de plant zelf niets eten, honing aan, vóór deze dieren de bloem be reikt hebben, en houden hen zoodoende terug van verdere snoeperij; en meteen maken ze zich deze strijd vaardige en strijdlustige beestjes tot bondgenooten. De mieren immers, die zoo'n honing- of suikergevende plant bezet hebben, beschouwen die als hun eigendom en verdedigen hun bezitting tegen den aan val van elk, die er schade aan kon toebren gen. Dit laatste zal waarschijnlijk de hoofd zaak zijn. In de tropen zijn zulke mierenplanten, (myrmecophiel is de botanische benaming voor de eigenschap) bijzonder tal rijk; maar ook bij ons zijn ze zoo heel zeld zaam niet. De plant, die ik een poos geleden aan u heb voorgesteld, het wilde gele springzaad, veroorlooft zich, bij de vele bijzonderheden die ze buitendien al bezit, nogde weelde van extra-florale nectariën. Deze dingetjes zijn bij dat springzaad al heel eenvoudig gebouwd, het zijn groene of gele steelen met roode knoppen, die te zien zijn aan den voet van de jonge bladeren. Ook aan den voet der bladeren van de Geldersche Eoos vallen een aantal kleine knobbeltjes in 't oog, die in den zomer, vóór en in den bloeitijd, een zoetachtige stof af scheiden, waardoor mieren soms in groote massa worden aangelokt; deze beschermen dan de struik tegen rupsenvraat. Dat bij vele van deze mierenplanten de buitenbloemsche honing ook wordt aangebo den vóór en naden bloeitijd, wijst er al op, dat ze niet uitsluitend tot taak hebben de bloem te beschermen doèr afkoop van de lastige mieren; maar dat er in 't algemeen de plant zich onder de hoede der mieren stelt. Zulke minutieuse biologische bijzonder heden van 't bloemenleven na te pluizen, zal bij enkele lezers wellicht de gedachte wekken van beuzelachtig werk. Welnu, wie zulke wetenschap niet van beteekenis acht, vóór ze practisch nut geeft, m. a. w. vóór er wat mee te verdienen is door den mensch, kan gerust zijn. Op verschillende wijze is kort geleden bewezen, dat alle kennis door onderlllimiMiiillimiiHHmnmiMiiiimmiliimmumimii Henry Irving. f Henry IrviDg t. Het portret van den Engelschen tooneelspeler Henry Irving, verscheiden 13 October 1.1., is evenals dat van de hem overlevende Engelsche tooneelspeelster, Ellen Terry, eene reproductie der beeltenis, in het groot, voor komende in het werk : English Portraits, a series of lithograplied Draieiiigs by Will Rothenstein, hoffelijk door een der lezers van het weekblad verstrekt. Het portret van Ellen Terry is bij dat van Henry Irving geplaatst, omdat zij, de meerdere van hem in de kunst van tooneelsoelen, jaren met en nevens hem gewerkt heeft, om weder de belangstelling voor Shakespeare op te wekken, in een tijd, dat in Engeland het Variété-theater de kunst dreigde en dreigt te dooden. Ellen Terry heeft vooral door het poëtische van hare creatie de vrouwenkarakters eene groote bekoring aan de Shakespearevoorstellingen verleend. The Ellen Terry. great painters promptly pounced upon her; and she soon added what she learnt in the studio to what she had already learnt on the stage so successfully that when she was first seen in Hamlet" it was exactly as if the powers of a beautiful picture ofOphelia had been extended to speaking and singing." Henry Irving's verdienste schuilt behalve in het opwekken der belangstelling voor Shakespeare in de verheffing van den vroe ger geminaehten tooneelspelersstand. Door woord en voorbeeld heeft hij dien stand eene waardige, eene eerste plaats doen innemen. Henry Irving werd bij zijn leren, als doctor honoris causa, in de toga, aan het Engelsche hof ontvangen; na zijn dood heeft Engeland's koningin een krans op zijn lijkbaar doen leggen. De bijzetting van zijn stoffelijk over blijfsel in de West-Minster-abdy is eene eere voor den geheelen tooneelspelersstand in Engeland.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl