Historisch Archief 1877-1940
H*. 1480
DE AMSTERDAMMER
A°. 1905.
WEEKBLAD VOOK NEDERLAND
O n. cL e r 3? e cL a. c ti ©
Dit nummer beyat een bijvoegsel.
?v a. m. CT. ID IE IC O O.
Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Heerengracht 457, Amsterdam.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
Abonnement per 3 maanden f 1.50, fr. p. post f 1.65
Voor Indiëper jaar mail 10.
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar 0.12'/2
Dit blad is verkrijgbaar Kiosk 10 Boulevard des C'apuciues tegenover het Grand Café, te Parijs.
Zondag 5 November,
Advertentiën van l?5 regels f 1.10, elke regel meer f 0.20
Reclames per regel , 0.40
Annonces uit Duitschland, Oostenrijk en Zwitserland worden uitsluitend aangenomen door de firma
RUDOLF MOSSE te Keulen en door alle filialen dezer firma. De prijs per regel is 35 Pfenuig.
INHOUD:
VAN VEKRE EN VAN NABIJ: De oekase
van den czar. De begrooting van uitgaven
voor net departement van oorlog over
1906, I. Staatsrechtelijke zonde, door D.
Stigter. Oorlogsbezuiniging, (Ingez.) door
J. M. Benteyn. Het burgerlijk recht op
handelsscholen, door Gerard G. Leaselink.
Neerland's grootheid, door E. V. K. V.
SOCIALE AANGELEGENHEDEN: Een
proeve tot inleiding in de nieuwe staatshuis
houdkunde,'door J. Stoffel, beoordeeld door
S, FEUILLETON: Gelijk de kinderkens,
door Nannie van Wehl. KUNST EN LET
TEREN : Vertaalde romans, door J. ten Cate.
Een stichtelijke driestar, door P. H.
Hugenholtz Jr. VOOR DAMES: Portret van mej.
Agatha Snellen. Gevaarlek Feminisme, II,
(slot),"door Jul. Keizer. De avonturier, door
Moll. ALLERLEI, door Caprice. Het
huis van Rembrandt, (met afb.), door A.
W. Weissman. Het vermeende woon
huis van Rembrandt, door J. H. R.
Indische schilderkunst, I, door S. Kalff.
Muziek in de Hoofdstad, door Ant.
AverJcamp. Een vraag" beantwoord door Ant.
Averkamp. UIT DE NATUUR, door E.
Heimans. Iets over Smeris en no? -wat,
door F. A. Stoett. FINANCIEELE EN
OECONOMISCHE KRONIEK, door D. Stig
ter. Filosofo-fideele beschouwingen, door
prof. Hans Nar. DAMRUBRIEK.
SCHAAKSPEL. ADVERTENTIËN.
iiimiiiimiitmtiimtmtmiuiitimittiitmmmmimmmmimmmtimi
De oekase van den czar.
De czar héft het hoofd gebogen.
Zijn toestand was onhoudbaar gewor
den. De geweldige nederlagen, door het
geminachte en uit de hoogte behandelde
Japan aan het leger en de vloot van het
reusachtige Rusland toegebracht, hadden
overtuigend bewezen, hoe weini? de
sterke arm", de steun van de autocratie,
vermocht tegen ernstig en weloverlegd
verzet. Die les was niet voor
doovemansooren gepredikt. En de stroom der open
bare meening, die met onweerstaanbare
kracht opkwam tegen de verouderde aan
matiging eener autocratie, welker
schijnalmacht zich verschool achter het grenzen
loos egoïsme en de nog onduldbaarder
aanmatiging van een door en door ver
dorven ambtenaarswereld, steeg hooger
en hooger en dreigde alles in zijn vaart
mede te sleepen. De machtigste hefboom
op sociaal en economisch gebied, de werk
staking, werd niet door eene enkele
kategorie van arbeiders toegepast, maar
in alle rangen en standen van de maat
schappij. Politieke vrijheid was de eiseh,
die steeds duidelijker weerklonk, en
waaraan kracht werd bijgezet door maat
regelen, die het gansche openbare leven
tot stilstand brachten.
Keeds werd in Duitsche havens een
eskader uitgerust, om den czar en zijn
gezin te helpen ontvluchten. De omgeving
van den ongelukkigen vorst scheen zelfs
de gedachte aan gewapende
tusschenkomst te hebben opgegeven, omdat zij
klaarblijkelijk ook op het leger niet meer
vertrouwde.
Onder die omstandigheden, die elke
gedachte aan eene spontane uiting bui
tensluiten, kwam de veelbesproken oekase,
die de teruggeëischte politieke vrijheden
verleende, of liever beloofde.
Zeven en vijftig jaren geleden ging
Friedrich Wilhelm IV van Pruisen, even
eens onder den drang der omstandig
heden, tot dergelijke beloften over. Hij
heeft ze niet gehouden, de monarch, die
in een klinkende frase beweerde, dat geen
beschreven blad papier geen consti
tutie zich mocht stellen tusschen hem
en zijn volk.
Zal de czar Nicolaas zijn beloften beter
houden dan de koning van Pruisen in
1848?
Het is de vraag, of hij ze zal kunnen
houden. Zeker, een wil, krachtiger dan
die van zijn gewone, allesbehalve
belanglooze raadslieden, heeft hem geïnspireerd.
Ongetwijfeld is het de heer "Witte ge
weest, die den czar heeft onttrokken aan
den verderfelijken invloed van hen, die
hun kracht zochten en vonden in het
vleien van zijne zwakheid en in het
handhaven, ten eigen bate, van de auto
cratische fictie.
Witte is een staatsman. Hij
menageert" de overgangen. Hij laat den czar
het genoegen, zich alleenheerscher" te
Wijven noemen in een »tuk, dat eene
erkenning der volksrechten heet te zijn.
Whafs in a name, niet waar ? En in
een soort van memorie van toelichting,
aan welke de czar zijn goedkeuring heeft
gehecht, wijst Witte op de onmogelijk
heid om 135 millioen menschen opeens,
volgens West-Europeesche begrippen,
politiek te emancipeeren.
Doch dit neemt niet weg, dat in de
oekase van den czar zeer positieve toe
zeggingen zijn gedaan, die bezwaarlijk
voor tweeërlei uitlegging vatbaar kunnen
worden geacht.
Wij dragen onze regeering op, als volgt
onzen onveranderlijken wil uit te voeren :
lo. Aan de bevolking worden ver
leend de omcankelbare grondslagen van
de burgerlijke vrijheid, berustende op
feitelijke onschendbaarheid van persoon,
vrijheid van geweten, van het woord,
vrijheid van de drukpers, van
vereeniging en vergadering.
2p. Zonder dat de vroeger bevolen
verkiezingen voor de Ilijksdoema worden
opgeschort, worden opgeroepen om aan
deze verkiezingen deel te nemen, voor
zoover de korte termijn voor de bijeen
roeping der Doema dit zal toelaten, de
klassen der bevolking, die thans geheel
van het kiesrecht verstoken zijn, terwijl
voorts de regeling van het algemeen
kiesrecht woidt overgelaten aan de nieuw
ingestelde wetgevende macht.
3o. Als onveranderlijke regel wordt
gesteld, dat geen enkele wet in kracht
kan treden, welke niet is goedgekeurd
door de Rijksdoema. Verder zal den ge
kozenen van het volk de gelegenheid
worden gegeven, daadwerkelijk toezicht
te oefenen op de wettigheid der hande
lingen van de door ons benoemde amb
tenaren."
Dit lezende, vragen wij ons af: Wie
zullen met de invoering en de toepassing
dezer beginselen belast zijn? Zal men
die taak opdragen aan de
regeeringsambtenaren, voor wie dergelijke
westersche ketterijen steeds een gruwel zijn
geweest? Zal het dan niet blijken, dat
de natuur sterker is dan de leer, vooral
sterker dan zoo'n splinternieuwe leer, die
geheiligde en geëerbiedigde tradities
omverwerpt ?
Aangenomen echter, dat het gansche
corps der hoogere en lagere
regeeringsambtenaren, de gansche Tschin", plot
seling bezield wordt met den heiligen en
oprechten ijver om de voorschriften van
den czar naar geest .en letter uit te
voeren, dan blijft er nog een niat gering
te achten moeilijkheid over.
Wij wezen er reeds op, dat aan de
betoogingen van de laatste weken allerlei
klassen en standen hebben deelgenomen.
Er zijn onder dezen, die zich door de
concessiën van den czar mits zij
worden uitgevoerd! bevredigd ver
klaren; doch ook anderen, en niet wei
nigen, die meenen dat zij in hun eischen
veel verder moeten en kunnen gaan.
Nu de reusachtige volksbeweging een
maal een onmiskenbaar succes heeft
gehad, is het niet te verwachten, dat
zij spoedig geheel zal ophouden. Trou
wens, dit blijkt reeds uit de telegrammen
van de laatste dagen. Er zijn geest
driftige lieden, die elkander' uit pure
verrukking over de oekase van den czar
op straat omhelzen; maar er zijn er
ook en veel meer die meenen dat
afwachten de boodschap is, en werksta
king de beste manier, om aan de afwach
tende houding den noodigen nadruk te
verleenen.
Zoo blijft dus ook voor ons buiten
staanders, afwachten voorgeschreven, al
constateeren wij gaarne en dankbaar,
dat met de oekase van den czar een
zeer noodzakelijke stap in de goede
richting is gedaan.
De begroeting van uitgaven
voor het departement van
oorlog over 1906.
I.
Zooals te verwachten was, ziet het er
voor de belastingschuldigen in de eerste
jaren niet rooskleurig uit. De raming der
staatsuitgaven over 1906 toch overtreft
de gedane of nog te doene uitgaven over
1904 met f 5,772,044,94^, ter wijl de mini
ster van finantiën, bij de uiteenzetting van
dit cijfer, zich gedrongen gevoelt aan te
teekenen, dat het geraamde tekort geen
gevolg is van een samenloop van min
gunstige omstandigheden, die haren in
vloed slechts voor n dienstjaar zullen
doen gevoelen, doch dat inderdaad ver
breking van het budgetair evenwicht ook
voor de naaste toekomst moet worden
aangenomen. Verschillende posten wer
den uit de reeds gereed liggende
staatsbegrooting gelicht, omdat de nieuwe
ministers, alvorens te dezer zake voor
stellen te doen, een nauwkeuriger onder
zoek dan de beschikbare tijd toeliet,
wenschelijk oordeelden.
Maar ongetwijfeld zullen ten aanzien
van de meeste der onderwerpen, waarop
die posten betrekking hebben, suppletoire
credieten moeten worden aangevraagd.
In de eerste plaats dus dient in het oog
te worden gehouden, dat de begrooting
voor 1906 met ongewone zuinigheid is
samengesteld en dat reeds in den loop
van dat jaar en vermoedelijk in nog
sterkere mate in de daarna eerstvolgende
jaren, behoeften zich zullen voordoen,
die hoezeer ook tegen uitzetting van
uitgaven zal worden gewaakt onaf
wijsbaar voorziening zullen eischen.
Hierbij nu komt, dat de subsidiën voor
het lager onderwijs op het budget van
1906 nog slechts f 150.000 hooger dan
ten vorigen jare zijn uitgetrokken, doch
voor meer dan 2ll-i millipen dat van 1907
zullen drukken, om daarna telken jare
met een zeker bedrag te stijgen, hetwelk
thans nog moeilijk met zekerheid valt
te ramen, maar alleen wegens subsidiën
aan bijzondere scholen op 2 ton is te
stellen.
Aanmerkelijke verdere stijging van
uitgaven kan dus niet uitblijven.
In dat verband komt het ons niet
ongewenscht voor de ontwerp-begrooting van
uitgaven voor het departement van oorlog
over 1906 eens onder de oogen te zien.
Voor wat de militaire uitgaven in het
algemeen betreft, valt reeds sedert lang
op eene onrustbarende stijging te wijzen.
Beliepen deze voor marine en oorlog in
1885 resp. f 10,992,607 en f 19,931,644, in
1904 waren die bedragen reeds gestegen
tot 16,745,588 en f 29,284.682. Alzoo over
een tijdvak van 20 jaren eene stijging
van f21,479,000.
Al dadelijk blijkt, zelfs bij eene opper
vlakkige beschouwing van de
ontwerpbegrooting, dat de nieuwe minister van
oorlog evenals zijn laatste voorgangers
het vicieuse stelsel in practijk brengt
om. zeer tegen de belangen van het leger
en de oefeningen daarvan, het eindcijfer
laag te houden en noodzakelijke uitgaven
op de lange baan te schuiven. Wordt
deze handelwijze al te doorzichtig en
bemoeit de volksvertegenwoordiging er
zich mede, dan zegt de minister een supple
toire begrooting ? in het volgend jaar
te behandelen ? toe,»«svel wetende, dat
aan deze sport van begrootingen in den
regel weinig aandacht wordt geschonken,
ook omdat de behandeling in de Tweede
Kamer bijna altijd plaats vindt als deze
op het punt staat van uiteengaan.
Ten aanzien van het eindcijfer der be
grooting voor 1906 (27,312,280) dient
opgemerkt:
1. In ronde cijfers is in de aange
vraagde som begrepen:
Voor uitgaven, voortvloeiende uit de
reorganisatie van de landweer, daaronder
begrepen de kosten wegens opkomst
onder de wapenen van de vrijwilligers
en dienstplichtigen van de landweer
voor de eerste herhalingsoefening van
6 dagen ?426,000
Voor meerdere kosten wegens
het oproepen van
militieplichtigen voor herhalingsoefeningen 159,000
Voor vergoedingen, krachtens
art. 113èisder militiewet 1901,
meer geraamd dan voor 1905, 150,000
Voor pensioenen, meer
benoodigd 95,000
Voor kosten van kazerneering 155,000
Zoodat alleen voor deze onver
mijdelijke uitgaven meer moest
worden uitgetrokken. . . . 985,000
Omtrent dit verschil teekent de mini
ster aan:
Dat de som, waarmede het eindcijfer
voor 1905 is overschreden, nog niet het
zevende gedeelte bedraagt van hetgeen
reeds voor de hier opgenoemde onder
werpen meer dan in dat jaar benoodigd
zal zijn, moet worden toegeschreven :
a. aan het feit, dat in de
ontwerpbegrooting voor 1906 slechts zoodanige
posten zijn opgenomen, die uit bestaande
wetten en verordeningen en reeds aange
gane verplichtingen voortvloeien of wel
onvermijdelijk zijn tot het behoorlijk
gaande houden van den dienst en
b. aan de omstandigheid, dat tot dekking
der uitgaven ten behoeve van de voltooi ing
van het vestingstelsel voor den dienst 1906
slechts is uitgetrokken een som van
f 520,100, tegen een bedrag van f965,000
voor den dienst van 1905."
2. Dat aanvullingsbegrootingen voor
1906 zijn toegezegd; ten eerste een waarop
gelden worden uitgetrokken voor
soldijverhooging van het administratief kader
en van het personeel beneden den rang
van officier bij het regiment genietroepen,
tot verbetering van de inkomsten der
administrateurs van de militaire hospi
talen en militaire verplegingsinrichtingen,
van het opzichthebbend personeel der
genie en der burgerlijke opzichtvoerende
en administratieve ambtenaren bij de
artillerie-inrichtingen, voorde verhooging
van soldijen bij het wapen der mare
chaussee en vcor de invoering van eene
nieuwe loonregeling voor werklieden en
magazijnknechts. 1)
Ten tweede een ten bedrage van f995,000
voor voltooiing van de aanschaffing van
l
nieuw geschut voor de bereden artil
lerie. 2)
Ten derde een voor zeer belangrijke
bedragen voor de afwerking van de Stel
ling van Amsterdam. 3)
Ten vierde een voor de op- en inrichting
van magazijnen ter oplegging c. a. ten
behoeve van de landweer en voor het
verkrijgen van de beschikking over en
het doen van voorzieningen aan
schietbanen ten dienste van schietoefeningen
van de landweer. 4)
De ontwerp-begrooting geeft ? zooals
ook uit het vorenstaande blijkt bij
verschillende onderdeelen het bewijs van
niet anders te zijn dan een avant-projet 5)
en het zou ons dan ook niet verwon
deren indien de tegenwoordige Tweede
Kamerleden het voorbeeld van hunne
ambtgenooten volgden tijdens de minister
Weitzel aan de regeering was.
Het betrof indien we ons goed
herinneren ? de
ontwerp-oorlogsbegrooting voor 1885, waaromtrent de toen
malige Tweede Kamer bij het voorloopig
verslag opmerkte, dat de begrooting moest
worden omgewerkt en aangevuld, indien
de minister er prijs op stelde, dat de
Kamer haar in openbare behandeling zou
nemen. En de minister voldeed aan dat
verlangen.
Waarlijk er bestaat onder de gegeven
omstandigheden veel meer aanleiding een
zoodanigen maatregel toe te passen dan
in 1884. Het is toch geheel in strijd met
de verantwoordelijkheid van de volksver
tegenwoordiging om oorlogsbegrootingen
als de onderwerpelijke in behandeling
te nemen. Er dient bovendien wel bij
bedacht, dat het Nederlandsche volk recht
heeft te weten waarheen het ook met
de uitgaven voor het departement van
oorlog gaat.
Met het oog op den nog beschikbaren
tijd zou de minister moeten worden
uitgenoodigd een credietwet in te dienen,
loopende tot l Juli 1906, waarbij de
uitgaven voor 1905 als grondslag werden
^aangenomen.
Vóór Mei zou een nauwkeurig opge
maakte definitieve ontwerp-begrooting
aan de Staten-Generaal moeten worden
aangeboden. Daarin zouden mede moeten
worden opgenomen al de uitgaven, waar
voor door de Regeering suppletoire be
groetingen in 1906 zijn toegezegd, ook
die voor het afwerken van de Stelling van
Amsterdam.
Wijders zouden opgaven moeten worden
overgelegd van de uitgaven, welke in
de eerste jaren o. a. noodig zijn voor:
kazernebouw; vernieuwing of verbetering
van kubtgeschut; approviandeering van
versterkte plaatsen; landweer; landstorm;
uitbreiding van den voorraad geweren ;
pensioenen ; instelling van een
weduwenen weezenfonds voor de nagelaten be
trekkingen door onderofficieren en min
deren, enz. enz.
Eindelijk zou daarbij verlangd moeten
worden eene gespecificeerde opgaaf van
de meerdere kosten, welke een gevolg
zijn der regeling van de samenstelling
der landmacht, welke onder de regeering
Pierson?Eland tot stand kwam. Deze
opgave is noodig, omdat aan de volks
vertegenwoordigers en het Nederlandsche
volk is voorgespiegeld, dat die kosten
niet meer dan f 510,000 6) zouden be
dragen, terwijl uit de ontwerp-begrooting
voor 1906 valt op te maken, dat die
meerdere kosten nu reeds meer dan drie
maal zooveel beloopen.
Met voormelde gegevens gewapend
maar ook aNén dan zullen de volks
vertegenwoordigers zich een oordeel kun
nen vormen aangaande de finantieele
gevolgen, welke de verdediging des lands
voor wat aangaat de landmacht ?
op den bestaanden voet na zich zal
sleepen en of zij zich verantwoord kun
nen achten daartoe mede te werken. Zij
zouden tevens leeren inzien in hoeverre
vertrouwen te stellen is in door het
departement van oorlog verstrekt wor
dende opgaven betreffende de finantieele
gevolgen van aanhangig gemaakte wets
ontwerpen. (Slot volgt.)
1) Bladz. 2. Memorie van toelichting bij
de oorlogsbegrooting 1906.
2) Rede van den minister van finantiën bij
de aanbieding van de Staatsbegrooting 1906.
3) Bladz. 1. Memorie van toelichting bij
de begrooting Vestingstelsel 1906.
4) Bladz;. 4. Memorie van toelichting bij
de oorlogsbegrooting 1906.
5) Dit staatsstuk is zoo vluchtig bewerkt,
dat bij de toelichting van artikel 185
(gratificatiën) zelfs geen rekening met het optreden
van een nieuwen minister van oorlog werd
gehouden.
6) Vergelijk de mededeeling in de memorie
van antwoord aan de Tweede Kamer inge
zonden bij brief van den minister van
oorlog van 15 September 1900.
Staatsrechtelijke zonde.
Koninklijke stallen. Er is een soort van
orkaantje opgewaaid tegen het voorstel der
regeering om tot den bouw van nieuwe stallen
bij het paleis Het Loo over te gaan.
Zelfs is het woord ongrondwettig" uitge
sproken, wat» eenvoudig het gevolg is van
minder juist lezen van de Grondwet.
Wat de zaak zelve aangaat wy zullen
niet beweren, dat het oogenblik gunstig
gekozen is om te komen met een dergelijk
voorstel, dat misschien een klein millioen zal
vorderen, (raming ? 640,000), terwijl de
minister van financiën ongeveer een millioen.
wil halen, althans per jaar, uit zijn
opcentenvoorstel.
Toch mag men, dunkt ons, het
KabinetDe Meester niet te hard vallen o ver dit voor
stel dat door de vorige regeering op de be
grooting was gebracht.
Kon de nieuwe regeering, vlak na haar
optreden, den post schrappen beginnen
met een onvriendelijke daad tegenover de
koningin, uit wier handen zij pas baar benoe
ming aanvaardde?
Thans staat de zaak anders.
Er is een communis opinio gevormd, een
vrij algemeen verzet tegen dezen
begrootingspost.
En we houden ons overtuigd, dat thans
van de Vorstin zelve het initiatief zal uitgaan
om dezen post voorloopig, tot betere tijden,
achterwege te houden, tenzy H. M. er de
voorkeur aan geven mocht, 'B lands begrooting
met de voor deze bouwplannen noodige gel
den niet te belasten. (Land en Volk.)
Bovenstaand stukje begaat
STAATSRECHTERLIJKE ZONDE, waartegen gewaarschuwd
behoort te worden. Dat vordert het belang
van de nheid des volks naast de rijke
verscheidenheid. Die nheid wordt in sterke
mate bedreigd als de koningin, als de per
soon van de vorstin, wordt gescheiden van
het ministerie in zake s'Lands regeering en
bestuur. De begrooting wordt jaarlijks van
wege den koning bij de Staten-Generaal
ingediend. De samenstelling der
begrootings-wetsontwerpen is 'n regeeringsdaad.
Het overleg dat, in verband met den inhoud
dier ontwerpen, tusschen de koningin on het
ministerie kan gehouden zijn, mag niet
gepubliceerd worden. In hoeverre de konin
gin het ministerie mocnt hebben geprikkeld
tot krachtiger, tot kloeker optreden of wél
tot grootere behoedzaamheid mocht hebben
geremd, büjft geheim. Het koninklijk gezag
heeft tot orgaan het ministerie waarvan
de zelfstandige medewerking noodig is en
dat voor die het doen en laten van elke
regeeringsdaad verantwoordelijk is. Ko
ningin en ministerie, mogen bij de beoor
deeling van regeeringsdaden, niet gescheiden
worden. Dat's de bedoeling o.m. van art. 54
en van art. 77, spéciaal de laaiste alinea.
Ze behooren, zou ik willen zeggen den
kende aan de lichtstralende colleges van
prof. Bolland waarvan ik met vele anderen
geniet slechts ongescheiden onderschei
den" te worden.
Het ministerie is verantwoordelijk voor
den geheelen inhoud van dj
begrootingsvoorstellen. Geen enkele post daarvan
magverdedigd worden door verwijzing naar het
afgetreden ministerie dat de verantwoor
delijkheid niet daarvoor heeft-; zelfs niet
hebben kan, omdat het tot deze regeerings
daad niet heeft meegewerkt, al mocht het
bij de voorbereiding van de
begrootingsvoorstellen, dien post bereids daarin hebben
opgenomen. In dit geval zou de opvolgende
regeering weinig tegenstand van den kant
der vroegere regeeringspartij mogen ver
wachten; misschien wol pp steun zelfs mogen
hopen. Het nieuwe ministerie heeft evenwel
de verantwoordelijkheid voor den post aan
vaard en daarmede de verplichting op zich
genomen om dien in de Staten-Generaal
te verdedigen, geheel zelfstandig. De per
soonlijke wenschen of ineeningen der
koningin mogen niet in debat gebracht
worden, direct noch indirect om bovenge
noemde redenen. De bespreking of de
schriftelijke gedachtenwisseling gedachten
wisseling tusschen het ministerie en de
koningin, pok over bovenbedoelden post,
blijft geheim. Het zou zelfs kunnen zijn,
dat voor dien post van de zijde der minis
ters veel overredingskracht is gebruikt
tegenover de gereserveerdheid van de ko
ningin, omdat het kabinet van de
menschelijkheid overtuigd was. Het tegendeel kan
eveneens plaats gehad hebben. Allén het
resultaat der overlegging wordt publiek,
onder volledige verantwoordelijkheid van
het kabinet. Onder deze opvatting alleen,
is geheel vrije beoordeeling door de
StatenGeneraal mpgelijk en deze is noodig en zelfs
grondwettelijk gevorderd.
Om al deze redenen mag van Staats
rechtelijk standpunt niet geschreven wor
den : En we houden ons overtuigd, dat
thans van de Vorstin zelve het initiatief
zal uitgaan om dezen post voorloopig tot
beter tijden achterwege te houden." '
Ten slotte nog 'n opmerking. Ook de
benoeming van de ministers is 'n regee
ringsdaad van de Kroon, d. w. z. van "d
pngescheiden onderscheiden" factoren : Ko
ningin en ministerie. De meeningen, de
gezindheid, de overreding, de prikkeling of
het temperen van de zijde van de persoon
der Koningin, m. a. w. de overlegginggeri
tusschen de Vorstin en de aanstaande minis
ters worden niet openbaar. Het optreden
van het ministerie, waarvoor de zelfstandige
medewerking van het ministereeele
contreseign ook onmisbaar was, wijst den volke
den uitslag van de onderhandelingen en
tevens de verantwoordelijke ministers aan.