De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1905 5 november pagina 2

5 november 1905 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

"V, DE A M S T E R D A M M E R W E E K B L A D VOOR NEDERLAND. No.- 1480 Daarom mocht niet tot het zooken van een excuus voor het-ministerie geschreven wor den: Kon de nieuwe regeering, vlak na haar optreden, den post schrappen be ginnen met een onvriendelijke daad tegen over de Koningin, uit wier handen zij pas haar benoeming aanvaardde." Dergelijk gepraat is beneden de waardigheid van elk ministerie. De verantwoordelijk!-eid voor het optre den is, zonder eenige reserve, ten laste van het ministerie waarvan, de samenstelling in verband met den uitslag der verkiezin gen, is geregeld in overeenstemming met het resultaat der bovenbedoelde gedachtenwisseling. D. STIGTER. Oarlogsbezuiniging. Geen Generaals? (Ingezonden.) [X. houdt in het nummer van 29 October j.l. van dit weekblad een betoog, oaa. door ver mindering van het aantal opper-offlcieren in ons leger tot aanzienlijke bezuinigingen te ge raken. Hij sehgnt daarbij geïnspireerd te zijn door Je zinsnede uit mijn rapport over de Zwitsersche cavalerie, waarin ik vermeldde, dat da naam van generaal niet voor komt in de Zwitsersche militaire terminologie. Dit uitgangspunt ia niet gelukkig gekozen. AVel komt de naam niet voor in nat Zwit sersche leger, doch het organisatorisch ele ment is aldaar evengoed zelfs sterker vertegenwoordigd in verschillende Junctiön dan bij 0115 Het verschil is dat daar het woord generaal" wordt vervangen door kolonel" met toevoeging van de functie. Zoo telt het Zwitseriche leger o.a. 4 kolo nels korpscommandanten (commandeerende de 4 legerkorpsen) en 9 kolonels-divisie com mandanten (commandeerende de 8 divisum en de Gutlhard-sttlling). Bovendien staat aau het hoofd van Hit wapen (infanterie, artillerie, tavalerie eu g-.-iiie) een kolonel- Waffenchef" en een kolonel-uberiustruktor" *). Afgescheiden van het bij ons ontbrekende korpsverband bekleeden deze titularissen de betrekkingen van onze divisiecommaudauten, stellingcommandanten en inspecteurs der .wapens. Weet men nu nog dat het Zwitsersche leger ook het brigadeverband heeft voor de infanterie en cavalerie inut de daarvoor noo.dige kolonel* brigadecommandanten, die bui ten do regi men ts ver banden staan, dan maakt de vtrzuchting vanX.: Gelukkig volk, geen generaals l" als conclusie op mijn mededeeling een vreemd effect. Er valt zeer zeker van het Zwitsersche leger veel Je leeren; voor het Nederlandsuhe volk niet minder dan voor het Nederlaridsche leger, doch het schijnt mij een billijke eisen, dat de onderwijzers 'de stof beheerschen, in plaats van te scher men met frases en woorden. Waar daar, zonder vredesomslag en -schrijvery, de genoemde organen noodig worden geacht, uitsluitend dus ter wille van de oorlogsnoodzaak, mag men hier geen betoog over hun overtolligheid inleiden met een argument, dat, als vele der zeer geliefde en meer en meer gebruikelijke Zwitsersche' argumenteA, voor den de r zake kundige geen argument is of erger nog, een argument blijtt voor het tegendeel. J. M. BENTEYX, ? Rit in. 2e regt. huzaren. Roermond, 31 October '15. *) L>e functiën van Waffenchef"en berinsiruktor" worden by de ontworpen reor ganisatie vereenigd. Eet burgerlijk recht op handels scholen. Een der vakken, welke op handelsscholen worden onderwezen,is het handelsrecht. Bijna zonder uitzondering wordt echter op die scholen als leiddraad by deze studie beschouwd het wetboek van koophandel en de wet op het faillissement, terwijl ook de meeste betrekkel\jke handleidingen, welke op gemelde scholen georuikt worden, weinig verder gaan dan «enoemd wetboek en wet. Het boek van mr. J. G. Schürmann (Rotterdam, G. Dei wei & Co.), maakt, hoewel nog niet voldoende, eene gunstige uitzondering. Het hierbedoeld onderwijs kan evenwel niet de gewensehte vruchten dragen indien de leerling niet vertrouwd wordt gemaakt met de beginselen van het burgerlijk recht. - Art. l van het wetboek van koophandel al. l zegt reeds, dat het burgerlijk wetboek voor zoover daarvan bij het wetboek van koophandel niet mjzonderlijk is afgeweken, ook op zaken van koophandel toepasselijk is. Hieruit volgt reeds, dat de studie van het wetboek van koophandel weinig gunstige gevolgen kan hebben, indien de studie van het burgerlijk wetboek niet is voorafgegaan, althans tr niet mee in verband is gebracht. Het burgerlijk wetboek geeft in deze het algemeene-, het wetboek van koophandel het bijzondere recht. Niet een van de vier boeken, waaruit het burgerlijk wetboek bestaat, kan in zijn geheel bij de onderhavige studie gemist worden. Boek I bevat o.a. de voor den handelsman niet onbelangrijke onderwerpen : woonplaats of domicilie, minderjarigheid eu voogdij, handlichting, curateele. Boek II behandelt het zakenrecht (o.a. eigen dom, bezit, erfdienstbaarheden, opstal, erfpachtsrecht, bevoorrechte schulden, pand, hypotheek), alle onderwerpen van belang voor den koopman. Boek III geeft de leer der verbintenissen (o.a. koop en verkoop, ruiling, huur en ver huur, maatschap, schenkingen, bewaargeving, bruikleening. verbruikleening,lastgeving,borg tocht, dading) waaromtrent een goed koopman op de hoogte dient te zijn. Boek IV omvat de bewijsteer, waaruit de koopman leeren kan welke waarde het voor hem kan hebben, om zoolang eene relade met een debiteur niet is afgewikkeld, brieven zijner cliënten en copiën zijner eigen brieven te bewaren. ? Op het onlangs gehouden Congres voor Hajidelsonderwijs werd de bestaande leemte in dat onderwijs gevojld. Mr. dr. S. Zadoks, een jong leeraar aan de openbare handelsschool te Amsterdam en (in samenwerking met mr. C. H. van Zeggelen) schrijver van H<m-ielsreclt (Xo. 18 der serie IIundel»onderiol^s, Reeks van Leerboeken, Redactie : W. Toose, uitgave van Höveker en Wormser, Amsterdam, Pretoria), heeft daar de vraag besproken: Wat moet uit het burgerlijk recht genomen worden als grondslag voor het onderwijs in het haniielsrecht aan de handelsscholen", \Vaarbij hij volgens de verslagen in de dagbladen als standpunt aannam, dat by de behandeling van het handelsrecht moet worden gebouwd op een basis van algemeene rechtsbegrlppen, die onmisbaar zijn, en een slevig fundament voor de studie moeten vormen. D,e overeenkomst met de vereischte voor hare bestaanbaarheid, de verbintenis als ge volg ervan, zij de basis van liet onderwijs in het handelsrecht. Na behandeling van deze is een bespreking van speciale overeen komsten zeer vergemakkelijkt. Spreker be doelt: koop en verkoop, hnnr en verhuur, lastgeving, maatschap en borgtocht. JLen behandele verder het bewijs en sjeve boven dien nog een idee van den gang der proce dure. Hiermede kan men niet volstaan. Er zijn tal van verhoudingen in het handels recht, waarvoor meerdere kennis van het burgerlijk recht noodig is. Zoo zijn onmis baar de hoofdbegrippen van het zakenrecht Men denke slechts aan hypotheek, aan het begrip van pandrecht voor prolongatie, aan de bevoorrechte schulden in verband met faillissement en zoo meer." Miïge een volgend congres de vraag eens onder de oogen zien welke onderworpen uit het Staats- en administratief recht voor dt-n fabrikant en koopman van belang zijn. Is 't niet in menige zaak verei-cute op de hoogte te zijn met de hoofdbeginselen der sociale wetgeving ? GEHARD G. LEXSELIN'K, Tfeerland's grootheid. Nederlands Adelsboek. Sinds eenige jaren bezit ons land eene uitgave, die er voorzeker niet weinig toe bijdraagt, Neerlands luister te vcrhoogen. en waarop tot onze bevreemding in dit blad nog nimmer de aandacht is guvestig I. Wij bedoelen: Nederlands Adelsboek. 's G rivenhage W. P. van Stockunt en Zoon., waarvan in Januari 1.1. de derde j largang is ver schenen. Het doel van deze publicatie vinlt men in het- voorbericht tot den eersten jaargang als volgt omschreven: Dan (nl. als de belangstelling in het werk mocht blijken groot te zijn) kan 't niet alleen zijn voor vele families het boek waarin deze hunne (lees: hare) geschiedenis van het levende geslacht'nagaan, maar ook voor secretarieën, notarissen en andere publieke instellingen of personen pene offieieuse handleiding voor het oplossing van familiezaken of feiten.'1 De oplossing van feiten ! Men zou zoo op het eerste gezicht zeggen, dat het oplossen van feiten niet zoo heel veel te beduiden had; een feit is een feit, denkt de eenvoudige lezer en daar valt niet veeV aan op te lossen; maar met deze adellijke familiefeiten (het is toch niet misschien een drukfout voor veeten' ?) schijnt het toch anders te wezen; die zijn blijkbaar oplosbaar; dat moet bepaald een heel lastige zaak zijn, en de offieieuse handleiding' daartoe dan ook een zeer ge zocht hulpmiddel. Do redactie toch voorziet als gevolg van dez>) onschatbare diensten, welke het werk bewijzen zal, een ruim debiet. Immers zij vervolgt: Dan is het mogelijk daarvan een Uiil lenboek van den Nederlandschen Adel te maken." Tot op herJen schijnt intusschen aan eene hand leiding voor het oplossen van familiefeiten niet in die mate behoefte te bestaan a!s werd verwacht, immers de prijs van den tweeden en derden jaargang bedroeg nog, evenals van den eersten, ongeveer vijf guldens, van het G ui Jen hoek" is nien dus nog verre verwijderd. Wij betreuren het werkelijk. Het komt ons zoo gewenscht voor, dat eene uitgave als deze in aller handen komt, in handen van de lagere klassen bovenal. Immers, laat ons het erkennen, die lagere klassen zijn niet meer wat zij vroeger waren. Er waart een geest van gelijkheid rond, die den eerbied voor het hoogere verloren doet gaan. Voor een groot deel is onze democratische staats inrichting hieraan schuld. Deze maakt het mogelijk, dat vaak een werkman of win kelier naast een edelman zit in 2de Kamer of Gemeenteraad. En daar spreekt dan de laaggeborene den aanzienlijke maar tegen, als hadde het oordeel eens edelmans en het zijne dezelfde waarde. Welk een verderfelijken invloed moet dat hebben op hen, die het hooren of lezen! Maar het ergste van alles is het met die ellendige ver kiezingen; hoorde ik niet nog in de afgoloopen Junimaand een man uit de gewone volksklasse verkondigen, dat van de beide candidaten voor de 2de Kamer, een baron en een werkman, de baron de minder ge schikte was voor het ambt! Moest men niet liever dankbaar zijn, dat een zoo hoog geplaatste zich voor dit ambt beschikbaar wilde stellen? Zie, zulke toestanden zijn ergerlijk en demoraliseeren den geest van ons volk. En daarom doet dit boek ons zoo wel dadig aan, en kan het van zoo grooten invloed ten goede zijn. Want uit dit boek blijkt, dat er toch ook nog mannen zijn, die eene andere, eene hoogere opvatting hebben van wat inderdaad hoog is en ont zagwekkend, mannen, die, wanneer zij het woord Adellijk" neerschrijven, dit doen met een hoofdletter vol gepaste reverentie. Voelt gij, lezer, het schoone van deze schrijf wijze? Dat is Adellijk" maar niet opgevat als een bijvoeglijk naamwoord als een ander, dat is Adellijk" opgevat als een aanduidingvan wat groot is eu verheven, als een van die hooge, heilige begrippen, welke met ge wone letter neer te schrijven den sterveling niet past. Zij is aandoenlijk van symbolieke verhevenheid, deze hoofdletter! Van dezen geest onze natie te doordringen, is het'niet een streven, dat eerbied afdwingt en door ieder weldenkende moet worden gesteund? Maar er is meer dat deze uitgave van onberekenbaar nut kati doen zijn. En nu laten wij nog rusten, dat zij, behalve als handleiding voor de oplossing van familiezaken en feiten" ook nog als vraagbaak voor het sluiten van familiebanden onschat bare diensten kan bewijzen. Naast de grootsche taak, welke dit boek kan ver vullen, verzinken dergelijke, slechts voor een klein, zij het ook aanzienlijk, deel der natie, nuttige eigenschappen in het niet. Wijzen wij liever hierop, dat dit werk er toe zal bijdragen om van allen, die in den Adel iets verhevens zien, ja, het hoogste dat de mensch bereiken kan, de energie te prik kelen en hen te leiden tot groote daden. Want dit boek kan hen doen zien, hoevelen er zijn, die slechts enkele jaren of tientallen van jaren geleden burgers waren als zij, en wier namen thans tot in lengte van daaen zullen prijken als voorbeeld tot navolging voor het dankbaar nageslacht. Want welke moeten niet hunne verdiensten zijn geweest, dat zij thans in dien kring der uitverkorenen zijn opgenomen, in den kring van hen, die staan geschaard," zooals een hoogwelgeborene in zijne felicitatie aan een hoogwelge worden vriend schreef, ter verdediging van den trosn onzer geëerbiedigde Koningin," (historisch). Wij hopen en vertrouwen, dat de troon de verdediging door deze dappere schare nimmer zal behoeven. Het zou anders misschien aanbeveling verdienen, om, ter versterking van dit verdedigend element, all-e Nederlanders in den adelstand te ver heffen, ware het niet te vreezen, dat daarvan een vermindering van het aanzien van den adelstand het gevolg zou zijn. Neen, het is beter dat de adeldom blijft een slechts voor den buitengemeen voovtreffelijken mensch weggelegd attribuut, dan zal ook de prikkel tot groote daden bij de burgers blijven be staan. En met het oog hierop had de relactie van het Adelsboek nog meer kunnen doen. Zij had ook bij elk adellijk geslacht kunnen vermelden de eenvoudige plaats, die de leden van dat geslacht innamen voor dit tot zjjne hooge positie werd geroepen. Immers het is niet onbekend, dat van vele thans adellijke geslachten de stichter een van die eerzame maar weinig aanzien lijke beroepen uitoefende, als bikker, bakker, huidenkooper, klerk, kuiper, kok, repelaar, speelman enz. Welk een schitterend voorbeeld voor de lagere standen hadde de vermelding dier beroepen in het Adelsboek opgeleverd. Wat voor Nupoleon's grenadiers de maarschalks staf in den ransel was, kon aldus voor Neerland's burgerij de joukheers-, baronnenof gravenkrooii zijn; hoe zou het des win keljongens ijver prikkelen en zijn gevoel van eigenwaarde verhoogen, te weten dat ook de stamvader der graven X. eenmaal achter de toonbank stond als hij, en met zijne later adellijke handen strooppot en suikerbrood hanteerde. Moge de redactie deze wenken voor een volgenden jaargang ter harte nemen, en aldus meer nog dan nu reeds werkzaam zijn in het algemeen belang. Der redactie nauwkeurigheid is overigens boven allen lof' verheven. Wanneer bijvoorbeeld de redactie opsomt de kinderen, uit het huwelijk van den baron van Hier tot Daar geboren, dan zegt zij niet: lo. Jan, 2o. Piet, 3o. Klaas, maar: lo. Jan baron van Hier tot Daar, 2o. Piet baron v. H. t. D. 3o. enz. enz., soms tot tien of meer toe! kan het correcter ? Een onnadenkend lezer mocht anders misschien eens in den waan ge raken, dat er uit het huwelijk des barons van Hier tot Daar gewone burgerkinderrjea ter wereld waren gekomen. En daarom hem er goed van doordrongen: ook dat pasgeboren schaap in de wieg is een baron van Hier tot Daar, en al zijne broers en broertjes zijn baronnen van Hier tot Daar, semper et ubique sine ulla exceptione. ' Nog een voorbeeld van de angftvallige precisie, waarmede dit boek is bewerkt: Van den stamvader van een der geslachten wordt vermeld, dat hij leefde in 't begin van 1500. Een minder nauwgezette redactie haide gezegd: in 't begin der zestiende eeuw. En hoe merkwaardig deze man, die uitsluitend in 't begin van 1500 heeft geleef l, en in die korte spanne tijds de stam vader is kannen worden van een tot op onzen tijd bloeiend nageslacht. Maar wanneer wij aan die vervlogen eeuwen denken, welk een poëzie komt er dan tot ons uit dit heerlijke boek; en hoe bladeren wij dan, peinzend over ons groot verleden, den bundel door, om voor onzen eerbiedig ges'einden geest de rij te laten passeeren die namen van al wat groot en verheven eu edel is in ons vaderland. O, zeggen wij dan, moge dit boekske komen in veler, in aller handen, opdat geen Nederlander deze heerlijke aandoeningen behoeve te ontberen. Moge het spoedig eea Guldenboek, een Dubbeltjesboe1' worden, opdat allen zich kunnen laven aan deze bron van onze grootheid! Dan za1 ook der redactie het loon voor haar nobel streven niet ontgaan. Want, zoo verklaart zij zelve, dat Nederland's Adelsboek verspreiding in broeden kring moge vinden, zal zijn de schoonste kroon op den arbeid der redacteuren". Moge deze schoonste kroon onder de vele kronen, waar van hunne gedachten zijn vervuld, hun niet ontgaan. Dut zij zoo. Z. E. V. K. V. iiiiimtmiiiiiiiimiiMiuiii cciala Een proeve wt inleiding in eene, niewce Staathuishoudkunde. Opgedragen aan de jonge mannen en vrouwen van Nederland, door J. STOFFEL. Amster dam, S. L. v. Looy. Nog levendig herinner ik mij, hoe in de jaren 1801 en 1892, samenvallende met een wel wat onnatuurlijk sterken opbloei der socialistische beweging in het noorden van ons land, de propaganda voor het beginsel dergrondnationalisatieals een sympathieke, een wonder- een voudise, en door velen ook uit de massa zeer wel begrepene beweging neerstreek. De arbeidersbeweging daar vond haar duizonde geestdriftige, hoewel mat oppervlakkig*1, aanhangers onder de ar beiders van het platteland, die in de huisen grondeigenaren, in do be ittors die soms ver weg van de pachters leefden, hun vijanden zagen. Geen wonder, dat toon het boek van Henry George, met zijn mooie, idealistische fragmenten, en toch tegelijk zijn practische beschouwingen, verscheen, het ook diiiir verslonden werd; dat het on geveer met de socialistische bewet'ing werd vereenzelvigd, en mannen als Eauwerda, Stoffel, De Clercq en enkele andere wel sprekende woordvoerders van George en Flurschheima denkbeelden met evenveel graagte werden aangehoord en toegejuicht als Luitjes, Stienstra, van Zinderen Bakker en Nieuwenhuis. Er werd ook een Bond voor Landnationalisatie opgericht, die vooral in Friesland veel aanhangers vond, en een wekelijks of maandelijks orgaan had. Bij de splitsingjechtor, in de socialistische beweging waaruit eenerzijds de anarchisti sche beweging voortkwam, en anderzijds de S. D. A. l', zich ontwikkelde, werd door deze beide fractien elk vanaf eigen stand punt scherp tegenover do beweging voor grondnationaUsatie stelling genomen. De plattelandsarbeidersbeweging zaïren er toen half-kapitalisme" in, lapwerk" en toon ook ouder de boeren en boortjes zelf geen sympathie gevonden werd, terwijl in de steden deze eigenaardige beweging -nooit tot eenigen invloed is gekomen, omdat de massa der stedelingen er eenvoudig^ niets voor gevoelt, is ... de beweging voor grondof landnationalisatie, als het middel, het doodgewone, eenvoudige, ook door God ge wilde middel, om de maatschappelijke crisis op te lossen, geheel verloopen, en wordt ze in onze tegenwoordige sociale beweging zelfs niet meer gekend, en zijn haar pen en woordvoerders of naar de sociaal-demo craten gekomen, of hebben zich bij andere stroomingen ingelijfd. Een hunner echter is met onverflauwden ijver en ongeschokt geloof op de bres blijven staan; degene die het eerst ook de denkbeelden van George in ons land heeft verbreid, nl. de heer Stoffel, de warm-ge voelende, van oprechte mcnschenliefde ver vulde, en in zich een roeping voelende kampioe" voor de nieuwe staathuishoud kunde" gelijk hij de denkbeelden over de grondnationalisatie noemt. Men mocht die beweging reeds dood wanen, en inderdaad is ze als sociale beweging, dan ook werkelijk dood. Mtar daarom wendt zich de Deventer idealist, diep-overtuigd van de redding-brengende uitwerking zijner denkbeelden, tot de jonge mannen en vrouwen van Nederland", om hen te winnen, en aldus in de toekomst op de ontwikkeling der staathuishoudkundige wetenschap in vloed te oefenen. Het thans bij Van Looy verschenen boekje van 178 blz. heet een inleiding" tot de nieuwe" staathuishoudkunde. Welnu, hot wil mij voorkomen, dat wanneer de heer Stoffel zich hadde bepaald tot een, moge het zelfs hier en daar zijn bloemrijke uiteenzetting der beginselen, gelijk ze in Rijkdom en Armoede" veel uitvoeriger zijn geleerd, en zich niet hadde begeven in eene bestrijding van wat anderen willen, het boekje misschien nog nige waarde zou hebben gehad. Thans is de eigenlijke in leiding" over de kern der nieuwe" staat huishoudkunde een gering onderdeel ge bleven, en heeft zich de door velen verlaten kampioen laten verleiden tot aanvallen op sociaal-democraten, vrijzinnig-democraten en oud-liberalen, die niet alleen in een inleiding" als de titol aangeeft niet passen maar bovendien zóó oppervlakkig, zóó weinig gedocumenteerd, en hier en daar zelfs zóó onjuist zijn, dat de waarde van het boekje daardoor nog zeer sterk ver mindert. Het boekje bevat: I. Een hoofdstuk, waarin het sociale vraagstuk in al zijn diepe beteekenis wordt geschetst. 11. Een hoofd stuk, waarin de beginselen der oud-liberale staathuishoudkunde, en 111 een hoofdstuk waarin de sociaaldemocratische leeringen worden bestreden. Die bestrijdingen" be slaan al bijna 100 blz. Dan een 25 blz. over het mooie, rijke leven en het plotselinge sterven vau George, en fragmenten, schoone fragmenten stellig, uit zijn brieven, en eindelijk een 10-tal of 15-tal over de eigen lijke theorie, waarachter dan weer een lofzang op die theorie, en een polemiek tegen wat Van der Goes in volksver gaderingen" wel eens heeft gezegd, niet tot slot, een l.ODfdstukje ov<r Godsdienst en zedekunde", welk belangrijk thema, met de nieuwe staathuishoudkunde" slechts verwijderd verband houdende, in een 20-tal pagina's wordt afgedaan. Inderdaad mij lijkt dit boekje, als soiiaal strijdschrift geschreven en als zoodanig niet hoog staande, als inleidina" in eone nieuwe staathuishoudkunde" zooal niet gevaarlijk, dan toch uit positief oogpunt waardeloos. Bestrijdingen van sociaal-democratie en Manchester leeringen zijn er talloos veel geleverd, die veel hooger staan. Wanneer we b.v. in deze inleiding (blz. 156) hooren polemiseeren: Het is, zegt van der Goes in een volks vergadering, niet .te doen om verhooging van loon, of verbetering van den toestand, gijlieden moet uzelf verloochenen, desnoods uzelf opofferen, om de heerlijke toekomst, den socialistischen heilstaat, te bespoedigen" en bedenken, dat deze piramydale onzin staat in eene* inleiding" voor eene nieuwe staathuishoudkunde", waarvan de schrijver maar iets fantaseert wat Van der Goes nooit gezegd heeft en nooit gezegd kan hebben, dan is daarmee, dunkt mij, de wetenschappelijke waarde van het werkje voldoende geïllustreerd. Zelfs is de schrijver reactionair, waar hij zich vijandig toont tegenover de arbeidswetgeving, (wat ik in 't midden laat, wijl behoorende tot het stelsel) en daarbij verkondigt: Of de arbeider, door den wettelijk ver korten arbeidsdag, verkort in het loon, of werkeloos geworden, den hem geschonken meerderen vrijen tijd in 't algemeen goed zal besteden, is minstens genomen twij felachtig". Dat wantrouwen in de opvoedende wer king van den verkorten arbeidsdag behoort n!M tot zijn stelsel, maar getuigt van een echt oiid-liberalistifche opvatting van de eigenschappen der arbeidersklasse. Over hot stelsel-zelf' heb ik hier niet te spreken. Slechts meende ik te moeten constateeren, dat het als een inleiding" voor niets minder dan een nieuwe staathuis houdkunde, die niet alleen de liberale en vrijzinnig-democratische, maar ook de so ciaal-democratische leeringen wil vervangen, wat al te, al te pretentieus is. S. Vertelde romans. Hoe dikwijls heb ik 't al hooren zeggen, dat tegenwoordig de markt wordt overvoerd met vertaalde romans, waardoor de Nederandsche schrijvers in hun eigen lan l bijna niet worden gelezen. Die klacht is waarlijk niet nieuw, en al is ze overdreven in haar algemeenheid, waar heid schuilt er zeker in. Van Deyssel, Queri,io ik wil maar enkele grootmeesters noemen hoevelen zijn er niet in ons land, die hen slechts hij name kennen. < > ! van Deyssel bekommert zich daar weinig om, vermoed ik. Hij staat zeer hoog t-n dus met weinigen om zich heen; want-niet velen hebben lust en kracht tot stijgen. En onder aaa dea berg, laag bij den grond, daar vindt men Van Ueyssel niet. En Quérido I Voor heiii zal Nederland ten slotle wel moeten knielen, in diepe ontroering voor heel, heel groote kunst. Deze auteurs lijden dus de schade met; alleen 't publiek. Want dit staat wel vast: zonder al die vertaalde letter kundige import zouden onze eigen schryvers meer worden gelezni. O! zeker, we zouden Selma Lagerlöff niet gaaiue missen, en ook Frensen ni«t en G yerstain niet. En er zijn nog wel meer, die een ruime plaats hebben ingenomen in onze ge negenheid en steeds kunnen aankloppen en recht hartelijk zullen worden outvanüoii. Maar velen, zeer velen kunnen gerust, zonder schade voor Nederland, blijven waar ze zijn. Zóó liggen uu voor me eenige uit het Noorsch en Zweedich vertaalde romans. De groote Eros, door Svend Leopold, vertaald door mevrouw Logeman Van der Willigen, Amsterdam, H. J. W. Bicht. Deze mevrouw is geen vriendin van me. Ik heb respect voor haar werkkracht, dat is waar. Vele, vele boeken zijn reeds door haar vertaald. Ach! waren het er weinige, want nooit Ia3 ik slechter Hollandsen. Heere mevrouw, u kunt 't zoo wonderlyk zeggen. Laten we b.v. op pag. l beginnen: Zij ontwikkelde een klein, onschuldig greintje lichtzinnigheid." Pag. z: Een windzuchtje vau plechtige devotie was over deze uienschenuienigte gevaren." Pag. 3 :.... Maar waarom zou ik doorgaan met deze vervelende en ergernis wekkende opsomming? Eu nu de roman zelf, wanneer die 't nog goedmaakte! Eerst dacht ik werkelijk, dat ik liier te doen liad met een beUngryk boek, een boek van analyse, van groote smart, van veel, veel zielsleed. Een boek van liefde, van tragische liefde. Adda had mijn sympathie eerst wel. Begaafd,.., ontwikkeld, dorstend naar emotie, want haar leventje was zoo leeg ge weest tot nu toe, aanbiddend de kunst, wais van burgerlijk godoe. Toen ze in Parijs kennis maakte met Holten, een schilder, een, kunstenaar man van Montmartre en dus zeer gevaarlijk voor de gemoedsrust van een meisje ars Adda, toen gebturdi- wut we wel hadden verwacht. We zien in Adda opbloeien een liefde, een mooie liefde voor talent voor den kunstenaar, omdat hrj kunstenaar ia. Maar ziet, Holten eigentlyk is geen artiest. Zijn schilderijen, zijn copitën van «at anderen mooi en heerlijk, nit scheppingsdrang, gaven a n de mensuhheid. Altijd maar copiën. En toen Adda op zijn atelier wilde komen om. zijn scheppingen te zien, te bewonderen zijn geest, te aanbidden zrjn ziel, toen had hij niet anders te geven dtn copieën van anderer geest, van anderer ziel. Ja toch, enkele oor spronkelijke werken hingen daar. Maar wat voor Adda verborgen bleef' den eersten tijd, weet de lezer spoedig: déze waren geleend van een vriend. Holten moest dit bedrog plegen. Immers hy begreep wel, dat anders Adda spoedig genoeg zijn onmacht zou ont dekken, zijn onuiaclit als -kunstenaar. En hij voelde wel, wat het gevolg van die ontdtkking zou zijn. Eu Holten had Adda lief gekregen en om haar liefde te behouden pleegde hij dit bedrog. Nietwaar; dit gege ven is wel tragisch. Daarom dacht ik eerst, dat dit boek etn boek van beteekenis zou zijn. Eilieve, 't verloopt in 't zand. De schilder gaat rekenen, en komt tot de con clusie, dat de inotder vau Adda eigentlijk begeerlijker paitij is. Zij toch heeft nu reeds 't geld en Adda zou moeten wachten op mama's dood. Mama gaat rekenen. Holten is een jonge, knappe man en de Italiaan, die haar te Parijs masseert. .. enfin. Adda gaat rekenen en trouwt met een leeraar. En nu krijgen we nog af en toe een opflikkering van de oude liefdevlam met de daarbij behooreude wanhoop en tot slot een zelfmoord. Z^er voldaan leggen wij 't boek terzij, voldaan omdat 't uit is. We moeten 't ons al weer bekennen: jammer van den aan de lectuur besteedden tijd. * * # Een andere door dezelfde mevrouw Loge man op dezelfde akelige manier vertaalde roman is: Michaël", door Herman Bang, Utrecht, 11. Honig, 't Spijt me wel, maar ook van dit boek kan ik weinig goeds zeg gen. Een beroemd schilder, Claude Zoret is de hoofdpersoon. Om hem heen groepeeren zich andere schilders, een kunstcri ticus, een leerling, Michaël, een hertog, een pricses, nog wat dames want de liefde zal weer haar rol spelen -*- en van die heeren en dames hooren we nu lange ge sprekken. Ja, zeiJe hij. Zoo, zeide zij. Och, kom, zeide hij. Op deze gezellige, losse manier wordt een tafelgesprek van een vijftig bladzijden «eergegeven. Karakterontleding moet men niet zoeken in dit boek. Le?eu ook niet. Ac:ie ouk niet. Intrige ook al niet. De schilder sterft, na nog even voor zijn dood een meesterstuk, 't mooiste van al zijn werken natuurlijk, te hebben gemaakt. Michaël, vroeger zoo gehecht aan den mees ter, nu verliefd op de prinses, die op een gegeven moment hard op weg is naar een faillissement, Michaël is zonder reden althans ik begrijp er nit t veel van heftig op den schilder verstoord en weigert dan ook te ttaan bij het sterfbed van den vroeger zoo vereerden en beminden man. Verder hebben we nog een liaison tu*schen de vrouw van een der schilders en den hertog, duel tusschen den echtgenoot en den hertog en hiermee is zoo al alles ook van dit boek ge zegd. Mevrouw Logeman uioestnu voorloopig niet meer vertalen, dat is mijn opinie. * * # En nu tot slot een militaire roman : Frits Banner", door Walter Christmas, uit het I)eei,ech vertaald door G. van Dam, Amster dam, P. N. van Kampen & Zoon. Gwinner vertelt ons, dat Schopenhauer, die, in Frankfort wonen ie, aldaar deelnam aan de tafel van het Englischer Hof', iederen middag een goudstuk vóór zich op tafel lei en het na afloop van den maaltijd weer in zijn zak stak. Dit goudstuk wilde hij aan de armen geven, zoodra de aan tafel zittende officieren ook maar n enkele maal over iets anders zouden spreken dan over paar den, duels en vrouwen. Men begrijpt me wel. Als het leven van den officier naar waarheid wordt geschetst in de zoogenaamde; militaire romans, dan voorzeker zijn dat droeve levens, leeg en materieel, zonder poëzie, zonder bekoring, zonder inhoud, zonder waarde. Ook in dezen roman komen de traditioneele typen voor: de lui tenant met zijn schulden, zijn wissels, die altijd haast hebben, zijn oppasser, steeds zonder haast. En dan ook zijn vrienden, b. v. een baron, landeigenaar, die kans heeft ge zien zijn landgoed ver boven de waarde te

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl