De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1905 5 november pagina 3

5 november 1905 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No. 1480 D E?A M S T E R D A M M ER WE E K B L A D V O O R NEDERLAND. yerhypothekeeren en de op, deze wijze ver kregen som omzet in levensgenot, t.w. Wein und Welb. 't Zingen zal de baron wel hebben verleerd, denk ik. Verder het rijke meisje, Magda. De wissel van den luitenant had zeer veel haast ditmaal. Men begrijpt 't al. En nu wordt een schijnleven geleefd. Magda, een flink, lief meisje, een buitenmeifje, wordt overgeplant naar de stad. Hoe handig ze ook is, van het stadsleven be grijpt ze niet veel. Nu had de auteur ons moeten verhalen, nietwaar, van Magda's leed, het groote vrouwenleed van zich bedrogen te zien in den man, die haar liefde, haar vertrouwen, haar achting bezit. Maar de schrijver laat ons daar liever naar raden. Dit -boek geeft trouwens veel gelegenheid, onze eigen fantasie aan 't werk te zetten. Magda trouwt, Magda gaat weer naar haar dorp terug, voor goed. Waarom weet ze eigenlijk zelf niet. Goddank, zegt ze, dat ze-.«Eg is uit het buis van haar man. Ze ia"v"e'rhéfd nog op hem, dol verliefd nog, maar toch ten hoogste dankbaar weg tezyn, ver weg. Niet waar, hier moet verklaard, ontleed, toegelicht worden. Want hier moet veel, veel geleden z\jn. De auteur vertelt ons van d'.t groote leed zoo goed als niets. Hij geeft 't begin en 't einde; wat daartusschen ligt, mag iedtr naar eigen smaak en aanleg zich voorstellen. De verwording van die vrouwenziel, want wat daar mooi in was en lief en teer zal breken en sterven wellicht, ?waarom toch beschrijft de auteur die niet? Daar komt 't nu juist op aan in dit boek. Al 't andere is wel aardig en zoo, maar, als bijwerk, van ondergeschikte beteekenis. Wie zich daarmee tevreden kan stellen, zal onge twijfeld wel van dit boek genieten, want 't is frisch geschreven en vlot vertaald, 't V erveelt niet en dit is, op zich zelf, al een goede eigenschap. J. TEN CATE. Een slicttelüle firifstar. Van Goei, getot'f en geluk, door A. H. VAN DER HOEVE. Assen, L.. Hansma, 1905. De Berg ede, door dr. H. OORT, Hooaleeraar te Leiden. Assen.L.Hansma. 1905. De v'urde Wijze uit het Oosten, van UENRY VAN DYKE. Uit het Engelseh vertaald door C. M. Vis, met een inleidend gedicht van dr. H. L. OOBT. Amst., Van Holkeina & Warendorf, 1905. 't Woord stichtelijk" heefr in de ooren van vele viyzinnigen nog altijd een ongunstigen klank. Men denkt daarbij vaak aan zalvende vermaningen en gerekte zedepreeken. Bij 't hooren van het woord wordt het menig een al wee om 't hart. Er is reden toe. Terecht zei de leekedichter : Wat zich als sticht'Hjk aan komt melden, Sticht ons maar zelden." D« deugd laat zich niet aanpreeken. 't Ge loof wordt iemand niet ingegoten. Demensch moet uit zichzelf worden wat hg we^en moet. Toch heeft dat woord in zijn oorspronke lijke beteekenis een diepen en gezonden zin. Stichten is opbouwen: opbouwen van den innerlijken mensch, naar hart, ver stand en wil. En hoe waar 't ook zij dat ten elotte elk voor zich zelf verantwoordelijk is en *ieb «elf heeft te vormen, van die geestelijke Torrning kwam niet veel terecht, als niet door allerlei invloeden ons geestelijk leven werd gevoed, gesteund en geleid. Waarachtig stichtend is dus wat ons innerlijk »erd<er brengt, ons hart verwarmt, ons ver stand verheldert, onzen wil versterkt. En 't schijnt mij een verblijdend teeken van onzen tijd dat aan zulke gezonde stichtelijke lec tuur hoe langer zoo meer behoefte wordt gevoeld Aan die behoefte trachten ook de drie bovengenoemde boekjes te voldoen, elk op wijs. tiet eerete richt zich allereerst GELIJK DE KINDERKENS. DOOR NANNIE VAN WEHL. 't Was 't gezellige uurtje na het diner, vóór de gasten zich nesrietten rondom de piano, om te luisteren naar het avondprogramina. De oude heeren hadden zied teruggetrok ken op de studeerkamer van den heer des huizes; de oude dames zaten in het boudoir van <le gastvrouw, en de jongelieden verza melden zich in de tuinkamer, in de veranda; enkelen waagden zich aan de kilte van den Octoberavowl en wandelden in den tuin, waar nog eens de tuinlantaarns waren aan gestoken, zooals op de zomerfestijnavonden. Doch de meisjes hadden doeken moeten werpen over haar dunne lichte toiletten, en de paren gingen met vlugge schreden; ze zouden wel weer gauw binnenkomen. Den zomer, dien kan men nu eenmaal niet terug dwingen, als hy heengegaan is. De jongelieden voelden zich de dragers van het feest. Om hen was dit alles, om hun de gelegenheid te verschaffen, te genieten van hun jeugd. En ook de oorzaak van het feest lag bjj de jongelieden; twee van den groeten kring, die hier zoo vaak feest vierde, hier op de gastvrije villa met den groo'.en tuin, hadden zich verloofd, de doch ter des huizes en een der trouwste jonge huisvrienden. Al driemaal had de jonge kring aangezeten op een verlovingsfeest van twee hunner. jVJaar defcen derden keer vonden ze 't nog even zwaarwichtig als den eersten keer. Het leven kwam tot hen met zijn nieuwe vragen, nieuwe behoeften, nieuwe toestan den, en nog niets van het nieuwe was er af. Ze deden wel, of dit alles heel gewoon was; ze spraken er wel over, alsof ze reeds gewend waren de luxe van het groote-menechenleven, maar eigenlijk staarden ze dit allts nog met verwonderde oogen aan, dit: dat ze nu van kinderen menschen waren; dat de jongens mannen waren geworden, die een bruid verlangden, en de meisjes vrou wen, die bruiden konden zijn. Ze vonden het heel vanzelf sprekend, dat de bruigoms en bruiden beiden uit dezen wyden, zonnigen kring waren geweest, al tweemaal, en ze hadden 't allen als iets teleurstellends gevoeld toen een der jonge mannen, de oudste van hen allen, met een bruid kwam uit een anderen kring, uit een andere stad zelfs, een gansch onbekende. :Dat was de verloving geweest, die vooraf ging aan die van de dochter des huizes, en dit feest was het eerste, dat het afgedoolde tot het gemoed, het tweede tot hét verstand, het derde tot de phantasie. , In zijn geschrifije Van God, geloof en geluk" poogt A. H. van der Hoeve in ver schillende zielefeiten' den grondslag te vinden van het geloof in God. Dat geloof kan, volgens hem, alleen opbloeien uit 't hart. Daarom doet hij op het hart een beroep. Hij doet dat in den populairen vorm van gemeenzame gesprekken. Een vriend van niet zeer geëleveerdelevensbeschouwingkomt tot hem met de alledaagsche en banale be zwaren tegen het godsdienstig geloof. Om dien vriend te wooid te staan moet hij zelf .eenigszins afdalen tot het lage peil waarop deze etaat. En zoo komt het dat in dit boekje de hoogste en diepste levenswaarheden in den vorm van een haast al te fami liaar praatje besproken worden. Dit heeft tegen dat fcet hoogste wel eens watTuw wordt aangepakt en wat cru uit gesproken. Maar 't heeft voor dat ook de eenvoudigste, mits hij iets voor deze dingen voelt, den schrijver volgen kan. ' En er worden hier inderdaad heel goede dingen gezegd. In II Een stukje begchavings-geschiedenis" wordt het geloof aan zedelij ken vooruitgang met sprekende voorbeelden verdedigd. In IX Plicht en geluk" wordt de innerlijke, goddelijke drang ten goede als de hoogste en alleen gelukkig makende juist geteekend. In X De tyrannie van het verstand en wat heb ik er aan" wordt tegenovt r de gevaren van het intellectualisme de hooge waarde van het karakter bepleit. In XI God is dezelfde, gisteren, heden", het absoluut karak ter van het plichtagebod, ook bij de wisse lende eischen die het stelt, gehandliaafd. Zoo kan dit boekske, denk ik, aan menige wankelende ziel eenigen grond ondr-r de voeten ge ven en dus inderdaad opbouwend zijn. Van gansch anderen aard is het geschriftje van prof. H. Oort over de Bergrede, 't Is het zesde in de reeks van geschriften uitge geven vanwege den Ntdeilandschen Protes tantenbond, geschriften ook van s.ichtelijken aard, maar allereerst beoogend verheldering van inlicht en vermeerdering van kennis op godsdienstig gebied. Op populair-wetenschap pelijke wijs betoogt hier dr. Oort dat de Bergrede (Matth. V?VII) niet is noch kan zijn een aaneen^eschakei Je rede maar een compilatie van allerlei verheven wonderspreuken, diepe gedachten en onjuiste heelden, door den evangelist bijeengevoegd. Zoo verstoort hij den ook onder modernen nog maar al te vaak heerschenden waan dit die Bergre Ie het echute van het echte' zou zijn en inderdaad van 't begin tot het einde de oor spronkelijke gedachten van Jezus bevatten zou. Keeds de heele opzet, dat deze rede op een berg zou gehouden zijn, waarbij de evangelist kennelijk denkt aan den berg Sion, in tegen stelling van den berg Sinai, van waar de deca loog werd afgekondigd, bewijst het legenda risch karakter en de kunstmatige compositie dezer rede 't Geheele boekje toont zonneklaar aan, dat de Bergrede niet zoo eenvoudig en gemakkelijk te begrijpen is als men zioh dik wijls voorstelt, 't Deed mij denken aan de wy-ze waai op zekere predikant, na de voorlezing van zijn tekst, zijn preek aanving. Deze tekst, Mijne Geliefden", zoo zei hij, schijnt u thans helder en klaar, maar aU ik u dien zal heb ben uitgelegd, zult gij inzien hoe duister hij is." Gelukkig is dit niet 't behoeft nauwelijks gezegd de eindindruk van Oort's geschrift: een degelijk geleerde als hij werpt geen be zwaren op zonder daarbüden weg aan te wijden die eenigszins tot hunne oplossing leiden kunnen. En ten slotte is ook dit boekje, al is 't eeii populair college, van stichtelijken aard. Het wijst met nadruk op het hoog idea listisch karakter van de Bergrede, in onverzoenlijken strijd met de heden ten dage algeiiiiiiiiiHitiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMMiiiiiMimiiiiiiiiMiiimi schaap" weer meemaakte met zijn oude vrien den, hij en. zij u vreemde verloofde. Twee jongelieden zaten in de veranda, mak kelijk geleund in de rieten stoelen, rookten hun cigaretten, praatten over het feest en de gasten. Henri was stil van middag," begon de een. 't Is ook een heel stuk, een vreemde eend in de bijt te brengen," merkte de ander op. Stilte even. Toen her\atte de eerste: Ja, 't is een heel stuk. En als je dan terug moet komen ondir de vrijen, de zorgeloozen, de vroolijken en er rust een schijn van verden king op je, dat je je door goud hebt laten beei pakken." Stil, stil!" waarschuwde de ander. Ik weet wel niet, wat hij mér aan haar vindt, dan haar gou l wat een ledepop is ze, wat een erbarmelijke ledepop naast onseigen vroolijk goedje!" Zijn vriend legde hem plotseling de hand op den arm. Ki;k eens, Charles, in de tuin kamer, met wie Hemi staat ie praten." Charles boog zich licht voorover. Het gespret schijnt ernstig te zijn. van Ilenri's kaï.t ten minste. Als ik hèui was, bleef ilwiiaar uit Lili's nabijheid." Ja," stemde Johan toe. Ofschoon ik den heelen toestand niet begrijp, uitts ervan. Vroeger had iedereen hier er zijn hoofd onder willen verwedden, dat Henri en Lui voor elkaar waren toen is hij opeens op reis gegaan, is na een paar maanden met zijn gouden kerkbeeld teruggekomen en Lili 6ühijnt zich van de zaak absoluut niets aan te trekken." Niets, ze is zelfs vroolijker dan vroeger. En ze heeft zoo iets pikants gekregen. Kijk, ze schijnt Henry duchtig voor den gek te houden." Een luide schaterlach klonk door tot in de veranda. Lili van Woudenstein snelde de tuinkamer uit, keerde zich op den drempel nog eens om en riep schaterlachend van pret: Praat maar toe ! Ik beloof niets en niets en niets ! Ik ben absoluut vrij om te doen en te laten wat ik wil! Hoera! levede vrijheid!" Voort snelde ze den tuin in naar't uiterste eind^, waar geen-lantaarns brandden. Henri ging even daarop langs hen heen, den tuin in en zocht zijn verloofde. Zie je wel, dat het Lili niets schelen kan?" zei Charles. Begrijpe wie 't kan l" Enfin," antwoordde Johan wat philosopheerend. De man, die een gouden ledepop kiest boven Lili, is de moeite van het verliezen niet waard." Goed, goed, maar dan moet ze toch een ontzettenden klap hebben gekregen, toen ze merkte dat hij zulk een man was!" sprak Johan. Toen alsof ze voelden, dat ze tot den kern raakte van eene quaestie, te moeilijk meen voor goed en noodig erkende regels en leidt daaruit de slotsom af: Wat is het toch ontzaglijk moeilijk goed, echt goed t« leven, zelfs reeds te weten wat wij in elk geval te doen en te laten hebben. Wij leven niet onder eene wef, maar voor (met het oog op) een onsterfelijk heeilijk beeld van god delijke "reinheid» Ons leven moet een kunst werk worden. Klaagt gij daarover ? Maar ziet ge dan niet, wat een eer en wat een voor recht het voor ons is hiertoe te zijn geroepen?" De vierde Wij ;e uit bet Oosten" eindelijk is een stichtelijk werkje van meer pbantastischen aard, Hier is niet de nuchtere weten schap, maar de dichterlijke verbeelding aan 't woord. Heury van Dijke (is bij niet een Americaan ?) vertelt in zijn voorrede van al de reizen die zijn boekje al gedaan en de avonturen die het doorleefd heeft. 't V'erwonilert my niet. Het verhaal is pak kend, zuiver gedacht en poëtisch uitgewerkt. Daarom deed rjcej. Vis een goed werk door het in 't Hollandsen te vertalen en zij deed dat goede werk goed. Daarom deed dr. H. L. Oort, de gevoelvolle zoon van den geleerden vader, er goed aan het in een fijn, misschien een beetje nuffig gedicatje, bij ons pub.iek in te leiden. Als ik 't verhaal, dat natuurlijk een phantastisch toevoegsel is tot de legende der drie Wijzen uit het Oosten hier ga ver tellen, dan is de aardigheid er af. Daarom wil ik alleen zeggen met Van Dijk's inleidend woord: Hebt gij ooit gehoord vanden vierden Wijze, die ook de ster in haren opgang zag en uittrok om haar te volgen en toch niet in de tegenwoordigheid van het kind Jezus kwam? Van den grooten wen?ch van dezen vierden pelgrim, die niet weid vervuld en juist daardoor tot vervulling kwam ; van zijn vele zwerftochten en de beproevingen zijner ziel, en zijn laug zoeken en de zondeihnge manier, waarop hij gevonden heeft den Eéneu, Dien bij zocht." Wie er nu meer van weten wil, neme het keurig uitgevoerde boekje zelf ter hand. ij zal zich de kennismaking niet beklagen. Zoo vinden wij hier een stichtelijke driestar niet alle driestarreu zijn zoo stichtelijk met zeer onderscheiden stralen, alle uitge vloeid uit het eeue, eeuwige licht. P. H. HUGESHOI.TZ Jr. NIEUWE UITGAVEN. De Speelman van Hameln. Een prentenboek, vrij bewerkt naar KOBERÏBKOWXING'S Pied Piper of Hatneln, door mevr. JOH. W. KEKKMEVER-BAKKER. Teekeningen van T. VAN DIJK. Almelo, W. llüarius Wz. Van Tommy en Pommy. Een prentenboek om voor te lezen, door L. C. T BIGOT. Teekeningen van JAN KINSIS. Baar n, Hollandia-Drukkerij. Olie Vraridenin Grönnegerland, door T. K. E. DE HAAS geb. OKKEN. Met een woord vooraf van dr. G. W. S. LINGBEEK. Leeuwarden, Meijer & Schaafsma. Fricdr ch Xielzsche. Ideeën. Een bloemlezing uit zijne werken, door G. H. PRIEM, met portr. Amsterdam, Craft & Co. Een Scheti van den Nederlandschen stam en van Nêerlands plaats onder de volken in het verleden en in het heden, door FRED. OUD SCHANS DE.NTZ. /«cm jongens en 'n ouwe schuit, A. C. C. DE VLETTEK. Utrecht. A. W. Bruna & Zoon. Orchidee, door MELATI VAN JAVA. Utrecht, A. W. Bruna & Zoon. l'erztn van KAKEL VAN DE WOESTIJNE : Het va ierhms, De boomgaard der vogelen en der vruchten, Vroegere gedachten. Bussum, C. A. J. van Dishoeck. De Bartholvmeusnacht. Uit het Fransch, van F. MASSAULT, door M.L Roiterdim C. Geleyns. De Gereformeerde Kerk in de Ommelanden lussc/ien Kern s en Lauwers 1595?1796, door dr. G. A. WU.MKES Groningen, P. Noordhoff. Een en ander over de mislukking van den Par en te teer, om zoo maar eens als praatje in rieten luierstoelen met een cigaretje te be handelen, zwegen ze beiden, tot de indrukken hunner woorden verdwenen waren en ze weer konden praten over iets anjers, luidruchtigjes, zonder veel te denken. Daar net stond Lili van Woudenstein, die nu den tuin in was gevlogen, voor den spiegel in de tuinkamer. Ze stak wat ontsnapte krulletjes vast. schikte de bloemen in beur haar, nam een enkele frissche roos uit de vazen en verwisselde die met de verwelkte uit haar corsage. En ze zag zichx.elve in den spiegel met een diepen zucht. Toen lachte ze en beschouwde haar lachend spiegelbeeld. 't Gaat best!' fluisterde ze, 't j;aat best!" Haar gelaat veranderde tot het zeer droevig stond en ze fluister Ie. Wie had kunnen denken, dat Lili zulk een comediante kon zijn. Ach, wie had zooveel kunnen denken!" Achter haar werd een deur open gedaan en dadelijk lachte ze weer, draaide zich op haar hooge hakken om met een zwaairje en wou een vroolijke verontschuldiging roepen over haar ijdelheid, die haar voor den spiegel gebannen had en van het gezelschap had weggehouden. Maar de lach dreigde haar op de lippen te besterven. Henri trad binnen, recht op haar toe, alsof hij haar spreken wou. Even maar, een ondeelbaar oogenblikje ging haar lach wegglijden, toen lachte ze weer, als vau vroolijkheid stralende, en ze riep de verontschuldiging, die ze klaar had gehad. Hij hoorde hè; niet, of deed als drong haar scherts niet tot hem door. Haastig, alsof hij zich de enkele seconden, die hij haar alleen spreken kon, ten nutte wilde maken, vroeg hij: Hoe gaat 't je Lili?" Opperbest," zei ze, opperbest! zoo goed en prettig, dat kun je niet denken. Je weet, dat ik verhuisd ben. We wonen in Dordt tegenwoordig, maar ik wip zoo vaak ik kan hierheen over. Ik kan niet heel vaak, want ik heb veel lessen in Dordt en de omstreken. Je weet niet half, hoe ik in trek ben gekomen, opeens ." Hij brak gejaagd haar woordenstroom af. Ja, ik weet het wel. En ik hoorde laatst van een vriend van me, Happers uit Dordt, dat je met hem samen was geweest op de boot naar Papendrecht hij had je^bewon derd om je vlugheid en durf, want de boot was al een aardig stukje van den kant de loopplank was ingehaald en toen sprong je -". Juist," zei Lili. Happers schrok, de arme jongen. En 't was héelémaal niet voor het eerst, dat ik het deed. Mijn hemel ik heb 't zoo druk, en je weet, ik ben nogal eens laat, nu en dan doe je zoo hup, spring l" Ze nam haar sleep op, sprong van haar sifal. van EICIIARD WAGNER, door L. VAX GIGCH Fr. Amsterdam, Schellens & Giltay. Puednyogische Fragmenten, door dr. P. H. RITTRR. Zesde druk. Uitgave van Vincent Loosjes te Haarlem. Ethische Fragmenten, door dr. P. H. EITKEE. Vijfde druk. Uitgave van Vincent Loosjes te Haarlem. Wereld-Bibliotheek". ALBEBT VERIVELT, In 'eidinq tol de nieuwe Nederlandsche dichtkunst 1880?l'JOO. Uitgegeven door de Maatschappij voor goede en goedkoope lectuur, door G. Schreiiderg, Am-terdam. Het Grootboek der Nationale, Schuld in do praktij!:, door J. A. LUYSTERUUEG. Amsterdam, Schellens & Giltay. De bovenzinnelijke wereld. Ervaringen en Jeeringen van prinses MARY KARAD.IA, met toe stemming van de schrijfster bewerkt en met eene inleiding van H. J. SCHIMMEL, 2e druk. Bussum, C. A. J. van Dishoeck. F. A.Bi is, Anna Pauw, 2 deelen. Amsterdam, P. N. v. Kampen & Zoon. Inhoud van Tijdschriften. DJ XXe Ee uw, 11 e afl.: De j on ge steenbikker, door E. Witsen-van Vloten. Het belangeloos welbehagen in het sehoone beeld, door dr. J. l». Bie-rens'de Haan. Gedichten, door Julius d;-. Bjer. Sonnetten, door Jan Eelen. Gabriel Honoréde Kkjueti graaf v. Mirabeau, duor J. G.van Dillen. Fragment, door Aleida van Pellecom. Allerlei. Aanteekeningeu, door L. van Deyssel. G root-Nederland, Nov. 1905 : I. N. A., Een moeder. Dr. F. Buitenrust Hettema, Twee Friezen (Gijsbert Japiks, J. H. Halbertsma). Leo Meert, Duivenmelkers. J. Jac.Thomson, De stad. Daan van der Zee, Politiekamer. Literatuur. Dramatische kunst. Vraffen van den DJ.Q, No. 11 : F. P. H. Prici van Wely, Het Nederlandsen in Indiëen zijn concurrenten H. J. B. Snellen, Oud en arm, een pleidooi voor staatspensionneering?P. H. Eijkuian, Reorganisatie der internationale congressen. K. Siderius, Haren op planten. Dr. Cacnillo u Susan, De verzorging van onze boeken. Bibliographie. Van mannd lot maand Geestelijke stroomin gen en richtingen in de ISe en 19eeeuw, door dr. J. G. B jekenooxen. Fairhope, Ainerika's bloeiende gemeenschapskolonie volgens stel sel van Henry George, door Jan van Oudts. Het ontstaan van diamanten. Informatie bureau tot bescherming van vrouwen en meisjes. De Katliol'rl; Nov. 1905: DeMessiaansche psalmen 1?1.1, door F. J. P. G. van Etten, O. E. S. A. Twee belangrijke jaren uit onze vaderlan Ische geschiedenis, 1576 en 1577. Proeve van historische criiiek. door dr. A. Habets, arcliiv. H«t verband tusschen den gas-en den vloeistof-toeMaud. door dr. W. H.Keesom. Xenia. Najaarsregen, d. H. Knippenberg. De Ni tuur in!, afl. 12: Korstmossen. Papierfabrikanten onder onze insecten, door J. J. Hof. Iets over zaagvisschen. De Peel in, door T, A. L. Bcel. Uit den grijzen voor tijd. Boekbespreking. De Vrije Tribune, afl. 10 : Albert Rehm, Het sprookje der waarheid. Lodewijk de Schut ter, Soniiöt en Onmicht. Uade Wilde, Uit mijn dagboek. Eigen Haard, No. 44 : Een pleegdochter, door M. J. Salverda de Grave?Herderscheé. V. V'riezenveen, met a-fb. I. De schapenscl eerder, door Jer3. de Vries. Joseph Hollman, door Theo de Veer, met, af b. De schapenscheerder, aquarel van A Mauve, in bruikleen afgestaan duor den heer J. C. J. Drucker aan het Rijksmuseum te Amster dam. Voor het eerst, door Cor. Frantsen De landing in Bone (Boni), met af b. Neder land?Oost-Indië, met kaarlje. Gouverneur Idenburg, met portr. en af b. Feuilleton. plaats bij den spiegel tot op de vacht voor de divan en wilde de kamer uitsnellen. Maar hij riep haar terug. Lili-," zei hij dringend. Happers zei, dat 't eigenlijk verregaande roeke'oosheid van je was. En de kapitein veizekerde hem, dat je het vaak deed en dit hij soms zyn hart vast hield." Ach, die arme ziel. Nu maar geloof er nie'.s van. 't Is heerlijk, n, twee, drie hup! spring!" en weer wilde ze wegsnellen. Hij vatte haar hand, zoodat ze moest blijven en sprak dof terwijl een donkere blos zijn gelaat o 'ertoog : Lili ik heb voortdurend aan dien sprong gedacht en ik zag je eens in gedachten verdwijnen in het kille zwarte water Lili?? ik had graag, dat je dit niet meer deed, toe, beloof me dat." Lili zag, dat hij ernst sprak, diepen ernst, dat gedwongen werd, in ernst te zeggen, wat hij als gezelschapspraatje had willen meedeelen en toen werd ze ook eerlijk, toen nam ze den toon aan, die overeenkwam met haar gemoedsgesteldheid. Ze richtte zich hoog op, zag hem aan met een koelen hooghartigen blik en zeide : Wat scheelt 't jou, of ik leef of' sterf? Als je verloofde nu zulke dingen deed ? Maar ik ? ik ? Dat gaat immers? niemand aan en jou nog \u4 't allerminst." Toen merkte ze, dat Charles even voor overgebogen naar hen keek. En ze sloeg weer over tot den toon van luide uitgelaten scherts en riep lachende: Ik beloof niets, niets, absoluut niets!" En ze snelde den tuin in, daar heen, waar de lantaarns niet brandden. Groote God !" fluisterde ze. Waarom heeft hij dit gedaan? Waarom dit gezegd? Ik was zoo kalm, zoo gewend al aan mijn smart en nu dit weer! Mij heeft hij lief, mij, en niet die andere, die ledepop met haar tonnen goud maar wat een man is hij dan, dat hij dit kon doen! Hoe bitter, bitter heb ik mij vergist ." Zij stampvoette in dolle woede, en balde de vuisten ineen. Wat een kind ben ik ge weest ! Wat een dom, onnoozel kind ! In hem zag ik mijn afgod, hem had ik lief als den man onder de mannen ." Plotseling sloeg haar woede neer en ze begon te schreien als een vertwijfelde, want ze voelde de oude liefde opkomen, die het won van haar minachting en toorn. Ze was dien avond de dolste van allen. Haar lach schaterde 't luidst, ze tintelde van. geest en vernuft. Wel brandden haar wangen, maar men geloofde, dat het van opwinding was, vroolijke opwinding. Wel schitterdenhaar oogen vreemd, en keken ze met door-^ dringenden blik, terwijl de pupillen groot en donker waren doch 't was immers feest l feest! en ze had succes ! Dit alles was,opwin:-' ding, en 't stond haar goed. 40 cent* p»r regel.' l immuun iiiiiiiiiiiiu lliiiiillillllllltllinilllllll Echt Victoriawate OBERLAHNSTEIN. cht Victoriawate, OBERLAHNSTEIN. ? VB ISTELIO' A A HighGradeTnrkisch Cigarettes, Moderate Prices. i BALKiN». KHEDIVE", EXTRA FINE", 2 et. 2X et. 8 et. Sfe/io Efstathopoulos (Smyrna). Gcdeponeard SPUI 25, VAN WOUSTRAAT 9. Depots: v. Baerlestraat 38, Joh. Verhulststraat 105, Ferd. Bolstraat 4, Weesperzyde 74, Plantage Kerklaan 15, Von Zesenstraat 29, Marnixstr. 257, Ie Helmersstr, 201, Ie Gonst, Huygensstraat 92, de Clercqstraat 8, Nassaukade 304a, Haarlemmerdijk 20, 2e Tuindwarsstraat 2, Watergraafsmeer Breedeweg 1. .Cailler de echte %wiéóeröen e In geen enkel leesgezelschap, in geen enkele leesinrichting mag ontbreken het tijdschrift Groot-Nederland", onder redactie van CYRIEL BUYSSE, LOUIS COUPERUS en W. G. VAN NOUEUIJS. Prijs f 13.SO per jaar. Proef-abonnement van l Oct 31 Deo. 1905 f3.?. Men M zich tjj eiken oeknandcla'.r abonn eren. Eenige dagen later zat ze les te geven iu een huis op den Papendrechtschen dijk. Zo deed 't met hart en ziel, met een algüheele toewijding, omdat ieder uur van werken haar een uur van vergeten was, en ieder uur niets doen een uur van knagend wee. Daar floot de vertrekkende boot. Ze zag op de pendule weer had ze haar tijd ver geten. Opeens schoot het haar te binnen, dat het zeer gemakkelijk zou zijn, als ze deze boot nog haalde. Want in Dordrecht had Z3 ook nog veel te doen. Ze greep haar hoed, groette haar leerling haastig en snelde het huis uit, dat voor de aanlegplaats stond. Twee seconden later klonken haar vlugge schreden op het plan kier van den steiger. Maar ditmaal was de boot een grooter eind van den oever, dan ze tot nog toe ge waagd had over te springen. En reeds staakte ze haar loop. Nu was ze wis en werkelijk te laat. Daar was het alsof een stem, die in haar blijde dagen had geklonken, en gezongen had door haar wachten, haar influisterde: Beloof me, dat je dit niet weer zult doen!" En snerpend gaf haar ziel ten antwoord: Wat scheelt 't jon, of ik leef of sterf? Dat gaat immers niemand aan en jou wel 't allerminst." Nu juist doen! nu toch doen! Wat scheelt het hem of ze leeft of sterft en daarom scheelt 't haar ook niet. 't Is van viij wat meer gewicht om deze boot nog te halen. Het plankier davert van de vliegende schreden, nu ze haar aanloop neemt. Van de boot weerklinkt een vloek, juist op het oogenblik dat ze springt. Efen beroert haar voet den rand van de boot. Dan stort ze achterover, en ze ver dwijnt in 't kille, zwarte water. Toen de tijding van haar dood den kring harer vroolijke jonge gezellen bereikten, waren ze verstomd vau ontzetting, huiverden van doodsangst, omdat dit mogelijk was in het leven, dat de dood opeens de vroolijiste, de luchthartigste kon gri pen. Maar hoe roekeloos van haar," zeiden de oudoren. En eigenlijk, is 't niet héelémaal goed, dat ze zoo gehandeld heeft met het kostbare, jonge leven, dat haar was toe vertrouwd." Doch al de jongeren namen haar partij. Ze was zoo vlug, zoo krachtig! Ze vertrouwde natuurlijk op haar rappe v_peten, op haar behendigheid. Hoe kon zij nu ook gelooven, dat de dood kon komen ? Ze was immers als een dartel, zorgeloos kind " IJja'Vj ^ zfei Henri Waanders dof ze was als een kind ."

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl