Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER
A°. 1905.
WEEKBLAD VOOB NEDERLAND
Onder r e cL a. o ti ©
Dit nummer bevat een bijvoegsel.
?v a. m. CT. JD IE3 IK! O O.
Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Heerengracht 457, Amsterdam.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
Abonnement per 3 maanden f 1.50, fr. p. post f 1.65
Voor IndiiJ. per jaar mail 10.
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar 0.12'/2
Dit blad U verkrijgbaar Kiosk 10 Boulevard des Capuciues tegenover het Grand Café, te Parijs.
Zondag 12 November,
Advertentiën van 1?5 regels f 1.10, elke regel meer ? 0.20
Reclames per regel 0.40
Annonces uit Duitschland, Oostenrijk en Zwitserland worden uitsluitend aangenomen door de firma
RUDOLF ilOSSE te KeuleiLen door alle filialen dezer firma. Be prijs per regel is 35 Pfennig.
INHOUD:
VAN VEKRE EN VAN NABIJ: Grondwets
herziening. De begrooting van uitgaven
voor het departement van oorlog over
1906, II, (slot). Toenadering tot Duitschland,
door G. SOCIALE AANGELEGENHEDEN:
Aan wien de schuld ? door P.?FEUILLETON:
Eén artist, of twee? Naar het Engelsch, van
Arthur Mac Ewen, I. KUNST EN LET
TEREN: Muziek in de Hoofdstad, doorAnt.
Averkamp. Herman Robbers, Van stilte
en stemming, beoordeeld door Peter Spaan.
Gevleugelde daden, door Samuel Falkland,
beoordeeld door W. Graadt van Roggen.
VOOR DAMES: Liefde, door Anna de
Savornin Lohman, beoordeeld door
Cosmopolita.?Toelichting, door Daisy E. A. Junius.
ALLERLEI, door Caprice. UIT DE
NATUUR, door E. Heimans. Medailleer
kunst, (met af b.). Ses Toasts, door H. G.
Ibels. In Arti, door J. W. N. Kunst
veilingen, door W. S. Lui."
FINANCIEELE EN OECONOMISCHE KRONIEK,
door D. Stigter. BOEKAANKONDIGING.
Hermanus Boerhaave, door dr. V. v. d, P.
INGEZONDEN. DAMRUBRIEK>
SCHAAKSPEL. ADVERTENTIËN.
Grondwetsherziening.
Wat was dat goed gevonden ! Men
zou drie jaar werken met een kerkelijke
eerste- en een anti-kerkelyke
tweedekamer-meerderheid, om- de schatkist te
vullen, sociale hervormingen tot stand
te brengen, en voorts, binnen de neutrale
zone, te arbeiden aan de verbetering der
wetgeving, om dan in het vierde jaar,
zoo "vriendschappelijk mogelijk, zonder
veel vyven of zessen, het blanco-artikel"
in de grondwet te schuiven het
blancoartikel en dit alleen naar den wensch
van de gecpaliseerde democraat-liberalen
en vrijzinnig-democraten. ;i
? Nog altijd weet men niet met zeker
heid te zeggen in welk politiek brein
zulk een denkbeeld het eerst is ontloken;
en waarschijnlijk zal men het oogenblik
moeten af wachten,'dat de heeren elkander
hun aandeel aan deze geschiedenis be
ginnen te verwijten; om ingelicht te
worden aangaande de origine van dit
wonderkind, n half jaar geleden nog
zóó beèawëwnd, dat men daarvoor de
sStaenwerkihg bij de ernstigste aller ver
kiezingen niet weinig in gevaar heeft
gebracht.
Zooveel is zeker, dat de Regeering
van. den aanvang, van haar optreden af,
dit blanco-artikel, als het eenige, zelfs als
hét eerste doel eener te ondernemen
grondwetsherziening in de schaduw heeft
gezet. Zij stuurde dadelijk op een vol
ledige grondwetsherziening aan. En nogal
natuurlijk, want welke kans zou er
kunnen bestaan, in de huidige eerste en
tweede kamer een meerderheid, en in
de toekomstige eerste en tweede kamer
een meerderheid van twee derden der
stemmen te vinden voor een blanco-artikel,
in.plaats van voor eenkiesrecht-paragraaf,
waarvan men ten minste ter rechter- en ter
linkerzijde kan weten wat men er aan heeft.
Welk een Regeering en Kamer wagen
zich aan zulk een herrie voor niets!
Zal men met goed fatsoen de kamer kun
nen uitnoodigen zich aan grondwetsherzie
ning ten opzichte van de verkiezingen voor
het parlement te wijden, dan dient men
wel allereerst met voorstellen te komen
ter opheffing van de onmogelijke ver
houding tusschen de beide kamers, gelijk
deze thans bestaat en ook later opnieuw
mogelijk kan worden, waarbij met een
aantal quaesties van beteekenis zal moe
ten worden gerekend; men zal nopens
zijn kiesrecht- en samenstellingsplannen
voor Eerste en Tweede Kamer klaren wijn
dienen te schenken, en alzoo de even
redige vertegenwoordiging- niet mogen
vefwaarloozen; m. a. w. men kan niet
anders komen dan met een ten naastebij
voor het oogenblik volledig kiesrecht- n
volksvertegenwoordiging-ontwerp.
De Regeering heeft dit gevoeld, maar
al een zonderlinge manier gekozen, om
haar meening en bedoelen duidelijk te
maken. Immers, zonder ook maar iets
buiten de wijziging van art. 80, 127 en
143, alias het blanco-artikel te beloven,
heeft zij eene commissie ingesteld tot
het onderzoek der vraag, welke andere
wijzigingen nog in de Grondwet moeten
worden gebracht."
Nu, een vraag te onderzoeken", ziedaar
iets nieuws! Doch dit is niet het nieuwe
wat het meest treft bij de benoeming
dezer commissie.
Het opmerkelijkste nieuwe zal wel zijn,
dat men een commissie tot voorbereiding
eener grondwetsherziening tot taak stelt,
alle andere" wijzigingen voor te dragen
die nog in de grondwet moeten worden
aangebracht" behalve n, die niet
eens behoorlijk is omschreven; alsof de
Regeering wilde zeggen: aangaande al
de andere" wijzigingen hebben wij, met
ons negenen, niet het noodige verstand,
maar dat blanco-artikel is ons allen
zoo klaar-als een klontje. Nu is dit, het
spreekt wel van zelf, niet meer dan
schijn. De uitzondering voor de be
doelde wijzigingen van art. 80, 127 en
143 gemaakt, moet beschouwd worden
als een gedwongen fraaiigheid; als een
offer van het kabinet aan de politieke
coalitie, die met haar blanco-artikel haar
intocht heeft gehouden. Daarom moest
het dit ne deeltje grondwetsherziening
als een politiek-partijstukje afgezonderd
doen blijven van alle andere" wijzi
gingen, die nog in de Grondwet moeten
worden aangebracht"; zelfs van die
welke er ten nauwste mee samenhangen.
Niet dat De Meester c.s. zóó onnoozel zoude
zijn, van voorbij te zien, hoe op deze wijs de
blanco-artikel-eisch nog minder kans op
vervulling verkrijgt, dan wanneer hij
aan de grondwets-commissie ter onder
zoek en beoordeeling ware toevertrouwd.
Het op de spits drijven van het
partijkarakter eener grondwetswijziging im
mers kan niet anders dan nadeelig voor
de zoo moeilijk te verwerven samen
werking zijn. De eigenlijke grondwets
herziening ligt nu in handen der commis
sie en daar Jbuiten heeft de Regee
ring haar partij-'grondwetswijziging, die
zij, wij zijn er van overtuigd, liever
niet zou hebben maar gaarne, al ware
het slechts welstaanshalve, had gevoegd
bij al de anderen". Dit zijn zoo van
die partij-stropjes, in welker vervaardi
ging de liberale kringen steeds een bijzon
dere ?bedrevenheid hebben aan den dag
gelegd.
Hoe dit zij wij staan thans voor
een algemeene grondwetsherziening; eene
zoo algemeene, dat niemand De Meester
c. s. meer zal mogen verwijten, dat
het hun nu eigenlijk allereerst of
alleen om een blanco-artikel is te doen;
en dit te minder, als men het zonder
lingste van deze gehecle geschiedenis,
de samenstelling der
grondwets-herzieningscommissie in aanmerking neemt. Deze
toch, onder 'voorzitterschap van de
den tevredenste aller menschen, aan
gaande wien men mag aannemen,
dat elke politieke' hervorming, ook de
zachtaardigste, hem eer verontrusten dan
behagen zal, heeft tot leden: n
katholiek, n christelijk-historische of
vrij-anti-revolutionair, n oud-liberaal,
n Unie-liberaal, twee liberale profes
soren, waarvan de een lila, de ander
heel, heel licht rose is getint, gelijk
een Unie-liberaal, en n vrijzinnig demo
craat ; zoodat men zich wel niet vergissen
zal, als men aanneemt, dat De Meester
vooral het conservatief karakter van de
algemeene grondwetsherziening, onder den
conservatieven voorzitter van een zoo wei
nig mogelijk radicale commisse, heeft wil
len doen uitkomen, gegeneerd als hij was
om zijn blanco-artikeltje-vlaggetje, dat
zoo licht gedachten aan allerlei soort van
roodheid wekt. De tegenstelling hier be
doeld, springt nog te meer in het oog, wan
neer men er op let, dat, terwijl van het libe
ralisme en van het conservatisme de
nuances zijn in acht genomen, er zelfs
geen enkel sociaal-democraat is benoemd;
en ook de anti-revolutionairen zijn ge
passeerd, welke voor de kerkelijke min
derheid de democratische richting verte
genwoordigen. Daar zal wel niet licht
iemand gevonden worden, die de alge
meene grondwetsherziening, als zonder
verband met de kiesrechtwijziging be
schouwt, of die meenen zou, dat beiden
niet in geheel denzelfden geest behooren
te worden tot stand gebracht. De eenzij
dig conservatieve samenstelling der com
missie, met haar conservatieven voorzitter,
en de uitsluiting juist van de twee demo
cratische groepen, de eene democratisch in
volstrekten zin, de andere, in vergelijking
met oud-liberalen, roomschen en
christelijk-historischen of
vrij-antirevolutionaireni betrekkelijker wijs dus, het meest
democratisch hoe zou zoo iets nu passen
bij de overtuiging van iemand, die van
ganscher harte een blanco-artikel wenscht?
Geheel deze aanvang van den
grondwetsherzienings-arbeid; de uitzondering
gemaakt voor de drie genoemde artikelen.
en de samenstelling zulk eener defecte
commissie kan niet anders zijn dan het
gevolg van allerlei kleinzielige bereke
ningen, op hare beurt gevolg mede van
de coalitie-politiek en het gebrek van
een krachtig leidend persoon in het
kabinet, in staat om booze invloeden,
van welke zijde deze ook mogen komen,
te weerstaan.
Zou men wel, iadiCt men in vollen
ernst een grondwetsherziening op alle
punten, waar zij noodig is, wil doen
slagen, een ongelukkiger begin zich
kunnen denken?
Zulk een kinderwerk.'
Daargelaten nu nojj, dat een goede
grondwetsherziening niet anders dan
allereerst een politiek werk kan zijn, en
een technisch werk pas in de tweede
plaats, waartoe dus de organen van alle
partijen in gelijke bedeeling geroepen
moeten worden samen te werken,
zoodat het moeilijk anders dan onzin kan
genoemd worden, van haar voorbereiding
de beide meest-principieele, de meest
ijverige en ook, mag men zeggen,
practisch meest bekwame groepen buiten te
sluiten; dient toch gevraagd te worden:
kan men zich iets ongepaster, onsmake
lijker ja, iets parvenuachtiger denken,
dan een Regeering, die de groep, welke
vóór haar vier jaar het land heeft ge
regeerd, buiten een grondwetscommissie
wil houden; en evenzoo een andere groep
bij de gratie welker zij Regeering ge
worden is ...!
Of zal de Regeeririg antwoorden: wat
hebt ge toch ons lastig te vallen, het is
maar... een grondwetsherziening ?
Intusschen verwonderen wij ons er
over, dat de antirevolutionairen den
troostgrond nog niet ontdekt hebben,
waarbij hun leed gemakkelijker valt te
dragen. De Regeering, lafhartig als
iemand zonder moed en overtuiging,
durfde met het oog op zekere kringen,
de sociaal-democraten niet mede
uittenpodigen, maar durfde evenmin hen alleen
uittezonderen, dit toch zou voor deze
Regeering, na de pas gehouden verkie
zingen, wat al te mal hebben gestaan.
Om zich een houding te geven moest
het dus nu nog een andere groep
passeeren en dan liefst eene, die alle recht
had wél vertegenwoordigd te zijn. Zoo
hangen alle ook de verst verwijderde
schakels samen in de politieke wereld.
Leefden er geen Socialisten, de antire
volutionairen hadden deze teleurstelling
niet ondervonden, zij kunnen daar zeker
van zijn. _________
De begrooting van uitgaven
voor het departement van
oorlog over 1906.
II. (Slot).
Werden in het eerste gedeelte van
dit opstel eenige meer algemeene be
schouwingen geleverd, in dit zullen we
mededeeling doen van de opmerkingen,
waartoe ons verschillende onderdeelen
aanleiding gaven.
In de eerste plaats trok het onze bij
zondere aandacht, dat, terwijl de minister
uitvoerige mededeelingen over de leger
organisatie en landweer doet, hij de
sedert lang wettelijk ingestelde LAND
STORM" evenals zijn voorganger dat deed
doodzwijgt. Het is dunkt ons meer dan
tijd, dat op dit punt het noodige licht
gaat schijnen. En daartoe bestaat thans
goede gelegenheid omdat de vader van
dit onderdeel der legerorganisatie korte
lings geleden volksvertegenwoordiger is
geworden.
Alleen dit willen we nog opmerken, dat,
onder dagteekening van 15 September
1900, de minister van oorlog Eland te
dezer zake het volgende aan de Tweede
Kamer mededeelde:
De instelling van een volksleger 1) is
vaak bepleit, ook wel eens op grond van de
bepaling van het eerste lid van art. 180
der Grondwet, volgens welke bepaling
alle Nederlanders daartoe in staat, ver
plicht zijn mede te werken tot handhaving
der onafhankelijkheid van het Rijk en
tot verdediging van zijn grondgebied.
Door de door de Regeering toegezegde
regeling van den landstorm 1) zal, naar
de ondergeteekende meent, volgens eene
gezonde uitlegging aan het grondwets
artikel worden voldaan."
Van de instelling van eene
bezuinif'ngscommissie, zooals dit door de Tweede
amer met den minister Bergansius in
1904 scheen overeengekomen, wil de
nieuwe minister niet weten. Hij stelt zich
voor zelf naar bezuinigingen te zoeken
en daar, waar hij twijfelt, zal hij zich
laten voorlichten door personen door den
minister zelf aan te wijzen.
Op dit punt zijn wij dus weer even
ver als voor eenige jaren en op bezuini
gingen van eenig belang behoeft niet te
worden gerekend. De minister islmmers
ip deze geheel afhankelijk van zijn amb
tenaren en onderhebbende, militairen,
waar nog bij komt, dat bezuinigingen
veler belangen froisseereu. Met belang
stelling wordt te gemoet gezien hoe de
Tweede Kamer het optreden van den
minister in deze belangrijke aangelegen
heid opvat en of ze, met het oog op de
belangen der zwaar gedrukte belasting
schuldigen, haar tanden zal laten zien.
Onverantwoordelijk moet het worden
geacht zooals de afgetreden ministers te
werk gingen met het verleenen van hooge
rangen o.a. met name dien van raad
adviseur." Dadelijk nadat de uitslag der
verkiezingen bekend was, ging iedere
minister aan het uitdeelen van
decoratiën (waar minder kwaad in steekt om
dat dit geen meer geld kost dan het aan
schaffen) en aan het verleenen van hoogere
rangen. Sommige ministers lieten daarbij
bepalen, dat de in rang verhoogden
voorloopig op geen vermeerdering van
traktement konden rekenen. In die positie
werden b.v. bij het departement van
oorlog twee referendarissen benoemd tot
raad-adviseur.
De minister Staal acht het blijkbaar
in 's lands belang dringend noodig deze
twee ambtenaren van af l Januari a.s.
reeds in het genot te stellen van het
traktement aan den rang van raad-advi
seur verbonden want hij trekt geld daar
voor uit.
Om het noodige geld voor deze
verrefaande verkwisting te vinden, zal op
e verpleging van den zieken soldaat
worden uitgespaard o.a. door het af
schaffen van de verstrekking van bier bij
den maaltijd. 2)
In deze heeft het departement van
oorlog zich van eene zeer leelijke zijde
doen kennen. Meer zullen wij er voor
loopig niet van zeggen.
Het wil ons verder toeschijnen, dat ook
de minister van oorlog meer in het alge
meen belang zou handelen door de belan
gen van den lageren ambtenaar wat
meer voor te staan. Daardoor zou de
ambitie worden opgewekt, hetgeen ver
mindering van personeel mogelijk zou
maken. Dat we in deze niet overdrijven
blijkt daaruit, dat Zijne Excellentie op
eene begrooting van f27,312,280 slechts
f OO aanvraagt om aan enkele
burgelijke ambtenaren, die daarop de meeste
aanspraak hebben, bevordering in rang
of traktement te kunnen verleenen.
Nog onlangs wees de afgetreden minis
ter Bergansius de kamerleden er op, dat
ons officierskorps, bij onze troepensterkte
en gelegenheden tot oefening, noodzake
lijkerwijze zijne verdere vorming in hoofd
zaak door studie moet verkrijgen. In
dit verband zou men meenen, dat geen
minister van oorlog zou worden aange
troffen, die ons leger nog minder gele
genheid tot degelijke oefening schonk
dan het reeds heeft. Niettemin heeft de
minister Staal voor de oefeningen van
het actieve leger in 1906 f25,000 min
der aangevraagd dan over 1905 werd
toegestaan. Dientengevolge is het ver
moedelijk niet mogelijk in het jaar 1906
groote manoeuvres te houden.
Wij zouden den minister den raad wil
len geven: breidt de gelegenheid tot
oefening uit en bezuinigt in de eerste
plaats op bureel- en administratiekosten
waarvoor in 1906 nog eens f8(i!>3 meer
wordt gevraagd en het artikel reeds tot
f 107,288 is gestegen. Inde tweede plaats
op de werfkosten (voor 1906 f 105,000).
Dit aanzienlijke bedrag kan grooten
deels als weggeworpen geld worden be
schouwd. In een artikel Legertoestan
den" in de 6e aflevering van de Mili
taire Gids" lezen wij daaromtrent het
volgende:
Laat af van het door hooger en
hpoger handgeld, hetwelk bij de ver
bintenis wordt uitgekeerd, lokken van
vrijwilligers, nu de ondervinding afdoende
bewezen heeft, dat deze maatregel geen
doel treft wat het aantal en het gehalte
der vrijwilligers aangaat en er veel mo
reel en geldelijk nadeel door verwekt
wordt, verkort den diensttijd van de
militieplichtingen bij de bereden wapens en
verlengt daarbij den tijd van het voor
eerste oefening onder de wapens blijven.
Bij toepassing van die maatregelen
zullen de belangen van de schatkist en
het leger naar den eisch worden behar
tigd, zal de goede naam van onze land
macht behouden kunnen worden en zal
het Nederlandsche volk zijn zonen weder
met vertrouwen naar de kazernes zien
trekken".
Reeds op deze twee onderdeelen
er zijn er intusschen veel meer kan
zonder nadeel voor den dienst zooveel
bezuinigd worden, dat de oefeningen
belangrijk kunnen worden uitgebreid en
in degelijkheid winnen.
Gelijk bekend, werd indertijd van
militaire zijde slechts schoorvoetend ge
volg gegeven aan het verlangen van de
kamerleden om aan militieplichtingen,
die voor herhalingsoefeningen onder de
wapenen komen, ter ondersteuning
van hunne gezinnen eenige vergoe
ding te geven. Dat ook in deze de gelde
lijke gevolgen niet onderschat mog^n wor
den blijkt daaruit, dat voor dit onder
werp in 1906 reeds f425,000 zal worden
besteed.
In verband met het thans bestaande
incompleet aan officieren van het leger
hier te lande, meer in het bij zonder voor
zooveel het wapen der artillerie betreft,
ligt het in het voornemen van den minis
ter van oorlog in 1906 zoodanig aantal
plaatsen voor de Koninklijke Militaire
Academie open te stellen, dat het aadtal
cadetten zoo mogelijk op ongeveer 350
zal worden gebracht.
In aanmerking genomen, dat dit eene
vermeerdering van 37 cadetten is, rijzen
vanzelf de vragen of het wetenschappe
lijke gehalte der cadetten door dien maat
regel niet te veel zal lijden en waarom
niet vroeger tot zoodanigen maatregel is
besloten, waardoor eene meer geleidelijke
uitbreiding van het aantal officieren zou
zijn verkregen. Hierbij dient ook wel
bedacht, dat het niet van bezwaren is
vrij te pleiten in n jaar zulk een groot
aantal officieren aan te stellen. Het wil
ons voorkomen, dat met wat meer door
zicht in deze voor het leger zoo belang
rijke zaak, het incompleet aan officieren
niet zoo groot zou zijn als nu het geval
is en dat minder oordeelkundige maat
regelen zooals nu worden voorge
steld achterwege hadden kunnen
blijven.
Met de uitgaven voor de voltooiing
van het vestingstelsel zal het een gangetje
gaan, tenminste als de kamerleden wil
len medewerken. De minister toch ver
klaart in de memorie van toelichting van
oordeel te zijn, dat niet langer moet
worden voortgedaan met eene afwerking
van de stelling van Amsterdam op de
wijze als in de laatste jaren geschied is.
Waar Zijne Excellentie van meening is,
dat eene krachtige en langdurige ver
dediging dier stelling eerst mogelijk zal
zijn als de kringstelling voltooid is, daar
beschouwt hij het als een onaf wij sbaren
eisch, dat die voltooiing zoo spoedig
mogelijk tot stand komt.
Omtrent de maatregelen, die noodig
zullen zijn om tot eene zoodanige spoe
dige voltooiing te geraken, kan de mini
ster zich thans nog niet uitlaten, te meer
niet daar omtrent de verwezenlijking
zijner denkbeelden in deze ook overleg
met zijne ambtgenooten noodig is. Echter
vertrouwt hij, binnen niet te lang tijds
verloop, daaromtrent voorstellen te kun
nen indienen. Gewoonlijk is er een ge
luk bij een ongeluk, zoo ook hier. We
hebben daarbij het oog er op, dat de
ambtgenooten van den minister Staal in
deze ook een woordje hebben mee te
spreken; zij toch zullen de zaak meer
uit een nuchter oogpunt bekijken. Groote
kans bestaat er dan ook, dat de ambitie
van den krijgsminister in deze wel een
beetje getemperd zal worden.
Hoe dit intusschen zal loopen, zooveel
is zeker, dat het op het binnen enkele
jaren uitgeven van millioenen en
millioenen voor het inrichten van verdedi
gingswerken zal neerkomen.
Wordt hierbij in aanmerking genomen:
1. dat van 1873 tot en met 1905 aan
het uitvoeren van de Vestingwet is be
steed het bagatel van f49,008,030;
2. dat voor 1906 daarvoor ? 520,100
wordt uitgetrokken;
3. dat voor de watervoorziening in
de Stelling van Amsterdam om tot hare
voltooiing te geraken, nog f420,000
noodig is; en
4. dat de, onder de vorige Regeering,
van hare taak ontheven Staatscommissie
voor het doen van voorstellen in de in
zake de approviandeering van de Stelling
van Amsterdam in haar degelijk bewerkte
rapport verklaarde, dat wil siicces met
de verdediging worden verkregen ??de al
dadelijk te nemen maatregelen op acht
millioen gulden komen te-staan en voorts
jaarlijks vijf ton daarvoor noodig zullen
zijn, dan zal zeer zeker worden ingezien,
dat er voor de leden van de Tweede en
van de Eerste Kamer meer dan ooit
aanleiding bestaat om bij de behandeling
van de oorlogsbegrooting voor het vol
gend jaar op hun qui vive" te zijn.
* *
*
1) Wij cursiveeren. :
2) Vergelijk bladz. 28 van de memorie
van toelichting van den minister Staal.