Historisch Archief 1877-1940
«PP""
10
DE AMSTERDAMMER WEEKBXAD TO OlBl N E D E E LA K
Nfc. 1481
Mej. B. te G. Voor uw doel is aankoop
van 3 pCt. Obligatiën N. W. S. aangewezen.
J. W. H. F. B. te S. Voor uwe vragen
is uw gewone commissionair de aangewe
zen man.
Abonnee Haarlem. Anonieme
briefschrijontvangen geeii antwoord.
Amsterdam, 10 Nov.'05. D. STIGTER.
Prentenboeken.
Wat 'n jongens en meisjes.... en moeders l
hebben met pleizier gekeken naar de mooie
teekeningen, door de firma Jos. ScfcoU te
Mainz, tentoongesteld op de onlangs te Haar
lem gehouden Tentoonstelling voor het kind"
in het Museum van Kunstnij verheid.
O, wat mooi oin op je kamer te hangen!"
Dergelijke uitroepen kon men vaak hooren.
Van-die mooie, oorspronkelijke teekeningen
teekeningen in kleuren zijn platen voor
prentenboeken gemaakt, voor Holland en
Duitscbland. In Holland hebben ze het licht
gezien big Holkema en Warendorf, o. a. Hans
en Grietje, met teekeningen van .Richard
Scholz; Roodkapje, met teekeningen van
Schidhammer; Astrhepoesler met teekeningen
van Adolf Munzer, en de Scltoone Slaapster
in het boseh met teekeningen van Johan Diez.
Alle deze'illustratoren zijn de meest be
kenden in Duitschland.
Deze prentenboeken, door de uitgevers van
de mooie platen enden goeden band: Artis
tieke prentenboeken" ^genoemd, zijn ook om
het goede Hollandsen, en het eenvoudige van
den verhaaltrant der sprookjes aan te bevelen.
Als' deze prentenboeken herhaaldelijk en her
haaldelijk gelezen of voorgelezen en meer dan
uitgelezen zijn, blijven nog de mooie gekleurde
platen om op de kinder- of jongens- of
meisjeskamer opgehangen te worden.
Een ander prentenboek van denzelfde uit
gevers, dikker, en met rijker geïllustreerden
band, is dégeschiedenis van den aap Bobs.
Dit Afrikaansche aapje is in Circua Carr
terecht gekomen. Hoe goed Frits van Haarlem,
de directeur van het specialiteitengezelschap,
ook voor Bobo was, het dier kon- het er
niet'uithouden. Heimwee doet hem naar het
zonnige en vrije Afrika verlangen. Daar
krygt hij, na vele en velerlei avonturen ook
zijn graf:
Hij werd den zeventienden Mei
Geboren in de Woestenij.
En stierf een jaar of vier daarna
In 't wel bekend Klein-Afrika".
Bobo doet in Europa droeve
menschenkennis op en wordt er zelf held. Hij redt
een kind uit de'vlammen, waarvoor de
geheele brandweer hem hulde komt brengen.
Hij bespiedt en pakt een inbreker. Wat is
er, dat de aap Bobo niet al kan en vermag I
Het prentenboek van den aap Bobo vormt
met een ander van Eppien Toef" de twee
eerste nommers van De Kind- en Kunst
serie" van humoristische
prachl-prentenboeken, door Holkema en Warendorf uitgege
ven, in combinatie met de Parijsche Firma
F. Ju ven & Co. De personen en persoontjes
op de vele gekleurde en ongekleurde platen
in beide prentenboeken zijn bijzonder goed
geteekend en gekarakteriseerd. De geschie
denis van Eppien -Toef', een a arts-deugniet,
de schrik der buurt, is al even vermakelijk
als die van aap Bobo.
Mevrouw van Asselen-van Delden en Marie
Wildbrandt hebben voor aap Bobo en Epie
Toef de snaren gespannen. Iri gemakkelijk
rijm, vooral in goed Hollandse!), hebben zij
de lotgevallen van den edel-aardigen aap en
het galgebrok van een jongen als Epie Toef
bezongen. Dat de lauweren des dichters
eeumaal beider hoofd sieren!
Een geheel ander soort Prentenboek, uit
gegeven door Holkema en Warendorf, is:
Hans, die Luilekkerland gaat zoeken". Dit
prentenboek bevat gekleurde platen,
geteeiend door. Gertrud Caspari, in den. geest
zooals het oude speelgoed was. Een boom
b.v. op een klein rond schijfje, de stam bruin
gekleurd en de kroon; saamgesteld uit opge
sneden hout, als stijve krullen, groen. Geheel
naar dit speelgoed, dat zulk een geheimzin
nige lucht had, zijn ook de menechjes on
alle voorwerpen gfiteekend. Om het streven
naar het primtieve, naar het kinderlijke, zal
menigeen dit prentenboek kiezen, daar het
de verbeelding vrij spel laat. Ook op de
primitieve, de harde kleuren is gelet.
. Mevr. van Osselen?van Delden, die de
verzen uit haar mouw schijnt te schudden,
heeft voor den gaeden tekst gezorgd, en in
hare rijmen de vermakelijke geschiedenis
van : Hans, die Luilekkerland aaat zoeken,"
smakelijk verteld in goede Hollandsche taal.
Dit prentenboek is een pendant van het
vroeger uitgegevene: Lerend tpeelgoed, dat
bizonder in den smaak der jeugd is gevallen.
R.
BOEKAANKONDIGING.
Bloemlezing uit de gedijden van Albrecht
Eodenbach. Uitg.L. J. Veen. Amsterdam
Voor deze bloemlezing aan twee personen
onzen dank : aan dr. J. Aleida Nijland voor
haar artistieke keuze, aan den uitgeverVeen,
voor de wijze, waarop hij dit boekje heeft
uitgegeven en onder het bereik gesteld heeft
van iedereen. Wij inngen ons gelukkig rekenen
onder onze litteratoren iemand te hebben
als mej. Nijland, die ons nu reeds ten
tweede male gelukkig heeft gemaakt met
een bundeltje, waarin met bizonder fijne takt
en met e^n uiterst gevoelig onderscheidings
vermogen de elste gaven eener dichterziel
zijn tezaam gebracht. Eerst hebben wij aan
haar te danken dat wónder-mooie, eenvoudige
boekske, waarin Guido Gezelle tot ons spreekt,
in aijn schoonste oogenblikken, en.nu heeft
zij een even pieteitvolle hulde gebracht aan
de nagedachtenis van een Vlaming, den jong
gestorven Albrecht Rodenbach en het is een
lieve gedachte geweest van dr. Nijland, om
als inleiding ia1 dit bundeltje op te nemen de
gevoelvolle WjSordefl, die II ugo Verriest zijn
jongen5le«rlirig heeft gewijd.
TereijM ZjBgt dr. Nijland : Albrecht
Rodenbach'sfc poiêjfte wordt weinig gekend in
NoordNedetijpsci." Tof n zijn Eerste Gedichten" en
zijn Gtidrun" uitkwamen, was de tijd nog
verre, -dat Noord-Nederlandsche uitgevers de
voorkeur zouden geven aan de uitgave van
Vlaamsche dichters boven hun eigen
NoordNederlandsche, dikwijls niet om de meerdere
kunstwaarde maar enkel en alleen omdat
ick Vlaming ben" en het was het eerste l'ol
de Mont' die. in zijn Na Potgieter's dood"
enkele verzen van Rodenbach ook in ons
land meer bekend maakte. Waar nu de
gevoelens van de Noord-Nederlanders ten
opzichte der Vlaamsche litteratuur zoo geheel
veranderd zijn, prijzen wij het als een daad
van rechtvaardigheid dat men ook recht late
wedervaren aan hen, die vóór de Vlaamsche
Adoratie" werk geleverd hebben, dat minstens
even zoo hoog staat als wat heden ten dage
als Vlaamsche kunst ons dikwijls wordt voor
gezet. Daarom juist apprecieeren wij dit
bundeltje, door dr. Nijland samengesteld,
zooveel te meer; gold het bij de bloemlezing
uit Guido Gezelle's Gedichten" den alom
geerden, den allentwegen beroemden poëet,
hier, bij Rodenbach's werk, geldt het eene
herrijzenis, geldt het de eerherstelling eens
dooden dichters.
En zóó beschouwende het werkje van dr.
Nijland, komt de herinnering bij ons op aan
een gedicht van Rodenbacb, dat tot titel
draagt: Het Kerelskind" waarin het arme
heldenkind het smidje van den woude"
verzoekt de scherven van zijns vaders zwaard
te hersmeden :
Du smidje, 't zijn de scherven,
Van vaders goeden zweerd;
Du zals het mi hersmeden:
Het is 't hersmeden weerd."
Dr. Aleida Nijland heeft de scherven her
smeed, heeft er een nieuw en heerlijk zwaard
van gemaakt en ja, de dichter heeft gelijk :
het is 't hersmeden weerd."
W. GBAADT VAN ROGGEN.
Herianns Boertae,
Naar aanleiding van de openingsrede door
den voorzitter der Ned. Maatschappij tot be
vordering der Geneeskunst, op de laatst
gehouden algemeene vergadering dier maat
schappij gehouden over de beoefening van
de geschiedenis der geneeskunde mogen de
volgende herinneringen over den algemeen
beroemden Boerhaave een plaats vinden.
H. Boerhaave werd geboren op 31 Decem
ber 1868 te Voorhout bij Leiden. Zijn vader
Jacob Boerhaave was daar predikant, een
uitmuntend kenner van klassieke talen en
geschiedenis, en bovendien een man van een
aangenaam karakter. Uit zijn e<;ht met Hagar
Daelder, die een zeer begaafde vrouw moet
zijn geweest,- ontsproot H. Boerhaave, die
echter het ongeluk had haar reeds op 5 jarigen
leeftijd door den dood te verliezen. Door zijn
vader, die hem in Grieksch en Latijn onderricht
gaf, werd hij tot opleiding in den geestelijken
stand bestemd, en deze zond hem op 14 jarigen
leeftijd naar school in het naburige Leiden.
Ongelukkig stierf kort daarna de vader, doch
nam de Leidsche hoogleeraar in de theologie
Fiigland de zorg voor den ijverigen jongeling
op zich, werd reeds op 16-jarigen leeftijd
student aan de Leidsche Academie, ter
wijl ook de toenmalige. Leidsche burge
meester Daniel van Alphen zich zijner aan
trok. Dank zij deze edelmoedige hulp was
het den jongen Boerhaave mogelijk, verschil
lende colleges over natuurwetenschappelijke
onderwerpen bij te wonen. Bovendien be
oelende hij verder Grieksch en Latijn, we
reldgeschiedenis, geographie, rhetorica,
Hebreeuwsch, doch vooral ook algebra en
mathesis, waarvan hij het nuttige had leeren
inzien, terwijl hij ook nog hoogere mathesis be
oefende. De vakken, die Boerhaave tot
studieveld koos, waren dus veelzijdig, en het behoeft
dan ook geen verwondering te baren, dat hij
reeds op 21-jarigen leeftijd met het houden
eener academische rede een gouden medaille
verwierf.
Boerhaave wijdde zich vervolgens meer
in het bijzonder aan theologische studies,
vreemde talen en kerkgeschiedenis, doch
kwam meer en meer tot de overtuiging, dat
de oorspronkelijke leerstellingen van het
Christendom door allerlei sophieterijen ver
draaid en benadeeld waren geworden, en
verdween hierdoor meer en meer zijne inge
nomenheid met het geestelijk beroep. Hij
aarzelde dan ook zich hieraan te blijven
wijden, en kon zich met hulp van den
toenmaligen Leidschen burgemeester Joh. van
den Berg, die hem letterkundig werk op
droeg, weder op natuur-wetenschappelijke
studies toeleggen. Deze voerden hem tot de
studie der geneeskunde en beoefende hij
onder de werken van oude schrijvers vooral
die vau Hippocrates. Ook bestudeerde hij
zeer ijverig de werken van den grooten
Sydenham, en kwam tot de overtuiging, dat de
natuurwetenschappelijke en vooral de schei
kundige wetenschappen in nauw verband
stonden met de geneeskunde.
Door persoonlijke bekendheid met den
beroemden Leidschen chemicus Stam en diens
zoon, die daar apotheker was, werden zijne
studies nog meer in deze richting geleid.
Ook de botanie werd hierbij ijverig beoefend,
niet alleen in den Leidschen hortus botanicus,
maar ook op het vrije veld. Intusschen had
Boerhaave zijne theologische studies nog niet
opgegeven, eti werd, ten einde deze en
andere studies voort te zetten, student te
Harderwijk, waar hu op den 4den Juli 1693
tot medicinae doctor promoveerde.
, Boerhaave keerde hierna naar Leiden terug
met het doel om zijne theologische studies
te" "voltooien en predikant te worden. Hij
wfisüa hierin echter tegengewerkt, daar men
hem "verdacht een aanhanger van Spinozate
zijn, en kon hierdoor geen beroep als predikant
krijgen. Er bleef hem dus wel geen andere
keus dan het .uitoefenen der geneeskunde,
waarin hij door gelukkige genezingen spoedig
een naam kreeg tot ver buiten de muren
van Leiden, en wer.I hij door patiënten uit
de hoogste standen geraadpleegd. Zelfs vorsten
kwamen dikwijls tot hem en Peter de Groote
sliep zelfs 's nachts in een vaartuig tegen
over de woning van Boerhaa?e, ten einde
met hem 's morgens gedurende een paar
uren over verschillende leerstukken te kunnen
spreken en daarover nader ingelicht te worden.
Op 42 jarigen leeftijd huwde Boerhaave met
Maria Drolenveax, de eenige dochter van
den toencnaligen burgemeester van Leiden,
met wie hij 28 jaren in gelukkigen echt
leefde. Ongelukkig stierven van hunne vier
kinderen drie, en hun oudste dochter Johanna
Maria werd later erfgenaam van het voor
dien tijd vooral zeer groot vermogen van
Boerhaave, dat ongeveer twee millioen
bedroeg.
In het jaar 1701 werd een vurige wensch
van BoerLaave vervuld en werd hem na den
dood van prof. Drelincourt het
hoogleeraarschap in de geneeskunde opgedragen. Hij
opende zijne voorlezingen met een lofrede
op Hippecrates, die door Boerhaave in zijn
doen en laten als voorbeeld werd gesteld.
In 1703 werd hem het professorraat te Gronin
gen aangebodenj waarvoor hij echter bedankte.
In het jaar 1709 droeg men hem nog het
professorraat in de botanie op, dat hij aan
vaardde met een rede over de eenvoudigheid
der ware geneeskunde. Hij was daarbij ijverig
werkzaam om de botanische tuin te Leiden
te vergrooten en te verrijken.
Het rectoraat der Leidsche Academie be
kleedde hij in het jaar 1714. Zoo klom hij
meeren meer op tot verschillendeacademische
waardigheden, werd lid van buitenlandsche
geleerde vereenigingen en verbreidde zich de
roep zijner buitengewone geleerdheid over de
geheele beschaafde wereld. ?
Boerhave was een man van een gezonde%
krachtige constitutie, meer corpulent dan
groot, met een groot hoofd met flinke haar
lokken en korten nek. In tegenstelling met.
zijne tijdgenooten droeg hij geen pruik. Hij
hield van goed eten, doch was in het drinken
zeer matig. In den zomer stond hij om 4
uur, in den winter om 5 uur op, en zelfs in
strenge winters wenschte hij geen vuur in
den haard. Nadat hij zijne gewone bezigheden
en dienstplichten vervuld had, ging hij wan
delen of rijden en legde daarbij soms groote
afstanden af. Hij hield van vreemde talen,
spraak Engelsen, Fransch en Duitsch en ver
stond ook Italiaansch en Spaansch gemak
kelijk. Hij was voorts een groot liefhebber van
muziek, bespeelde enkele instrumenten uit
steken! en zong met begeleiding van de luit.
In het jaar 1722 werd hy vtor de eerste
maal door een aanval van jicht overvallen,
die hem ook later bleef kwellen, en zijn toe
stand werd tegen het einde van het jaar 1727
zooveel erger, dat hij zijne beide pr jfessoraten
in de geneeskunde en in de botanie moest
neerleggen. Als practiscerend hoogleeraar
bleef hy intusschen, voor zooverre zijne ge
zondheid dit toeliet, werkzaam, doch ont
wikkelde zich bij hem een asthmatisch lijden,
waaraan hij, na voorbijgaande schijnbare
beterschap op 23 September 1738, dus in
den ouderdom van bijna 70 jaren, bezweek.
In de laatste jaren z^jns levens trok hij zich
gaarne van tijd tot tijd op zijn landgoed
terug, waar hu zich vooral aan de botanie
en aan de voortplanting van vreemde ge
wassen wijdde.
Boerhave was zoowel als mensch, als ook
als geneesheer en geleerde een uitstekend
man, die aan zijne groote geleerdheid op het
gebied van geneeskunde, scheikunde, en bo
tanie eene verbazingwekkende algemeene
kennis paarde. Bekend is, dat niemand min
der dan Goethe door het Compendium en
de Aphorismen van Boerhaave tot zekere stu
dies aangespoord werd, die hem later bij de
samenstelling van de Faust" zeer goed te
pas kwamen. Ook Schiller werd door den
invloed der werken van Boerhaave geleid,
zooals uit diens twee dissertaties blijkt.
Om de beteekenis van Boerhaave naar waarde
te schatten, dient men hem in den spiegel
zijner tijdgenooten te zien, en zal dan, nu wij
zooveel meer weten, het soms harde oordeel
kunnen wettigen, dat hij destijds over velen
zijner ambtgenobten uitsprak. Zijn groote
kennis blijkt uit zijne talrijke geschriften.
Na zijn dood verschenen van enkele daarvan
bewej kingen, p.a. door den grooten Duitschen
geleerden V. Ha\ler en door Gerhard van
S wieten.
De neef van * Boerhaave, dr. Abraham
Kaauw, die zich later Kaauw?Boerhaave
noemde, erfde zijne anatomische en physische
praeparaten, zijn rijke bibliotheek werd in
het jaar 1739 in het openbaar verkocht.
Dr. V. v. D. P.
NIEUWE UITGAVEN.
De n:euwe richting in het teekenonderwijs.Jiede,
gehouden op de buitengewone ledenvergade
ring van de Nederlandsclie Vereeniging voor
Teekenonderwijs op 16 Juli te Utrecht, door
J. D. Ros, leeraar aan de academie van beel
dende kunetea te 's-Gravenhage. Rotterdam,
W. L. &J. Brusje.
De voorbijganger, Een roman van koloniale
Hollanders, door MADRITS WAGENVOOKT, 2 dln.
Amsterdam, H. J. W. Becht.
Interieurs I, door HERMAN HEI.TERMANS Jr.,
2e druk. Amsterdam, H. J. W. Becht.
Ons Thuis, Geïllustreerd maandschrift voor
kinderen, 4e jaargang, No. I. Haarlem, Vincent
Loosjes.
Moderne Kunstwerken, 3e jaargang, afl. 11.
Kabouter- ftoefc-Bussum, C. A. J. van Dishoeck.
Kritiek der Vlaamsche beweging, door Auo.
VERMEYJ.EX. Bussum, C. A. J. van Dishoeck.
Het Huishoudonderwijs aan de
herhalinyischool. Rapport van eene couimis.de uit den
Bond van leeraressen bij het
huishoudonderwijs.
Avonden, door BÉSTOT.K.
Op den verkeerden weg, (een verhaal uit het
visschersleven) door H. GRAS. Geïllustreerd
door T. VAN DIJK.
Groote-Stadsjeugd, door J. FAHER. Geïllu
streerd door T. VAN DIJK.
Nelly de Ontembare, door FEI.ICIE JEHP.
GRAZIA DELEDDA, Aech. Roman vertaald uit
het Itali?an?ch door Bi': STOI.K, twee deelen.
Tusichen Liclit en Donker. Keur van ver
tellingen, sprookjes, fabels, anekdoten, ge
dichtjes, spelletjes, kunstjes, rijmen en raadsels,
bijeenverzameld door L. VAN AXKUM. Met
illustratiën van M. H. KRAHBI': en T. VAX DIJK.
Tweede Druk. Alle uitgaven van W. Hilarius
Wzn. te Almelo.
Dichter <lcr Gegrnwart Eine Blütenlese aus
neuerer Deutsche Lyiik, herau^gegeben von
dr. K. Mailünder. Uitgave van C. L. G. Veldt
te Amsterdam.
l}e. pens'ion'nef'ririf/ der fje'nieeiit<'-f:nnbtt'nfire'n,
in geral tan onde.r<!nm of invaliditeit. Erven
B. va» der Kamp, Groningen.
Verzen van Nico VAN SUCHTELEX. Haarlem,
De Erven F. Bohn
VIXCF.NT VAN Gocir, 100 teekeninyen -uit de
verzameling Hidde Nyland in het museum
te Dordrecht, 7e en 8e afl. Amsterdam, W.
Versluvs.
Aan de Redactie van De Amsterdammer.
Geachte Redactie,
Het is toch maar gemakkelijk, om als
recensent op te treden! [leeft uien een boek
ter aankondiging ontvangen, dan schrijft inen
eerst den inhoud op en vult daarmee spoedig
een kwart kolom, pikt hier en daar eenige
woorden of uitdrukkingen op, die minder
gelukkig zijn, meet dan de incorrectheid breed
uit en besluit met eenige opmerkingen, die
bewijs moeten geven, hoe knap men zelf
is en hoe dom de schrijver.
Dit recept kent blijkbaar ook de heer
Moll en bij de aankondiging van mijn Avon
turier" handelt hij des overeenkomstig.
Het is echter jammer voor den heer Moll
dat hu op het laatst uit zijn rol valt. Het
getuigt toch niet van des héeien Molls zelf
vertrouwen, te zeggen: AU het juist is";
het schijnt", enz.; hij had moeten schrijven:
het is onjuist, het is zeker"; dat maakt be
slist meer effect.
, Doch scherts ter zijde. Het is werkelijk
treurig, dat- zooveel mensehen kritieken
schrijven, zonder vooraf studie te maken van
het werk of werkje, dat ze willen aan
kondigen. Ik raad u aan, mijnheer Moll,
Jac. Scheltema: Peter de Groote in Holland
en Zaandam in 1697, Ie deel, uitgave 181.4
een standaardwerk, dat door historici van
naam wordt geraadpleegd eens na te slaan
en u zal tot uw verwondering bemerken,
dat alles wat ik van Czar Peter schreef,
historisch juist is. Wil u ook inlichtingen
omtrent den tijd, waarin hel verhaal speelt,
neem eens ter hand: Cornelis de Bruin, reizen
door de vermaardste deelen van Klein Aziëin
1698, of kort begrip der oude en nieuwe staat
kundige gengraphie door J. Hu-bner, 6e druk
1758, of Waerachtige S schrijving der wonder
bare Reyzen van Wilhelm Betchir, t' Amster
dam' by Jan Morterre 1764. Dan spreken we
eens nader.
Dat de intrige zonder eenige oorspronke
lijkheid is en alles sebon dagwefen", bewijst
toch zeker niet tegen het botk ? Het kondigt
zich toch niet aan, als iets nicht dagewesenes?
Zonder pretentie wil de Avonturier" slechts
de jeugd een beeld geven van het leven in
de 18de eeuw, vooral in Z.-Eüropa. Het spijt
me, dat de heer Moll dit niet begrepen heeft;
een woord als inleiding ware dus niet over
bodig geweest, doch dan alleen voor den
heer Moll.
Wat zijn opmerking betreft, omtrent het
in de war raken der jongens, die hun
geographie meenen te kennen, kan de heer
Moll ook gerust zijn.
Van alle kinderen, wien ik de Avonturier"
voorlas, was er niet een, die zei: hè, dan
heb ik dit of dat verkeerd geleerd", maar
wel waren er velen, die opmerkten, dat het
in de 18de eeuw toch heel anders toeging,
dan tegenwoordig.
Die kinderen hadden het begrepen, maar
de heer Moll raakt met zijn aardrijkskunde
in de war. Dit pleit i iet voor de degelijkheid
van zijn kennis.
Hoogachtend heb ik de eer te zijn, geachte
Redactie t UEdw. dr.
J. G. KRAMER.
Iets Mr SMEEIS en nog Wat.
In zijn opstel: Iets over SMERIS en nog
wat" zie het nummer van 5 Nov. geeft
de heer F. A. Stoelt een verklaring van het
z.n.w. tuut" als hij schrijft, dat dit o.a. in
Utrecht gebezigd wordt en niets anders is
dan het gewestelijk woord voor kip, dat we
ook kennen in het gezegde: hij loopt al s
eea tiet (kip). Wil de schrijver hiermee zeg
gen: in Utrecht is tuut rr tiet zr kip: of is
de uitdrukking hij loopt als een tiet (kip) aan
een ander dialect ontleend, waarin tiet kip ?
Wellicht stelt de heer Stoett er belang in
te,vernemen, dat het woordje tiet" in het
Gelden eh dialect een gansch andere betee
kenis heeft en in 't geheel niet in verband
staat met tuut", dat hier in ,,De(n) Achter
hoek" ook gebruikt wordt, 'n Vrouwtje uit
den minderen stand vergeef me die uit
drukking spreekt van haar kind de tiet"
of til" geven, en legt het dan aan de borst,
ze heeft 't kind dan aan de tiet" (tit) als
synoniem met tepel", 'n Boerenjongen, een
zeug (varken) ziende, zal in verbazing uit
roepen: wat'n tieten (titten). Sprekende over
zaken bezigt men het woordje ook in
tiguurlijken zin: dit of dat loopt, gaat als 'n tiet,
b.v.: 't kraantje loopt als 'n tiet. lu 't kort
alles wat goed, als gesmeerd gaat, flink mar
cheert, loopt als 'n tiet, loopt als de melk
uit de tepel ? denk aan melken). Na het
voorafgaande spreekt het van zelf, dat de
etiquette het gebruik van bovengenoemde
uitdrukkingen in minder naïeve en meer
gedistingeerde kringen ten strengste verbiedt,
als zijnde zeer onwelvoegelijk, onkiesch en
onopgevoed. Mocht dan ook in een onbe
waakt oogenblik een dergelijke uitdrukkiug
den mond onlvallen in tegenwoordigheid van
dames, dan doorleeft de persoon in kwestie
een penibel oogenblik, en is het voor de
dames een directe aanleiding om als protest
even te blozen, wel een bewijs, dat ze dan
niet aan kip denken.
Zooals ik zeide wordt hier het woordje
tuut" in de beteekenis van kip" ook ge
bruikt, meer echter nog spreekt de boerin
van haar tuuthennen". Een moeder zal
haar kind, dat erg onhandig doet, en domme
streken uithaalt, toeroepen: wat buj (bun
ieben je) toch 'n tuute; waarbij dan zeker aan
kipmanieren gedacht moet worden.
Doetinchern. GELDERSMAN.
Weetje wel, meneer de agent,
Dal je zelvers handell leugens
['t reglement?
J. VAN LEXXEI'.
Tegen 't reglement heeft ook dr. F. A.
Stoett gehandeld door aan des dienaars helm
een koperen bout te zien !
Immers de Amsterdamache straatjeugd
kende en gilde reed-? lang den bij-of scheld
naam koperen bout" vóór onze dienaars
van politie gehelmd warm.
En waarlijk ! de straatjeugd uit zich niet
in anachronismen !
Ook verheugt het mij dal niel nog dagelijks
iedere dienaar den bout op het hoofd krijgt".
Daarom zij dr. Stoett, wiens lezenswaardige
bijdrage in het Weekblad van 5 November
ISlOö- naar ik hoop nog door vele der
gelijke artikelen moge worden gevolgd, mede
gedeeld, dat de herkomst van den bijnaam
koperen bout'1 waarschijnlijk eene andere ia,
d ui de geleerde schrijver vermeldt.
Omstreeks 1870 was de uniform van een
dienaar van politie bijna geheel gelijk aan
die van dun brievenbesteller.
Beiden droegen den kepi, eene gelijkheid
die nog bestaat bij iiooge temperatuur den
schouderman!el en de zwarte broek.
Doch de Amsterdamsche postbode miste
den hartsvanger mei den gepoetst en koperen
greep, die aan de zijde des dienaars in hel
zonlicht glinsterde.
Die koperen greep, die bout en niets anders
was voor den Amsterdamscben straatjongen
het distinctief van tien dienaar, die clan ook
dikwijls naderde, trachtende den sabel achter
den rug te verbergen.
Geen wonder dat de jeugd waarschuwend
uitriep : ik zie 'n bout! 'n koperen bout!"
of wel het stoffelijke bij voegelijk naam woord
alleen, zonder n" doch, met de gerekte,
vloeiende Amsterdamsche e".
En aldus ontstond de benaming, die den
heer Stoett nu bracht tot niet geheel juiste
gevolgtrekkingen.
Amst., 8 Nov. 1905. CAKOLTJS.
3iHiitmtnmiiiiMliimitMiiiimiiiiitmiifMMtiinuiiifiiutuiiiiitiiitiiMiiii»*
2e Jaargang. 12 November 1905. ?
Bed.: C. H. BEOEKKAMP, Damrak59,Amst
Verzoeke alle mededeelingen, deze rubriek.
betreffende, te richten aan bovenstaand adres.
Probleem Xo. 45 is goed opgelost door S.
8. van Baaien, A Cardozo, Joh. Duvergé, K.
C. de Jonge, S. J. Rudelsheim, M. Snijders, M.
Wolder, J. Zwart, Amsterdam; K. Bouwes, N.
Bouwes, D. Kikte, EJam; J. Luteijn, Gioede;
P. Muilwijk, Groot Ammers; R. C.
Broekmeijer, W. van Daalen, J. Fortgens, W. J. A.
Matla, C. F. Visse, Haarlem ; K. Koster Hoog
Carspel; W. Vijn, Hoogwoud ; J. Veersheim,
Hilversum; J. Meijer, Nijmegen; T. J. Bouwe.-,
Spijk, (Gr.).
UIT DE DAMWERELD.
De meesters Garoute en Curie hebben een
match gespeeld te Marseille,' waarvan het
resultaat is geweest: Garoute 3 gewonnen en
1 remise. Voorwaar een schitterend succes
voor dezen meester.
Het groote winter-tournooi te Marseille
zal bestaan uit minstens 7 series, waarvan
Raphaël aan 't hoofd, met voorgift van l/»
p. aan de tweede, 1/2 p. aan de derde, l pioii
aan de vierde em. In de tweede serie staan
aan 't hoofd: Garoute en Revertégat, in de
derde serie : Dumaine enz. Minstens 41 speler»
zullen aan dit tournooi deelnemen.
Party No. 25: Linker flank-opening".
Deze partij is gespeeld in de match om
het kampioenschap van' Marseille, tusschen
M.M. Garoute met wit, en Dumaine met
zwart. De vraag- en uitroepteekens zyn ge
plaatst door de meester Raphaël De
analyseis van ons.
Wit. Zwart. Wit Zwart.
1. 32 28 19 23! 1) 19. 44 40 24 29?
2.28:19 14:23 20.33:24 1420
3.37 32 10 14 21. 25:14 9:29
4.41 37 13 19 2) 22. 39 34! 9) 11 17
5.31 27 17 21 23.27 22 18:27
«.33283) 813 24.32:21 23:41
7. 34 30! 2 8 25. 34:14 16: 27
8.39 33 20 24 26. 46: 37 17 22
9.44 39 21 26 4) 27. 30 24! 12 17
10.50 44 14 20 28. 43 39 8 12
11.30 25! 9 141 5) 29. 39 33 13 18
12 40 346) 24 29 7) 30. 24 20 15:24
13.33:24 20.40 31.8328 22:33
14.45:34 4 9 32. 38:20 17 22
15.34 30! 15 20? 8) 33. 20 35 18 23
16.3933 2024 34.1510 2328
17.44 39 5 10 35. 10 5 38
18.49 44 10 15 36. 14 9 opgegeven.
1) Deze afruiling achten wg minder goed.
2) 14-19 achten wij beter. Speelt wit daarna
33-28, dan volgt 17-22, 11:22, 7-11 en l-7r
waardoor de stelling weder normaal is ge
worden. Thans zal zwart noodwendig een
zwakke positie behouden.
3) Wy zouden gaarne twee
uitroepteekenshier geplaatst zien.
4) 14 20 was. o. i. veel beter, om wit te
dwingen op 25 te gaan, daar anders zou vol
gen 20 25 enz.
5) Wij achlen dezen zet beslist fout. Zwart
sluit zichzelf op, en komt zo'ndèr nadeel niet
meer los.
6) Beslist fout. Wit heeft tempo's genoeg
om kracht uit te oefenen.
7) Een beste afruiling.
8) 14-20 en 9: 20 was thans de zet.
9) Met 39 33 was de party verloren; door
het volgende: z 12 17, 26 21, 17-21, 11 :33,
23 :45!!.
De partij is door wit prachtig afgespeeld,
terwijl zwart ons weder duidelijk toont, dat
5 schijven op de lijn 1-45 bij de openingr
immer een zwakke positie voortbrtngt. Dat
zwart deze fout heeft kunnen herstellen, in
dien hij bij de 4e zet zulks had opgemerkt,
ontstond door de minder juiste voortzetting
van wit. Echter bij goed spel zal deze stelling
altijd nadeel aanbrengen.
CORRESPONDENTIE-WEDSTRIJD.
Tabel der gespeelde zetten van Wit.
N ^ N ^ N ^ N ^ N 3 N ^
to
-0
*
1
^
^
te
^
g
tr1
o
1
to
o
O
0
CO
Ol
CO
w
CO
*
o
a
o
CH
o
CO
te
o
f1
o
te
CO
"
f
o
1
t-1
o
X
f
o
X
r1
o
o
-o
«H
0
1
to
o
O
o
O
GO
CO
ts
r
o
-o
t
CO
CH
*
t-1
0
-o
CO
cp
05
K
o
W
i
o
K
o
CH
o
Q
HH
HH
?C
O
M
?-O
Q
W
W
0
O
o
CO
CO
io
CO
M
te
O
CO
CO
te
cc
=H
O
te
CO
cc
f
o
CO
i's
CO
ca
CC
?"J W
te o
O O
-j 0
tl]
CO
h-1
1 te
Q W
CO
CO
1 1
*4 O
CO
te
CO
CO
t?d tn
W
CO
te
o
hc) t-i
ie o
KI ^j
O'
C'
h.j t"1
?-3 O
W £
ts
: ' CO
OO
?'
0
O
te
W
O
o
o
a
o
O
o
O
0
a
o
O
1
W
o
O
o
O
t'e
t?i
*->D
O
to
ffi
«H
O
X
f
o
->5
CO
te
to
o
to
o
to
o
to
0
W
0
W
o
a
w
te
te
tri
te
*
te
* Voortzetting van party :
F gedurende 3 weken verhinderd, wegens
bijzondere omstandigheden, met kennisgeving.
No. 24. D 3024, M 19:30 Gedw.
58. K 32-27, G 23:32