Historisch Archief 1877-1940
l
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD V O O R N E D E R L A N D.
No. 1481
Toenadering tot Duitschland.
Het Voorloopig Verslag van de Com
missie van Rapporteurs der Tweede
Kamer betreffende Hoofdstuk III der
Staatsbegrooting (Biiitenlandsche Zaken)
wekt blijkens de artikelen in de dag
bladen dit jaar meer dan gewone
belangstelling.
Niet, omdat wederom werd ar n
jedrongen op een hoogst noodige uitbreiding
. van het' korps consulaire ambtenaren
met bekwame, ook over diplomatieke
talenten beschikkende, personen even
tueel met gelijktijdige inkrimping van
het aantal onzer diplomatieke vertegen
woordigers.
Ook niet, omdat enkele leden nog
wenschten te vernemen wat er in zake
h,et ontslag vaji Minister Melvill van
Lynden is voorgevallen.
Maar het genoemde Verslag eischt
die belangstelling, omdat daarin ter
sprake is gebracht hetgeen onder de
voorgaande Regeering is voorgevallen
en zou zijn voorgevallen met betrekking
tot onze verhouding tot onzen oostelijken
nabuur tot Duitschlan'd.
Is voorgevallen.
1 Tijdens de moeilijkheden, die aan
gaande Marokko waren gerezen tusschen
Frankrijk en Duitschland werd de be
hartiging van de Nederlandsche belangen
aldaar opgedragen aan den, in dat geschil
een hoofdrol spelenden graaf von
Tattenbach, Duitschland's vertegenwoordiger in
Marokko. Reeds die daad getuigde van
weinig politiek doorzicht; gelet op de
omstandigheden kan niet ter vergoelijking
. dienen, dat het gedurende de laatste
"jaren steeds de Duitsche zaakgelastigde
js geweest, die belast werd met de be
hartiging onzer belangen. Duitschland
?zou misschien de eerste zijn geweest om
te billijken, dat wij ten einde een
"zoo neutraal mogelijk standpunt te kun
nen innemen op dat oogenblik de
waarneming hadden opgedragen aan een
';ander. .
? Maar er is meer geschied. Van den
'terugkeer uit Nederlandsch-Indiëvan
".drie onzer grootste oorlogschepen is ge
bruik gemaakt om in virsehillende havens
onze vb)g te vertoonen. Dit is zeer juist
gehandeld; maar, gelet op het gerezen
geschil tusschen de twee mogendheden
en gelet op de omstandigheid, dat Duitsch
land's vertegenwoordiger ook is onze
vertegenwoordiger, had men speciaal de
'Marokkaansche havens van liet- bezoek
moeten uitsluiten. Dat is niet geschied,
en daarmede neeft de voorgaande'Regee
ring" eene verregaande onhandigheid be
gaan; ..tenzij men zich in het
geschilbe'glist p-irtjj _wilde stellen.
. Het dpai qns oprecht genoegen, dat
blijkbaar van verschillende zijden in onze
Volksvertegenwoordiging de ernst van
Set geval wordt ingezien. In het Voor
loopig Verslag lezen wij:
14. Nederlandfiche oorlogschepen in
Marokko. Het had zeer 1) de aandacht
getrokken, dat tijdens de diplomatieke
.moeilijkheden over Marokko tusschen
Duitschland en Frankrijk, drie van onze
oorlogsschepen, die uit Indiëterugkeer
den, een van de havens in Marokko
hebben aangedaan. Gevraagd werd of
dit bezoeken van Marokko, waar wij geen
eigen vertegenwoordiger hebben, maar
onze belangen door Duitschlands verte
genwoordiger doen waarnemen, is ge
schied op last van de Regeering. Zoo
ja, dan scheen het zeer onvoorzichtig,
'dat deze last is gegeven, omdat het den
indruk moest maken en in het buitenland
inderdaad ook heeft gemaakt, 1) alsof wij
ons daarmede schaarden aan de zijde van
Duitschland en de politiek van dit land
Venschten te steunen; eene opvatting,
die nog moet zijn in de hand gewerkt
door de omstandigheid, dat Duitschlands
vertezenwoordiger in ambtsgewaad aan
boord van onze schepen een bezoek is
komen afleggen. Zoo neen, dan meende
men. dat do Regeering tijdig ha re maat
regelen had moeten treffen om den com
mandant van hut eskader te verwittigen,
dat hij de bestaande spanning geen haven
in Marokko behoorde te worden aange
daan."
Wordt door een ieder die ernst beseft ?
. Het is gebruikelijk, dat de verschil
lende dagbladen aan hunne lezers een
kort -resumégeven van den inhoud der
voorloopige verslagen: de minst belang
rijke opmerkingen worden weggelaten,
de meer belangrijke worden min of meer
yerkort weergegeven.
Maar wnt doet nu De Standaard?
Waar het de aangehaalde paragraaf
betroft, wordt deze door de redactie om
gewerkt; en zoo doende geeft het blad
in zijn nummer van 25 October j.l.
aan zijne lezers te lezen:
Oorlogschepen voor Marokko. Sommisre
leden vroegen, of de Java-divisie op last
der Regeering bij haar terugtocht naar
patria voor Tanger het anker had laten
vallen. Hun scheen dat zeer on voorzich
tig, omdat dit den indruk moest geven,
dat wij ons bij Duitschland aansloten in
de Marokkaansche quaestie! 2)
Blijkbaar ziet dus De Standaard-redac
tie den ernst van het geval niet in;
want anders zou er plaats zijn voor de
veronderstelling, dat zij met opzet van
deze daad van de met haar bevriende
voorgaande Regeering eene ietwat luch
tige voorstelling geeft.
Wij hopen en verwachten, dat, bij het
mondeling debat in de Kamer, op scherpe
wijze het onhandige van deze daad der
Regeering, waarvan dr. A. Kuyper het
alvermogend hoofd was, in het helderste
licht zal worden gesteld.
Zou zijn voorgevallen.
Het is verklaarbaar, dat sommige kleine
zielen, beangst geworden door hetgeen
in de laatste jaren in Europa en elders
viel waar te nemen, hebben uitgeroepen :
laat ons, kleine natie zijnde, steun zouken
bij eeue grootere." Het is een soort
politiek, die wij uit on/.e schooljaren
reeds kennen : pas op, hoor, of ik haal
m'n grooteren broer, je weet wel,
dien groote met z'n klompen an !" Maar,
als die grootere broer dan eens niet
wilde meehelpen ____
Tot ons leedwezen hebben wij ook
menschen, die men tot de meer ont
wikkelde^ moet rekenen, gesproken, die
meenden dat het volgen van eene der
gelijke politiek voor ons gowenscht was
vergetende dat zij moeten hebben ge
hoord van de spreekwijze: dat het met
groote heeren kwaad kersen eten is.
Keeren wij terug tot ons onderwerp.
Bij herhaling doken geruchten op, dat
door de voorgaande Regeering eene
nadere aansluiting bij Duitschland werd
gezocht. Al hiervoor beangst, vroegen
zich voorts velen angstig af, of dr. A.
Kuyper wel de meest geschikte man was
om die moeilijke besprekingen met de
slimme en kundige buiteulandsche diplo
maten te voeren. Het werd er niet beter
op, toen dr. Kuyper bij gelegenheid van
de interpellatie- Van Kol in zake het
ontslag van Minister Van Lynden, ver
klaarde, dat hij zich het recht niet liet
ontnemen om met intressaute personen,
die hij in het buitenland ontmoette, van
gedachten te wisselen. (Terloops zij op
gemerkt, dat hij door die verklaring een
gevoeligen slag toebracht aan de theorie,
verkondigd bij gelegenheid van het ont
slag-Lindeman, dat een ambtenaar bteeds
in de eerste plaats is en blijft: de amb
tenaar. Of is een Minister geen amb
tenaar?)
Van die geruchten aangaande gehouden
voorbesprekingen om tot het genoemde
doel te geraken wordt in het Voorloopig
Verslag ook melding gemaakt. Sommige
leden achtten het van groot belang,
dat over deze zaak het noodige licht
worde verspreid en meenden dat het op
den weg ligt van dit Kabinet om mede
te deelen, of daze voorbesprekingen
hebben plaats gehad en zoo ja, of zij
tot eenig resultaat hebben geleid. Huns
inziens is het in het welbegrepen
b3lang van ons land, dat men
inhetbuitenland daaromtrent niet in het
onzekere blijve verkoercn, opdat men later
ons niet op eenigerlei wijze aan
Duitschland gebonden wan e on bij het bepalen
van zijne houding tegenover ons
daarmede rekene." 3)
Inderdaad is zulks van zeer groot be
lang voor ons land. Wij hopen dan ook
op de meest volledige en de me«dt af
doende verklaringen, zoowel bij het schrif
telijk, als later bij het mondeling debat.
Wij hopen dat het niet gelukken zal
om dat mondeling debat te brengen op
nevenpunten: het ontslag van minister
M. v. Lynden, de uitzetting van de heeren
Van Aalten en Nieuwenhuis, het inter
view van minister De Meester, enz. ; maar
dat dat debat zich geheel zal
concentreeren op HET hoofdpunt:
de internationale stelling van ons kind.
En laat men dan toch beseffen, dat
daarbij in geen enkel opzicht voorzit,
ook maar eenigerlei mindur vriendschap
pelijke bedoeling ten opzichte van
Duitschland, Belgiëof welk land ook.
Alleen willen wij blijven, die wij zijn.
Dan eischt ons belang de krachtige
consequente voortzetting al is de
uitvoering lang niet gemakkelijk van
de vroeger steeds gevolgde gedragslijn :
door het volgen van de meest mogelijk
vrijzinnige politiek, vooral ook op
handelagebied. dezelfde te zijn voor alle
mogendheden, voor alle volkeren.
__ _ G.
1) Wij cnrsiveeren.
2) /etter ! Vergeet, s. v. p., dit door de
Standaard redactie geplaatste, kenmerkende
mtrocpingsteeken niet.
3) In een noot voegt de (door toevallige
omstandigheden en ni-it door absenteïsme
van liberale Kamerleden), geheel uit leden
van de Rechterzijde samengestelde Commis
sie van Rapporteurs hieraan iets toe, aan
gaande een interview van onzen
'.egenwoordigen Minister- President" over eene toena
dering tusschen Nederland en België. Daar
gelaten de vergissing van de heeren (Heems
kerk, v. .Nispen, v. Bylandt, v. Alphen en
v. Idsinga) dat wij tegenwoordig gee n
MinisterPresident hebben, wel een Minister van
Financiën, tijdelijk voor/.itter van den Minis
terraad" keuren wij het, evenals indertijd
in dr. Kuyper, in dezen en in de andere
werkelijke en zoogenaamde Staatslieden af,
dat zij zich hebben laten interviewen.
Scciafó
«tllllMIIIHMIItllHltllllllllllimitllllllllllMIIIIIIIIIIIIIHimilllMIMMIHIIIIt
Aanwiendesclmld?
(Naar aanleiding van de werkstaking te
Rotterdam).
Wanneer de arbeiders in een belangrijke
tak van bedrijf den arbeid neerleggen, en
er een ernstige stagnatie ontstaat, waar
onder door veel mér dan de
direct-betrokkenen ernstige schade wordt geleden, dan
wordt door menigeen met niet geringen
ernst gesproken over de gr'oote verantwoor
delijkheid die de ondernemers toch ook
hebben voor hun bedrijf, en die hen meer
malen verhindert aan eischen van werk
lieden, ook al zijn deze op zichzelf niet
altijd onbillijk te noemen, toe te geven.
Inderdaad, die verantwoordelijkheid be
staat. En vooral in onzen tegen woordigen tijd,
nu wij, bij het al opgewekter wordende
vereenigingsleven der arbeiders, elk oogen
blik staan voor verrassingen, voor stakingen,
voor uitsluitingen, voor conflicten van
grooteren of kleineren aard, nu meer dan ooit
dient elke werkgever zich van zijne ver
antwoordelijkheid bewust te zijn, naar twee
zijden.
Indien hij meent, na ernstig beraad, aan
bepaalde eischen van werklieden niet te
kunnen toegeven, en dan nog liever een
werkstaking af te wachten, met het oog
op den stand van het bedrijf, dat is
daaraan-toe. Het laat zich denken, dat zulks
vau des oudernemers standpunt, inderdaad
voorvalt. ?
Maar aan de andere zijde moet zich de
werkgever ook in dat opzicht van zijn taak
en zijne verantwoordelijkheid bewust zijn,
dat hij niets onbeproefd late, om een drei
gend conflict te bezweren, door te trachten,
langs den weg vau overleg eeue staking te
voorkomen. Niet, natuurlijk, door altijd
dadelijk toe -te geven wat geëischt wordt,
maar door het feit van het overleg zélf, in
de eerste, en dojr zooveel het kan toe te
geven in de tweede plaats; Zooveel als het
kun, redelijk gesproken, natuurlijk!
Want een werkgever, of beter gezegd:
een groep van werkgevers in een of ander
bedrijf, moet toch wtl bedenken, dat hun
verantwoordelijkheid verder strekt, dan hun
eigen financieel belang! Dat er honderden,
ja misschien wel duizenden, bij betrokken
zijn, of er dadelijk bij betrokken zullen
worden! En dat het belang, ht>t dadelijke
en geheele materieele levensbelang vau die
honderden of duizenden, hooger staat dan
de neiging om allén baas" te zijn; dan
hoogmoedige afkeer, om zich met dat
arboidersvolk" in te laten, dan persoonlijke
overwegingen van welken aard ook...
Zijn de werkgevers in het graanbedrijf
te Rotterdam, wier werklieden thans die
arbeid hebben neergelegd, zoodat de voor
naamste branche van transito-verkeer, die
van het graan, thans ernstig stagneert;
zijn deze werkgevers zich inderdaad van
dit deel hunner verantwoordelijkheid, van
dezen moreebn plicht, bewust geweest, en
hebben ze er naar geh indeld ?
Helaas ook thans weer evenals reeds
zoo dikwijls is gedaan, moeten zij in ge
breke worden gesteld!
Voor elkeen, die niet met de speciale
verhoudingen hier ter stede in het haven
bedrijf op de hoogte is, moet de eisch: weg
met de elevators, weg met de machines,
wel absurd, middeleeuwsch, conservatief
lijken; maar men verplaatst zich toch in
den toestand der 'werklieden, die den strijd
begonnen: de graan wegers! Zij zullen,
indien de michiues in grooter aantal wor
den ingevoerd, qeheel hun goed bestaan
verliezen; zullen eenvoudig broodeloos wor
den gemaakt, en genoodzaakt zijn, op de
'toch reeds overvoerde arbeidsmarkt Van
ruwe werkkrachten, een veel meer wissel
vallig, veel meer oriaeker, veel slechter be
staan te zoeken! Wat helpt het deze
menseheu, of men al zegt, dat verzet tegen de
machines dwaasheid is? Een drenkeling
grijpt naar alles, wat hij meent dat hem
van den dood kan redden.
Ik laat de vraag, of inderdaad de
graanelevators voor de Konkurrenzfahigkeit''
onzer haven noodig zijn gebleken, in het
midden. Daarover zou heel wat te zeggen
zijn. Zonderling schijnt het, de invoering
uit dat oogpunt te' hooren bepleite», opeen
oogenblik, dat de graanverscheping te Rot
terdam een buitengewonen vooruitgang in
de laatste jaren kan aanwijzen, en juist
door haar 'snelle lossing aan de concurrenten
ruimschoots het hoofd heeft kunnen bieden.
Onbesproken laa.t ik ook, waaraan het
*is toe te sahrjjven, dat er zelfs vele onder
nemers zijn, die de noodzakelijkheid dezer
machines niet inzien, en het verzet 't welk
zich heeft geopenbaard van de zijde der
Duitsche graanhandelaren.
Mijn doel was slechts, de aandacht er op
te vestigen, dat de ondernemers ireder vol
komen willekeurig hebben nagelaten, om
niet de werklieden in overleg te treden,
op welke wijze dezen, wier geheele bestaan
hier het toch geldt, voor al te ernstig
nadeel behoed zouden worden.
Toen in April van dit jaar de
Noolkreet" verscheen, hebben zoowel minister
Kuyper als burgemeester 's Jacob naar die
stem geluisterd, en werd door de aanstelling
der haven-controleurs het bewijs gegeven,
dat men althans een ernstige poging wilde
doen, om die misstanden, voorzoover de
overheid dat kon, te bestrijden.
Toen in Juli daarop volgende de Alg.
Havenarbeiders-Yereeniging een poging
deed om tot een collectieve bssproking mat
do patroons te komen, over een in te voe
ren loonlijst, die in concept, volkomen
gedetailleerd, werd overgelegd, stuitte dit
af op de onverschilligheid der werkgevers,
op goede uitzonderingen na, die in meer
derheid yelfs de zaak nit t belangrijk genofg
achtten om er eens voor bij elkaar te komen.
Toon spoedig daarna een com itéuit de
betrokken veieenigingen zich vormde om
met de Directie dor Klevator-maatsehappij
en de betrokken werkgevers in overleg te
treden over de arbeidsvoorwaarden, en
daartoe het verzoek werd gericht, luidde dit
kortweg ... afwijzend !
... En nu een drietal weken geleden de
ergst bedreigden, de wegers, zich tot de
?graanfactors richtten, nogmaals om te spreken
over den eisch van een bepaald aantal
menschen bij de elevators, uu was weer het
antwoord... pardon, er is in 't geheel geen
antwoord gekomen !
Dat, n.l. die botte, hooghartige houding
der werkgevers, die de werklieden behan
delen als iets totaal passiefs in het bedrijf,
om wier belangen men zich nu eenmaal
niet kan bekommeren, wier ernstigste be
langen maar aan die van het bedrijf', d.w.z.
aan de onderneming der ondernemers moeten
worden opgeofferd, dat is de oorzaak ge
weest ook al weer van deze staking!
De Maasbode schreef Maandag 18 Oct. o.a.:
Wij achten het noo lig. dat de ver
schillende arbeiders-organisaties in over
leg treden met de werkgevers, om te
samen middelen te beramen, welke kun
nen leMen tot eene vredelievende oplos
sing der moeilijkheid ; om te voorkomen,
dat de invoering der elevators de werk
loosheid, in het algemeen genomen, ver
meerdert, om in 't bijzonder te zorgen,
dat de betrokken werklieden zoo inin
mogelijk schade van dezen maatregel
ondervinden."
En j.l. Maandagavond, toeu de staking
reeds was uitgebroken, schreef de N. H. Crt.:
OpZaterdag4November werd heiwerk
gestaakt, onder bekendmaking dat hun
tchrijven aan de werkgevers onbeant
woord was gebleven.
Wij zouden willen vragen: kan deze
mededeeliug geheel juist zijn? Formeel
misBcmen, indien men onder antwoord
alleen den schriftelijken vorm verstaat.
Maar indien wy de verschillende
wegerscorporatiën in gedachte nemen, en met
nauie denken aan de op coöperatieven
grondslag werkende vereeniging onder
patronaat van het comitévan graanhan
delaren, dan valt het ons toch zeer
moeilyk aan te nemen, dat tusschen
patroons, tevens werkgevers, en wegers,
geen gedachtenwisseling zou hebben
plaats gevonden. Uit stilzwijgen zou ons
toeschijnen geheel en al in strijd te zijn
met de vroeger bestaande, bijna
pairiarchale gewoonten en ons bitter teleur
stellen. Wij zouden verder gaan en «en
deel der verantwoordelijk hei i Tour de
staking willen neerleggen bij hen, die
niet spraken toen het tijd was."
Juist! Luister wat de voorzitter der
veroeniguig van wegers zeide op de eerste
opeiioaie vergadering, die gehouden werd
na de staking: de patroons hebben ons
behandeld als houden". Die uitdrukking
rnogo te sterk zijn, het bewijst, hoe hier
een opgekropt gemoed sprak, namens hou
derden anderen, die tot nu toe geheel buiten
de arbeidersbeweging stonden.
Neen, de werkgeveis iu het graanbedrijf
te Rotterdam hebben zich van dat deel
hunner verantwoordelijkheid niet gek weten.
Hadden ze dat wél gedaan; hadden ze
mondeling, collectief overleg gepleegd, eu
de misplaatste hooghartigheid, die huu toch
misstaat, en vooral in de tegenwoordige
omstandigheden een gevaar wordt, aan kant
gezet bijna zeker had, bij schikking in
uu eenmaal onvermijdelijke omstandigtieden
eener- en bij wat fiuaiicieele opoffering
anderzijds, deze noodlottige staking
vporkotueu kunnen worden,
P.
iiiiiiiiitiitiiiiHitiMiiiiiuiimuniMiHiiiiiiiHiiiiiinmiHiMimmtii»
iek in fle Hotfdstafl.
Op het laatste abonnementsconcert in het
Concertgebouw werd ons de kennismaking
verschaft met een aantal couipositiën van
Utrechrsche toondichters.
Mej uilrouw Gat hari na van Rennes dirigeerde
er haar vrouwenkoren met piano, op. 24 en
haar cantate de Zjven Zonnestralen" niet
orchest op 50 ; de heer Joh. Wagenaar zijn
Levenszomer" op. 2 L, een ou /erture Cyrano
de Bergerac", op. 2 5, eenige fragmenten uit
de Doge van Venetië" op. 20, voor orchesl;
zijn fantasie over een oud Nederl. Volkslied
op. 19, voor tnannenkojr en orchest, en Hans
und Grelhe", een fuglietta voor vrouwen
koor en strijkorchest op een versje van
Bierbauin ; benevens eenige orchestfragmenten
uit das kalte Herz" van P. G. van Anrooy.
Voorzeker een belangrijk programma, waar
van men alleen zou kunnen zeggen dat het
te lang was.
De koortjes van mej. v. Rennes op. 24, zijn
bekend ; zij hebben reeds lang hun weg ge
maakt en boeien al door hun eenvoud
van vinding en onopgesmuktheid van bewer
king. Zij behaalden een zóó groot succes, dat
het laatste herhaald moest, worden. De Zeven
Zonnestralen" kende ik niet. Het komt mij
voor dat men dat werkje vooral als absolute
muziek moet beschouwen; in. a. w. dat men
de muziek van den tekst moet losmaken,
om haar goed te kunnen waardeeren. Noch in
den aanleg van het stuk, noch in de uitdruk
kingswijze rermocht ik eigenschappen te ont
dekken van groote dichterlijke waarde. De mu
ziek bezit dat vloeiende hetwelk mej. v. Rjnnes
in al haar werken eigen ii. B j deze compo
niste komen de gedachten gemakkelijk voor
den dag; liet Grübeln' is haar vreemd, de
inspiratie vloeit steeds door en steeds is het
gedistingueerd, hetgeen zij te vertellen heeft.
Het is mogelijk dat haar vinding de eeue
maal belangrijker ia dan een andermaal; b.v.
hier komen enkele stukken voor die den
indruk maken van ietwat monotoon te zijn;
doch dat mag men voor een goed deel aan
den tekst toeschrijven. Zeker is hetdatmpj.
van Rennes de gave der melodie bezit en
dat haar werk daardoor steeds een miuikalen
indruk maakt, niet het minst op de uitvoe
renden zei ven. De dames, die dan ook deel
uitmaakten van het vrouwenkoor, zongen
met groote liefde en toewij liüg en voelden y.ich
daarvoor rijkelijk beloond door het succes
dat aan de componiste ten deel viel. sogzij
vermei l dat de orchestratie van v. Anrooy
de han i verraadt van den ervaren
orchestkenner.
Onder de vijf werken van Wagenaar ver
dient ongetwijfeld de ouverture Cyrano de
Bergerac ' hel eerst genoemd te worden.
Het is het beste en rijpste wat ik van
dezen kunstenaar ken. De motieven zijn flink
en interessant en de instrumentatie is kleur
rijk. Mede tengevolge van het schoone mid
dengedeelte is er ook rhythmische afwisseling
in het werk. Het is een gespierd opus, dat
overal met sympathie begroet zal worden en
waarmede ik den componist van harte geluk
wensch.
Levenszomer" kwam mij, ondanks den
muzikalen inbond, Ihans voor ietwat bleek van
tint te zijn. De behandeling van bet orchesl
staal daarin nog niel op de hoogte van
Cyrano. Moge de orchestklank nn al niel zoo
mooi zijn, het is toch een werk van edele
gedachten.
De orchestfragmenten uit de Doge van
Venetië" doen natuurlijk hier niet dat wat zij
in verband met het geheel beoogen. Ik heb
indertijd uitvoerig over de Doge" geschreven;
laat ik dus volstaan met de vermelding dat
ik met genoegen deze fragmenten weer ge
hoord en in mijn geheugen teruggebracht heb.
Ook de Fantasie over een oud-Nederlandsch
Volkslied, met zijn Meistersinger-achtigen
aanhef en inooien koorklank ik heb hier
vooral op het oog de vierde strophe met
hoboëis ons bekend van het
driedaageche muziekfeest. De wakkere zangers van de
Liedertafel Apollo" hielpen ook thans het
werk tot een groot succes.
In de Eughetta voor vrouwenkoor ware een
wel leuk, maar toch meer voornaam thema
mij liever geweest.
De fragmenten uit Van Anrooy's das kalte
Herz" zijn uitgevoerd op het vooilaatste
Toonkunstmuziekfeesl Ie Utrecht. Toen heb
ik daarover reeds gerefereeid. Ik werd thans
in mijn gunstige meening over het werk ge
sterkt.
Tengevolge van de afwezigheid des heeren
Mengelberg, voerde de heer Wagenaar den
dirigeerstaf by Van Anrooy's en zijn eigen
werken, HU' deed dit met tact evenals mej.
v. Rennes, die hare vrouwenkoren zelf leidde.
De Toonkunst kamermuziek-avonden zijn
weer begonnen. De eerste bood one een zeer
belangwekkend programma. Het tweede
strijkquartet van den Ru3sischen componist
Borodme in D en de Sonate voor viool alleen
van Max Reger waren nieuw; het bekende
quintet voor piano en slrijkinstrumenten van
Cesar Franck was reeds meermalen hier uit
gevoerd.
Het quartet van Borodine is een mooi,
dankbaar werk. Het veitoont niets van slaj
visch karakter; men vindt er geen onpeil
bare diepten te nieten; het is een efl'en en
ongeriaipeld voorby vlietend molodiena
werkje, zeer anspruchslos" zouden de Duit'
schers zeggen. Het werd practitig gespeeld;
zoo gracieus, en tenger als het moet; daarom
maakte het ook een zeer bevalligen indruk.
L)e naam Max Reger was hier vrywtl on
bekend. Toch geniet deze nog jeugdige com
ponist ia Duitschland een tamelyk groote ver
maardheid. Er worden daar Rt-ger-Abendt>"
georganiseerd en het publiek is dan gewoonlijk
vol sympathie voor den componist.
Reger is in 1873 geboren in den Beierschen
Opper Palts bij Weiden. Zyn opleiding genoot
hij van zijn ouders, dio beiden zeer muzikaal
zijn en later van den bekenden theoretiker
en mu/Jekgeleeide dr. Hugo Riemann.
Reger's cornpositiën &ÜB gedeeltelijk zeer
gecompliceerd en overladen met
contrapuntische spitsvondigheden, die het begrip er
voor niet vergemakkelijken. Andere zijner
werken zjjn weer zóó gewoon en simpel van
vinding, dat men zich afvraagt of de com
ponist niet te veel schrijft of uitgeeft. Than^
is hij reeds aan opus 8",
Zijn voon aarnste werken zijn voor orgel
geschreven. Zelf goed organi'ft en gevorm l
in de school van Bach, is het natuurlijk dat
hij zich by voorkeur van dat instrnment
bedient om zijne gedachten wereldkundig
te maken.
Een groot aantal liederen is mede van hem
verschenen. DaaionIer zijn er enkele die de
meening doen ontstaan, dat Reger een per
soonlijkheid is; de meeste echter zijn van
soliede, deugdelijke factuur, zonder buiten
gewone eigenschap jen.
In de sonate heeft men geineend veel Bach
te -moeten hooren Of d« nu wel juist is ?
Zeker is het dal Bach veel geschreven heeft
voor viool alleen (zonder begeleiding dus)
en dat hy als zoodanig, vrijwel een eenig
standpunt inneemt onder de oudere viool
componisten. Zeker ook is het dat Bach het
polyphone spel sterk heeft gecultiveerd. Zyn
Ciaccona en zij n sonates staan ddar'als model
len van dat muziekgenre.
Maar is het nu niet hoogst natuurlijk dat
Reger ook gebruik maakt van polyphone
zettingen en zou juist dit gemeenschappelijk
gebruik geen oorzaak zijn dat uien in Reger's
sonate zooveel Bach ziet ?
Wat juist het eigendornmelijke van Bach's
stijl uitmaakt, heb ik in Reger's werk niet
kunnen vinden, hoewel het mij in hooge
mate bekoord heeft. Er zit een mooie melo
dische lijn in, die slechts af en toe een
weinig overhelt naar het sentinwnteele. In
ieder geval vind ik deze sonate (én uiteen
viertal gezusteren) het vloeiendste en mooiste
werk d^t mij van Reger bekend is.
Het was zeer goed gezien van den heer
Flesch deie sonate tot uitvoering Ie kie
zen. Van een componist die in Duitsch
land zoo gevierd is, dienen wij hier loch
ook iels te kennen. Déwijze waarop de heer
Flesch de sonate gespeeld heeft, staat boven
critiek ; dat was eenvoudig meesterlijk; dat
had de componist moeten hooren l
Men zal goed d jen, op Riger de aandacht
gevestigd te houden ; ik geloof echter niet
dat hij hier spoedig vasten voet zal krijgen.
Het f-mol quintet van César Frauck is
toch een heerlijk opus.
Hier vereenigen zich diepte van inhoud
met meesterschap van bewerking; gratie in
de vinding der motieven met
klankschoonhe'.d in de schakeering der instrumenten.
Waarlijk Franck wordt als componist van
kamermuziek nog te weinig gewaardeerd,
vooral bij djn landgenoolen. Maar hel zal
wel komen !
Hst werk werd ^oortreffely'k gespeeld
Met een enkel woord wil ik even
meuioreeren de eerste uitvoering van da
WagnerVfreeniging, waarvoor Tristau und Isolde"
jrek ozen wa«.
Omdat men voor de beide titelrollen geene
krachten had, die ten volle voor hun taak
berekend waren, viel ditmaal, nog meer dan
vroeger, het leeuweuaandeel van liet succes
toe aan het orchegt.
Onder de magistrale leiding van Viotta
heeft dit den geheelen avond prachtig ge
speeld en een onverdeeld genot opgeleverd.
In het volgend nummer koin ik op deze
uitvoering terug.
AXT. AYERKAMP.
HEKMAX ROBBERS, Van Stilte en Stemmhig,
een bundel studies. Amsterdam, Jac.
G Robbers.
De beste van deze zeven studies vind ik:
Verjaardag, Vacantie en IJs in de Gracht.
Onder de r.e als de beste vooropgestelde noem
ik niet Kamerstemmivg, omdat ik dit ondanks
de daarin voorkomende superieure en wellicht
als de schoonste van het gehe°le bock aan
te merken bladzijden niet geslaagd acht. Ik
acht het niet geslaagd, omdat het geen ge
heel is, omdat ik het in twee deelen splitsen
kan, die slechts een uiterlijk en door de laatste
drie bladzijden niet wezen'y'k geworden ver
band hebben. De atmosfeer van de eerste
veertien blacUy'don is een geheel andere dan
die van de daarop volgende pagina's: die
van het voorafgaande is er een vanslémmina,
die van het volgende is er een van fictie.
Deze opeenvolging is alleen mogelijk wan
neer anders dan hier het geval is de