De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1905 12 november pagina 2

12 november 1905 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

l DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD V O O R N E D E R L A N D. No. 1481 Toenadering tot Duitschland. Het Voorloopig Verslag van de Com missie van Rapporteurs der Tweede Kamer betreffende Hoofdstuk III der Staatsbegrooting (Biiitenlandsche Zaken) wekt blijkens de artikelen in de dag bladen dit jaar meer dan gewone belangstelling. Niet, omdat wederom werd ar n jedrongen op een hoogst noodige uitbreiding . van het' korps consulaire ambtenaren met bekwame, ook over diplomatieke talenten beschikkende, personen even tueel met gelijktijdige inkrimping van het aantal onzer diplomatieke vertegen woordigers. Ook niet, omdat enkele leden nog wenschten te vernemen wat er in zake h,et ontslag vaji Minister Melvill van Lynden is voorgevallen. Maar het genoemde Verslag eischt die belangstelling, omdat daarin ter sprake is gebracht hetgeen onder de voorgaande Regeering is voorgevallen en zou zijn voorgevallen met betrekking tot onze verhouding tot onzen oostelijken nabuur tot Duitschlan'd. Is voorgevallen. 1 Tijdens de moeilijkheden, die aan gaande Marokko waren gerezen tusschen Frankrijk en Duitschland werd de be hartiging van de Nederlandsche belangen aldaar opgedragen aan den, in dat geschil een hoofdrol spelenden graaf von Tattenbach, Duitschland's vertegenwoordiger in Marokko. Reeds die daad getuigde van weinig politiek doorzicht; gelet op de omstandigheden kan niet ter vergoelijking . dienen, dat het gedurende de laatste "jaren steeds de Duitsche zaakgelastigde js geweest, die belast werd met de be hartiging onzer belangen. Duitschland ?zou misschien de eerste zijn geweest om te billijken, dat wij ten einde een "zoo neutraal mogelijk standpunt te kun nen innemen op dat oogenblik de waarneming hadden opgedragen aan een ';ander. . ? Maar er is meer geschied. Van den 'terugkeer uit Nederlandsch-Indiëvan ".drie onzer grootste oorlogschepen is ge bruik gemaakt om in virsehillende havens onze vb)g te vertoonen. Dit is zeer juist gehandeld; maar, gelet op het gerezen geschil tusschen de twee mogendheden en gelet op de omstandigheid, dat Duitsch land's vertegenwoordiger ook is onze vertegenwoordiger, had men speciaal de 'Marokkaansche havens van liet- bezoek moeten uitsluiten. Dat is niet geschied, en daarmede neeft de voorgaande'Regee ring" eene verregaande onhandigheid be gaan; ..tenzij men zich in het geschilbe'glist p-irtjj _wilde stellen. . Het dpai qns oprecht genoegen, dat blijkbaar van verschillende zijden in onze Volksvertegenwoordiging de ernst van Set geval wordt ingezien. In het Voor loopig Verslag lezen wij: 14. Nederlandfiche oorlogschepen in Marokko. Het had zeer 1) de aandacht getrokken, dat tijdens de diplomatieke .moeilijkheden over Marokko tusschen Duitschland en Frankrijk, drie van onze oorlogsschepen, die uit Indiëterugkeer den, een van de havens in Marokko hebben aangedaan. Gevraagd werd of dit bezoeken van Marokko, waar wij geen eigen vertegenwoordiger hebben, maar onze belangen door Duitschlands verte genwoordiger doen waarnemen, is ge schied op last van de Regeering. Zoo ja, dan scheen het zeer onvoorzichtig, 'dat deze last is gegeven, omdat het den indruk moest maken en in het buitenland inderdaad ook heeft gemaakt, 1) alsof wij ons daarmede schaarden aan de zijde van Duitschland en de politiek van dit land Venschten te steunen; eene opvatting, die nog moet zijn in de hand gewerkt door de omstandigheid, dat Duitschlands vertezenwoordiger in ambtsgewaad aan boord van onze schepen een bezoek is komen afleggen. Zoo neen, dan meende men. dat do Regeering tijdig ha re maat regelen had moeten treffen om den com mandant van hut eskader te verwittigen, dat hij de bestaande spanning geen haven in Marokko behoorde te worden aange daan." Wordt door een ieder die ernst beseft ? . Het is gebruikelijk, dat de verschil lende dagbladen aan hunne lezers een kort -resumégeven van den inhoud der voorloopige verslagen: de minst belang rijke opmerkingen worden weggelaten, de meer belangrijke worden min of meer yerkort weergegeven. Maar wnt doet nu De Standaard? Waar het de aangehaalde paragraaf betroft, wordt deze door de redactie om gewerkt; en zoo doende geeft het blad in zijn nummer van 25 October j.l. aan zijne lezers te lezen: Oorlogschepen voor Marokko. Sommisre leden vroegen, of de Java-divisie op last der Regeering bij haar terugtocht naar patria voor Tanger het anker had laten vallen. Hun scheen dat zeer on voorzich tig, omdat dit den indruk moest geven, dat wij ons bij Duitschland aansloten in de Marokkaansche quaestie! 2) Blijkbaar ziet dus De Standaard-redac tie den ernst van het geval niet in; want anders zou er plaats zijn voor de veronderstelling, dat zij met opzet van deze daad van de met haar bevriende voorgaande Regeering eene ietwat luch tige voorstelling geeft. Wij hopen en verwachten, dat, bij het mondeling debat in de Kamer, op scherpe wijze het onhandige van deze daad der Regeering, waarvan dr. A. Kuyper het alvermogend hoofd was, in het helderste licht zal worden gesteld. Zou zijn voorgevallen. Het is verklaarbaar, dat sommige kleine zielen, beangst geworden door hetgeen in de laatste jaren in Europa en elders viel waar te nemen, hebben uitgeroepen : laat ons, kleine natie zijnde, steun zouken bij eeue grootere." Het is een soort politiek, die wij uit on/.e schooljaren reeds kennen : pas op, hoor, of ik haal m'n grooteren broer, je weet wel, dien groote met z'n klompen an !" Maar, als die grootere broer dan eens niet wilde meehelpen ____ Tot ons leedwezen hebben wij ook menschen, die men tot de meer ont wikkelde^ moet rekenen, gesproken, die meenden dat het volgen van eene der gelijke politiek voor ons gowenscht was vergetende dat zij moeten hebben ge hoord van de spreekwijze: dat het met groote heeren kwaad kersen eten is. Keeren wij terug tot ons onderwerp. Bij herhaling doken geruchten op, dat door de voorgaande Regeering eene nadere aansluiting bij Duitschland werd gezocht. Al hiervoor beangst, vroegen zich voorts velen angstig af, of dr. A. Kuyper wel de meest geschikte man was om die moeilijke besprekingen met de slimme en kundige buiteulandsche diplo maten te voeren. Het werd er niet beter op, toen dr. Kuyper bij gelegenheid van de interpellatie- Van Kol in zake het ontslag van Minister Van Lynden, ver klaarde, dat hij zich het recht niet liet ontnemen om met intressaute personen, die hij in het buitenland ontmoette, van gedachten te wisselen. (Terloops zij op gemerkt, dat hij door die verklaring een gevoeligen slag toebracht aan de theorie, verkondigd bij gelegenheid van het ont slag-Lindeman, dat een ambtenaar bteeds in de eerste plaats is en blijft: de amb tenaar. Of is een Minister geen amb tenaar?) Van die geruchten aangaande gehouden voorbesprekingen om tot het genoemde doel te geraken wordt in het Voorloopig Verslag ook melding gemaakt. Sommige leden achtten het van groot belang, dat over deze zaak het noodige licht worde verspreid en meenden dat het op den weg ligt van dit Kabinet om mede te deelen, of daze voorbesprekingen hebben plaats gehad en zoo ja, of zij tot eenig resultaat hebben geleid. Huns inziens is het in het welbegrepen b3lang van ons land, dat men inhetbuitenland daaromtrent niet in het onzekere blijve verkoercn, opdat men later ons niet op eenigerlei wijze aan Duitschland gebonden wan e on bij het bepalen van zijne houding tegenover ons daarmede rekene." 3) Inderdaad is zulks van zeer groot be lang voor ons land. Wij hopen dan ook op de meest volledige en de me«dt af doende verklaringen, zoowel bij het schrif telijk, als later bij het mondeling debat. Wij hopen dat het niet gelukken zal om dat mondeling debat te brengen op nevenpunten: het ontslag van minister M. v. Lynden, de uitzetting van de heeren Van Aalten en Nieuwenhuis, het inter view van minister De Meester, enz. ; maar dat dat debat zich geheel zal concentreeren op HET hoofdpunt: de internationale stelling van ons kind. En laat men dan toch beseffen, dat daarbij in geen enkel opzicht voorzit, ook maar eenigerlei mindur vriendschap pelijke bedoeling ten opzichte van Duitschland, Belgiëof welk land ook. Alleen willen wij blijven, die wij zijn. Dan eischt ons belang de krachtige consequente voortzetting al is de uitvoering lang niet gemakkelijk van de vroeger steeds gevolgde gedragslijn : door het volgen van de meest mogelijk vrijzinnige politiek, vooral ook op handelagebied. dezelfde te zijn voor alle mogendheden, voor alle volkeren. __ _ G. 1) Wij cnrsiveeren. 2) /etter ! Vergeet, s. v. p., dit door de Standaard redactie geplaatste, kenmerkende mtrocpingsteeken niet. 3) In een noot voegt de (door toevallige omstandigheden en ni-it door absenteïsme van liberale Kamerleden), geheel uit leden van de Rechterzijde samengestelde Commis sie van Rapporteurs hieraan iets toe, aan gaande een interview van onzen '.egenwoordigen Minister- President" over eene toena dering tusschen Nederland en België. Daar gelaten de vergissing van de heeren (Heems kerk, v. .Nispen, v. Bylandt, v. Alphen en v. Idsinga) dat wij tegenwoordig gee n MinisterPresident hebben, wel een Minister van Financiën, tijdelijk voor/.itter van den Minis terraad" keuren wij het, evenals indertijd in dr. Kuyper, in dezen en in de andere werkelijke en zoogenaamde Staatslieden af, dat zij zich hebben laten interviewen. Scciafó «tllllMIIIHMIItllHltllllllllllimitllllllllllMIIIIIIIIIIIIIHimilllMIMMIHIIIIt Aanwiendesclmld? (Naar aanleiding van de werkstaking te Rotterdam). Wanneer de arbeiders in een belangrijke tak van bedrijf den arbeid neerleggen, en er een ernstige stagnatie ontstaat, waar onder door veel mér dan de direct-betrokkenen ernstige schade wordt geleden, dan wordt door menigeen met niet geringen ernst gesproken over de gr'oote verantwoor delijkheid die de ondernemers toch ook hebben voor hun bedrijf, en die hen meer malen verhindert aan eischen van werk lieden, ook al zijn deze op zichzelf niet altijd onbillijk te noemen, toe te geven. Inderdaad, die verantwoordelijkheid be staat. En vooral in onzen tegen woordigen tijd, nu wij, bij het al opgewekter wordende vereenigingsleven der arbeiders, elk oogen blik staan voor verrassingen, voor stakingen, voor uitsluitingen, voor conflicten van grooteren of kleineren aard, nu meer dan ooit dient elke werkgever zich van zijne ver antwoordelijkheid bewust te zijn, naar twee zijden. Indien hij meent, na ernstig beraad, aan bepaalde eischen van werklieden niet te kunnen toegeven, en dan nog liever een werkstaking af te wachten, met het oog op den stand van het bedrijf, dat is daaraan-toe. Het laat zich denken, dat zulks vau des oudernemers standpunt, inderdaad voorvalt. ? Maar aan de andere zijde moet zich de werkgever ook in dat opzicht van zijn taak en zijne verantwoordelijkheid bewust zijn, dat hij niets onbeproefd late, om een drei gend conflict te bezweren, door te trachten, langs den weg vau overleg eeue staking te voorkomen. Niet, natuurlijk, door altijd dadelijk toe -te geven wat geëischt wordt, maar door het feit van het overleg zélf, in de eerste, en dojr zooveel het kan toe te geven in de tweede plaats; Zooveel als het kun, redelijk gesproken, natuurlijk! Want een werkgever, of beter gezegd: een groep van werkgevers in een of ander bedrijf, moet toch wtl bedenken, dat hun verantwoordelijkheid verder strekt, dan hun eigen financieel belang! Dat er honderden, ja misschien wel duizenden, bij betrokken zijn, of er dadelijk bij betrokken zullen worden! En dat het belang, ht>t dadelijke en geheele materieele levensbelang vau die honderden of duizenden, hooger staat dan de neiging om allén baas" te zijn; dan hoogmoedige afkeer, om zich met dat arboidersvolk" in te laten, dan persoonlijke overwegingen van welken aard ook... Zijn de werkgevers in het graanbedrijf te Rotterdam, wier werklieden thans die arbeid hebben neergelegd, zoodat de voor naamste branche van transito-verkeer, die van het graan, thans ernstig stagneert; zijn deze werkgevers zich inderdaad van dit deel hunner verantwoordelijkheid, van dezen moreebn plicht, bewust geweest, en hebben ze er naar geh indeld ? Helaas ook thans weer evenals reeds zoo dikwijls is gedaan, moeten zij in ge breke worden gesteld! Voor elkeen, die niet met de speciale verhoudingen hier ter stede in het haven bedrijf op de hoogte is, moet de eisch: weg met de elevators, weg met de machines, wel absurd, middeleeuwsch, conservatief lijken; maar men verplaatst zich toch in den toestand der 'werklieden, die den strijd begonnen: de graan wegers! Zij zullen, indien de michiues in grooter aantal wor den ingevoerd, qeheel hun goed bestaan verliezen; zullen eenvoudig broodeloos wor den gemaakt, en genoodzaakt zijn, op de 'toch reeds overvoerde arbeidsmarkt Van ruwe werkkrachten, een veel meer wissel vallig, veel meer oriaeker, veel slechter be staan te zoeken! Wat helpt het deze menseheu, of men al zegt, dat verzet tegen de machines dwaasheid is? Een drenkeling grijpt naar alles, wat hij meent dat hem van den dood kan redden. Ik laat de vraag, of inderdaad de graanelevators voor de Konkurrenzfahigkeit'' onzer haven noodig zijn gebleken, in het midden. Daarover zou heel wat te zeggen zijn. Zonderling schijnt het, de invoering uit dat oogpunt te' hooren bepleite», opeen oogenblik, dat de graanverscheping te Rot terdam een buitengewonen vooruitgang in de laatste jaren kan aanwijzen, en juist door haar 'snelle lossing aan de concurrenten ruimschoots het hoofd heeft kunnen bieden. Onbesproken laa.t ik ook, waaraan het *is toe te sahrjjven, dat er zelfs vele onder nemers zijn, die de noodzakelijkheid dezer machines niet inzien, en het verzet 't welk zich heeft geopenbaard van de zijde der Duitsche graanhandelaren. Mijn doel was slechts, de aandacht er op te vestigen, dat de ondernemers ireder vol komen willekeurig hebben nagelaten, om niet de werklieden in overleg te treden, op welke wijze dezen, wier geheele bestaan hier het toch geldt, voor al te ernstig nadeel behoed zouden worden. Toen in April van dit jaar de Noolkreet" verscheen, hebben zoowel minister Kuyper als burgemeester 's Jacob naar die stem geluisterd, en werd door de aanstelling der haven-controleurs het bewijs gegeven, dat men althans een ernstige poging wilde doen, om die misstanden, voorzoover de overheid dat kon, te bestrijden. Toen in Juli daarop volgende de Alg. Havenarbeiders-Yereeniging een poging deed om tot een collectieve bssproking mat do patroons te komen, over een in te voe ren loonlijst, die in concept, volkomen gedetailleerd, werd overgelegd, stuitte dit af op de onverschilligheid der werkgevers, op goede uitzonderingen na, die in meer derheid yelfs de zaak nit t belangrijk genofg achtten om er eens voor bij elkaar te komen. Toon spoedig daarna een com itéuit de betrokken veieenigingen zich vormde om met de Directie dor Klevator-maatsehappij en de betrokken werkgevers in overleg te treden over de arbeidsvoorwaarden, en daartoe het verzoek werd gericht, luidde dit kortweg ... afwijzend ! ... En nu een drietal weken geleden de ergst bedreigden, de wegers, zich tot de ?graanfactors richtten, nogmaals om te spreken over den eisch van een bepaald aantal menschen bij de elevators, uu was weer het antwoord... pardon, er is in 't geheel geen antwoord gekomen ! Dat, n.l. die botte, hooghartige houding der werkgevers, die de werklieden behan delen als iets totaal passiefs in het bedrijf, om wier belangen men zich nu eenmaal niet kan bekommeren, wier ernstigste be langen maar aan die van het bedrijf', d.w.z. aan de onderneming der ondernemers moeten worden opgeofferd, dat is de oorzaak ge weest ook al weer van deze staking! De Maasbode schreef Maandag 18 Oct. o.a.: Wij achten het noo lig. dat de ver schillende arbeiders-organisaties in over leg treden met de werkgevers, om te samen middelen te beramen, welke kun nen leMen tot eene vredelievende oplos sing der moeilijkheid ; om te voorkomen, dat de invoering der elevators de werk loosheid, in het algemeen genomen, ver meerdert, om in 't bijzonder te zorgen, dat de betrokken werklieden zoo inin mogelijk schade van dezen maatregel ondervinden." En j.l. Maandagavond, toeu de staking reeds was uitgebroken, schreef de N. H. Crt.: OpZaterdag4November werd heiwerk gestaakt, onder bekendmaking dat hun tchrijven aan de werkgevers onbeant woord was gebleven. Wij zouden willen vragen: kan deze mededeeliug geheel juist zijn? Formeel misBcmen, indien men onder antwoord alleen den schriftelijken vorm verstaat. Maar indien wy de verschillende wegerscorporatiën in gedachte nemen, en met nauie denken aan de op coöperatieven grondslag werkende vereeniging onder patronaat van het comitévan graanhan delaren, dan valt het ons toch zeer moeilyk aan te nemen, dat tusschen patroons, tevens werkgevers, en wegers, geen gedachtenwisseling zou hebben plaats gevonden. Uit stilzwijgen zou ons toeschijnen geheel en al in strijd te zijn met de vroeger bestaande, bijna pairiarchale gewoonten en ons bitter teleur stellen. Wij zouden verder gaan en «en deel der verantwoordelijk hei i Tour de staking willen neerleggen bij hen, die niet spraken toen het tijd was." Juist! Luister wat de voorzitter der veroeniguig van wegers zeide op de eerste opeiioaie vergadering, die gehouden werd na de staking: de patroons hebben ons behandeld als houden". Die uitdrukking rnogo te sterk zijn, het bewijst, hoe hier een opgekropt gemoed sprak, namens hou derden anderen, die tot nu toe geheel buiten de arbeidersbeweging stonden. Neen, de werkgeveis iu het graanbedrijf te Rotterdam hebben zich van dat deel hunner verantwoordelijkheid niet gek weten. Hadden ze dat wél gedaan; hadden ze mondeling, collectief overleg gepleegd, eu de misplaatste hooghartigheid, die huu toch misstaat, en vooral in de tegenwoordige omstandigheden een gevaar wordt, aan kant gezet bijna zeker had, bij schikking in uu eenmaal onvermijdelijke omstandigtieden eener- en bij wat fiuaiicieele opoffering anderzijds, deze noodlottige staking vporkotueu kunnen worden, P. iiiiiiiiitiitiiiiHitiMiiiiiuiimuniMiHiiiiiiiHiiiiiinmiHiMimmtii» iek in fle Hotfdstafl. Op het laatste abonnementsconcert in het Concertgebouw werd ons de kennismaking verschaft met een aantal couipositiën van Utrechrsche toondichters. Mej uilrouw Gat hari na van Rennes dirigeerde er haar vrouwenkoren met piano, op. 24 en haar cantate de Zjven Zonnestralen" niet orchest op 50 ; de heer Joh. Wagenaar zijn Levenszomer" op. 2 L, een ou /erture Cyrano de Bergerac", op. 2 5, eenige fragmenten uit de Doge van Venetië" op. 20, voor orchesl; zijn fantasie over een oud Nederl. Volkslied op. 19, voor tnannenkojr en orchest, en Hans und Grelhe", een fuglietta voor vrouwen koor en strijkorchest op een versje van Bierbauin ; benevens eenige orchestfragmenten uit das kalte Herz" van P. G. van Anrooy. Voorzeker een belangrijk programma, waar van men alleen zou kunnen zeggen dat het te lang was. De koortjes van mej. v. Rennes op. 24, zijn bekend ; zij hebben reeds lang hun weg ge maakt en boeien al door hun eenvoud van vinding en onopgesmuktheid van bewer king. Zij behaalden een zóó groot succes, dat het laatste herhaald moest, worden. De Zeven Zonnestralen" kende ik niet. Het komt mij voor dat men dat werkje vooral als absolute muziek moet beschouwen; in. a. w. dat men de muziek van den tekst moet losmaken, om haar goed te kunnen waardeeren. Noch in den aanleg van het stuk, noch in de uitdruk kingswijze rermocht ik eigenschappen te ont dekken van groote dichterlijke waarde. De mu ziek bezit dat vloeiende hetwelk mej. v. Rjnnes in al haar werken eigen ii. B j deze compo niste komen de gedachten gemakkelijk voor den dag; liet Grübeln' is haar vreemd, de inspiratie vloeit steeds door en steeds is het gedistingueerd, hetgeen zij te vertellen heeft. Het is mogelijk dat haar vinding de eeue maal belangrijker ia dan een andermaal; b.v. hier komen enkele stukken voor die den indruk maken van ietwat monotoon te zijn; doch dat mag men voor een goed deel aan den tekst toeschrijven. Zeker is hetdatmpj. van Rennes de gave der melodie bezit en dat haar werk daardoor steeds een miuikalen indruk maakt, niet het minst op de uitvoe renden zei ven. De dames, die dan ook deel uitmaakten van het vrouwenkoor, zongen met groote liefde en toewij liüg en voelden y.ich daarvoor rijkelijk beloond door het succes dat aan de componiste ten deel viel. sogzij vermei l dat de orchestratie van v. Anrooy de han i verraadt van den ervaren orchestkenner. Onder de vijf werken van Wagenaar ver dient ongetwijfeld de ouverture Cyrano de Bergerac ' hel eerst genoemd te worden. Het is het beste en rijpste wat ik van dezen kunstenaar ken. De motieven zijn flink en interessant en de instrumentatie is kleur rijk. Mede tengevolge van het schoone mid dengedeelte is er ook rhythmische afwisseling in het werk. Het is een gespierd opus, dat overal met sympathie begroet zal worden en waarmede ik den componist van harte geluk wensch. Levenszomer" kwam mij, ondanks den muzikalen inbond, Ihans voor ietwat bleek van tint te zijn. De behandeling van bet orchesl staal daarin nog niel op de hoogte van Cyrano. Moge de orchestklank nn al niel zoo mooi zijn, het is toch een werk van edele gedachten. De orchestfragmenten uit de Doge van Venetië" doen natuurlijk hier niet dat wat zij in verband met het geheel beoogen. Ik heb indertijd uitvoerig over de Doge" geschreven; laat ik dus volstaan met de vermelding dat ik met genoegen deze fragmenten weer ge hoord en in mijn geheugen teruggebracht heb. Ook de Fantasie over een oud-Nederlandsch Volkslied, met zijn Meistersinger-achtigen aanhef en inooien koorklank ik heb hier vooral op het oog de vierde strophe met hoboëis ons bekend van het driedaageche muziekfeest. De wakkere zangers van de Liedertafel Apollo" hielpen ook thans het werk tot een groot succes. In de Eughetta voor vrouwenkoor ware een wel leuk, maar toch meer voornaam thema mij liever geweest. De fragmenten uit Van Anrooy's das kalte Herz" zijn uitgevoerd op het vooilaatste Toonkunstmuziekfeesl Ie Utrecht. Toen heb ik daarover reeds gerefereeid. Ik werd thans in mijn gunstige meening over het werk ge sterkt. Tengevolge van de afwezigheid des heeren Mengelberg, voerde de heer Wagenaar den dirigeerstaf by Van Anrooy's en zijn eigen werken, HU' deed dit met tact evenals mej. v. Rennes, die hare vrouwenkoren zelf leidde. De Toonkunst kamermuziek-avonden zijn weer begonnen. De eerste bood one een zeer belangwekkend programma. Het tweede strijkquartet van den Ru3sischen componist Borodme in D en de Sonate voor viool alleen van Max Reger waren nieuw; het bekende quintet voor piano en slrijkinstrumenten van Cesar Franck was reeds meermalen hier uit gevoerd. Het quartet van Borodine is een mooi, dankbaar werk. Het veitoont niets van slaj visch karakter; men vindt er geen onpeil bare diepten te nieten; het is een efl'en en ongeriaipeld voorby vlietend molodiena werkje, zeer anspruchslos" zouden de Duit' schers zeggen. Het werd practitig gespeeld; zoo gracieus, en tenger als het moet; daarom maakte het ook een zeer bevalligen indruk. L)e naam Max Reger was hier vrywtl on bekend. Toch geniet deze nog jeugdige com ponist ia Duitschland een tamelyk groote ver maardheid. Er worden daar Rt-ger-Abendt>" georganiseerd en het publiek is dan gewoonlijk vol sympathie voor den componist. Reger is in 1873 geboren in den Beierschen Opper Palts bij Weiden. Zyn opleiding genoot hij van zijn ouders, dio beiden zeer muzikaal zijn en later van den bekenden theoretiker en mu/Jekgeleeide dr. Hugo Riemann. Reger's cornpositiën &ÜB gedeeltelijk zeer gecompliceerd en overladen met contrapuntische spitsvondigheden, die het begrip er voor niet vergemakkelijken. Andere zijner werken zjjn weer zóó gewoon en simpel van vinding, dat men zich afvraagt of de com ponist niet te veel schrijft of uitgeeft. Than^ is hij reeds aan opus 8", Zijn voon aarnste werken zijn voor orgel geschreven. Zelf goed organi'ft en gevorm l in de school van Bach, is het natuurlijk dat hij zich by voorkeur van dat instrnment bedient om zijne gedachten wereldkundig te maken. Een groot aantal liederen is mede van hem verschenen. DaaionIer zijn er enkele die de meening doen ontstaan, dat Reger een per soonlijkheid is; de meeste echter zijn van soliede, deugdelijke factuur, zonder buiten gewone eigenschap jen. In de sonate heeft men geineend veel Bach te -moeten hooren Of d« nu wel juist is ? Zeker is het dal Bach veel geschreven heeft voor viool alleen (zonder begeleiding dus) en dat hy als zoodanig, vrijwel een eenig standpunt inneemt onder de oudere viool componisten. Zeker ook is het dat Bach het polyphone spel sterk heeft gecultiveerd. Zyn Ciaccona en zij n sonates staan ddar'als model len van dat muziekgenre. Maar is het nu niet hoogst natuurlijk dat Reger ook gebruik maakt van polyphone zettingen en zou juist dit gemeenschappelijk gebruik geen oorzaak zijn dat uien in Reger's sonate zooveel Bach ziet ? Wat juist het eigendornmelijke van Bach's stijl uitmaakt, heb ik in Reger's werk niet kunnen vinden, hoewel het mij in hooge mate bekoord heeft. Er zit een mooie melo dische lijn in, die slechts af en toe een weinig overhelt naar het sentinwnteele. In ieder geval vind ik deze sonate (én uiteen viertal gezusteren) het vloeiendste en mooiste werk d^t mij van Reger bekend is. Het was zeer goed gezien van den heer Flesch deie sonate tot uitvoering Ie kie zen. Van een componist die in Duitsch land zoo gevierd is, dienen wij hier loch ook iels te kennen. Déwijze waarop de heer Flesch de sonate gespeeld heeft, staat boven critiek ; dat was eenvoudig meesterlijk; dat had de componist moeten hooren l Men zal goed d jen, op Riger de aandacht gevestigd te houden ; ik geloof echter niet dat hij hier spoedig vasten voet zal krijgen. Het f-mol quintet van César Frauck is toch een heerlijk opus. Hier vereenigen zich diepte van inhoud met meesterschap van bewerking; gratie in de vinding der motieven met klankschoonhe'.d in de schakeering der instrumenten. Waarlijk Franck wordt als componist van kamermuziek nog te weinig gewaardeerd, vooral bij djn landgenoolen. Maar hel zal wel komen ! Hst werk werd ^oortreffely'k gespeeld Met een enkel woord wil ik even meuioreeren de eerste uitvoering van da WagnerVfreeniging, waarvoor Tristau und Isolde" jrek ozen wa«. Omdat men voor de beide titelrollen geene krachten had, die ten volle voor hun taak berekend waren, viel ditmaal, nog meer dan vroeger, het leeuweuaandeel van liet succes toe aan het orchegt. Onder de magistrale leiding van Viotta heeft dit den geheelen avond prachtig ge speeld en een onverdeeld genot opgeleverd. In het volgend nummer koin ik op deze uitvoering terug. AXT. AYERKAMP. HEKMAX ROBBERS, Van Stilte en Stemmhig, een bundel studies. Amsterdam, Jac. G Robbers. De beste van deze zeven studies vind ik: Verjaardag, Vacantie en IJs in de Gracht. Onder de r.e als de beste vooropgestelde noem ik niet Kamerstemmivg, omdat ik dit ondanks de daarin voorkomende superieure en wellicht als de schoonste van het gehe°le bock aan te merken bladzijden niet geslaagd acht. Ik acht het niet geslaagd, omdat het geen ge heel is, omdat ik het in twee deelen splitsen kan, die slechts een uiterlijk en door de laatste drie bladzijden niet wezen'y'k geworden ver band hebben. De atmosfeer van de eerste veertien blacUy'don is een geheel andere dan die van de daarop volgende pagina's: die van het voorafgaande is er een vanslémmina, die van het volgende is er een van fictie. Deze opeenvolging is alleen mogelijk wan neer anders dan hier het geval is de

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl