De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1905 19 november pagina 2

19 november 1905 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE ACUTER D A M M P: R W K K K B L AD VOOR NEDERLAND. No, 1462 tige vol profijt, maar van dien lust naar studie en het gemak dien, te bevredigen mag de autoriteit, die de salarissen regelt, peen argument maken tegen verhooging. Ge vyenseht die betrekking zoo gaarne otn Tt wetenschappelijk voordeel, welnu laat u dat dan ook wat honderden guldens waard sijn, is geen redeneeren. "VVant de bibliotheekambtenaar, die na voleindigde weten schappelijke studie, anderen van dienst moet «ijn en gaarne voorlicht, behoort zijn eigen kinderen ook te kunnen laten leefen, wat iij noodig acht. Daarvoor moet de getueen»tfhap, die Jnj dient, zorgen. "Voor dr. Burger is 't te wenschen, dat tr bestuur der Gemeente hem in staat stelt déj tarwedde zijner helpers te verboogen. Dan zal hij kunnen aanstellen de krachten, Boodig om den bloei van de bibliotheek-te verzekeren. Maar in 't algemeen bedenke men eens» of 't niet wijs is de salarissen zoo te bepalen, dat jonge menschen, na volbrachte studie aan een bibliotheek verbonden, zich geheel aan die wetenschap kunnen wijden. Dat komt allereerst den bibliotheek-bezoeekrs ten goede. L. S. ?MIIIIIII iiiniiMHiiHiiiiiiniiiiiriiiiMiiHiiiHiiiMtuiuiiiiuinin Reeds worclt Wagriér's Tcistan und Isolde" genoemd de Tragoedie der Liebe". En terecht, want aangrijpend is li.et tragische lot van. de ierscl»e koningsdochter en, den hebren Held Tristan". Steeds wordt men er opnieuw door getroffen, telkenmale wanneer njen liet hoort en niet onbegrijpelijk is het dat enkele Wagnervereerdera aart dit werk deg-.prjj* toekennen bpven 's meesters andere gedrochten. : Het is thans juist veertig jaren geleden «lat de eerste opvoering te Miinchen plaats .vond en nog steeds suhy'nt liet werk zoo fciseh en nieuw als of het in den allerlaatBtfcn tijd on'staau is. Nog geen componist is er, na VVagner opgestaan, die iets gecreëerd heeft dat den Tristan" voorbij streeft. ?Men heeft het aantal en het gebruik der instrumenten uitgebreid en ook wel achoone klankcombinatie!! daarmede.verkregen; maar. toch is het weergaloos rijke kleurenpalet van VVasner's oreliest partttie in geenendeele geëvenaard. Wat Wagner met de gpwone orchestnüddelen heeft tot stand ge bracht, hoe hij de p-ychologische situatiën, die door den tekst alteen vaak moeilyfc zyn ?te. begrijpen, heeft verduidelijkt door het orchest, is een wonder van pnëde en kunst. Een eeftig genot levert bat op, het oor te dqen zwelgen in de heerlijke klanken van dit veeltonig instrument. Nu eens bruisen de tonen met machtigen gloed, totdat zij een wesgsleepend hoogtepunt bereiken, dan weder klagen zij met een teedere melancholie, die ons tot in het diepste der ziel treft; en steeds blijft jnon geboeid door die verscheidenheid van> Ideuren en tinten, diéWagner zoo on gemeen rijk wi*t aan te wenden Knar ook, hoe heeft "het gedicht door zijn bewerking een gebeel audere beteekenis ge kregen als do Tristan stof in het epos van Gottfried von Strassburg! By' den laatste een simpele liefdesintrigue, naar a-anleiding van het drinken van den lieWiidrank, waartoe Tristan en Isolde kwa men, toevallig, doordorst gekweld. Dan voort durend bedriegerijen n kuiperijen van Tris tan t n Isolde tegen Koning Marke en om gekeerd. ' Bij VVagner echter is het niet de drank die de liefde opwekt, doch de blik die van den gewonden Tristan op Isolde viel en ten pevolge waarvan het reeds opgeheven zwaard, dat den. overwinnaar van Morold moest vellen, machteloos uit Isolde's banden viel. .Bij Wagnw voelt men voor de figuur van ioning Ma ke ook steeds sympathie. Zijn roeren lo klacht aan het einde der tweede acte maakt op allen, ook op de beide minEenden, een verpletterenden indruk. Ea hoe grootmoedig is zijn houding in de derde acte, als hij door Brangane ingelicht, Trirtan naijlt om dem holden Marin Isolde zu vermailen". Zooals ik reeds in het vorige nummer mededeelde, lag ditmaal het zwaartepunt der Uitvoering nog meer dan anders, in het orchest. liet was een onafgebroken genieten van het begin tot het einde. Nog dezen zomer hoorde ik het voortreffelijke Münchener orchest in het Prinz-Regententheater, even eens in Tristan Maar ik aarzel niet te ver klaren dat het samenvloeien der verschillende instrumenten tot n geheel, het zich oplossen tot n instrument, te München op verrena niet in die mate bereikt werd als hier. Het moet voor den dirigent Mr. Viotta een nog grooter vreugde geweest zijn, zijn intentiën zóó uitgevoerd te zien dan voor ons toe hoorders. Eere dus hiervoor aan ons voor treffelijk Concertgebouworkest! De partij van Tristan werd ditmaal ver tolkt door den heer Carlen uit Mannheiui. Het is mij onbegrijpelijk hoe deze zander zóó slecht voorbereid heeft durven optreden. Meent hij dat hij met een dergelijke praestatie voor bet p'ibliek der Wagnervereenig ng kan komen? Heeft hij zoo weinig kunste naars eergevoel, dat hij niet beseft met een dergelijk stumperachtig zingen het werk vau den Bayreuther meester te beleedigen? Wat hij van zijn partij terecht bracht moet voor driekwart toegeschreven worden atn de tuurmanskunst van Viotfa en aan do vaar digheid van den souffleur. Indien de heer Carlen niet muzikaal ge noeg is om de moeilijkheden der Tristanpirty te overwinnen, dan had hij zelfkennis genoeg moeten bezitten, om haar niet op zich te nemen. Door te knoeien zooals hij deed door te stotteren en te stamelen, mag hij geen aanspraak maken op den naam van ernstig kunstenaar. Of de heer Carlen een mooie stem heeft ? Hier en daar, waar hij iets meer rolvast was, zou men het meenen, Óf hij een goed tooneelspeler is ? Zijn spel was thans buitengewoon stijf. Maar evenals een schooljongen die zij.n les niet kent, een bedremmeld figuur maakt, evenzoo kon men het aan den heer Carlen bespeuren, dat hij dóór-zijn-n iet kennen der party, belemmerd werd in het uiten zijner krachten. Het was voor de Isolde, die met zulk een Triatan moest-samenwerken, geen kleinigheid dat zjj de kluts niet kwy't raakte. Daarvoor verdient mevr_ Felicie Kaschowska uit Darmstadt een woord van lof. Zij had met veel zorg de partij bestudeerd; zij gaf al hetgeen waartoe zjj in staat was te beschikken. Wan neer haar Isolde te kort schoot, dan kwam dat omdat hare gaven niet toereikend waren voor deze moeily'ke party. Noch haar inner lijke noch haar uiterlijke gaven. Haar stem mist nl. draagkracht, volheid en warmte. Zij heeft geen resonance en daarom klinkt het orgaan steeds een weinig nuchter. Ook was haar grime niet zóó, dat aan haar van nat ure weinig koninklijke gelaatstrekken, daardoor meer adel verleend werd. Dit wat haar uiter lijke eigenschappen betreft. Wanneer men het gebaar en. de houding mag rangschikken tot de innerlijke eigenschappen, dan kan zij ook in dit opzicht aan de hooge eisenen der Isolde-party niet voldoen Het zou onbillijk zyn van iedere Isolde te verlangen, wat de hoogbegaafde Rosa Sucher ons te genieten gaf, maar het spel van mevr. Kaschowska was toch wat al te burgerlijk om de illusie van een koningsdochter bij het publiek op te wekken. Mevrouw Preuse?Matzenaner uit M nchen vormde als Brangüne in menig opzicht met de Isolde een groote tegenstelling. Zeer sympathiek van voorkomen en gracieus van beweging, bezit zy bovendien een heel mooie, volle stem, waaraan alleen een goede dictie ontbreekt, zoodat zij af en toii wat galmend klinkt. Toch gaf zy in haar spel niet t« kennen dat zij in het wezen, in het karakter der Brangane was doirgtd'ongen. Vóór alles was zij te jong. De scène met den Schrein1' en de Z.\u':>ertriuike" werd daar door te behaagziek en coquet afgespeeld. De heer Joachirn Kromer heeft in zijn stem wel het accent voor den Kurwenal. In de eerste acte was hy niet in overeenstem ming met het orchest. Zonderling dat zulks, ook by anderen, zoo dikwyls het geval is! Wat mag den heer Kromer er toe bewogen hebben zoo'n zonderlingen gang aan te nemen, in de derde acte ? Hoeft hij dit van den onvergetelyken FriU Plank afgekeken ? Maar die kon niet anders, tengevolge van zijn buiten gewone corpulentie. Zoolang de heer Kromer liet in omvang nog tiet zoo ver gebracht heeft als zyn groote gestorven collega is het raidzaam, dit onderdeel van zijn actie eens te herzien. Ook vond ik dat sollen niet Tristan in de derde acte niet juist. Do heer Krumer behandelde zijn heer als een stout kind, dat met opgeheven wijsvinger in bedwang moet worden gehouden. Die opvatting getuigt niet van diepte. Dat deed Plank anders. De heer Schü,z had als Köiiig Marke" ook het juiste accent. Zmdert men een paar har Ie, open vocalen b. v. op Seele" en laben" uit, dan m.ig zyn geheele optredea als volkomen in stjjl gekenmerkt worden. De heer Hans Rüdiger, die de kleine partijtjes van junger Seemann" en Hirt" vervulde maakte van don herder vooral eenmooi type. Zeer schoon werd hij hierbij ondersteu- d door zijn alter "ego" den heer Kruier, die onovertrefbaar de solo voor enaelschen hoorn blies. De beer Martien Smits zong den Melot" niet onverdienstelijk, hoewel tu wat al te heftig te keer ging. De hearen leden der Wagner-Vereeniging zongen de kleine stukjes koor van het scheep ivolk zeer mooi en beschaafd. De iieer Vaidek heeft veel zorg besteed aau de regie. Dat in de laaUte acte het ge volg van König Mvrke zo-> beleeft was maf de bestorming van Kareol" te wachten, tot dat de verdedigers by de hand waren om hun' den weg te versperren, heeft zeker niet in da bedoeling geleden van deii h^er Valdek. Wanneer ik nu straks beweerde dat liet zwaartepunt der uitvoering, nog meer dan anders in het orchest lag, geloof ik dat de lezer thans hiervoor geen verdere toelichting noodig heeft. Met een woord van dank aan Violta, die weder op heerlijke wijze de partituur tot leven heeft verwekt, zij deze bespreking ge indigd. AVERKAMP. ?imiiiiitiliiiiHiifiliiMiiiHiiMimiiii lllllllllllllllllllllllllllllllllllH FREDBRIK VANT E K D E v, D: Kleine Ju/umnp?. Tweede deel. A.uasterdam, W. Versluij^, 1905. Het is een zeldzaam verschijnsel, dat een schrijver na twintig jaar zich geroepen voelt, om een boek uit een geheel andere levens periode te vervolgen. De eerste afleveringen van D<: Buwging brachten ons dus in dit tweede dc;el een verrassing. IJe belirfte aan het slot van het eerste deel was bijna ver geten, fohannes Vialor kon moeielik als eea vervolg gelden, want dit was een boek van inkeer tot. zich zelf, dat de kenmerken draagt van die periode: de vergoddeliking van eigen zieleleven, lipt opuaan in het Ik. Do schrij ver, die sprak: Ik ben alleen, pansch alleen, ongenaakbaar, onschendbaar", was nog geslo ten voor" de men-ichheid en haar weedom " Maar de ICleine Johannes was niet voorgoed door Johannes Viator verdrongen. Zijn ver dere lotgevallen zouden beschreven worden in een boek van gerijpt talent en gerijpte ervaring, dat verkwikkend werkt in onze tijd, nu het naturalisme xich zelf overleefd heeft. Niet voor ieder /.al dit vervolg een aange name verrassing zijn. De Kleine Johannes was populair geworden. Dj naïeve zielen die door dit sprookje bekoord waren zehs uit de omgeving vnn tante Serena werd het niet geweerd zullen opschrikken door h«t lied van de arme kla:,ten" en de pla'te" taal: wat een ru>ve toon in zo'n lief boek"! De Van Lieverlee's, die de Kleine Johannes zo goed begrepen en Johannes Viator niet minder! krijgen een klap in't gedicht. Door de schrilst mogelike tegenstelling wordt hun voorgeworpen, dat d J zieleschoonheid niet uitsluitend te vinden is in de wereld van de glacé-handschoenen: duChristus-liiuur van de Geleider wordt een sc'arensliep; Marjon, in Johannes Viator de liefsteen de geweldigste, de teedwste en de wreeds'e, wreed-schitterende, vlei-zachte, aldoor schooner wordende brandvlam van mijn leven", wordt nu een vuil keruiHtneisje uit een woonwagen. Jtlumnes Viator, hoe belangrijk ook als schakel in Van Eeden's ontwikkeling, wordt in de kompositie van dit verhaal opzettelik uitgeschakeld. De Kleine Johannes volgt zijn Geleider naar de mensenwereld. Hij komt in de sfeer van Markus. Hij mocht niet meer smalen op menschen, nocli'zijn eigen menschelijke afkomst verloochenen. Hij wist nu dat hij gedoold had en was besloten zich te beteren." Al da lelik worden we bekoord door de be schrijving van de kermis, naief door kinder ogen gezien. Marjon, het door harde ervaling vroeg gerijpte natuur-kind, en Marku-s, de geheimzinnige scharensliep, zullen Johan nes inwyden in het nieuwe leven van. z«lfopoflering eu harde arbeid. Hij is er nog niet rijp voor: met moeite onderdrukt Mar kus zijn twijfel, door hem voor te houlen dat hij voor die leelijke en droeve menschen'' eerst iets ztjn kan .als hij in huil midden werkt en mede lijdt. Een prachtig kontrast geven dan het derde en vierde hoofdstuk tegenover het vijfde en zesde: het bandeloze leven in het woon wagen-kamp, waar het leven opbruist, waar niemand veinst, en de op de man af gaande prediking van Markus, in harmonie met zijn daden, een vruchtbare bodem vindt; en daar tegenover de fatsoenlike" vroomheid en braafheid in taute Serena's kring, waar de zelfgenoegzame, taartjes-etende dominee Kraalboom, die de tombola liefdadigheid" aanmoedigt, geiifgodeerd wordt. De schildering van tante Serena's omgeving vind ik het beste gedeelte van het gehele boek: haar portrtt in het spionnetje, het ko-)telike in'erieur van de slaapkamer, het menu, de oude meid, dat alles doet ons a lemen in die deftig- burgerhke atmosfeer, beter dan de tot het uiterste gedreven individualUtiese Kleinmilerei" van Van Deyssel dat vermag. Zulke bladzijden doen onwillekeurig deuken aan de voorireflelikste eigenschappen van llildebiands stijl in De familie Stastok". En toch is er een groot verschil. Van Eeden is hier niet zuUer realisties: er zijn symboliese trekjes in ? denk aan de opgesloten leeu verik en de blind gemaakte vinken maar bovenal is de kinderlike sprookjes-stemming bewaard, zodat het ons niet verwondert, als Wistik langs de beddekwast omlaag zak', en Johan nes meevoert naar het rijk van Windekind. Het visioen van Johannes, in het zevende hoofdstuk, voert de handeling op naar een hoger plan. Johannes, die behagen schept in de vriendelike rust van tante Serena's huis, die geniet in haar stille tuin, is nog niet aan de invloedssfeer van Pan ontkomen. Johannes Viator zegt: Terug weusch ik het wilde leven. Het groeien van den mensch als een boom tusschen boomen, als een dier ttuschen dieren, n met alien, n met zoe en wind en rotsen, als een mooi, sterk reuzeukind onder zijns gelijken, en onder zijn gelijken de sterkste, de heerlijkste; volmaakt in kracht en schoonheid, zooals nu nimmer een mensch volmaakt is" (blz. 281. Een derge lijke stemming is hier in beeld gebracht. Maar de Kleine Johannes is verder: hij heeft Markus gekend. En de goeiige vader Pan voelt dat Markus lieoi zal overwinnen, want zotira Johannes uaar zijn vriend vraagt, kijkt hy fel-droevig als een gewond beest" en barst uit in een luid jamniergehuil. In de volgende hoofdstukken verschijnt Markus om zijn macht over Jo lannes te her nemen; tegelijk komt daaruit voort de bot sing van Markus met d) kring van tante Sjrena. De man d'e door de kermisgasten met ontzag behandeld wordt, is in de ogen van de krans een schooier, eu volgen-s dominee een nihilist, een dweper." De tegenstelling wordt ten top gevoerd als Markus de Jeminee op zyn eigen terrein verned :rt, en zijn jevo'utionaire prediking nrddtn in de vredige gemeente s'iugert. Als Jo'iannes eindelik tot het bes'uit komt om tante Sjrena te verlaten, ontmoat hij niet Markus, maar Marjon. Mat haar vlucht hij naar de Rijn, waar de kinderen met hun aapj-1 rondtrekken, en hun brood verdienen door liedjes te zin gen. Maar een nieu ve verleiding daagt in de werlderige omgeving van de dekadente aansteller Van Lieverlee en Gravin Dolores, die zich zelf zo interessant vinden en zo supérieur. Deze opzei telik gechargeerde figiiren gt-lijk bij do toon van het boek past zijn geestig getekende typen gewor den van de moderne pseti'lo-arwstieke on natuur. De Kleine Johannes, die nog niet geleerd heeft de schijn van het wezen te onjersc leiden, laat zich zo;eer meeslepen, dat hij er zelfs Ma'j «i voor wil verlaten. Dan volgt een fantasties visioen, waarmee dit deel gesloten wordt: de dood van Pan, wiens lijk, oinsluwd door de treurende dieren, uit een ens dal naar voren komt, ie midden van de heftig bewogen natunr. Wanneer het lijk door de lava-stroom verzwolgen is, ziet Johannes wie de Overwinnaar geweest is, nl. zijn Geleider. Pun's voorgevoel heeft hem niet bed/ogen: hij zou door Markus over wonnen worden. En al staat Johannes op het punt om Van Lieverlee te volgen, in het diepst van zijn wezen blijft hij trouw aan Markus. In het begin van het derde deel zullen we zijn Geleider dus weer naast hem zien. Evenals in het eerste deel blijft de Kleine Johannes in hoofdzaak passief Nu zijn het vooral maatschappelike infloeden die op hem werken. Naast zelfkennis is mensenkennis gekomen. De hoofdstukken, die lu-t mee.-t aan het eerste deel verwant zijn, het zevende en het laatste, vind ik niet de sterkste. Wat die visioenen aan kracht van uitbeelding ge wonnen hebben, missen ze aan innigheid en naieveteit. Soms is er iets gewilds in de sym boliek en daardoor gebrek aan aanschouwelikheid. In de drom van dieren die Pan's lijk vergezellen, maken m. i. de dier- en plantengeesten een vreemde vertoning. In dit boek is de geestrijke waarnemer sterker dan de natuur-poëet. De ineiischhei l ea haar weedom" zal Johannes aanschouwen. Maar het is vooral de geestelike ellende die op hem inwerkt. De armoe ie van de kermisklanten, het broodsgebrek dat tante Serena lenigt, blijven op de achtergrond; in het volle licht komen het farizeïsme van de Krans, de annfteilerij en innerlike voosheid van de yerh'jnde Van Lieve lee. Ter voltooiing plaatsen we daar naast de sc.'ietsachtig, maar uitmuntend ge typeerde episode van de drie kantoorheertjes (bli 127): daar zien wo het geestelik peil van Jan Rap in zijn oordeel o^er Markus. Dit verwondert ons niet. Een boek als de Kleine Johanues geeft ons naast de diepere zin ook , een afspiegeling van de geestesge steldheid van de schrijver. Wanneer dus de laatste jaren in Van Eeden de satyriekpolemiite en de profetiese natuur het meest op de voorgrond kwamen, dan bewijst het de echtheid van dit boek, als we er die kwaliteiten in terugvinden. Wij vergeleken de schildering van tante Serena's omgeving, wat de stijl betreft met De familie Stastok; dojr hst revolutionaire sentiment is er ster ker verwantschap met Multatuli's Woutertje Pietersen. Ook hier wordt gebroken en afge rekend met een samenleving. Niet minder is de Van Lieverlee-epïsode een doorlopende satyre, waarin we de schrij ver van Over Woordkunst" heriennen. Al het artistiek gedoe, het liefhebberen in mode-kanst en mode-filosofie wordl tot n type, waarvan de belachelikheid te scherper uitkomt door do tegenstelling met de naief ontvankelike kunstenaarsziel van Johannes. Of Van Eeden niet te vergaat door als objekt van ontleding; Dtf Kleine Jöjiannes zelf te ktez^fi ? Mij stoorde het al b'y eerste lezing, ah Van Lieverlee by de kennis-nakinj; met Johannes zegt: Zóó, toch niet de Kleine Johannes, de vriend van Windëkiïid?" Het is alsof de auteur zelf plotseling uit de conlisen te voorschyn komt, en deakteurs voor de voeten gaat lopen. De - bedoeling van deze grillige wending blijkt weldra ; de satyre wordt te pikanter, wanneer we zien hoe Van, Lieverlee veel dieper in de ziel van de Kleine Johannes -doorgedrongen is dan de Kleine Johanues zelf. Overigeas is het Muliatuliaan-ie Publiek, ik veracht u !" bij Van Eeden niet patbeties, maar schertsend, b.v. in de aanhef van het twaalfde hoofdstuk, terwijl het bij voorbaat kritiseren van de critici die Marjou eeii onmagelik persoontje zullen vin den, op het eind van hoofdstuk XIII, wel wat uit de toon valt. De profetiese natuur van de schrijver is belichaamd in de Markus-figuur. De volks prediker in het woonwagen kamp trekt ons dadvdik aaa door de verheven eenvoud van zijn taal en de treffende gtlijkeni-sen. Bij het binnendringen van Markus in de zelfge noegzame krans rijst onwillekeurig de ge dachte aan e,en zekere Rotterdarnse Nutslezing. Maar de ernst van Marku-* slaat te hoog om opzettelik te kwetsen ; aan de armen predikt hij ontevredenheid met hun armoede, die verdierlikt; aan de rijken ontevredenheid met hun rijkdom, die uit woeker voortkomt. Z'jn beste prediking evenwel is zijn leven van zelfopofferende liefde. Dat voelen de kleinen en nederigen die hem eren; daarvoor zijn de maatschappelike machthebbers blind, want zij verwijderen hem met po'.itiegeweld uit hun kerk. Dit aantrekkelike boek is dus een weefsel van eigenaardige bontlieid, maar het hly'ft boeiend van het bügin tot het einde. O^'er de kompositie van het geheel zal eerst ge oordeeld kunnen worden, wanneer ook het derde deel voltooid is. Toch bewijst reeds dit deel de gestadige groei en de veelzijdig heid van Van EeJen's talent. Assen. C. G. N. DE VOOY.S. HERMAN TEIRUN-C'K, yt Bedrijf van den kwade. Uitgegeven te Buisum bij C. A. J. van Dishoeck. Herman Teirlinck's 't Bedrijf van den kwade" is een boek vau wijde droefenis", van leed, van ontzaggelik leel 011 't wrede Leven, dat in fon-~e drang van noodlot de mensen met al hun dromen en begeren richt naar 't onvermjdelike, naar 't Bedrijf vau d -u kwade", als za niet waken eu bidden. Daar is iets geweldigs in dit 'boek, als '11 duivelse lach van het Leven, dat lokt, ver strikt eu bezwijmen om bij 't ontwaken u't de zonde in wrede neersmak, omdat alle kwaad in voortdurige werking voort «roeit" te verpletten ouder eigen wee, wie in boete weent en de handen smekend uitstrekt u w de redding van 'n nieuw l«ven, dat alles verz «enen ].an ! 'n Boek is 't ook van mede lijden, van d;ep medelijden, omdat 't zo is en niet anders met scherpe liju wordt on i getekend de tragedie-verwikkeling, de tra gedie oplossing in de ene mo^elike oplossing van vat en ook ons schrijnt 't tot diep mede lijden met wie viel, geta.ikt door 't gevoelloos geweld, sterker dan zij zelf, waaruit het kwaad geboren werd" en we sluiten het boek met 'n zachte aandoening van het wie zonder zonde is, werpe eerst den steen'. Want de grote kunst van dit boek noem ik niet het geval op zichzelf, 't verhaaltju', <lat iiet op :;'n hoogst voorzeker publiek tot'n boeien Ie roman zuu m.iken en niets meer dan dat, maar d t geval en zo gegeven, met vaste kilharde lijn van weikeiikht-M, die, angstig maikt, dat 't zo moet en n:et audeiskan dat geweldige en onvermijdelike, dat juist geeft die diepe aandoening van medelijden, «?e voelen de adem van kunst. Er is 'n omgeving, 'n huis vol verveling en leegheid geldis er opge;tapeld,'n leven lang, vrekkig door moeder en grootvader, schortend eu nagelend, stukje bij stukje", en geld b'ijft de enige begeerte in die gees telik dode omgeving, geld door werken ge wonnen, dat door werken oogsten moet dra gen", geld met zijn plezanten klank, dat binnenkomt uit al die menschenvingeren, die schuiven en plakken viezelijk eromme", geld, dat de moeder tot 'n granieten ziele" ver steent eu alles 0:11 haar heen verkilt of als werktuig van haar stalen wil versuft; de vader verkindst tot 'n goeiige t-ukkel, de zoon niet zachter zielenaard ontvlucht het huis en xookt elders warmte en liefde en de verveling kruipt op langs de wanden van de groote leege woonst". In de .."chrikkelijko imuwte vau het daar kwijnende leven" groeit de dochter op in volle bloei van weel derige gezondheid, met stoere kracht in aderen en spieren, eifenis van het Noord wevissersgeslacht, waaruit zij sproot, dochter van de ijzersterke moeder. Ze is verloofd, 't was moe Iers wil, die ook daarmee ..geld" voorzag in de toekomst ??? haar zelf was 't tameük onverschillig geweest. Maar ook in die ver houding is zoveel zoets en vroom-liefs en lafs, -ze walgt ervan en alles nijpt en knelt en plotseling vuurt op in haar ziel 'c ver langen om geweldig te le^eu," de banden van koud metaal te breken, 't gansche lijf wil lucht en beweging", machtig voelt ze zich stijgen boven 't gepeuter eu ds ellende dees huisgezin, boven al de lut tele woorden, die Hauwademend neerzegeu", kracht wil ze tegenover zich, kracht en strijd om zich te verdedigen en toch over wonnen te worden. Dan geeft ze zich met haar brandende begeerte in wegdoezelende weeUezwijmeling aan de sterkere, 'n bereke nend wereldling, die lang/.aam geheel zich meester van haar maakt in toenemende on weerbare machteloosheid". Ze ontwaakt uit die roes, als ze toevallig 't geschilderd portret ziet van de vrouw, die hij ontrouw werd, 't onschuldig kind, dat hij verstiet 'n ietgje roman'ief, gewild zelfs moge dit ontknopin^strAje zijn, de wijze waarop" ver zoent er ons weer mie. Gruwelik staat dan de werkelikheid van haar verzonken be staan" voor haar, in bitter weten dat eiken deen in dat buis zijn eigen ongeluk met verborgen heimelijke gebaren bevorderde zij ook had heur eigen ongeluk beraamd." Boeten wil ze, in boete aanvaarden 't nieuwe leven, dat voor haar ligt, dat haar nooit geluk meer brengen zal, maar verzoenende berus ting, waarin ze aan allen al wil geven wat ze kan, om op te bouwen, wat ze zelf ver nietigde, dan is er toch verzoeking voor het verleden, dat immers dqod ijl Maar zeis zwanger en in de bekentenis van haar schuld ziet ze alle hoop zich ontzinken de vloek der wrede werel l wacht haar. 't Bedry'f van den twade' is 'n wreed boek, wreed, en zwaar van droeve levensernst. Eigenaardig in Teirlinck bij die vastheid van lijn en toets dat dromerig stille, dat droeve als in herfsttint en droomerige treurnisse" van sneeuwstüte, de twee uatuuroinlijstingen van 'n groot deel van het boek. ?Bij'Teirlinck lacht ook de lente niet, al willen 'de woorden jubelen, ze bly ven mat. 'n Eigen aardig verschil met Slreuvels, waar altyd zon is en lichtspettering, altijd de brede zwaai van het zonnige woord. Teiilinck houdt van droomschaduw en stilte, en voelt haar diepe werking in wondere zielesf-er al* Maeterlinck. Prachtige dingen zegt hij daarvan: De stilte is altemets een licht gewaad met gulden twijn geweven, waarde ziele teiusten blijft, te rusten en te luisteren naar schoone aandoeningen" .. . dus was bare stem geens zins stoornisso van de stilte, maar een deel van de stilte zelve, een schakel van het gulden nachtgeheim. VVant hun minste gebaar weefde mee in 't gebouw van de al-zoete harmohije eu spinde een d raad van het broze gewaai der stilte." Daar was de zalige stilte, de stilte vol van 't zilver-tjokkend geluid der sterren." 't Was terug de liefelijke, iilbeheerschende stilte, de gulden stilte, waariangs hunne gevoelens omuiezweefden en nevenseeu overeiitweere wieaden, beladen met de weelde hunner passie." Ook treft me alajd weer 'n eigenaardig versjhil in taal tusschen Streuvels en Teirliiick, door Streuvels' taal waait mij iets van frisse lucht, breed en open, en zingt mij ie(8 van blijde zonuekiank, iu drliiick fijner toets misschien, maar 't bewuste vau fijner toets, 't beredeneerde van klank en tint. Toch geloof ik, dat wij, Noord Nederlanders, niet zuiver over dit taalverschil kunnen oordelen en vooralsnog 't beste doen ons te houden aan Veiineylens scherpzinnig Vlaanderenartikel over die kwestie, over de zekere groei van '11 Nederlandse omgangs- en ver keerstaal in het Zuiden, uitdrukking van een volledig Zuid-Nederlands geestesleven. En krachtige kunstenaars als Gezelle, kodenbach, Streuveis en Teirliiick werken mede aan die opbouw door hun in vrije uiting tot kunsttajl verwerkt Nederlandsch", van her en der ge.iant" of naar eigen zieledrang geschapen. Houdt ook de taal van het Noorden zich vrij van dwang, die groei belempiert en blijft ook zij zich voeden, met w^tjjiit de levende taal" haar steeds verfrissen kaa. en, blijft er voortdurende betrekking oiJ^pKgeestesleven tussen Noörd-en Zuid, dan'zal er eens zijn de eenheid van 'n krachtig Nederlands in Noord eg Zuid, zoals de groeiende eenheid in de luie eeuw er was eea, eenheid", zegt Vermeyleu, niet ons opgelegd, niet ver kregen ten koste van al wat ons eigen is, maar organisch gegroeid uit gezonde ont wikkeling van; alle leden der Nederlaiid=che taal. Of liever die eenheid is er, en dat weet een ieder wel, die wat zuiver en spontaan taalgevoel heeft. Kik land geve het zijne, uit elk gewest hale men het beste, en al het lief bare; we zullen nooit genoeg woorden hebben, er zullen nooit genoeg stemmen zijn, om al de rijke verscheidenheid van dit stuk aarde, vau dit 'stuk meuschelijkheid uit te zingen. Nu Vlaanderen tot nieuwe kracht en nieuwe schoonheid wordt opgeroepen, zingt het mee, zooals het gebekt is, en tot spijt van niders tongen." Zóó worde dan onze taal een trouw en volledig beeld van ons wezen, ,.ja, einde lijk een algemeene, echt-nationale taal : niet meer liet Holiandcich, maar het Nederlandsch!" Dr. J. ALEIDA NULAXD. BOEK4ANKONDIGING. Doode z'den. Roman van NICOLAAS GOGOL. Uitgave van Craft & Co. Amsterdam. Gogol zelf is reeds voor meer dan een halve eeuw gestorven en zijn oodezielen" verscheen al tien jaren vóór zijn do d; een boek, dat derhalve meer dan zestig jaren ou l is en bovendien een menschenleefiijd geleden door het Nederlandsphe publiek in de Fransche vertaling werd verslonden, l een boek onder dergelijke omstandigheden te durven uitgeven in een Nedetlandsche vertaling pleit óf voor het boek-zelve of voor den ni'jed vau de uitgevers. Wij willen de kracht van d.t entweder-oder halv eren en aan ieder der beide partijen een gelijke hoe veelheid eerbewijzen en hulde toe brengen. VVant het boek heeft vooral uit een cul tuur historisch, mér dan uit een litterair oogpunt , hoedanigheden van mér dan gewone beteekenis, maar óf het hedendaagsche geslacht niet evenveel interesse de ver dorven , plat- en onbeschaafdheid van de hoogere standen der Russische maatschappij zal volgen als on<e ouders dut ge-laan heb ben, meenen wij te moeten betwijfelen. Gogol moge de. groote leermeester van DusU'jewsky, Tolstoïe. a. genoemd worden dit neemt niet weg, dat zijn volgelingen ons aan heel ander en meer superieur werk hebben ge woon gemaakt dan Gogol iu zijn Doode zielen" g»eft. Zooals wij reeds opmerkten : uit een historisch oogpunt verdient de roman zeer zeker groote belangstelling; wie zich interesseert voor de politieke toestanden in Rusland MOET dit boek zelfs gelez jn hebben ; en waar tegenwoordig a'ler blikken «ich naar het Oosten wenden en het Russische volk zich mag verheugen in een zekere populaire nieuwsgierigheid van de zijde der Wester lingen, daar hebben de heeren Craft it Co. waarschijnlijk van hun standpunt als uit gevers de zaak nog niet zoo slecht iujezien. Doch als littera'r wer'.t zal het kwalijk de algemeene sympathie voor zich kunnen win nen. Wij zijn het zuiver objectieve werk te veel ontwend, dan dat wij zondjr wrevel kunnen voorbijgaan stijl wendingen als b.v. deze: Doch dit alles komt de lezer langzamerhand en te bekwamer tijd te weten, mits hij ge duld genoeg bezitte, dit zeer lange, zich steels meer uitbreidend en vooral tegen het alles bekronende slot steeds ingewikkelder verhaal ten einde toe te volgen". Wij vreezen zelfs dat het jongere geslacht, mép dan het ou lere van dertig, veertig jaar geleden, tegen over dit boek dezelfde houding zal aanne men, die bij de verschijning in 1842 het Russische volk aannam: men zal om de geestigheden lachen, doch den ernst, onder

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl