Historisch Archief 1877-1940
DE ACUTER D A M M P: R W K K K B L AD VOOR NEDERLAND.
No, 1462
tige vol profijt, maar van dien lust naar
studie en het gemak dien, te bevredigen
mag de autoriteit, die de salarissen regelt,
peen argument maken tegen verhooging.
Ge vyenseht die betrekking zoo gaarne otn
Tt wetenschappelijk voordeel, welnu laat u
dat dan ook wat honderden guldens waard
sijn, is geen redeneeren. "VVant de
bibliotheekambtenaar, die na voleindigde weten
schappelijke studie, anderen van dienst moet
«ijn en gaarne voorlicht, behoort zijn eigen
kinderen ook te kunnen laten leefen, wat
iij noodig acht. Daarvoor moet de
getueen»tfhap, die Jnj dient, zorgen.
"Voor dr. Burger is 't te wenschen, dat
tr bestuur der Gemeente hem in staat stelt
déj tarwedde zijner helpers te verboogen.
Dan zal hij kunnen aanstellen de krachten,
Boodig om den bloei van de bibliotheek-te
verzekeren. Maar in 't algemeen bedenke
men eens» of 't niet wijs is de salarissen zoo
te bepalen, dat jonge menschen, na volbrachte
studie aan een bibliotheek verbonden, zich
geheel aan die wetenschap kunnen wijden.
Dat komt allereerst den
bibliotheek-bezoeekrs ten goede.
L. S.
?MIIIIIII iiiniiMHiiHiiiiiiniiiiiriiiiMiiHiiiHiiiMtuiuiiiiuinin
Reeds worclt Wagriér's Tcistan und Isolde"
genoemd de Tragoedie der Liebe". En
terecht, want aangrijpend is li.et tragische lot
van. de ierscl»e koningsdochter en, den
hebren Held Tristan". Steeds wordt men er
opnieuw door getroffen, telkenmale wanneer
njen liet hoort en niet onbegrijpelijk is het
dat enkele Wagnervereerdera aart dit werk
deg-.prjj* toekennen bpven 's meesters andere
gedrochten.
: Het is thans juist veertig jaren geleden
«lat de eerste opvoering te Miinchen plaats
.vond en nog steeds suhy'nt liet werk zoo
fciseh en nieuw als of het in den
allerlaatBtfcn tijd on'staau is. Nog geen componist is
er, na VVagner opgestaan, die iets gecreëerd
heeft dat den Tristan" voorbij streeft.
?Men heeft het aantal en het gebruik der
instrumenten uitgebreid en ook wel achoone
klankcombinatie!! daarmede.verkregen; maar.
toch is het weergaloos rijke kleurenpalet
van VVasner's oreliest partttie in geenendeele
geëvenaard. Wat Wagner met de
gpwone orchestnüddelen heeft tot stand ge
bracht, hoe hij de p-ychologische situatiën,
die door den tekst alteen vaak moeilyfc zyn
?te. begrijpen, heeft verduidelijkt door het
orchest, is een wonder van pnëde en kunst.
Een eeftig genot levert bat op, het oor te
dqen zwelgen in de heerlijke klanken van dit
veeltonig instrument. Nu eens bruisen de
tonen met machtigen gloed, totdat zij een
wesgsleepend hoogtepunt bereiken, dan weder
klagen zij met een teedere melancholie, die
ons tot in het diepste der ziel treft; en steeds
blijft jnon geboeid door die verscheidenheid
van> Ideuren en tinten, diéWagner zoo on
gemeen rijk wi*t aan te wenden
Knar ook, hoe heeft "het gedicht door zijn
bewerking een gebeel audere beteekenis ge
kregen als do Tristan stof in het epos van
Gottfried von Strassburg!
By' den laatste een simpele liefdesintrigue,
naar a-anleiding van het drinken van den
lieWiidrank, waartoe Tristan en Isolde kwa
men, toevallig, doordorst gekweld. Dan voort
durend bedriegerijen n kuiperijen van Tris
tan t n Isolde tegen Koning Marke en om
gekeerd. '
Bij VVagner echter is het niet de drank
die de liefde opwekt, doch de blik die van
den gewonden Tristan op Isolde viel en ten
pevolge waarvan het reeds opgeheven zwaard,
dat den. overwinnaar van Morold moest
vellen, machteloos uit Isolde's banden viel.
.Bij Wagnw voelt men voor de figuur van
ioning Ma ke ook steeds sympathie. Zijn
roeren lo klacht aan het einde der tweede
acte maakt op allen, ook op de beide
minEenden, een verpletterenden indruk. Ea hoe
grootmoedig is zijn houding in de derde
acte, als hij door Brangane ingelicht, Trirtan
naijlt om dem holden Marin Isolde zu
vermailen".
Zooals ik reeds in het vorige nummer
mededeelde, lag ditmaal het zwaartepunt der
Uitvoering nog meer dan anders, in het
orchest. liet was een onafgebroken genieten
van het begin tot het einde. Nog dezen
zomer hoorde ik het voortreffelijke Münchener
orchest in het Prinz-Regententheater, even
eens in Tristan Maar ik aarzel niet te ver
klaren dat het samenvloeien der verschillende
instrumenten tot n geheel, het zich oplossen
tot n instrument, te München op verrena
niet in die mate bereikt werd als hier. Het
moet voor den dirigent Mr. Viotta een nog
grooter vreugde geweest zijn, zijn intentiën
zóó uitgevoerd te zien dan voor ons toe
hoorders. Eere dus hiervoor aan ons voor
treffelijk Concertgebouworkest!
De partij van Tristan werd ditmaal ver
tolkt door den heer Carlen uit Mannheiui.
Het is mij onbegrijpelijk hoe deze zander
zóó slecht voorbereid heeft durven optreden.
Meent hij dat hij met een dergelijke praestatie
voor bet p'ibliek der Wagnervereenig ng
kan komen? Heeft hij zoo weinig kunste
naars eergevoel, dat hij niet beseft met een
dergelijk stumperachtig zingen het werk vau
den Bayreuther meester te beleedigen? Wat
hij van zijn partij terecht bracht moet voor
driekwart toegeschreven worden atn de
tuurmanskunst van Viotfa en aan do vaar
digheid van den souffleur.
Indien de heer Carlen niet muzikaal ge
noeg is om de moeilijkheden der
Tristanpirty te overwinnen, dan had hij zelfkennis
genoeg moeten bezitten, om haar niet op
zich te nemen. Door te knoeien zooals
hij deed door te stotteren en te stamelen,
mag hij geen aanspraak maken op den naam
van ernstig kunstenaar. Of de heer Carlen
een mooie stem heeft ? Hier en daar, waar
hij iets meer rolvast was, zou men het meenen,
Óf hij een goed tooneelspeler is ? Zijn spel
was thans buitengewoon stijf. Maar evenals
een schooljongen die zij.n les niet kent, een
bedremmeld figuur maakt, evenzoo kon men
het aan den heer Carlen bespeuren, dat hij
dóór-zijn-n iet kennen der party, belemmerd
werd in het uiten zijner krachten.
Het was voor de Isolde, die met zulk een
Triatan moest-samenwerken, geen kleinigheid
dat zjj de kluts niet kwy't raakte. Daarvoor
verdient mevr_ Felicie Kaschowska uit
Darmstadt een woord van lof. Zij had met veel
zorg de partij bestudeerd; zij gaf al hetgeen
waartoe zjj in staat was te beschikken. Wan
neer haar Isolde te kort schoot, dan kwam
dat omdat hare gaven niet toereikend waren
voor deze moeily'ke party. Noch haar inner
lijke noch haar uiterlijke gaven. Haar stem
mist nl. draagkracht, volheid en warmte. Zij
heeft geen resonance en daarom klinkt het
orgaan steeds een weinig nuchter. Ook was
haar grime niet zóó, dat aan haar van nat ure
weinig koninklijke gelaatstrekken, daardoor
meer adel verleend werd. Dit wat haar uiter
lijke eigenschappen betreft. Wanneer men het
gebaar en. de houding mag rangschikken tot
de innerlijke eigenschappen, dan kan zij ook
in dit opzicht aan de hooge eisenen der
Isolde-party niet voldoen Het zou onbillijk
zyn van iedere Isolde te verlangen, wat de
hoogbegaafde Rosa Sucher ons te genieten
gaf, maar het spel van mevr. Kaschowska
was toch wat al te burgerlijk om de illusie
van een koningsdochter bij het publiek op te
wekken.
Mevrouw Preuse?Matzenaner uit M
nchen vormde als Brangüne in menig opzicht
met de Isolde een groote tegenstelling. Zeer
sympathiek van voorkomen en gracieus van
beweging, bezit zy bovendien een heel mooie,
volle stem, waaraan alleen een goede dictie
ontbreekt, zoodat zij af en toii wat galmend
klinkt. Toch gaf zy in haar spel niet t«
kennen dat zij in het wezen, in het karakter
der Brangane was doirgtd'ongen. Vóór
alles was zij te jong. De scène met den
Schrein1' en de Z.\u':>ertriuike" werd daar
door te behaagziek en coquet afgespeeld.
De heer Joachirn Kromer heeft in zijn
stem wel het accent voor den Kurwenal. In
de eerste acte was hy niet in overeenstem
ming met het orchest. Zonderling dat zulks,
ook by anderen, zoo dikwyls het geval is!
Wat mag den heer Kromer er toe bewogen
hebben zoo'n zonderlingen gang aan te nemen,
in de derde acte ? Hoeft hij dit van den
onvergetelyken FriU Plank afgekeken ? Maar
die kon niet anders, tengevolge van zijn buiten
gewone corpulentie. Zoolang de heer Kromer
liet in omvang nog tiet zoo ver gebracht heeft
als zyn groote gestorven collega is het
raidzaam, dit onderdeel van zijn actie eens te
herzien. Ook vond ik dat sollen niet Tristan
in de derde acte niet juist. Do heer Krumer
behandelde zijn heer als een stout kind, dat
met opgeheven wijsvinger in bedwang moet
worden gehouden. Die opvatting getuigt niet
van diepte. Dat deed Plank anders.
De heer Schü,z had als Köiiig Marke"
ook het juiste accent. Zmdert men een paar
har Ie, open vocalen b. v. op Seele" en
laben" uit, dan m.ig zyn geheele optredea
als volkomen in stjjl gekenmerkt worden.
De heer Hans Rüdiger, die de kleine
partijtjes van junger Seemann" en Hirt"
vervulde maakte van don herder vooral
eenmooi type. Zeer schoon werd hij hierbij
ondersteu- d door zijn alter "ego" den heer
Kruier, die onovertrefbaar de solo voor
enaelschen hoorn blies.
De beer Martien Smits zong den Melot"
niet onverdienstelijk, hoewel tu wat al te
heftig te keer ging.
De hearen leden der Wagner-Vereeniging
zongen de kleine stukjes koor van het scheep
ivolk zeer mooi en beschaafd.
De iieer Vaidek heeft veel zorg besteed
aau de regie. Dat in de laaUte acte het ge
volg van König Mvrke zo-> beleeft was maf
de bestorming van Kareol" te wachten, tot
dat de verdedigers by de hand waren om
hun' den weg te versperren, heeft zeker niet
in da bedoeling geleden van deii h^er Valdek.
Wanneer ik nu straks beweerde dat liet
zwaartepunt der uitvoering, nog meer dan
anders in het orchest lag, geloof ik dat de
lezer thans hiervoor geen verdere toelichting
noodig heeft.
Met een woord van dank aan Violta, die
weder op heerlijke wijze de partituur tot
leven heeft verwekt, zij deze bespreking ge
indigd.
AVERKAMP.
?imiiiiitiliiiiHiifiliiMiiiHiiMimiiii
lllllllllllllllllllllllllllllllllllH
FREDBRIK VANT E K D E v, D: Kleine
Ju/umnp?. Tweede deel. A.uasterdam, W.
Versluij^, 1905.
Het is een zeldzaam verschijnsel, dat een
schrijver na twintig jaar zich geroepen voelt,
om een boek uit een geheel andere levens
periode te vervolgen. De eerste afleveringen
van D<: Buwging brachten ons dus in dit
tweede dc;el een verrassing. IJe belirfte aan
het slot van het eerste deel was bijna ver
geten, fohannes Vialor kon moeielik als eea
vervolg gelden, want dit was een boek van
inkeer tot. zich zelf, dat de kenmerken draagt
van die periode: de vergoddeliking van eigen
zieleleven, lipt opuaan in het Ik. Do schrij
ver, die sprak: Ik ben alleen, pansch alleen,
ongenaakbaar, onschendbaar", was nog geslo
ten voor" de men-ichheid en haar weedom "
Maar de ICleine Johannes was niet voorgoed
door Johannes Viator verdrongen. Zijn ver
dere lotgevallen zouden beschreven worden
in een boek van gerijpt talent en gerijpte
ervaring, dat verkwikkend werkt in onze tijd,
nu het naturalisme xich zelf overleefd heeft.
Niet voor ieder /.al dit vervolg een aange
name verrassing zijn. De Kleine Johannes
was populair geworden. Dj naïeve zielen die
door dit sprookje bekoord waren zehs
uit de omgeving vnn tante Serena werd het
niet geweerd zullen opschrikken door h«t
lied van de arme kla:,ten" en de pla'te"
taal: wat een ru>ve toon in zo'n lief boek"!
De Van Lieverlee's, die de Kleine Johannes
zo goed begrepen en Johannes Viator
niet minder! krijgen een klap in't gedicht.
Door de schrilst mogelike tegenstelling wordt
hun voorgeworpen, dat d J zieleschoonheid
niet uitsluitend te vinden is in de wereld
van de glacé-handschoenen: duChristus-liiuur
van de Geleider wordt een sc'arensliep;
Marjon, in Johannes Viator de liefsteen de
geweldigste, de teedwste en de wreeds'e,
wreed-schitterende, vlei-zachte, aldoor
schooner wordende brandvlam van mijn leven",
wordt nu een vuil keruiHtneisje uit een
woonwagen.
Jtlumnes Viator, hoe belangrijk ook als
schakel in Van Eeden's ontwikkeling, wordt
in de kompositie van dit verhaal opzettelik
uitgeschakeld.
De Kleine Johannes volgt zijn Geleider
naar de mensenwereld. Hij komt in de sfeer
van Markus. Hij mocht niet meer smalen
op menschen, nocli'zijn eigen menschelijke
afkomst verloochenen. Hij wist nu dat hij
gedoold had en was besloten zich te beteren."
Al da lelik worden we bekoord door de be
schrijving van de kermis, naief door kinder
ogen gezien. Marjon, het door harde
ervaling vroeg gerijpte natuur-kind, en Marku-s,
de geheimzinnige scharensliep, zullen Johan
nes inwyden in het nieuwe leven van.
z«lfopoflering eu harde arbeid. Hij is er nog
niet rijp voor: met moeite onderdrukt Mar
kus zijn twijfel, door hem voor te houlen
dat hij voor die leelijke en droeve menschen''
eerst iets ztjn kan .als hij in huil midden
werkt en mede lijdt.
Een prachtig kontrast geven dan het derde
en vierde hoofdstuk tegenover het vijfde en
zesde: het bandeloze leven in het woon
wagen-kamp, waar het leven opbruist, waar
niemand veinst, en de op de man af gaande
prediking van Markus, in harmonie met zijn
daden, een vruchtbare bodem vindt; en daar
tegenover de fatsoenlike" vroomheid en
braafheid in taute Serena's kring, waar de
zelfgenoegzame, taartjes-etende dominee
Kraalboom, die de tombola liefdadigheid"
aanmoedigt, geiifgodeerd wordt.
De schildering van tante Serena's omgeving
vind ik het beste gedeelte van het gehele
boek: haar portrtt in het spionnetje, het
ko-)telike in'erieur van de slaapkamer, het
menu, de oude meid, dat alles doet ons
a lemen in die deftig- burgerhke atmosfeer,
beter dan de tot het uiterste gedreven
individualUtiese Kleinmilerei" van Van
Deyssel dat vermag. Zulke bladzijden doen
onwillekeurig deuken aan de voorireflelikste
eigenschappen van llildebiands stijl in De
familie Stastok". En toch is er een groot
verschil. Van Eeden is hier niet zuUer
realisties: er zijn symboliese trekjes in ?
denk aan de opgesloten leeu verik en de
blind gemaakte vinken maar bovenal is
de kinderlike sprookjes-stemming bewaard,
zodat het ons niet verwondert, als Wistik
langs de beddekwast omlaag zak', en Johan
nes meevoert naar het rijk van Windekind.
Het visioen van Johannes, in het zevende
hoofdstuk, voert de handeling op naar een
hoger plan. Johannes, die behagen schept
in de vriendelike rust van tante Serena's
huis, die geniet in haar stille tuin, is nog
niet aan de invloedssfeer van Pan ontkomen.
Johannes Viator zegt: Terug weusch ik het
wilde leven. Het groeien van den mensch
als een boom tusschen boomen, als een dier
ttuschen dieren, n met alien, n met
zoe en wind en rotsen, als een mooi, sterk
reuzeukind onder zijns gelijken, en onder zijn
gelijken de sterkste, de heerlijkste; volmaakt
in kracht en schoonheid, zooals nu nimmer
een mensch volmaakt is" (blz. 281. Een derge
lijke stemming is hier in beeld gebracht.
Maar de Kleine Johannes is verder: hij heeft
Markus gekend. En de goeiige vader Pan
voelt dat Markus lieoi zal overwinnen, want
zotira Johannes uaar zijn vriend vraagt, kijkt
hy fel-droevig als een gewond beest" en
barst uit in een luid jamniergehuil.
In de volgende hoofdstukken verschijnt
Markus om zijn macht over Jo lannes te her
nemen; tegelijk komt daaruit voort de bot
sing van Markus met d) kring van tante
Sjrena. De man d'e door de kermisgasten
met ontzag behandeld wordt, is in de ogen
van de krans een schooier, eu volgen-s dominee
een nihilist, een dweper." De tegenstelling
wordt ten top gevoerd als Markus de Jeminee
op zyn eigen terrein verned :rt, en zijn
jevo'utionaire prediking nrddtn in de vredige
gemeente s'iugert. Als Jo'iannes eindelik
tot het bes'uit komt om tante Sjrena te
verlaten, ontmoat hij niet Markus, maar
Marjon. Mat haar vlucht hij naar de Rijn,
waar de kinderen met hun aapj-1 rondtrekken,
en hun brood verdienen door liedjes te zin
gen. Maar een nieu ve verleiding daagt in
de werlderige omgeving van de dekadente
aansteller Van Lieverlee en Gravin Dolores,
die zich zelf zo interessant vinden en zo
supérieur. Deze opzei telik gechargeerde
figiiren gt-lijk bij do toon van het boek
past zijn geestig getekende typen gewor
den van de moderne pseti'lo-arwstieke on
natuur. De Kleine Johannes, die nog niet
geleerd heeft de schijn van het wezen te
onjersc leiden, laat zich zo;eer meeslepen,
dat hij er zelfs Ma'j «i voor wil verlaten.
Dan volgt een fantasties visioen, waarmee
dit deel gesloten wordt: de dood van Pan,
wiens lijk, oinsluwd door de treurende dieren,
uit een ens dal naar voren komt, ie midden
van de heftig bewogen natunr. Wanneer het
lijk door de lava-stroom verzwolgen is, ziet
Johannes wie de Overwinnaar geweest is, nl.
zijn Geleider. Pun's voorgevoel heeft hem
niet bed/ogen: hij zou door Markus over
wonnen worden. En al staat Johannes op
het punt om Van Lieverlee te volgen, in
het diepst van zijn wezen blijft hij trouw
aan Markus. In het begin van het derde
deel zullen we zijn Geleider dus weer naast
hem zien.
Evenals in het eerste deel blijft de Kleine
Johannes in hoofdzaak passief Nu zijn het
vooral maatschappelike infloeden die op hem
werken. Naast zelfkennis is mensenkennis
gekomen. De hoofdstukken, die lu-t mee.-t
aan het eerste deel verwant zijn, het zevende
en het laatste, vind ik niet de sterkste. Wat
die visioenen aan kracht van uitbeelding ge
wonnen hebben, missen ze aan innigheid en
naieveteit. Soms is er iets gewilds in de sym
boliek en daardoor gebrek aan
aanschouwelikheid. In de drom van dieren die Pan's
lijk vergezellen, maken m. i. de dier- en
plantengeesten een vreemde vertoning. In
dit boek is de geestrijke waarnemer sterker
dan de natuur-poëet.
De ineiischhei l ea haar weedom" zal
Johannes aanschouwen. Maar het is vooral de
geestelike ellende die op hem inwerkt. De
armoe ie van de kermisklanten, het
broodsgebrek dat tante Serena lenigt, blijven op
de achtergrond; in het volle licht komen
het farizeïsme van de Krans, de annfteilerij
en innerlike voosheid van de yerh'jnde Van
Lieve lee. Ter voltooiing plaatsen we daar
naast de sc.'ietsachtig, maar uitmuntend ge
typeerde episode van de drie kantoorheertjes
(bli 127): daar zien wo het geestelik peil
van Jan Rap in zijn oordeel o^er Markus.
Dit verwondert ons niet. Een boek als de
Kleine Johanues geeft ons naast de diepere
zin ook , een afspiegeling van de geestesge
steldheid van de schrijver. Wanneer dus
de laatste jaren in Van Eeden de
satyriekpolemiite en de profetiese natuur het meest
op de voorgrond kwamen, dan bewijst het
de echtheid van dit boek, als we er die
kwaliteiten in terugvinden. Wij vergeleken
de schildering van tante Serena's omgeving,
wat de stijl betreft met De familie Stastok;
dojr hst revolutionaire sentiment is er ster
ker verwantschap met Multatuli's Woutertje
Pietersen. Ook hier wordt gebroken en afge
rekend met een samenleving.
Niet minder is de Van Lieverlee-epïsode
een doorlopende satyre, waarin we de schrij
ver van Over Woordkunst" heriennen. Al
het artistiek gedoe, het liefhebberen in
mode-kanst en mode-filosofie wordl tot n
type, waarvan de belachelikheid te scherper
uitkomt door do tegenstelling met de naief
ontvankelike kunstenaarsziel van Johannes.
Of Van Eeden niet te vergaat door als objekt
van ontleding; Dtf Kleine Jöjiannes zelf te
ktez^fi ? Mij stoorde het al b'y eerste lezing,
ah Van Lieverlee by de kennis-nakinj; met
Johannes zegt: Zóó, toch niet de Kleine
Johannes, de vriend van Windëkiïid?" Het
is alsof de auteur zelf plotseling uit de
conlisen te voorschyn komt, en deakteurs voor
de voeten gaat lopen. De - bedoeling van
deze grillige wending blijkt weldra ; de satyre
wordt te pikanter, wanneer we zien hoe Van,
Lieverlee veel dieper in de ziel van de Kleine
Johannes -doorgedrongen is dan de Kleine
Johanues zelf. Overigeas is het
Muliatuliaan-ie Publiek, ik veracht u !" bij Van Eeden
niet patbeties, maar schertsend, b.v. in de
aanhef van het twaalfde hoofdstuk, terwijl
het bij voorbaat kritiseren van de critici die
Marjou eeii onmagelik persoontje zullen vin
den, op het eind van hoofdstuk XIII, wel
wat uit de toon valt.
De profetiese natuur van de schrijver is
belichaamd in de Markus-figuur. De volks
prediker in het woonwagen kamp trekt ons
dadvdik aaa door de verheven eenvoud van
zijn taal en de treffende gtlijkeni-sen. Bij
het binnendringen van Markus in de zelfge
noegzame krans rijst onwillekeurig de ge
dachte aan e,en zekere Rotterdarnse
Nutslezing. Maar de ernst van Marku-* slaat te hoog
om opzettelik te kwetsen ; aan de armen
predikt hij ontevredenheid met hun armoede,
die verdierlikt; aan de rijken ontevredenheid
met hun rijkdom, die uit woeker voortkomt.
Z'jn beste prediking evenwel is zijn leven
van zelfopofferende liefde. Dat voelen de
kleinen en nederigen die hem eren; daarvoor
zijn de maatschappelike machthebbers blind,
want zij verwijderen hem met po'.itiegeweld
uit hun kerk.
Dit aantrekkelike boek is dus een weefsel
van eigenaardige bontlieid, maar het hly'ft
boeiend van het bügin tot het einde. O^'er
de kompositie van het geheel zal eerst ge
oordeeld kunnen worden, wanneer ook het
derde deel voltooid is. Toch bewijst reeds
dit deel de gestadige groei en de veelzijdig
heid van Van EeJen's talent.
Assen. C. G. N. DE VOOY.S.
HERMAN TEIRUN-C'K, yt Bedrijf van den
kwade. Uitgegeven te Buisum bij C.
A. J. van Dishoeck.
Herman Teirlinck's 't Bedrijf van den
kwade" is een boek vau wijde droefenis",
van leed, van ontzaggelik leel 011 't wrede
Leven, dat in fon-~e drang van noodlot de
mensen met al hun dromen en begeren richt
naar 't onvermjdelike, naar 't Bedrijf vau
d -u kwade", als za niet waken eu bidden.
Daar is iets geweldigs in dit 'boek, als '11
duivelse lach van het Leven, dat lokt, ver
strikt eu bezwijmen om bij 't ontwaken u't
de zonde in wrede neersmak, omdat alle
kwaad in voortdurige werking voort «roeit"
te verpletten ouder eigen wee, wie in boete
weent en de handen smekend uitstrekt u w
de redding van 'n nieuw l«ven, dat alles
verz «enen ].an ! 'n Boek is 't ook van mede
lijden, van d;ep medelijden, omdat 't zo is
en niet anders met scherpe liju wordt on i
getekend de tragedie-verwikkeling, de tra
gedie oplossing in de ene mo^elike oplossing
van vat en ook ons schrijnt 't tot diep mede
lijden met wie viel, geta.ikt door 't gevoelloos
geweld, sterker dan zij zelf, waaruit het kwaad
geboren werd" en we sluiten het boek
met 'n zachte aandoening van het wie zonder
zonde is, werpe eerst den steen'. Want
de grote kunst van dit boek noem ik niet
het geval op zichzelf, 't verhaaltju', <lat iiet
op :;'n hoogst voorzeker publiek tot'n boeien Ie
roman zuu m.iken en niets meer dan dat,
maar d t geval en zo gegeven, met vaste
kilharde lijn van weikeiikht-M, die, angstig
maikt, dat 't zo moet en n:et audeiskan
dat geweldige en onvermijdelike, dat juist
geeft die diepe aandoening van medelijden,
«?e voelen de adem van kunst.
Er is 'n omgeving, 'n huis vol verveling
en leegheid geldis er opge;tapeld,'n leven
lang, vrekkig door moeder en grootvader,
schortend eu nagelend, stukje bij stukje",
en geld b'ijft de enige begeerte in die gees
telik dode omgeving, geld door werken ge
wonnen, dat door werken oogsten moet dra
gen", geld met zijn plezanten klank, dat
binnenkomt uit al die menschenvingeren, die
schuiven en plakken viezelijk eromme", geld,
dat de moeder tot 'n granieten ziele" ver
steent eu alles 0:11 haar heen verkilt of als
werktuig van haar stalen wil versuft; de
vader verkindst tot 'n goeiige t-ukkel, de
zoon niet zachter zielenaard ontvlucht het
huis en xookt elders warmte en liefde en de
verveling kruipt op langs de wanden van
de groote leege woonst". In de
.."chrikkelijko imuwte vau het daar kwijnende leven"
groeit de dochter op in volle bloei van weel
derige gezondheid, met stoere kracht in aderen
en spieren, eifenis van het Noord
wevissersgeslacht, waaruit zij sproot, dochter van de
ijzersterke moeder. Ze is verloofd, 't was
moe Iers wil, die ook daarmee ..geld" voorzag
in de toekomst ??? haar zelf was 't tameük
onverschillig geweest. Maar ook in die ver
houding is zoveel zoets en vroom-liefs en
lafs, -ze walgt ervan en alles nijpt en knelt
en plotseling vuurt op in haar ziel 'c ver
langen om geweldig te le^eu," de banden
van koud metaal te breken, 't gansche
lijf wil lucht en beweging", machtig voelt
ze zich stijgen boven 't gepeuter eu ds
ellende dees huisgezin, boven al de lut
tele woorden, die Hauwademend neerzegeu",
kracht wil ze tegenover zich, kracht en
strijd om zich te verdedigen en toch over
wonnen te worden. Dan geeft ze zich met
haar brandende begeerte in wegdoezelende
weeUezwijmeling aan de sterkere, 'n bereke
nend wereldling, die lang/.aam geheel zich
meester van haar maakt in toenemende on
weerbare machteloosheid". Ze ontwaakt uit
die roes, als ze toevallig 't geschilderd
portret ziet van de vrouw, die hij ontrouw
werd, 't onschuldig kind, dat hij verstiet
'n ietgje roman'ief, gewild zelfs moge dit
ontknopin^strAje zijn, de wijze waarop" ver
zoent er ons weer mie. Gruwelik staat dan
de werkelikheid van haar verzonken be
staan" voor haar, in bitter weten dat eiken
deen in dat buis zijn eigen ongeluk met
verborgen heimelijke gebaren bevorderde
zij ook had heur eigen ongeluk beraamd."
Boeten wil ze, in boete aanvaarden 't nieuwe
leven, dat voor haar ligt, dat haar nooit geluk
meer brengen zal, maar verzoenende berus
ting, waarin ze aan allen al wil geven wat
ze kan, om op te bouwen, wat ze zelf ver
nietigde, dan is er toch verzoeking voor het
verleden, dat immers dqod ijl Maar zeis
zwanger en in de bekentenis van haar schuld
ziet ze alle hoop zich ontzinken de vloek
der wrede werel l wacht haar.
't Bedry'f van den twade' is 'n wreed
boek, wreed, en zwaar van droeve
levensernst.
Eigenaardig in Teirlinck bij die vastheid
van lijn en toets dat dromerig stille, dat
droeve als in herfsttint en droomerige
treurnisse" van sneeuwstüte, de twee
uatuuroinlijstingen van 'n groot deel van het boek.
?Bij'Teirlinck lacht ook de lente niet, al willen
'de woorden jubelen, ze bly ven mat. 'n Eigen
aardig verschil met Slreuvels, waar altyd
zon is en lichtspettering, altijd de brede zwaai
van het zonnige woord. Teiilinck houdt van
droomschaduw en stilte, en voelt haar diepe
werking in wondere zielesf-er al*
Maeterlinck. Prachtige dingen zegt hij daarvan:
De stilte is altemets een licht gewaad met
gulden twijn geweven, waarde ziele teiusten
blijft, te rusten en te luisteren naar schoone
aandoeningen" .. . dus was bare stem geens
zins stoornisso van de stilte, maar een deel
van de stilte zelve, een schakel van het
gulden nachtgeheim. VVant hun minste gebaar
weefde mee in 't gebouw van de al-zoete
harmohije eu spinde een d raad van het broze
gewaai der stilte." Daar was de zalige stilte,
de stilte vol van 't zilver-tjokkend geluid
der sterren." 't Was terug de liefelijke,
iilbeheerschende stilte, de gulden stilte,
waariangs hunne gevoelens omuiezweefden en
nevenseeu overeiitweere wieaden, beladen
met de weelde hunner passie."
Ook treft me alajd weer 'n eigenaardig
versjhil in taal tusschen Streuvels en
Teirliiick, door Streuvels' taal waait mij iets van
frisse lucht, breed en open, en zingt mij ie(8
van blijde zonuekiank, iu drliiick fijner
toets misschien, maar 't bewuste vau fijner
toets, 't beredeneerde van klank en tint.
Toch geloof ik, dat wij, Noord Nederlanders,
niet zuiver over dit taalverschil kunnen
oordelen en vooralsnog 't beste doen ons te
houden aan Veiineylens scherpzinnig
Vlaanderenartikel over die kwestie, over de zekere
groei van '11 Nederlandse omgangs- en ver
keerstaal in het Zuiden, uitdrukking van een
volledig Zuid-Nederlands geestesleven. En
krachtige kunstenaars als Gezelle, kodenbach,
Streuveis en Teirliiick werken mede aan die
opbouw door hun in vrije uiting tot
kunsttajl verwerkt Nederlandsch", van her en der
ge.iant" of naar eigen zieledrang geschapen.
Houdt ook de taal van het Noorden zich
vrij van dwang, die groei belempiert en blijft
ook zij zich voeden, met w^tjjiit de levende
taal" haar steeds verfrissen kaa. en, blijft er
voortdurende betrekking oiJ^pKgeestesleven
tussen Noörd-en Zuid, dan'zal er eens zijn
de eenheid van 'n krachtig Nederlands in
Noord eg Zuid, zoals de groeiende eenheid in
de luie eeuw er was eea, eenheid", zegt
Vermeyleu, niet ons opgelegd, niet ver
kregen ten koste van al wat ons eigen is,
maar organisch gegroeid uit gezonde ont
wikkeling van; alle leden der Nederlaiid=che
taal. Of liever die eenheid is er, en dat weet
een ieder wel, die wat zuiver en spontaan
taalgevoel heeft.
Kik land geve het zijne, uit elk gewest
hale men het beste, en al het lief bare; we
zullen nooit genoeg woorden hebben, er
zullen nooit genoeg stemmen zijn, om al de
rijke verscheidenheid van dit stuk aarde,
vau dit 'stuk meuschelijkheid uit te zingen.
Nu Vlaanderen tot nieuwe kracht en nieuwe
schoonheid wordt opgeroepen, zingt het mee,
zooals het gebekt is, en tot spijt van niders
tongen." Zóó worde dan onze taal een trouw
en volledig beeld van ons wezen, ,.ja, einde
lijk een algemeene, echt-nationale taal : niet
meer liet Holiandcich, maar het Nederlandsch!"
Dr. J. ALEIDA NULAXD.
BOEK4ANKONDIGING.
Doode z'den. Roman van NICOLAAS GOGOL.
Uitgave van Craft & Co. Amsterdam.
Gogol zelf is reeds voor meer dan een
halve eeuw gestorven en zijn oodezielen"
verscheen al tien jaren vóór zijn do d;
een boek, dat derhalve meer dan zestig jaren
ou l is en bovendien een menschenleefiijd
geleden door het Nederlandsphe publiek in
de Fransche vertaling werd verslonden,
l een boek onder dergelijke omstandigheden
te durven uitgeven in een Nedetlandsche
vertaling pleit óf voor het boek-zelve of voor
den ni'jed vau de uitgevers. Wij willen de
kracht van d.t entweder-oder halv eren en
aan ieder der beide partijen een gelijke hoe
veelheid eerbewijzen en hulde toe brengen.
VVant het boek heeft vooral uit een cul
tuur historisch, mér dan uit een litterair
oogpunt , hoedanigheden van mér dan
gewone beteekenis, maar óf het
hedendaagsche geslacht niet evenveel interesse de ver
dorven , plat- en onbeschaafdheid van de
hoogere standen der Russische maatschappij
zal volgen als on<e ouders dut ge-laan heb
ben, meenen wij te moeten betwijfelen. Gogol
moge de. groote leermeester van DusU'jewsky,
Tolstoïe. a. genoemd worden dit neemt
niet weg, dat zijn volgelingen ons aan heel
ander en meer superieur werk hebben ge
woon gemaakt dan Gogol iu zijn Doode
zielen" g»eft. Zooals wij reeds opmerkten : uit
een historisch oogpunt verdient de roman
zeer zeker groote belangstelling; wie zich
interesseert voor de politieke toestanden in
Rusland MOET dit boek zelfs gelez jn hebben ;
en waar tegenwoordig a'ler blikken «ich naar
het Oosten wenden en het Russische volk
zich mag verheugen in een zekere populaire
nieuwsgierigheid van de zijde der Wester
lingen, daar hebben de heeren Craft it Co.
waarschijnlijk van hun standpunt als uit
gevers de zaak nog niet zoo slecht iujezien.
Doch als littera'r wer'.t zal het kwalijk de
algemeene sympathie voor zich kunnen win
nen. Wij zijn het zuiver objectieve werk te veel
ontwend, dan dat wij zondjr wrevel kunnen
voorbijgaan stijl wendingen als b.v. deze:
Doch dit alles komt de lezer langzamerhand
en te bekwamer tijd te weten, mits hij ge
duld genoeg bezitte, dit zeer lange, zich
steels meer uitbreidend en vooral tegen het
alles bekronende slot steeds ingewikkelder
verhaal ten einde toe te volgen". Wij vreezen
zelfs dat het jongere geslacht, mép dan het
ou lere van dertig, veertig jaar geleden, tegen
over dit boek dezelfde houding zal aanne
men, die bij de verschijning in 1842 het
Russische volk aannam: men zal om de
geestigheden lachen, doch den ernst, onder