De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1905 19 november pagina 5

19 november 1905 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

No. 1482 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Fan mgmm ibik en mm toon. Van de muziek des levens, door JOHANNA VAN WOUDE. Met platen van L. W. E. Wenckebach. Amsterdam, L, J. Veen. Twaalf schetsen zijn in dit bundeltje van 221 bladzijden opgenomen. Het deeltje be hoort by de serie van Johanna van Woude's werken, bij L. J. Veen uitgegeven. Wie deze schetsen uit het vele, dat de overleden schrijfster, (mevr. van Wermeskerken-Junius) aan weekblad- en tijdschriftartikelen naliet, in dit boekje samenvoegde, heeft een uit stekende keuze gedaan. Alleen het laatste van het dozijn, Kijkje in de werkkamer eeiier schrijfster of redactrice", valt uit den toon> al is het zeker een heel trouwe weer spiegeling van een drukken morgen uit het leven eener redactrice, die stapels copy heeft liggen, met dozynen ongeduldige inzendsters te schipperen heeft, telkens verzoeken om medewerking krijgt va.ntijd?chriftredacteuren, met brieven van abonnees overladen wordt, van de Maatschappij ?an Letterkunde invitaties ontvangt voor de vergadering en 't diner, aanmaningen krijgt van den uitgever, wien ze een novellenbundel heeft beloofd, en daarbij een huishouding te verzorgen heeft, waar tantes nu en dan' komen binnenvallen, en die om twaalf uur ruim gestoord wordt, want daar waren lieve stemmetjes en lichte voetstapjes op de gang en de deur wordt zonder kloppen opengegooil, en daar komen schitterende oogen binnen en roode wangen en vroolijke lachjes en lieve begroetinkjes". Weg zijn dan alle stilte en rust en de pen ligt al op den inktkoker, maar welkom is die stoornis, en van harte klinkt het: Kom maar binnen, kleine Ie venmakers, voor jullie ben ik altijd te spreken l" Hier in dit laatste stukje is de muziek misschien een beetje lawaaiig; maar overigens, welk een mooi, welk een kranig bundeltje is dit! Er was in haar schrijven voor de jonge meisjes, die De Hollandsche Lelie" lazen, dikwijls iets zoetsappigs, iets dat aan al te trouwen vormendienst deed denken, en in een reeds voor meer dan vijf-en-twintig jaren veïschenen bundeltje, met wij ze lessen voor jonge meisjes, was toen naar mijne meening een toon van onoprechtheid en schijnhuldiging, een meening, die ik indertijd onder den spontanen indruk, heet van de rooster, in dit blad weergaf. Hoe mevrouw van Wermeskerken alg redactrice in déh loop der jaren met haar lelietjes" geschaltet en gewaltet heeft, is mij niet bekend; maar als de jonge meisjes nu en dan wat van deze Muziek des Levens hebben mogen hooren, kan dat haar niet anders dan goe,d hebben gedaan Een frissche, prettige geest gaat door deze schetsen, al wordt ook bijna overal de gevoelssnaar bij voorkeur getokkeld. Weemoed is erin, veel weemoed, maar geen ontzenuwend klagen ? om der wereld leed ; en waar de droefheid alleen aan het woord is, daar worden wij ook inderdaad gegrepen in de ziel om leed, dat ieder mee kan voelen. Zoo in Het Telegram, waar wij de smart geschilderd vinden van een moeder, wier zpon in Indiëgesneuveld is en die op een partij bemerkt, hoe er een telegram gekomen is,, dat haar betreft en waarvan zij de strek king teaflt "tij t de bezorgde bljkkeiv van de. Kanissen en Vrienden' om haar heen. Haar groote, groote leed om hem, haar trots en glorie,' ,is meesleepend mooi geschetst en komt scherp uit tegen den lichtenden achter grond der vorige bladzijden, waar met groot talent geschetst werd, hoeveel die zoon, haar oudste, voor haar was. Want dit is iets wat bij deze kleine schetsen telkens treft, hoeveel eenheid erin is, hoe ze gezet zijn in een toon, die door iedere schets zuiver bewaard blijft tot het eind. Het is goed doordacht en met zorg neergeschreven werk van iemand, wien de vloeiende verhaaltrant en de lichte causerie toch zeer gemakkelijk van de hand gaan. Is er sentimentaliteit in, omdat twee menschen met al grijze baren tranen hebben in hun stemmen bij het hardop voor elkander lezen? Luister, en bedenk, dat die mengchen, beiden een zeer gelukkige, door liefde bewaakte jeflgd achter zich hebben. De kinderen hadden comedie gespeeld in een koude kamer en alles overhoop gehaald. wee van de visite mochten dat niet thuis. Wij mogen zoo'n rommel niet maken," en : wij ook niet," zei een ander. En dan de S moeder, die denkt: Och, mijn kinderen, ge \ rnoogt veel, heel veel in uw moeders huis. £ Maakt altijd maar rommel, haalt alles maar imimifffftfittiMifUffiifiiii!ii<u<i<f({iiff<<<«c<i<««i(ti«c(!ittiifif(m<i<fii U117 DB NATUUR. CX3Q&,Zintuigen by planten, Misschre» herinneren zich enkele van mijn lezers, wat ik verleden jaar verteld heb of ten minste, dat ik verteld heb van een zin tuig, waargenomen bij krabben en sommige andere waterdieren, dat hun inlichting geeft over hun stand in 't water. Een krab ge bruikt daartoe zandkorrels. Visschen en waar schijnlijk ook veel landdieren hebben een speciaal orgaan met een of meer losse steentjes of kalkkorreltjes er in. Die rusten op zenuw einden en ze vallen bij stand verandering (b. v. omduikelen, op zjjde hellen en dergelijke) telkens op andere zenuwdraden; zoodoende wordt het dier gewaar, dat het, laten we zeggen, onderste boven ligt. Is dit orgaan, dat dikwijls een deel uitmaakt van het ge hoororgaan, b.v. bij een kikker gekwetst, dan weet het dier niet meer hoe het ligt of staat; het neemt de allermalste houdingen aan bij 't zwemmen, springen en naar prooi happen. Nu was h^t een sedert lang bekend ver schijnsel, dat vele planten en plantendeelen altijd in een bepaalde richting groeien; de wortel van een beuk of lelie zal nooit naar boven groeien! de stengel niet den grond indringen; men kan het kiemplantje wel pla gen, het zelfs, door het voortdurend in draaiing te houden, voor een poosje in de war brengen; maar, houdt de dwang op, dan groeit elk plantendeel in een bepaalde richting verder, al naar zijn aard en werk. Dit verschijnsel, zoo eenvoudig als 't lijkt, heeft heel wat pennen in beweging gebracht, heel wat gissingen doen uiten en proeven doen nemen. Vlet lag voor de hand, zult u zeggen, om te gaan veronderstellen, dat de planten of plantendeelen, b.v. de wortels, evengoed als de dieren een evenwichtsorgaan zouden bezitten; een toestel dus, dat hun de goede rich ting weer aanwijst, wanneer door omstan digheden een verkeerde of ongunstige moest worden ingeslagen. Het kan jmmers licht een overhoop, als dat nu eenmaal het meest bekoring heeft voor uw kinderaard. Van al onze kostbaarheden is uw gèjuk ons toch nog het kostbaarste. Wat deert ons eenige wanorde in ons huis, als gij daafSbora beter vermaakt, als gy daardoor kinderen blijft en bij ons uw grootst genoegen vindt. O, blijft bij ons uw geluk vinden; blijft behoefte gevoelen aan onze bewondering,, onze bravo's. Moge nooit de tijd komen, wanneer uwe vermaken van dien aard worden, dat ge uwe ouders niet meer tot getuigen wenscht. Roept ons maar in de kou, in het donker, of waar ge verder geniet of lijdt. Doet ons het onschatbare geluk behouden, deelgenoot te zijn van uwe vreugde en uw leed. Roept ons tot u, uw leven lang, hoe donker uw weg zij, hoe moeilijk, hoe lang, als ge ons maar roept, wij zullen komen wij zullen met u zijn." Dan later dit over huiselijke bijnaampjes. Ach, voor wie klonk een naam, door de liefde bedacht, niet als muziek! Dat is onze dieventaaL Daar buiten in de wereld hebben wij geheel andere namen, deftige, mooie namen misschien; maar geen enkele heeft ooit voor ons zooveel zoetheid als die ne verklein-naam van thuis. Wie heeft niet eens een bijnaam gehad in de eerste jaren van zijn leven, niet welluidend misschien en dwaas in de ooren can vreemden, maar hem zjjn leven lang herinnerend aan een wereld van liefde! Wie heeft zich niet met weelde en weemoed tevens, najaren van afwezigheid, hooren noemen bij dien ouden, teederen naam, eenmaal de tolk van moeders liefde en vaders zorg. Wie van hen, die daar statig henen gaan langs de straten met grijze haren en voorname gezichten, en voor wie alle hoeden afgaan, bewaart niet in een hoekje van zijn hart de herinnering aan een ouden, hartelijken, liefelijken naam, waarmede een zekere, reeds lang zwijgende stem hem een maal toesprak, terwijl een trouwe hand zegenend op zijn hoofd werd gelegd ?" De liefdeband tusschen ouders en kinderen is het hoofdmotief van de meeste der schetsen, maar op hoeveel manieren weet de schrijfster haar kleine en haar groote dramatis personae er door te doen omstrengblen l De schets Waar is Mama ?" is in den geest volkomen n met die andere Een gouden keten", en toch hoe groot is het vepchil van behandeling! Zoo hartelijk en eenvoudig, dat schetsje met het motto, dat in kindermond bestorven ligt, als moeder niet de eerste is, die hen tegentreedt, of die ze zien op haar vast plaatsje, wanneer ze binnenstormen. En die van de gouden keten, zoo ernstig en gemoedelijk. van die keten, waaraan ouders moeten smeden altijd door, ten koste van veel opoifering misschien, opdat <le eene hechte schakel na den anderen tusschen hen en de kinderen tot een keten worde, die het jongere geslacht steeds tot het oudere terugvoert. Van de muziek des levens" is een mooi, harmonisch boekje, een boekje vooral voor gelukkige menschen, die niet allereerst een open oor bezitten voor de wanklanken in 't leven; voor hen ook, die met een der dank baren uit dezen bundel vragen: Waarom is er iets wat oud worden en sterven heet.' O, tijd, sta stil!" F. J. VAX UlLDRIKS. - R,A,YMÓ:SD JACBERNS, Een Bobbedoes op 'JCostichool, naar het Engelsen door Mevrouw J. VA>T DEK HOEVEN. Ver schenen bij de Hollandia-Drukkerij te Baarn. Het tegenwoordige geslacht kinderen is zoet, akelig zoet. Niets doet je meer voelen, dat je bent van een vorig geslacht, dan de kinderen van heden met genot naar school te zien trekken; hen te hooren vertellen hoegraag ze naar school gaan en hoe-prettig het er is. Tien jaar geleden nog, hoorde ik een thans pas ontgroend student op de min of.meer onhandige vraag van een oom: plagen jelui meneer Van Zeurenburg nog goed op school?" hoorde ik hem met zelfbewusten trots antwoorden: Maar oom, ieder plaagt z'n eigen meester, en meneer van Zeurenburg is toch van de vierde." Moderne kinderen plagen hun eigen meesters" niet meer. Ze spieren niet, en vinden 't oneerlijk om voor-te-zeg gen. Alle hoogst afkeurenswaardige gedragingen, ik geef het u toe, maar in onzen tijd was flink rakkerig zijn, de eenige manier om je op school niet dood te vervelen. Thans wordt de leerstof intelligenter be handeld, de leeraars en leeraressen worden verwacht het jonge volkje eveneens intelligent iiilliuiiiiiiiiiiiiiiiiimiMHiiimiMMiilliiiiillimiiiMiiiimiimimiiiiimil wortel gebeuren, dat hij niet loodrecht naar beneden kan groeien, door een steen die in den weg ligt, door een te harde aardkluit, een boomwortel, en, in 't laboratorum door opzettelijk aangebrachte hindernissen. Hoe weet dan zoo'n stomme wortel die op 't dwaalspoor is geraakt in welke richting hij verder moet groeien? Of iets wetenschap0.0080Q SOO.Q Zetmeelkorrels in plantencellen (in 't mid den), als zintuig voor 't gewaarworden van de zwaartekracht. (Uit francé: Das Sinnesleben der Pflanzen"). pelijker uitgedrukt: hoe komt het dat de groeispits gewaar wordt, in welke richting de zwaartekracht werkt? Maar aan een orgaan denken, ilat daartoe zou dienen net als bij de dieren, leek tot voor eenige jaren al te gek. Want wat beteekent dat ? Niets meer of minder dan dat ook een plant zintuigen zou bezitten. Zintuigen die prikkels van de buitenwereld op een of andere wijze zouden ontvangen en overbrengen; zoodat de plant daarop zou kunnen reageeren, al was 't maar zooals 't eenvoudigst diertje (niet veel meer dan een klompje slijm) rea geert op prikken, drukken of branden. te behandelen; de school is dragelijker gewórden en de kinderen tam. Een robbedoes op kosjgehool" is een tam boek voor tamme meisjes. Ware ik zelf indertijd 9p kostschool iets minder strop geweest, dan zou ik het waar schijnlijk eeni aardig boek" vinden. Thans is ,'het mij wat te braaf, .tégoody-goody, maar waarschijnlijk zal het geslacht dat mij volgde op de banken en aan détafel met oudbakken boterhammen het beter te waardeeren weten. De Robbedots Betty dan, is een stout, leuk wurm met een eigen oogstemd 'persoonlijkheidje. Op kostschool no. l wordt zij weg gestuurd omdat zij volgens de directrice te weerspannig en ongehoorzaam van aard was om met andere m'tisjes orn te gaan." De directrice gaf blijk van. grootere onmacht dan Betty van ondeugd, maar dit ter zijde. Betty komt na een aardig interview met haar grootvader, wat tot de .r/este eindjes van het boek behoort, op kostscïiool N o. 2. In hoofdzaak speelt het boek hier. Aardig wordt verteld van de Engelsche kostschool, de amusementen daar. de .eigen tuintjes, de eigen dieren, het surveillance-systeem etc. Zóó, in druk, moet het er prettig-geweest zijn. Zóó prettig, dat de school honderd zoete kinderen herbergde. Stel je voor: hon'derd zoete kinderen! En bij die honderd zoete kinderen kwam stoute Betty. Betty die geen notie nog bad van dweepen met mevrouw, bevreesd. 'Zijn voor .secon dantes, eerbiedig opzien tot de grooten, met hun monitor, Nelly, vooraan. Betty, ongedisciplineerd, in vrijheid opge voed door 'n gezelligen ouden grootvader op een buiten met poney's .en honden. Betty plots in dit brave, dweepzieke, tamme vrouwenzoodje. Is het wonder, dat Jietty telkens op mevrouw's kamer moest komen om ver maand te worden, als wij lezen wat er van haar verwacht werd: Het wachtwoord op deze inrichting was eer". De meisjes van het jongste tot het oudste, werden daarvan reeds bij haar eerste intrede doordrongen (sic!) De monitors moes ten er haar eer instellen ^om op de jongeren te letten, en te zorgen dat dezen geen kwaad deden inaar goed. De jongeren moesten het zich tot een eer aanrekenen, om zich bij af wezigheid van de onderwijzeressen net eender (o die Hollandsche taal, wat is ze toch moei lijk) te gedragen, als wanneer'zij er bij waren." Die eer wou er bij Betty niet zoo direct in. Mogelijk, was ze in dit opzicht meer een Hollandsch meisje dat daar weinig om maalt," dan een braaf Engelsch wasneusje dat opsnijdt over en speelt voor haar school (spreek uit Skoel inet 'n groote S). Ik zal de verschillende' gebeurtenissen niet citeeren : Ze zijn eerst' geschreden, toen ver taald, en om ze nu nóg eens letter voor letter weer te geven ... neen, waarlijk daarvoor zijn ze niet belangrijk genoegt De schrijfster weet echter gezelligjes over het schoolleven te babbelen; zy weet handiglijk bet gemoed harer jeugdige lezeressen te bespelen, en meer dan een traan zal worden wcggepikt bij het lezen van de engelachtige, al-goede, al-ziende, .al-liefhebbende dingen die de directrice weet te zeggen of te doen, bij de verongelijking "van mtmitor en later secondante Nelly, bij het berönw van Betty en haar eenigszins vreAnd iopgevatte hon denliefde. «. Knusjes, gezelligjes, kalmpjesgaat men door dit boek als door groene lindenlaantjes. Voor 'n verzetje zergt de vertaalster als zij bijvoorbeeld Nel!"^ laat zeggen a-propos van haar vader : Hij heeft al zijn geld ver loren, die goede man!" Ook hondekaak" (blz. 175) en magnesia-licht (blz. 209) zijn niet onverdienstelijk. Overigens is de ver taling goed, en de kleine versjes klaarblijkelijk voor de gelegenheid gemaakt en niet vertaald. De plaatjes doen het boek geen goed. ''COSMOPOLITA. Voor let oude oïwtje. Nog in dank ontvangen van: C. K. te H. ? 2.50, N. N. te/jLeiden ? l, A. K. te R. ? 2, T. G. te D. f 2, J. T. M. te S. f 10, G. S. W. te M. ? 2.50, mevr. J. te L. f l, W. J. te G. f l, wed. G. A. B. te A. f 2, F. te T. f 1.50, W. Z. V. te H. ? 2.50, N. N. te Leiden f 10, W. D. te 's-Grav. ? 2, N. N. te Utr. f 2, in postz., wed. J. Z. M. v. G. v. d. V. te B. ? 0.50, N. te L. ? 2.50, N. N. te den B. ? l, J. H. S. v. P. te V. ? 2.50," mej. C. M. te R. ? 2.50. Ha vel t e, 15 Nov. '05 B. BVMKOLÏ. Toch is dit alweer niets nieuws. Wat ge beurt er anders bij 't aanraken van een kruidje-roer-ruij-niet, bij 't vangen van vliegen door een zonnedauw, bij 't slapen gaan van vele planten, het opslaan van de meeldraden in een Berberis-bloem als een insect ze aanraakt en dergelijke bewegingsverschijn selen meer ? Daar wordt immers ook een prikkel overgebracht, de top van n blaadje wordt aangeraakt en een heel eind verder Duigt zich de bladsteel; een paar tentakels van een zonnedauw buigen zich om naar een gevangen diertje en alle andere van 't blad volgen weldra. Dat is nu wel aanraken, en niet het gewaar worden van de zwaartekracht, maar er moet toch ook iets overgebracht worden van cel tot cel; een prikkel die tot het ombuigen, een be weging aanzet. Wel au als er zoo iets als een statocyste voor de richting in 't plantenlichaam bestond moest het in de eerste plaats in de wortel te vinden zijn, redeneerden de plantkundigen. Kalkkogeltjes, gehoorsteentjes zouden 't best kunnen zijn, de plant kan ook wel kristallen afscheiden. Maar die zouden immers allang zijn gevonden; want het plai tenlijf is op de allerzorgvuldigste en ijverigste manieren door duizenden knappe microscopisten doorzocht. Daar nioest wat anders achter zitten. En datwas de omstan digheid, dat de plant in plaats-van een nieuwe stof te scheiden en die in een richtingaangevend korreltje te gieten, korrels gebruikt die toch, al in de cellen aanwezig zijn, namelijk gewone zetmeel korrels. V Door buitengewoon vernuftig ^uitgedachte proeven hebben Nemec en Haberlandt wer kelijk aangetoond, dat zetmeelkoirels als statolythen voor «Ie planten kunnen dienen. Eigenlijk hebben deze botanici 't eerst door re>ieneering aangetoond, datdezetmeelkorrels, in 't wortelmutsje vooral, dat best zouden kun nen doen; en dat zij nitteraard die functie wel moesten verrichten door hun gewicht, ligging en massa in de cellen, 't Kwam er eigenlijk na no<; maar o;> aan, de theoretische Geachte Redactie, Aangenaam is de indruk, dien mén krijgt bij het zien van 't succes, dat goede harten verwerven als zij voor .dezen óf genen 'n beroep doen op anderer warmhartigheid. En zulk 'n indruk kregen zeker velen, nu de heer Bymholt z'n poging tot hulp be kroond zag met goeden uitslag. Maar... Ik vraag u, Nederlanders, hoevele oude vrouwtjes, hoevele oude vadertjes, verkeerende in dezelfde omstandigheden als 't moe dertje van Havelte, ontmoeten geen Bymholt op hun weg? Die velen tienduizenden! zullen niet gebaat worden door 'n verplichte verzekering a la Lely, w-et gebaat worden door 'n ver plichte verzekering a la Kuyper en (als zij vroeger soms welgesteld en geen handarbeider waren) niet gebaat worden bij bereiking van den pensioeneisch der S. D. A. P. Ik kan mij voorstellen, dat vriend Bymholt en zijn huisgenooten, en ook het oude vrouwtje, thans rust voelen in bun hart. Heerlijke rust, die 'n goede daad geeft. Kust, die zorgenontlasting geeft. Maar ... die tienduizenden anderen! En .. . die tienduizenden leden van den Bond voor Staatspensionneering", die óók zoo gaarne zouden .rusten van hun taak, om te zorgen, dat het Nederlandsche volk, nu het zoo schandelijk laat komt met z'n wet op de ouderdomsverzorging, een goede, af doende wet maakt, die aan alle oude mannen en vrouwen van zekeren leeftijd RKCJIT geeft op 'n dak boven 't hoofd, 'n beetje warmte in den winter, 'n bed, wat kleeding en voedsel. Zie ... HECHT, Zou onze gemeenschap, onze maatschap-pij, daartoe niet bij machte zijn? Wie neen zegt, schame zich! PEKIO. tiiiiiiiiliiiMiinitmiMiiiMmiiiiiliiiiiHiiniit De Lelie ran Jersey". Ciffarreras in Set'illa. Wilhelm v. Humbollt en Karoline von Dachröden. De Bngatsche tooneelspeelster mevrouw Langtry is op het punt naar de Vereenigde Staten te vertrekken, om daar voorstellin gen te geveu met haar tooneelgezelschap. Mevrouw ' Langtry, bijgenaamd: De Lelie van Jersey" wordt in Amerika zeer bewon derd urn haar spel, en gevierd om haar lieftallige persoonlijkheid. Ook zij is een kunstenares, die even als Adeline Patti, en Sarah Bernhardt, het geheim bezit een slank iiguur te behouden en er jeugdig uit te zien. Mevrouw Laugtry is een volmaakte amazone, en een vrouw die alle mogelijke sport beoefent. De Lelie van Jersey" zegt: Ik blijf er uitzien als een jonge vrouw, omdat ik lederen morgen een koud bad gebruik, geen dag verzuim de noodige lichaamsbewe ging te nemen; matig ben in spijs en drank en 's nachts slaap met open ramen." Mevrouw Langtry wordt in Amerika steeds overladen met geschenken. Tijdens haar laatste kunstreis door Amerika ontving zij bij vél kostbaarheden ook een aandoenlijk ge schenk. Een oude, stramme pony met het volgend briefje van zijn eigenaar: ,,Ik weet, dat u veel van dieren houdt, ik ben te arm om mijn pony langer den kost te geven. Verkoopen wil ik het beestje niet, omdat ik bang ben, dat het door zijn nieuwen eigenaar zou mishandeld worden, en daarom bied ik het u ten geschenke." N.B. Nevensgaand bericht over mevrouw Langtry, bedoeld als voorspel voor Dierenmishandelintj in Italiëmoest de vorige week wegens plaatsgebrek uitvallen. * -x* Onder den titel: Kleindochters van Carmen, deelt de correspondent van het Berliner Tagëblatt nummer van Zaterdag, 4 November j.l. een en ander mede, over zijn bezoek aan de groote tabaksfabriek te Sevilla waar hondeide vrouwen en jonge meisjes den geheelen dag bezig zijn met het sorteeren van tabaks bladen, het rollen van sigaren en sigaretten. Doodstil is het in de groote werkzalen voor vrouwen in deze Spaansche tabaksfabriek. Bezoekers en bezoeksters die hier binnen treden, denkend aan de frissche, opwekkende ontdekking tot werkelijkheid te maken. Net als 't in de scheikunde met een paar nieuwe elementen en in de sterrekunde met een paar planeten is gegaan, moest na 't betoog dat er iets moest zijn, dat dit en dat deed, het bewijs geleverd worden, dat het er was en 't ook werkelijk deed. En dat heeft Haber landt schitterend volbracht. In verschillende planten en plantendeelen toonde bij een laag zetmeelkorrels aan, die door hun ligging de reactie bewerkten op de zwaartekracht, (geotropie) genoemd; en vooral overtuigde hij door aan te toonen, dat wan neer de zetmeeikorrels tijdelijk ontbraken, de kromming niet geschiedde. l'lantencellen met fibrillen, die prikkels voortgeleiden bij wijze van zenuwen. (Uit l-'rancc: Das rSinnesleben der Pflanzen".) Dat is evenwel pas de ontdekking van n zintuig en wel van een dat weer som mige planten ontberen kunnen, die toch ook best luisteren naar de zwaartekracht. Het kan dus 't eenige niet zijn; en met hetaanwijzen van 't zintuig is 't niet. afgeloopen. Zal 't muzÏBk van Bizet, aan den tartenden blik van Prosper Merimée's heldin, de hartstoch telijke Carmen,: 'of, wie voor den geest komt de uitdrukking van een Pranschen schrijver, die d« cigarreras verloren juweelen" noemde, al die lieden, worden uit hun sfeer van blij, weelderig, dartel denken gericht, door den soberen, nuchteren aanblik der werkelijkheid. De opzichteres, die de bezoekers leidt, be hoeft niet te schellen of in de handen te klappen om stilte te gebieden. Al die vrou wen en meisjes gezeten op zeer lage stoeltjes, 'verrichten zwijgend en met ernstige gezich ten haar werk. Geen gegiechel, geen gefluis ter, geen brutaal opslaan van passie-oogen. Gebogen over den arbeid blij ven de donkere kopjes, allen getooid met bloemen. Vermoeid en een beetje pijnlijk door den sterken tabaksgenr zijn de ernstige gezichten dezer ijverige werksters. Uitknipseltjes panier en pleister hebben zij op voorhoofd en slapen gedrukt, -in het nai'f vertrouwen daardoor den nadeeligen invloed der tabakslucht te keeren en te bestrijden. Hier en daar in de werkzalen madonna- en heiligen-beeldjes. En, die zijn niet vergeten. Aan den voet der beelden liggen versche bloemen. Hél zacht klinkt hier en daar óp een sussend wiegenliedje. Het zijn stemmen ?an moeders, die haar zuigelingen meenemen, en die zacht neurend haar kleintjes in slaap sussen. De Duitsche bezoeker getuigt'; Al die vrouwen zijn als een troep vlijtige mieren. Geen sprake is er, van eenigen brutalen of schamperen uitroep aan het adres der vreem delingen. Deze kleindochters" van Carmen zijn getemd. Ordentelijke vrouwen zijn zij. Iets is nog behouden van de oude vroolijkheid, maar van schaamteloosheid geen spoor. * * ? * Door de achterkleindochter van Wilhelm von Hamboldt, Anna v. Sydow, geboren v. Heintz, te Schwerin, zijn brieven uitgegeven, gewisseld tusschen Wilhelm ,van Humboldt en zijne verloofde Karoline von Dachröden. Deze epistels zijn geschreven in den Werther"toon, den sentimenteelen, min-ofmeer ziekelijken trant eigen aan de geschriften van het laatst der achttiende eeuw. Toen de fijne estheticus, de ijverige taalr geleerde, Wilhelm von Humboldt, eigen broeder van den wereldberoemden Alexander v. Humboldt, met Karoline in briefwisseling trad, was hij 21 jaar oud. De jongelieden waren precies van denzelfden leeftijd. Nog vóór hun formeele verloving, beschouwden zij zich voor elkander bestemd. Karoline, die haren Wilhelm aanbad, was een dochter van den Kussischen Kamerpresident v. Dach röden, woonachtig te Erfürt. Deze briefwisseling is ook merkwaardig door de pikante bizonderheden die zij bevat, betreffende Schiller's verhouding tot de ge zusters Karoline en Charlotte v. Lengefeld, van wie Karoline v. achröden .een speciale vriendin en vertrouwde was. Over de verschillende gevoelens die Schiller koesterde voor beide zusters, heeft mevrouw Wilhelm v. Humboldt veel met haar echt genoot gesproken, en als Karoline v. Dach röden zijne verloofde, heeft zij er heel veel over nagedacht en geschreven. Zelfs voor een beschaafde en schrandere vrouw als v. llumboldt's verloofde, was het lang niet gemakkelijk een leiddraad te vinden in den Schiller-v. Lengefeld-doolhof.' Charlotte v. Lengefeld, voor wie de dichter een trouwe, gemoedeüjke genegenheid koes terde, werd zijne ecntgenoote. Karoline v. Lengefeld, mevrouw v. Beulwitz, stond bij Schiller hooger aangeschreven dan haar meer eenvoudige, bescheiden zuster Charlotte. Hoofdkaas. Neem een kalfs- en een varkenskop, of, van beiden de helft. Ontbeen ze rauw, of wel verwijder de beenderen na 't koken. Dit laatste is eigenlijk beter. Laat de koppen een nacht in koud water staan. Zet ze te vuur, gedekt met water waarin zout: (Een vingergreep op 2 liter). Men kan, zóó noodig, later nog zout bijvoegen. ' Als 't vleesch goed gaar is neemt men het uit den ketel. Men hakt het goed lijn. Den bouillon door een zeef gieten en van het vet ontdoen. Laat het vleeschnat tot op de helft inkoken. Voeg er het gehakte vleesch bij, azijn, peper, nog een weinig zout' en rommelkruid. Laat alles samen nog eens doorkeken. Laat af koelen en doe dan de massa in een| pot of in vormpjes van binnen met azijn be vochtigd. Als de hoofdkaas stijf geworden -' is giet men er een laagje sterke azijn op. Dekken met blaas- of perkamentpapier. werkelijk geloofd worden dat het er een is, dan moet er iets aangewezen worden, dat het gevoel of de prikkel overbrengt van cel tot cel, iets als een zenuwstelsel. En ook dat is sedert lang theoretisch aangetoond, evenwel niet zoo overtuigend, dat de meeste botanici het gelooven konden. Zonder eenigen twijfel wor den er prikkels in 't plantenlichaam overge bracht ; dat bewijzen de zooeven genoemde mimosa en zonnedauw al heel duidelijk. Maar of de plant daartoe werkelijk iets bezit en gebruikt dat op onze zenuwen gelijkt, dat gelooven we eerst als we 't zien. Een plant is zoo'n geheel ander wezen dan een dier. Kn toch is er nu al iets gevonden, dat al heel aardig na komt, bij wat wij in 't dierenlichaam zenuwen noemen. Dezelfde Boheemsche natuuronderzoeker Nemec heeft ontdekt, dat er zich strengen, draden vormen, ineengevlochten en om elkaar geslingerd en doorloopend van cel tot cel, wanneer hij een cel dicht bij de groeispits verwondde. Juist in de cellen waar zich deze draden vormden, werd het bericht van de verwonding overgebracht. Dat blijkt uit een eigenaardige verplaatsing van de korrels die in het celvocht zweefden, zoodra er in de naburige cellen een ongeluk gebeurt. Dit laatste was al een "twintig jaar lang bekend. Het vormen van de geleiddraden is een ont dekking van de lateren tijd ; en, nu mag men nog niet aannemen, dat dit zenuwdraden zijn ; 't lijkt er toch wel veel op. Vreemd evenwel is 't, dat die zenuwen zich eerst vormen of althans eerst zichtbaar worden als ze noodig zijn en in gebruik komen. Dat staat echter niet zoo heel alleen in de ge-heiinzinnige vochten van het levend wezen. En misschien heeft Nemec de plantenzenU'» wen, die hij waarnam, wel juist fibrillen" genoemd, omdat hij dacht aan ons eigen bloedvocht, waarin ook eerst onder bepaalda omstandigheden de draden zichtbaar worden; die draderige fibrdne ontstaat, zooals ieder weet, eerst bij 't stollen van bloed, of lierer zijn ontstaan veroorzaakt het stollen. ? i . .?''.' .E. HEIMAXS. ?

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl