Historisch Archief 1877-1940
No. 1482
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Fan mgmm ibik en mm toon.
Van de muziek des levens, door JOHANNA
VAN WOUDE. Met platen van L. W. E.
Wenckebach. Amsterdam, L, J. Veen.
Twaalf schetsen zijn in dit bundeltje van
221 bladzijden opgenomen. Het deeltje be
hoort by de serie van Johanna van Woude's
werken, bij L. J. Veen uitgegeven. Wie deze
schetsen uit het vele, dat de overleden
schrijfster, (mevr. van Wermeskerken-Junius)
aan weekblad- en tijdschriftartikelen naliet,
in dit boekje samenvoegde, heeft een uit
stekende keuze gedaan. Alleen het laatste
van het dozijn, Kijkje in de werkkamer
eeiier schrijfster of redactrice", valt uit den
toon> al is het zeker een heel trouwe weer
spiegeling van een drukken morgen uit het
leven eener redactrice, die stapels copy heeft
liggen, met dozynen ongeduldige inzendsters
te schipperen heeft, telkens verzoeken om
medewerking krijgt va.ntijd?chriftredacteuren,
met brieven van abonnees overladen wordt,
van de Maatschappij ?an Letterkunde
invitaties ontvangt voor de vergadering en 't diner,
aanmaningen krijgt van den uitgever, wien
ze een novellenbundel heeft beloofd, en
daarbij een huishouding te verzorgen heeft,
waar tantes nu en dan' komen binnenvallen,
en die om twaalf uur ruim gestoord wordt,
want daar waren lieve stemmetjes en lichte
voetstapjes op de gang en de deur wordt
zonder kloppen opengegooil, en daar komen
schitterende oogen binnen en roode wangen
en vroolijke lachjes en lieve begroetinkjes".
Weg zijn dan alle stilte en rust en de pen
ligt al op den inktkoker, maar welkom is
die stoornis, en van harte klinkt het: Kom
maar binnen, kleine Ie venmakers, voor jullie
ben ik altijd te spreken l"
Hier in dit laatste stukje is de muziek
misschien een beetje lawaaiig; maar overigens,
welk een mooi, welk een kranig bundeltje
is dit! Er was in haar schrijven voor de
jonge meisjes, die De Hollandsche Lelie"
lazen, dikwijls iets zoetsappigs, iets dat aan
al te trouwen vormendienst deed denken, en
in een reeds voor meer dan vijf-en-twintig
jaren veïschenen bundeltje, met wij ze lessen
voor jonge meisjes, was toen naar mijne
meening een toon van onoprechtheid en
schijnhuldiging, een meening, die ik indertijd
onder den spontanen indruk, heet van de
rooster, in dit blad weergaf.
Hoe mevrouw van Wermeskerken alg
redactrice in déh loop der jaren met haar
lelietjes" geschaltet en gewaltet heeft, is mij
niet bekend; maar als de jonge meisjes nu
en dan wat van deze Muziek des Levens
hebben mogen hooren, kan dat haar niet
anders dan goe,d hebben gedaan Een frissche,
prettige geest gaat door deze schetsen, al
wordt ook bijna overal de gevoelssnaar bij
voorkeur getokkeld. Weemoed is erin, veel
weemoed, maar geen ontzenuwend klagen
? om der wereld leed ; en waar de droefheid
alleen aan het woord is, daar worden wij
ook inderdaad gegrepen in de ziel om leed,
dat ieder mee kan voelen.
Zoo in Het Telegram, waar wij de smart
geschilderd vinden van een moeder, wier
zpon in Indiëgesneuveld is en die op een
partij bemerkt, hoe er een telegram gekomen
is,, dat haar betreft en waarvan zij de strek
king teaflt "tij t de bezorgde bljkkeiv van de.
Kanissen en Vrienden' om haar heen. Haar
groote, groote leed om hem, haar trots en
glorie,' ,is meesleepend mooi geschetst en
komt scherp uit tegen den lichtenden achter
grond der vorige bladzijden, waar met groot
talent geschetst werd, hoeveel die zoon, haar
oudste, voor haar was.
Want dit is iets wat bij deze kleine schetsen
telkens treft, hoeveel eenheid erin is, hoe ze
gezet zijn in een toon, die door iedere schets
zuiver bewaard blijft tot het eind. Het is goed
doordacht en met zorg neergeschreven werk
van iemand, wien de vloeiende verhaaltrant
en de lichte causerie toch zeer gemakkelijk
van de hand gaan.
Is er sentimentaliteit in, omdat twee
menschen met al grijze baren tranen hebben
in hun stemmen bij het hardop voor elkander
lezen? Luister, en bedenk, dat die mengchen,
beiden een zeer gelukkige, door liefde
bewaakte jeflgd achter zich hebben.
De kinderen hadden comedie gespeeld in
een koude kamer en alles overhoop gehaald.
wee van de visite mochten dat niet thuis.
Wij mogen zoo'n rommel niet maken," en
: wij ook niet," zei een ander. En dan de
S moeder, die denkt: Och, mijn kinderen, ge
\ rnoogt veel, heel veel in uw moeders huis.
£ Maakt altijd maar rommel, haalt alles maar
imimifffftfittiMifUffiifiiii!ii<u<i<f({iiff<<<«c<i<««i(ti«c(!ittiifif(m<i<fii
U117 DB NATUUR.
CX3Q&,Zintuigen by planten,
Misschre» herinneren zich enkele van mijn
lezers, wat ik verleden jaar verteld heb of
ten minste, dat ik verteld heb van een zin
tuig, waargenomen bij krabben en sommige
andere waterdieren, dat hun inlichting geeft
over hun stand in 't water. Een krab ge
bruikt daartoe zandkorrels. Visschen en waar
schijnlijk ook veel landdieren hebben een
speciaal orgaan met een of meer losse steentjes
of kalkkorreltjes er in. Die rusten op zenuw
einden en ze vallen bij stand verandering (b. v.
omduikelen, op zjjde hellen en dergelijke)
telkens op andere zenuwdraden; zoodoende
wordt het dier gewaar, dat het, laten we
zeggen, onderste boven ligt. Is dit orgaan,
dat dikwijls een deel uitmaakt van het ge
hoororgaan, b.v. bij een kikker gekwetst,
dan weet het dier niet meer hoe het ligt of
staat; het neemt de allermalste houdingen
aan bij 't zwemmen, springen en naar prooi
happen.
Nu was h^t een sedert lang bekend ver
schijnsel, dat vele planten en plantendeelen
altijd in een bepaalde richting groeien; de
wortel van een beuk of lelie zal nooit naar
boven groeien! de stengel niet den grond
indringen; men kan het kiemplantje wel pla
gen, het zelfs, door het voortdurend in draaiing
te houden, voor een poosje in de war
brengen; maar, houdt de dwang op, dan groeit
elk plantendeel in een bepaalde richting
verder, al naar zijn aard en werk.
Dit verschijnsel, zoo eenvoudig als 't lijkt,
heeft heel wat pennen in beweging gebracht,
heel wat gissingen doen uiten en proeven doen
nemen. Vlet lag voor de hand, zult u zeggen,
om te gaan veronderstellen, dat de planten
of plantendeelen, b.v. de wortels, evengoed
als de dieren een evenwichtsorgaan zouden
bezitten; een toestel dus, dat hun de goede rich
ting weer aanwijst, wanneer door omstan
digheden een verkeerde of ongunstige moest
worden ingeslagen. Het kan jmmers licht een
overhoop, als dat nu eenmaal het meest
bekoring heeft voor uw kinderaard. Van al
onze kostbaarheden is uw gèjuk ons toch nog
het kostbaarste. Wat deert ons eenige wanorde
in ons huis, als gij daafSbora beter vermaakt,
als gy daardoor kinderen blijft en bij ons uw
grootst genoegen vindt. O, blijft bij ons uw
geluk vinden; blijft behoefte gevoelen aan
onze bewondering,, onze bravo's. Moge nooit
de tijd komen, wanneer uwe vermaken van
dien aard worden, dat ge uwe ouders niet meer
tot getuigen wenscht. Roept ons maar in de
kou, in het donker, of waar ge verder geniet
of lijdt. Doet ons het onschatbare geluk
behouden, deelgenoot te zijn van uwe vreugde
en uw leed. Roept ons tot u, uw leven lang,
hoe donker uw weg zij, hoe moeilijk, hoe
lang, als ge ons maar roept, wij zullen komen
wij zullen met u zijn."
Dan later dit over huiselijke bijnaampjes.
Ach, voor wie klonk een naam, door de
liefde bedacht, niet als muziek! Dat is onze
dieventaaL Daar buiten in de wereld hebben
wij geheel andere namen, deftige, mooie
namen misschien; maar geen enkele heeft
ooit voor ons zooveel zoetheid als die ne
verklein-naam van thuis. Wie heeft niet
eens een bijnaam gehad in de eerste jaren
van zijn leven, niet welluidend misschien en
dwaas in de ooren can vreemden, maar hem
zjjn leven lang herinnerend aan een wereld
van liefde! Wie heeft zich niet met weelde
en weemoed tevens, najaren van afwezigheid,
hooren noemen bij dien ouden, teederen
naam, eenmaal de tolk van moeders liefde
en vaders zorg. Wie van hen, die daar statig
henen gaan langs de straten met grijze haren
en voorname gezichten, en voor wie alle
hoeden afgaan, bewaart niet in een hoekje
van zijn hart de herinnering aan een ouden,
hartelijken, liefelijken naam, waarmede een
zekere, reeds lang zwijgende stem hem een
maal toesprak, terwijl een trouwe hand
zegenend op zijn hoofd werd gelegd ?"
De liefdeband tusschen ouders en kinderen
is het hoofdmotief van de meeste der schetsen,
maar op hoeveel manieren weet de schrijfster
haar kleine en haar groote dramatis personae
er door te doen omstrengblen l De schets
Waar is Mama ?" is in den geest volkomen
n met die andere Een gouden keten", en
toch hoe groot is het vepchil van behandeling!
Zoo hartelijk en eenvoudig, dat schetsje met
het motto, dat in kindermond bestorven ligt,
als moeder niet de eerste is, die hen
tegentreedt, of die ze zien op haar vast plaatsje,
wanneer ze binnenstormen. En die van de
gouden keten, zoo ernstig en gemoedelijk.
van die keten, waaraan ouders moeten smeden
altijd door, ten koste van veel opoifering
misschien, opdat <le eene hechte schakel na
den anderen tusschen hen en de kinderen tot
een keten worde, die het jongere geslacht
steeds tot het oudere terugvoert.
Van de muziek des levens" is een mooi,
harmonisch boekje, een boekje vooral voor
gelukkige menschen, die niet allereerst een
open oor bezitten voor de wanklanken in 't
leven; voor hen ook, die met een der dank
baren uit dezen bundel vragen: Waarom is
er iets wat oud worden en sterven heet.'
O, tijd, sta stil!"
F. J. VAX UlLDRIKS.
- R,A,YMÓ:SD JACBERNS, Een Bobbedoes op
'JCostichool, naar het Engelsen door
Mevrouw J. VA>T DEK HOEVEN. Ver
schenen bij de Hollandia-Drukkerij te
Baarn.
Het tegenwoordige geslacht kinderen is
zoet, akelig zoet. Niets doet je meer voelen,
dat je bent van een vorig geslacht, dan de
kinderen van heden met genot naar school
te zien trekken; hen te hooren vertellen
hoegraag ze naar school gaan en hoe-prettig
het er is.
Tien jaar geleden nog, hoorde ik een thans
pas ontgroend student op de min of.meer
onhandige vraag van een oom: plagen
jelui meneer Van Zeurenburg nog goed op
school?" hoorde ik hem met zelfbewusten
trots antwoorden: Maar oom, ieder plaagt
z'n eigen meester, en meneer van Zeurenburg
is toch van de vierde."
Moderne kinderen plagen hun eigen
meesters" niet meer. Ze spieren niet, en
vinden 't oneerlijk om voor-te-zeg gen. Alle
hoogst afkeurenswaardige gedragingen, ik
geef het u toe, maar in onzen tijd was flink
rakkerig zijn, de eenige manier om je op
school niet dood te vervelen.
Thans wordt de leerstof intelligenter be
handeld, de leeraars en leeraressen worden
verwacht het jonge volkje eveneens intelligent
iiilliuiiiiiiiiiiiiiiiiimiMHiiimiMMiilliiiiillimiiiMiiiimiimimiiiiimil
wortel gebeuren, dat hij niet loodrecht naar
beneden kan groeien, door een steen die in
den weg ligt, door een te harde aardkluit,
een boomwortel, en, in 't laboratorum door
opzettelijk aangebrachte hindernissen.
Hoe weet dan zoo'n stomme wortel die
op 't dwaalspoor is geraakt in welke richting
hij verder moet groeien? Of iets
wetenschap0.0080Q
SOO.Q
Zetmeelkorrels in plantencellen (in 't mid
den), als zintuig voor 't gewaarworden van
de zwaartekracht.
(Uit francé: Das Sinnesleben der Pflanzen").
pelijker uitgedrukt: hoe komt het dat de
groeispits gewaar wordt, in welke richting de
zwaartekracht werkt?
Maar aan een orgaan denken, ilat daartoe
zou dienen net als bij de dieren, leek tot voor
eenige jaren al te gek. Want wat beteekent
dat ? Niets meer of minder dan dat ook een
plant zintuigen zou bezitten. Zintuigen die
prikkels van de buitenwereld op een of andere
wijze zouden ontvangen en overbrengen;
zoodat de plant daarop zou kunnen
reageeren, al was 't maar zooals 't eenvoudigst diertje
(niet veel meer dan een klompje slijm) rea
geert op prikken, drukken of branden.
te behandelen; de school is dragelijker
gewórden en de kinderen tam.
Een robbedoes op kosjgehool" is een tam
boek voor tamme meisjes.
Ware ik zelf indertijd 9p kostschool iets
minder strop geweest, dan zou ik het waar
schijnlijk eeni aardig boek" vinden. Thans
is ,'het mij wat te braaf, .tégoody-goody, maar
waarschijnlijk zal het geslacht dat mij volgde
op de banken en aan détafel met oudbakken
boterhammen het beter te waardeeren weten.
De Robbedots Betty dan, is een stout, leuk
wurm met een eigen oogstemd
'persoonlijkheidje. Op kostschool no. l wordt zij weg
gestuurd omdat zij volgens de directrice
te weerspannig en ongehoorzaam van aard
was om met andere m'tisjes orn te gaan."
De directrice gaf blijk van. grootere onmacht
dan Betty van ondeugd, maar dit ter zijde.
Betty komt na een aardig interview met
haar grootvader, wat tot de .r/este eindjes van
het boek behoort, op kostscïiool N o. 2.
In hoofdzaak speelt het boek hier. Aardig
wordt verteld van de Engelsche kostschool,
de amusementen daar. de .eigen tuintjes, de
eigen dieren, het surveillance-systeem etc.
Zóó, in druk, moet het er prettig-geweest
zijn. Zóó prettig, dat de school honderd zoete
kinderen herbergde.
Stel je voor: hon'derd zoete kinderen!
En bij die honderd zoete kinderen kwam
stoute Betty.
Betty die geen notie nog bad van dweepen
met mevrouw, bevreesd. 'Zijn voor .secon
dantes, eerbiedig opzien tot de grooten, met
hun monitor, Nelly, vooraan.
Betty, ongedisciplineerd, in vrijheid opge
voed door 'n gezelligen ouden grootvader op
een buiten met poney's .en honden. Betty
plots in dit brave, dweepzieke, tamme
vrouwenzoodje. Is het wonder, dat Jietty telkens
op mevrouw's kamer moest komen om ver
maand te worden, als wij lezen wat er van
haar verwacht werd:
Het wachtwoord op deze inrichting was
eer". De meisjes van het jongste tot het
oudste, werden daarvan reeds bij haar eerste
intrede doordrongen (sic!) De monitors moes
ten er haar eer instellen ^om op de jongeren
te letten, en te zorgen dat dezen geen kwaad
deden inaar goed. De jongeren moesten het
zich tot een eer aanrekenen, om zich bij af
wezigheid van de onderwijzeressen net eender
(o die Hollandsche taal, wat is ze toch moei
lijk) te gedragen, als wanneer'zij er bij waren."
Die eer wou er bij Betty niet zoo direct
in. Mogelijk, was ze in dit opzicht meer een
Hollandsch meisje dat daar weinig om maalt,"
dan een braaf Engelsch wasneusje dat opsnijdt
over en speelt voor haar school (spreek uit
Skoel inet 'n groote S).
Ik zal de verschillende' gebeurtenissen niet
citeeren : Ze zijn eerst' geschreden, toen ver
taald, en om ze nu nóg eens letter voor
letter weer te geven ... neen, waarlijk daarvoor
zijn ze niet belangrijk genoegt
De schrijfster weet echter gezelligjes over
het schoolleven te babbelen; zy weet
handiglijk bet gemoed harer jeugdige lezeressen
te bespelen, en meer dan een traan zal worden
wcggepikt bij het lezen van de engelachtige,
al-goede, al-ziende, .al-liefhebbende dingen
die de directrice weet te zeggen of te doen,
bij de verongelijking "van mtmitor en later
secondante Nelly, bij het berönw van Betty
en haar eenigszins vreAnd iopgevatte hon
denliefde. «.
Knusjes, gezelligjes, kalmpjesgaat men door
dit boek als door groene lindenlaantjes.
Voor 'n verzetje zergt de vertaalster als
zij bijvoorbeeld Nel!"^ laat zeggen a-propos
van haar vader : Hij heeft al zijn geld ver
loren, die goede man!" Ook hondekaak"
(blz. 175) en magnesia-licht (blz. 209) zijn
niet onverdienstelijk. Overigens is de ver
taling goed, en de kleine versjes klaarblijkelijk
voor de gelegenheid gemaakt en niet vertaald.
De plaatjes doen het boek geen goed.
''COSMOPOLITA.
Voor let oude oïwtje.
Nog in dank ontvangen van:
C. K. te H. ? 2.50, N. N. te/jLeiden ? l, A.
K. te R. ? 2, T. G. te D. f 2, J. T. M. te S.
f 10, G. S. W. te M. ? 2.50, mevr. J. te L.
f l, W. J. te G. f l, wed. G. A. B. te A.
f 2, F. te T. f 1.50, W. Z. V. te H. ? 2.50,
N. N. te Leiden f 10, W. D. te 's-Grav. ? 2,
N. N. te Utr. f 2, in postz., wed. J. Z. M.
v. G. v. d. V. te B. ? 0.50, N. te L. ? 2.50,
N. N. te den B. ? l, J. H. S. v. P. te V.
? 2.50," mej. C. M. te R. ? 2.50.
Ha vel t e, 15 Nov. '05 B. BVMKOLÏ.
Toch is dit alweer niets nieuws. Wat ge
beurt er anders bij 't aanraken van een
kruidje-roer-ruij-niet, bij 't vangen van vliegen
door een zonnedauw, bij 't slapen gaan van
vele planten, het opslaan van de meeldraden
in een Berberis-bloem als een insect ze
aanraakt en dergelijke bewegingsverschijn
selen meer ? Daar wordt immers ook een
prikkel overgebracht, de top van n blaadje
wordt aangeraakt en een heel eind verder
Duigt zich de bladsteel; een paar tentakels
van een zonnedauw buigen zich om naar een
gevangen diertje en alle andere van 't blad
volgen weldra.
Dat is nu wel aanraken, en niet het gewaar
worden van de zwaartekracht, maar er moet
toch ook iets overgebracht worden van cel tot
cel; een prikkel die tot het ombuigen, een be
weging aanzet.
Wel au als er zoo iets als een statocyste voor
de richting in 't plantenlichaam bestond
moest het in de eerste plaats in de wortel
te vinden zijn, redeneerden de
plantkundigen. Kalkkogeltjes, gehoorsteentjes
zouden 't best kunnen zijn, de plant kan
ook wel kristallen afscheiden. Maar die zouden
immers allang zijn gevonden; want het
plai tenlijf is op de allerzorgvuldigste en
ijverigste manieren door duizenden knappe
microscopisten doorzocht. Daar nioest wat
anders achter zitten. En datwas de omstan
digheid, dat de plant in plaats-van een nieuwe
stof te scheiden en die in een
richtingaangevend korreltje te gieten, korrels gebruikt die
toch, al in de cellen aanwezig zijn, namelijk
gewone zetmeel korrels. V
Door buitengewoon vernuftig ^uitgedachte
proeven hebben Nemec en Haberlandt wer
kelijk aangetoond, dat zetmeelkoirels als
statolythen voor «Ie planten kunnen dienen.
Eigenlijk hebben deze botanici 't eerst door
re>ieneering aangetoond, datdezetmeelkorrels,
in 't wortelmutsje vooral, dat best zouden kun
nen doen; en dat zij nitteraard die functie
wel moesten verrichten door hun gewicht,
ligging en massa in de cellen, 't Kwam er
eigenlijk na no<; maar o;> aan, de theoretische
Geachte Redactie,
Aangenaam is de indruk, dien mén krijgt
bij het zien van 't succes, dat goede harten
verwerven als zij voor .dezen óf genen 'n
beroep doen op anderer warmhartigheid.
En zulk 'n indruk kregen zeker velen, nu
de heer Bymholt z'n poging tot hulp be
kroond zag met goeden uitslag.
Maar...
Ik vraag u, Nederlanders, hoevele oude
vrouwtjes, hoevele oude vadertjes,
verkeerende in dezelfde omstandigheden als 't moe
dertje van Havelte, ontmoeten geen Bymholt
op hun weg?
Die velen tienduizenden! zullen niet
gebaat worden door 'n verplichte verzekering
a la Lely, w-et gebaat worden door 'n ver
plichte verzekering a la Kuyper en (als zij
vroeger soms welgesteld en geen handarbeider
waren) niet gebaat worden bij bereiking van
den pensioeneisch der S. D. A. P.
Ik kan mij voorstellen, dat vriend Bymholt
en zijn huisgenooten, en ook het oude vrouwtje,
thans rust voelen in bun hart. Heerlijke rust,
die 'n goede daad geeft. Kust, die
zorgenontlasting geeft.
Maar ... die tienduizenden anderen!
En .. . die tienduizenden leden van den
Bond voor Staatspensionneering", die óók
zoo gaarne zouden .rusten van hun taak, om
te zorgen, dat het Nederlandsche volk, nu
het zoo schandelijk laat komt met z'n wet
op de ouderdomsverzorging, een goede, af
doende wet maakt, die aan alle oude mannen
en vrouwen van zekeren leeftijd RKCJIT geeft
op 'n dak boven 't hoofd, 'n beetje warmte
in den winter, 'n bed, wat kleeding en voedsel.
Zie ... HECHT,
Zou onze gemeenschap, onze maatschap-pij,
daartoe niet bij machte zijn?
Wie neen zegt, schame zich! PEKIO.
tiiiiiiiiliiiMiinitmiMiiiMmiiiiiliiiiiHiiniit
De Lelie ran Jersey". Ciffarreras in
Set'illa. Wilhelm v. Humbollt en Karoline
von Dachröden.
De Bngatsche tooneelspeelster mevrouw
Langtry is op het punt naar de Vereenigde
Staten te vertrekken, om daar voorstellin
gen te geveu met haar tooneelgezelschap.
Mevrouw ' Langtry, bijgenaamd: De Lelie
van Jersey" wordt in Amerika zeer bewon
derd urn haar spel, en gevierd om haar
lieftallige persoonlijkheid. Ook zij is een
kunstenares, die even als Adeline Patti, en
Sarah Bernhardt, het geheim bezit een
slank iiguur te behouden en er jeugdig uit
te zien. Mevrouw Laugtry is een volmaakte
amazone, en een vrouw die alle mogelijke
sport beoefent. De Lelie van Jersey" zegt:
Ik blijf er uitzien als een jonge vrouw, omdat
ik lederen morgen een koud bad gebruik,
geen dag verzuim de noodige lichaamsbewe
ging te nemen; matig ben in spijs en drank
en 's nachts slaap met open ramen."
Mevrouw Langtry wordt in Amerika steeds
overladen met geschenken. Tijdens haar laatste
kunstreis door Amerika ontving zij bij vél
kostbaarheden ook een aandoenlijk ge
schenk. Een oude, stramme pony met het
volgend briefje van zijn eigenaar: ,,Ik
weet, dat u veel van dieren houdt, ik ben
te arm om mijn pony langer den kost
te geven. Verkoopen wil ik het beestje niet,
omdat ik bang ben, dat het door zijn nieuwen
eigenaar zou mishandeld worden, en daarom
bied ik het u ten geschenke."
N.B. Nevensgaand bericht over mevrouw
Langtry, bedoeld als voorspel voor
Dierenmishandelintj in Italiëmoest de vorige week
wegens plaatsgebrek uitvallen.
*
-x*
Onder den titel: Kleindochters van Carmen,
deelt de correspondent van het Berliner
Tagëblatt nummer van Zaterdag, 4 November
j.l. een en ander mede, over zijn bezoek aan
de groote tabaksfabriek te Sevilla waar
hondeide vrouwen en jonge meisjes den geheelen
dag bezig zijn met het sorteeren van tabaks
bladen, het rollen van sigaren en sigaretten.
Doodstil is het in de groote werkzalen voor
vrouwen in deze Spaansche tabaksfabriek.
Bezoekers en bezoeksters die hier binnen
treden, denkend aan de frissche, opwekkende
ontdekking tot werkelijkheid te maken. Net
als 't in de scheikunde met een paar nieuwe
elementen en in de sterrekunde met een paar
planeten is gegaan, moest na 't betoog dat
er iets moest zijn, dat dit en dat deed, het
bewijs geleverd worden, dat het er was en
't ook werkelijk deed. En dat heeft Haber
landt schitterend volbracht.
In verschillende planten en plantendeelen
toonde bij een laag zetmeelkorrels aan, die
door hun ligging de reactie bewerkten op de
zwaartekracht, (geotropie) genoemd; en vooral
overtuigde hij door aan te toonen, dat wan
neer de zetmeeikorrels tijdelijk ontbraken, de
kromming niet geschiedde.
l'lantencellen
met fibrillen, die prikkels
voortgeleiden bij wijze van
zenuwen.
(Uit l-'rancc:
Das rSinnesleben der
Pflanzen".)
Dat is evenwel pas de ontdekking van
n zintuig en wel van een dat weer som
mige planten ontberen kunnen, die toch ook
best luisteren naar de zwaartekracht. Het
kan dus 't eenige niet zijn; en met hetaanwijzen
van 't zintuig is 't niet. afgeloopen. Zal 't
muzÏBk van Bizet, aan den tartenden blik
van Prosper Merimée's heldin, de hartstoch
telijke Carmen,: 'of, wie voor den geest komt
de uitdrukking van een Pranschen schrijver,
die d« cigarreras verloren juweelen" noemde,
al die lieden, worden uit hun sfeer van blij,
weelderig, dartel denken gericht, door den
soberen, nuchteren aanblik der werkelijkheid.
De opzichteres, die de bezoekers leidt, be
hoeft niet te schellen of in de handen te
klappen om stilte te gebieden. Al die vrou
wen en meisjes gezeten op zeer lage stoeltjes,
'verrichten zwijgend en met ernstige gezich
ten haar werk. Geen gegiechel, geen gefluis
ter, geen brutaal opslaan van passie-oogen.
Gebogen over den arbeid blij ven de donkere
kopjes, allen getooid met bloemen. Vermoeid
en een beetje pijnlijk door den sterken
tabaksgenr zijn de ernstige gezichten dezer
ijverige werksters. Uitknipseltjes panier en
pleister hebben zij op voorhoofd en slapen
gedrukt, -in het nai'f vertrouwen daardoor
den nadeeligen invloed der tabakslucht te
keeren en te bestrijden. Hier en daar in de
werkzalen madonna- en heiligen-beeldjes. En,
die zijn niet vergeten. Aan den voet der
beelden liggen versche bloemen. Hél zacht
klinkt hier en daar óp een sussend
wiegenliedje. Het zijn stemmen ?an moeders, die
haar zuigelingen meenemen, en die zacht
neurend haar kleintjes in slaap sussen.
De Duitsche bezoeker getuigt'; Al die
vrouwen zijn als een troep vlijtige mieren.
Geen sprake is er, van eenigen brutalen of
schamperen uitroep aan het adres der vreem
delingen. Deze kleindochters" van Carmen
zijn getemd. Ordentelijke vrouwen zijn zij.
Iets is nog behouden van de oude
vroolijkheid, maar van schaamteloosheid geen spoor.
* * ?
*
Door de achterkleindochter van Wilhelm
von Hamboldt, Anna v. Sydow, geboren v.
Heintz, te Schwerin, zijn brieven uitgegeven,
gewisseld tusschen Wilhelm ,van Humboldt
en zijne verloofde Karoline von Dachröden.
Deze epistels zijn geschreven in den
Werther"toon, den sentimenteelen, min-ofmeer
ziekelijken trant eigen aan de geschriften van het
laatst der achttiende eeuw.
Toen de fijne estheticus, de ijverige taalr
geleerde, Wilhelm von Humboldt, eigen
broeder van den wereldberoemden Alexander
v. Humboldt, met Karoline in briefwisseling
trad, was hij 21 jaar oud. De jongelieden
waren precies van denzelfden leeftijd. Nog
vóór hun formeele verloving, beschouwden
zij zich voor elkander bestemd. Karoline,
die haren Wilhelm aanbad, was een dochter
van den Kussischen Kamerpresident v. Dach
röden, woonachtig te Erfürt.
Deze briefwisseling is ook merkwaardig
door de pikante bizonderheden die zij bevat,
betreffende Schiller's verhouding tot de ge
zusters Karoline en Charlotte v. Lengefeld,
van wie Karoline v. achröden .een speciale
vriendin en vertrouwde was.
Over de verschillende gevoelens die Schiller
koesterde voor beide zusters, heeft mevrouw
Wilhelm v. Humboldt veel met haar echt
genoot gesproken, en als Karoline v. Dach
röden zijne verloofde, heeft zij er heel veel
over nagedacht en geschreven.
Zelfs voor een beschaafde en schrandere
vrouw als v. llumboldt's verloofde, was het
lang niet gemakkelijk een leiddraad te vinden
in den Schiller-v. Lengefeld-doolhof.'
Charlotte v. Lengefeld, voor wie de dichter
een trouwe, gemoedeüjke genegenheid koes
terde, werd zijne ecntgenoote. Karoline v.
Lengefeld, mevrouw v. Beulwitz, stond bij
Schiller hooger aangeschreven dan haar meer
eenvoudige, bescheiden zuster Charlotte.
Hoofdkaas. Neem een kalfs- en een
varkenskop, of, van beiden de helft. Ontbeen ze
rauw, of wel verwijder de beenderen na 't
koken. Dit laatste is eigenlijk beter. Laat
de koppen een nacht in koud water staan.
Zet ze te vuur, gedekt met water waarin zout:
(Een vingergreep op 2 liter). Men kan, zóó
noodig, later nog zout bijvoegen. ' Als 't
vleesch goed gaar is neemt men het uit den
ketel. Men hakt het goed lijn. Den bouillon
door een zeef gieten en van het vet ontdoen.
Laat het vleeschnat tot op de helft inkoken.
Voeg er het gehakte vleesch bij, azijn, peper,
nog een weinig zout' en rommelkruid. Laat
alles samen nog eens doorkeken. Laat af
koelen en doe dan de massa in een| pot
of in vormpjes van binnen met azijn be
vochtigd. Als de hoofdkaas stijf geworden -'
is giet men er een laagje sterke azijn op.
Dekken met blaas- of perkamentpapier.
werkelijk geloofd worden dat het er een is, dan
moet er iets aangewezen worden, dat het gevoel
of de prikkel overbrengt van cel tot cel, iets
als een zenuwstelsel. En ook dat is sedert lang
theoretisch aangetoond, evenwel niet zoo
overtuigend, dat de meeste botanici het
gelooven konden. Zonder eenigen twijfel wor
den er prikkels in 't plantenlichaam overge
bracht ; dat bewijzen de zooeven genoemde
mimosa en zonnedauw al heel duidelijk.
Maar of de plant daartoe werkelijk iets bezit
en gebruikt dat op onze zenuwen gelijkt, dat
gelooven we eerst als we 't zien. Een plant
is zoo'n geheel ander wezen dan een dier.
Kn toch is er nu al iets gevonden, dat al
heel aardig na komt, bij wat wij in 't
dierenlichaam zenuwen noemen.
Dezelfde Boheemsche natuuronderzoeker
Nemec heeft ontdekt, dat er zich strengen,
draden vormen, ineengevlochten en om elkaar
geslingerd en doorloopend van cel tot cel,
wanneer hij een cel dicht bij de groeispits
verwondde. Juist in de cellen waar zich
deze draden vormden, werd het bericht van
de verwonding overgebracht. Dat blijkt uit
een eigenaardige verplaatsing van de korrels
die in het celvocht zweefden, zoodra er in de
naburige cellen een ongeluk gebeurt. Dit
laatste was al een "twintig jaar lang bekend.
Het vormen van de geleiddraden is een ont
dekking van de lateren tijd ; en, nu mag men
nog niet aannemen, dat dit zenuwdraden
zijn ; 't lijkt er toch wel veel op. Vreemd
evenwel is 't, dat die zenuwen zich eerst
vormen of althans eerst zichtbaar worden
als ze noodig zijn en in gebruik komen. Dat
staat echter niet zoo heel alleen in de
ge-heiinzinnige vochten van het levend wezen.
En misschien heeft Nemec de plantenzenU'»
wen, die hij waarnam, wel juist fibrillen"
genoemd, omdat hij dacht aan ons eigen
bloedvocht, waarin ook eerst onder bepaalda
omstandigheden de draden zichtbaar worden;
die draderige fibrdne ontstaat, zooals ieder
weet, eerst bij 't stollen van bloed, of lierer
zijn ontstaan veroorzaakt het stollen. ?
i . .?''.' .E. HEIMAXS. ?