Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No.'l482
Oud-Nieuw-Amsterdam,
den 22"en van Herfstmaand 1905.
Na een bezoek aan het oude vaderland
treft het den Nederlander, die poldernatuur
in zomervacantie-licht bekeken wel weder
aantrekkelijk vond, dat er zelfs in den omtrek
van Oud-Nieuw-Amsterdam een
onmisduidbare plek Oud-Holland valt te aanschouwen,
omdat dit staaltje van waterland, dat ons
als het ware hier uit de Zaanstreek scheen
overgeplant, volgens het daaromtrent in de
New-York Herald verschenen mededeeling,
keiden, zich tot de voorsteden Remsen'g
Landing, Howard's Landing en zelfs op de
naastby zijnde eilanden ontwikkelden zich de
aanhoorigheden Kaunt, Beach Channel en
Goose Creek.
Ramblersville treft ze aanstonds door de
houten trottoirs 3) en de naamborden aan
eiken straathoek, waarnaar men zelfs in
eigenlijk Nieuw-York vaak tevergeefs kan
zoeken. De hoofdstraat heet Bay View
Avenue, maar is eigenlijk niet anders dan
weer een houten pad op palen langs den
oever. En ja, de straat ia water. Bij laag
water ziet men het drassige land bezaaid
met allerlei schaal- en schelpdieren. Maar
zoodra de vloed zich heeft doen gelden, dan
zou een far West-Amerikaan, die onverwacht
hierheen was overgeplaatst, denken, dat hij
in een ark op den oceaan dreef.
Onder het wandelen over de houten
straat?friui LIJ ui' i'iiiT'i
m I/N IAI v\ l j W
SI >? T. '. '. '. ( < l l '
weinig bekend is als zoodanig, verdient er
wel eenige meerdere aandacht op gevestigd
te worden. Het Weekblad voor Nederland,
dat zoo vaak toont Oud-Nederland in woord
en beeld te willen laten herleven voor de
oogen der Nederlanders van heden, moge
evenzeer zijne medewerking willen verleenen,
om dat sprekende, oorspronkelijke tafereel
van welbewaard Nieuw-Nederland's leven
onder Nederlandsche oogen te brengen.
Wanneer men van voormalig Nieuw-Amster
dam de Oost-Rivier oversteekt naar voormalig
Breukelen (Brooklyn) en dan per elektrischen
trarn door het prachtig gelegen
NieuwUtrecht 1) en het lage vlakke Flatlands
(oudtijds Nieuw-Amersfoort geheeten) rijdt,
bereikt men na een uur tij ds de Jamaica
Baai. De benaming baai" schijnt ons oneigen
lijk voor deze inham van den Atlantischen
Oceaan, zooals er aan de zuidkust van Lang
Eiland vele voorkomen, afgesloten als deze
zijn door een landtong, volgens het beloop
der kustlijn, gelijk bij een Oostzeehaff, en
geheel bezet met, als waren het, uiteenge
zette eilanden. Alleen bij Barren Eiland,
B,ergen Eiland en Kouwenhoven, aan den
westelijken oever der Jamaica Baai heeft men
min of meer open water.
Voordat men het stuk Oud-Holland be
reikt, wordt men reeds getroffen door de
overeenkomst, die de oever, tnsschen beide
laatstbedoelde eilanden vertoont, in verge
lijking met het nog niet ingepolderde polder
land, zooals o.a. door Zeeland's gorzen en
schorren en menig nog aangroeiend veen
wordt voorgesteld. Hier zijn wij ook in de
nabijheid van wat oudtijds 's Graveland was
gedoopt, maar, wegens het onuitsprekelijk
lastige 's Gr" voor de Engelsche tong, tot
Graveband en ten slotte Gravesend werd
omgezet.
Verderop naderen wij dan meer en meer
de bewuste historische strook. Ja," zei me
een Lang-Eilander, die er nog slechts korten
tijd woonachtig was, verbeeldt u nog geen
acre droog land en geen ruimte zelfs voor
een bloementuin !"
En onder den invloed van historische be
spiegelingen, gaf ik hem dan ook te kennen,
dat hij zich wel bijzonder moest aangetrok
ken hebben gevoeld tot deze wereld, die
alleen begeerlijk schijnt voor visschers en
muggen.
Maar het Zaanlandsch uitziendje stadje, dat
tegenwoordig den naam Ramblersville draagt
gedeelten kijkt men onwillekeurig de huizen
binnen, waar deuren en ramen gewoonlijk
openstaan. De schuifgordijntjes, waarachter
nieuwsgierige oogen zoo geschikt kunnen
loeren, zoekt men hier vergeefs.
Maar een opvallend iets is het algemeen
gezond blozend uiterlijk der bewoners, meer
en meer verdwijnend bij de overspannen
bezige mannelijke en vrouwelijke Yankees
en ons hier herinnerende aan het frissche
gelaat van menige Hollandsche boerendeern.
Maar sommig huisraad is weer van zeer te
waardeeren echt Amerikaanschen aard. Met
name een weivoorziene huisboekerij en dan,
zelfs hier onder den werkenden stand, een
meubel, nu, waarover in Nederland niet zoo
onfatsoenlijk behoeft te worden gesproken,
omdat men daar onzindelijk genoeg is, om
het er niet op na te houden, een... bad
kuip. .. met permissie, neen met algemeene
instemming.
Hier blijven velen winter en zomer eeu
cottage" bewonen. Dit is iets, dat niet
meer dan 50 Ds. jaarhuur vereischt, vooral
op de eilanden, welke, volgens de eilanders
zelven, de voornaamste wijken van Ram
blersville omvatten, terwijl aan de landings"
aan de kust alleen Ramblersville's voor
steden zijn gelegen. Het is er veel rustiger
dan in voormalig Nieuw Amsterdam zelfs,
het is er gezond vooral voor hen, die een
visch-dieet verlangen en bijzonder frisch.
Zelfs heeft men, waarschijnlijk om nog maar
meer frissche lucht aan alle zijden te laten
toetreden de houten straatgedeelten niet
vervaardigd van aaneensluitende planken.
Daarentegen zijn daartusschen openingen ge
laten, groot genoeg om uw schoenhak te
kunnen vatten, zoodat ge des te langer
Ramblerville's frissche briezen langs alle zijden
van uw corpus kunt laten toetreden.
Aangezien er geen tuingrond achter of om
de huizen is, plant men hier bloemen op
het dak, of in oude booten, met slingers
van groen naar de planken straat of langs
de palen in het water afhanggnde.
Er is geen andere wereldstad, waar de
waarde van eiken acre zoozeer stijgt als in
de gemeente Nieuw York, maar hoewel
Ramblersville tot het gedeelte Kings-Borough
(Brooklyn) van de metrapolis behoort, nemen
bezoekers terstond geheele oppervlakten van
het Zaansch uitziende stadsgebied in beslag
zonder er voor te behoeven te betalen. Zij
graven er immers vrij clams 4) en andere
en voorheen bekend stond als
Nieuw-Loosdrecht, heeft wel degelijk reden van ont
staan. Er was verkeer te water naar het
hart van Brooklyn en langs goede wegen
landwaarts in, dat hier van zelf tot vestiging
leidde. Daarom werden hier op
Amsterdamsche wijze palen ingeheid door den
weekzandigen bodem, tot in den vasteren on
dergrond.
Zelfs de muskieten en muggen toonden
erkentelijkheid voor zulke volharding in hun
tot zoolang onbetwist gebied. Zij lieten zich
verleiden om zich door den wind, die ge
stadig elf en een halve maand van de tegen
overliggende zijde der baai waait, geregeld
te laten wegvoeren naar de zomeroorden
meer landwaarts in 2).
Ramblersville kreeg eene zelfs voor Amerika
snelle uitbreiding en buitenwijken
ontwikschelpdieren uit en nemen zelfs deze grond
waarde mede hetzij in hun maag, hetzij in
hunne andere bagage.
Elke Ramblervilliet bezit zijne eigen
watergemeenschapslijn. Van de gewoonste
roeibooten tot de nieuwste jachten en
naphtalaunches vormen de vloot.
Bij laag water heerscht in de stad de grootst
denkbare kalmte. De weinige honden bewe
gen zich nog over de plankieren; jeugdige
schildpadden wiegelen zich heen en weder
en als het zonnig is schijnt alles de slaap te
slapen van een echt Hollandsch waterstadje.
Zilte geuren stijgen uit het drooggeloopenland
op. De schoorsteenen laten hun rook langzaam
opkrullen naar den hemel. Alleen laat zich
de stilte in de verte doordringen door schrille
fluiten of bellen van treinen of trams, die
zich langs de kustplaatsen bewegen, maar die
Ramblersville heeft weten te weren uit zijne
stemmige omgeving, naar oud-Hollandschen
trant.
Maar nauwelijks komt het tij opzetten of
alles ontwaakt. De bewoners komen naar
buiten in hun beate visschersgewaad, de bars"
weten, dat er klanten zy'n te verwachten en
de kinderen komen naar buiten, omdat
business" nu aanvangt en wat te zien geeft.
En op Zondagen, dan komen er tal van
bezoekers levendigheid brengen, want dit
gedeelte Oud-Holland is nig in Oud-Nieuw
Amsterdam's omgeving. Maar, men begrijpt,
als men geen jacht of ander vaartuig ter
beschikking heeft moet men de hoop opgeven
ooit Ramblersville door en door te kunnen
leeren kennen. Als men dan ten minste nog
maar een gastheer heeft onder de menigte
leden van het dozijn bootclubs van deze
merkwaardige stad.
Maar hoe dan ook Ramblersville herinnert
in tal van opzichten aan het waterigste
plaatsje in Oud-Holland. Wie er aan mocht
twijfelen, lette op de stadstooneelen, hierbij
gevoegd. A. E. M. S. TE LAER.
1) Een Zuidwestelijke voorstad van
Brooklijn aan de New-York Bay gelegen en nog
steeds onder den naam New-Utrecht voort
levende.
2) Booze tongen zeggen, dat de
Rainblersvillieten te mosquito-proof" zijn geworden
door het door vroegere muskieten ingebeten
serum.
3) Is er dan geen geschikte Nederlandsche
uitdrukking aan te nemen voor het oneigenlijke
trottoir", in Amerika kortweg sidewalk"
geheeten ? Kan stoepstraat", opstraat" of
langskant" niet voldoen bijv.?
4) Clams" zijn in Nederland onbekende
schelpdieren, eenigszina smakende als oesters,
maar de schelpen hebben den vorm als van
ronde mosselen.
M Mi
Drama in 5 bedrij ven door HEXDRIK VAXDERWAL,
voorgedragen door Albert Vogel.
Ik verkies als drama het romantische boven
het realistische, omdat het eerste een meer
zuiver dramatisch kunstgenot geeft dan het
tweede, en daarom daaraan superieur is. Het
realistische tooneelspel is een kunstvorm,
waarin de lyrische levensaanschouwing van
den schrijver samentreft met een dramatische
neiging, zonder dat hij ook zijn persoonlijke
zienswijze heeft leeren zien als niet meer dan
een factor voor de dramatisch-ideële
levensveraanschouwelijking, dat wil zeggen, dat hij
naast zijn individueele opvatting nog andere
als mogelijk ziet en deze tegenover de zijne
stelt, maar toch altijd het subjectieve als het
wezen- lijke vooropstelt, terwijl juist het wezen
lijke van hec drama is het conflct zelf van
tegenstrijdige naturen, dus een meer objectief
karakter draagt. In het romantisch drama is
het lyrische een dramatisch element geworden,
in het realistische tooneelspel is het lyrische
slechts schijnbaar dramatisch geworden, doch
handhaaft zich, meer of minder. Het waarach
tige kunstgenot van een drama is echter niet
een vooral individueel-sympathetisch, maar
een overwegend objectief genot van de han
deling. Wel valt in het moderne tooneelspel het
genot van de handeling, in het romantische
drama de opgewekte sympathie voor den
hoofdpersoon niet te ontkennen, doch dit
is bet verschil, dat in het eerste de hande
ling de aandacht, de aandacht op haar beurt
sympathie in de letterlijke beteekenis
van dit woord moet wekken, dat in het
laatste daarentegen door den schiijver voor
den hoofdpersoon sympathie wordt gewekt.
welke de aandacht gaande moet houden voor
de handeling. En handeling is het wezenlijke
van een drama.
Met dit wezens-verschil tusschen het roman
tische drama en het realische tooneelspel gaat
samen de noodzakelijkheid van de keuze
eener verschillende stof. De drarnaticus 7,al
deze kiezen zóó, dat zij de voor de hoofd
zakelijke aandacht voor de handeling n bij
den schrijver n bij den hoorder vereischte
onbevangenheid niet in gevaar brengt, dus
liefst uit voorbije, doch herinnerde, tijden en
uit de sfeer van door de historie van veel
tijdelijkheid bevrijde vorsten, terwijl daaren
tegen de moderne tooneelspelschrijver in
het belang van de op te wekken sympathie
zijn stof uit het tegenwoordige zal kiezen en
uit lager levenssferen, omdat n hijzelf n
zijn toehoorder zich in zijn eigen tijd par
tijdiger kan inleven en ook de sfeer meer
tot een subjectieve, dan tot een objectieve
beschouwing aanleiding geeft.
Ik beschouw dus het moderne tooiieelspel
als niet liggend in de lijn van het werkelijke
i drama. In haar liggen het klassieke drama
j der Grieken, het romantische der Engelschen
en Spanjaarden, en het moderne . . . dat is
er nog niet, maar. . . .
Ik wilde maar zeggen, dat Hendrik
Vanderwal een in vele opzichten voortreffelijk
en van modern-romantischen zin getuigend
drama, Koning Svend", heeft geschreven,
dat hij jong is. en <lat zijn eersteling door
Albert Vogel meesterlijk werd voorgedragen.
L e i d e n. I'ETKK Si>.\ AX.
De foto's yan Van Menrs.
Als het was, zooals het zijn moest, dan
waren kunstverzamelaars uitsluitend men
sehen, die hart voor kunst hadden; dan zou
hun aantal niet zóó groot zijn, of ieder lief
hebber kon zich uit den aanwezigen voor
raad voor zijn dagelijksche omgeving enkele
mooie dingen aanschaffen, waarvan de kosten
niet buitensporig hoog behoefden te zijn.
Zoo is het echter niet. Veie onzuivere
beweegredenen, die met liefde voor kunst
niets hebben uit te staan, krijgen bij het
verzamelen de overhand, 't Is mode ge
worden onder de groote kapitalisten er
een kunstverzameling op na te houden en
hoe grooter de namen eri koopsommen zijn,
waarmee de millionair-collectionneur kan
schermen, des te hooger stijgt hij in het aan
zien der medeleden in het snobbisme, die
van kunst meestal evenveel benul bobben
als hij zelf.
Om hetgeen er van de beste kunst in den
handel komt, wordt verwoed gevochten met
het machtige wapen dat dollar heet en zij,
wier smaak hooge eischen stelt, behooren
maar al te zelden tot hen, die in dezen kamp
Wikte : He tnèttariQÜe
ouje
tout
met eenige kans op succes kunnen
medestrijden. Goede kunst is voor
ongefortuueerden eenvoudig onbereikbaar en velen
ontzeggen zich daarom liever het genot dat
het bezit er van geven kan, dan zich te om
ringen met producten van bedenkelijk allooi.
Niet alleen goede schilderijen en aquarellen,
maar ook etsen, gravures, houtsneden enz.
van eerste meesters vallen in het bereik van
slechts enkelen. Een procédé, waardoor repro
ducties van zwart-en-wit gemaakt worden,
die het origineel zoo nabij komen, dat onder
scheiding niet mogelijk is en die dus den
aanschouwer aan kunstgenot niets te kort
doen, dient met vreugde begroet te worden.
Zoodanige reproducties zijn de foto's, waar
van de heer Van Meurs een collectie bij de
lirma Wed. G. Dorens op het Rokin tentoon
stelt.
Onder de kunstenaars is de heer Van
Meurs sedert lang geen onbekende meer.
Wie een teekening op bizonder goede wijze
wenschte vermenigvuldigd te zien, ging er
mee naar hem en de uitslag overtrof meestal
nog de verwachting.
De hier voorhanden foto's zijn genomen
naar gravures, etsen, houtsneden,
zwartekunstprenten of origineele teekeningen en het
verwonderlijke is dat ze het eigenaardige
karakter dezer procédé's op de meest vol
komen wijze weergeven; zoo ontzaglijk juist
is de meerdere of mindere scherpte van lijn,
is ook toon en tint, dat de meeste foto's
als droppels water op de oorspronkelijke
werken gelijken moeten.
Wanneer ik er nu bij vermeld, dat hij
werkte naar het beste uit alle tijden, dat er
foto's zijn naar primitieven (zeer mooie naar
den meester van 1480), naar Durer, Hans
Baldung, Mantegna, naar etsen van
Reinbrandt , maar dat ge er ook vindt de Konings
kinderen van Matthys Maris en diens won
dere ets naar Millet's Zaaier, de bekende ets
van dezen Allant au ravail, en daartus
schen weer een krabbeltje van Mauve, zwart
krijt, wat aangedoezeld, op geelachtig papier,
(ge zoudt weer zweren het teekeningtje zelf),
dan krijgt men een idee van het importante
van deze keur-collectie.
Hoe een met smaak en overleg gekozen
encadrement het schoone van een kunstwerk
steunen kan, is hier mede te aanschouwen.
Indien er een bedenking te maken zou
zijn, is het deze, dat in enkele etsen van
Rembrandt de allerdonkerste partijen te egaal
zwart en levenloos geworden zijn. Maar ook
hier zal de heer v. Meurs op den duur wel
raad mee weten; want dit werk maakt niet
den indruk oi' de maker zich tevreden zal
stellen met resultaten, waarmee het meest
volkomene niet is bereikt.
Om de tijdroovende en uiterst zorgvuldige
behandeling, die deze methode, waarvan de
heer Van Meurs het geheim bezit, vereischt,
zijn deze foto's niet tegen concurreerende"
prijken verkrijgbaar te stellen en duurder
dan de meeste in den handel zijn Ie repro
ducties. Maar toch zullen de prij/.eii (er wer
den mij genoemd van ?2.50 tot ?25) niet
in vergelijking komen met de waarde der
origineelen en kunnen zij deze uitstekende
weergaven daarvan onder het bereik brengen
van hen, die er niet aan mogen denken
zich het oorspronkelijke aan te schallen.
*
Bij het overlezen van het geschrevene vind
ik, dat het er wel wat van heeft of ik tegen
Sinterklaas en Kerstmis reclame voor de zaak
wil maken. Omdat ik den heer Van Meurs
persoonlijk niet ken en hetgeen ik er van
zeide enkel voortspruit uit bewondering en
waardeering van het geziene, voel ik mijn
geweten niet bezwaard. Integendeel, het
komt me voor, dat tegen den tijd, dat er
weer een ruilhandel op groote schaal zal
plaats vinden van meestal smaak- en
kunstlooze prullen, een aanduiding van een adres,
waar werkelijk zeer exquise kunst te be
machtigen is, niet te onpas komt en tot de
verbreiding daarvan in wijder kring kan
bijdragen. J. W. N.
Indische Scitótó.
II. (Xlot>.
Onder de jongere schildersbent der Hol
landsche school, of ook onder de
buitenlandsche kunstenaars schijnen slechts enkelen zich
geroepen te gevoelen hun onderwerp in Indi
te zoeken. In een der paviljoenen van Ke\v
Gardens (Londen) zijn de wanden versierd
met een aantal landschappen in olieverf,
door eene Engelsche schilderes tijdens haar
verblijf op Java naar de natuur geschilderd.
En gelijk de meeste producten van de schil
derkunst der vrouwen, zoodra het onder
werp hooger gaat dan het stilleven, dan die
ren en bloemen, ook dit is inferieur werk.
(De uitzonderingen ten dezen bevestigen den
regel). De opmerking is intusschen niet
nieuw, dat het Indische landschap niet altijd
een dankbaar motief oplevert voor het pen
seel ; dat de physionomie van dat landschap
te eenvormig, te evergreen is, de luchten te
weinig geschakee^, de belichting te scherp
is, enz. De tropische zon", zoo schreef
Busken Huet tijdens hij redacteur van de
Jara-Bode was aan dr. J. C. v. Deventer, is
eene onbeschaamde zon, die gedurende een
te groot aantal uren van den te korten dag
de voorwerpen veel te sterk verlicht om er
bevallig of schilderachtig te kunnen uitzien."
Zulk een verblindenden hemel, zulk een
palet vol sterke kleuren eischend landschap
had misschien weinig aantrekkelijkheid voor
schilders, die bij doffe en grauwe tinten dof
en grauw als op een schilderij van Israëls
waren grootgebracht; kweekelingen als 't
ware van dat nieuwe Haagsche schilder
schooltje, waarover genoemde schrijver aan
mevr. Bosboom Toussaint schreef, dat het
onder wederzijdsche zelfverheerlijking het
penseel hoe langer hoe dieper in den aschpot
doopt."
Doch wie Indiëalleen in die laaie mid
dag-aspecten wilde afschilderen, zou zijn tijd
slecht kiezen, zou de indrukken voorbijgaan
van de korte, maar heerlijk 3 ochtend- en
avondstonden, de tooverachtige
maanlichtnachten vooral. En voor hem, die steeds
in de vlakte wilde blijven, zouden verloren
gaan de gezichten in het hooggebergte, waar
de nevels lichteflekten teweegbrengen weinig
minder afwisselend dan aan de vaderlandsche
kust, waar de kloven en ravijnen schaduwen
afwerpen, die op elk uur een ander relief
aan het landschap verleenen.
Een schilder als Marie ten Kate zou er
van weten mee te praten.
Een Indischgast, die zich Philo-Indicus
noemde, schreef in 1858, dat hem in geheel
Nederland geen schilderij bekend was, die
op Indische toestanden betrekking had be
halve een stuk van den schilder Payen. De
man had, dit schrijvende, zeker nog weinig
openbare en particuliere verzamelingen ge
zien ; de musea te Amsterdam, te Haarlem,
te Leiden, te 's-Gravenhage hadden hem
anders kunnen leeren. Maar zeker waren
schilders als Payen eene uitzondering. Over
hem schreef in 1817 Elout van Soeterwoude
uit Batavia uan zijn vriend D. J. van Lennep :
Wij hebben nu een uitmuntend landschap
schilder in den heer Payen, die in Braband
te huis hoort, gekregen; hij is bekwaam en
een zeer wellevend mensch."
Meer nog: hij was ook een der vrucht
baarste -childers van Indische onderwerpen.
Op de tentoonstelling te Amsterdam van
l Sul! «'aren ntet minder dan een-en-dertig
olieverfschilderijen van zijne hand aanwezig.
Tijdens hij als teekenaar den hoogleeraar
Reinwardt bij diens natuurkundige zending
naar Indiëvergezelde, maakte hij een ver
bazend aantal teekeningen en schetsen, en
werkte na zijn terugkeer in Nederland vijftien
jaren lang aan eene reeks van schilderijen.
die bestemd waren voor eene Indische galerij
i 11 den Haag. Later ging hij door zijne be
noeming tot professor aan de
eekenakademie te Doornik voor Nederland verloren;
zijne Indische schilderijen echter vonden na
zijn dood eene plaats in het Leidsche
Ethnograüsche Museum.
Ook Jan Daniel Beynon, die te Batavia
geboren werd, maar op zijn achttiende jaar
naar Nederland vertrok en daar leerling van
Kruseman en Pieneman werd, voerde een
vruchtbaar penseel. En dat zijn werk op prijs
werd gesteld in Indië, werwaarts hij in 1855
terugkeerde, zou men willen afleiden uit
het feit dat onderscheidene gerepatrieerde
indischgasten schilderijen van zijne hand in
hun bezit hadden: de oud-gouverneur generaal
mr. J. Loudon, de oud-miuister van koloniën
mr. F. Alting Mees, de h.h. Pryce, Rolanl,
I'els, Specht Gryp, e. a. Elf dezer doeken
waren te Amsterdam tentoongesteld, meest
gezichten in de Preanger, de bergen in den
.omtrek van Buitenzorg, een rijstveld, een
riviergezicht, een padi-oogst, enz. Onder deze
was ook een in beeld gebrachte poging om,