Historisch Archief 1877-1940
\
10
DE AMSTERDA MM ER WEEKBLAD VO.OR NEDERLAND.
No. 148.4
zou willen beweren, dat ik volkomen goed
werk geleverd heb. Wel durf ik zeggen, dat
ik met den meesten ernst, en gedachtig aan
de zeer hooge eischen, welke ik zelf in mijn
studie over Onze Kinderlitleratuw in de
aesthetische opvoeding" aan een goed kinderboek
stel, aan de vertaling van den
Waldbauernbub" begonnen ben. Op grond van wat ik
nu al sinds 15 jaar doe voor de verheffing
van ons volksonderwijs en van onze
vo.ksbeschaving mag ik zeker verlangen, dat men
aan dien ernst gelooft. Bij de vertaling van
Bosegger vroeg ik mij af: hoe zou E. zelf
in 't Nederlandsch geschreven hebben ?
Ik wilde niet alleen den inhoud juist weer
geven, maar bovendien den vorm trachten te
behouden. Ben ik daarin steeds geslaagd?
Ik erken volmondig, dat ik zelf hier en daar
bij de herlezing al eens een woord gevon
den heb, dat ik door 'n ander zou vervan
gen, als ik 't nog eens vertalen moest. (Zou
N. van Hichtum bij 'n herleving van haar eigen
werken op 't oogenblik nog v* el alles zözeggen
als ze 't vroeger geschreven heeft ?) Een andere
vraag is echter: is de vertaling onjuist, is de
oorspronkelijke vorm verminkt? En dat
mogen de lezers nu zelf beoordeelen aan de
zinnen, welke N. v. H. heeft aangehaald.
't Verschrikkelijkste zal wel zijn, wat ze
cursief heeft laten drukken, n.l.
Hij lag onder het kruis en sliep, en op zijn
gezicht lagen sporen van tranen.
Orer de donkere hooge boomtoppen lag 't
avondrood, enz, enz.
Bosegger zelf schrijft:
Er lag unter dem Kreuze und schlief, und
auf seinem Antlitz lagen Spuren von Thranen.
Ueber den schwarzen honen Baumwipfeln
lag die Abendröte," u.s.w. a.s.w.
Ik heb volgens N. v. H. Bosegger groot
onrecht gedaan door te vertalen:
Tegen den muur van de kachel zat Jozef's
vrouw, had een kind aan de borst en zat met
groote oogen in de flikkerende vlam van het
hout te staren".
Bosegger zelf heeft dit zoo geschreven :
An der Ofenmauer sass das Weib des Sepp,
hatte ein Kind an der Brust, und sah mit
grossen Augen in die flackernde Plamme
des Kienspans hinein".
Een ander voorbeeld. Ik vertaal:
Güdenkt Biegelberger, wijl ik geschrokken
ben?" zei ik; geschrokken ben ik alleen,
wijl gij een verschrikkelijke heiligschennis
begaaa wilt". (Thans zou ik ook wel eenmaal
omdat gebruikt hebben in plaats van wijl.)
Bosegger schrijft:
Ihr meint, Riegelberger, weil ich
erschrocken bin ?" sagte ich; erschrocken bin
ich nur, weil Ihr den schrecklichen Frevel
begehen wollt."
Ik vraag: heeft N. v. H. op grond van
deze vertaling hét recht, mij van lichtzinnig
heid te beschuldigen? Zij had, om de ver
taling te beoordeelen, het oorspronkelijke er
naast moeten leggen, hetgeen zij blijkbaar
niet gedaan heeft. Zij schrijft: En dan
doet de vertaler nog wel, of hij geheel in
hun geest werkt!" n.l. in den geest der
Duitsche Jugendschriften-Ausschüsse. Zeker,
N. v. H. ik ken het streven en werken der
Daitsche onderwijzers langer en fteterdangij;
ik lees sinds 15 jaar al hun voornaamste
bladen, bezocht tweemaal een groote Duitsche
Lehrerversammlung" en sta zelfs al ca. 10
jaren in nauwe betrekking tot de Hamburgers,
de leiders van de nieuwe beweging. Lees eens
hoe zij over mijn geschrift: De aesthetische
opvoeding der jeugd geoordeeld hebben in de
Paedagogischi Reform van Hamburg en in de
Deutsche Schule, het wetenschappelijke hoofd
orgaan der Duitsche onderwijzers. Dat zal u
leeren, dat ik wel op de hoogte ben van den
geest dier heeren.
Over 't uiterlijk der Nederlandsche
vertabeschouwingen
van Prof. HANS NAK.
III.
Tot de tallooze onderwerpen, gebene
dijde lezers en beminnelijke lezeressen,
tot de tallooze onderwerpen van streng
wetenschappelijken aard, waarin ik in
loop van tijden, u ter wille en leering,
't vlijmscherpe ontleedmes van m'n lang
niet alledaagsch intellect hoop te zetten,
behoort óók de vivisectie.
M'n eindoordeel over deze brandende,
bijna aangebrande kwestie, welke der
menschenheid heden ten dage in twee,
elkaar nooit kamp gevende kampen ver
deelt, zal 'k u echter pas later
mededeelen. Eerst wensch 'k nog eens flink
poolshoogte te nemen, wie de overhand
nebben de pro-, of d
anti-vivisectionnisten. Zijn de voorstanders van de
vivisectie in de meerderheid, dan zal ik
mezelf als tegenstander er van ontpoppen
en te dier gelegenheid de door-en-door
wetenschappelijke gronden blootleggen,
waarom ik dat ben. Blijkt 't echter, dat
de tegenstanders de overhand hebben,
dan werp ik me op als voorstander en
zal 't me geenszins aan minder deugde
lijke wetenschappelijke motieven man
gelen, om m'n voorstanderschap duidelijk
te maken en te verdedigen. Want,
evenmin als welko geleerde ook, die de
ling nog dit: de platen zijn niet mooi;
de druk is voor Nederland te prijzen. En
de prijs ? Te hoog voor arbeidersbeurzen;
maar dat is mijn schuld niet. Overigens
goedkooper dan bij tal van andere boeken. En
op mijn wensch hebben de uitgevers 't werk
verkrijgbaar gesteld in 3 gebonden deeltjes
a 75 ets. en bovendien nog in 8 ingenaaide
stukken a 25 et 3. Al had ik alles nog mooier,
en nog goedkooper gewenscht, gij kunt niet
ontkennen, dat hier een poging gedaan is, om
Bosegger ook onder de Nederlandsche jeugd te
brengen. Met u wensch ik, dat zij 't eenmaal
in 't oorspronkelijke kan genieten. Tot zoo
lang meen ik, dat onze kinderen een goed
boek hebben, als zij de Nederlandsche uit
gave krijgen.
J. W. GERHARD.
Bibliottó-amliteiiareii.
Naar aanleiding van 't stukje in dit Week
blad, wensch ik 't volgende op te merken;
Niet tegen te spreken is, dat er op dit
gebied leven in de brouwerij komt. De
plaats, die de bibliotheken in andere landen
reeds eenigen tijd in de maatschappij inne
men, wordt ook in ons land langzamerhand
voor deze instellingen opgeëischt. Nu dit 't
geval is, blijkt hoe slecht zij in 't algemeen
voor hun taak berekend zijn. De opvatting
dat een bibliothtcariaat nog onlangs door
den heer Van Hulzen in dit blad geuit
een sinecure is, heeft gemaakt dat de be
stuurders, evenals in vroeger tijd, hun grootste
werkkracht aan andere dingen besteedden.
In zijn boekje over de Leidsche bibliotheek,
zegt dr. Molhuijsen, dat 't bibliothecariaat
bijna altijd bekleed geweest was door een
professor, wiens voornaamste bezigheden
elders lagen. Zóó sterk is 't tegenwoordig
niet meer, maar dat er in dit opzicht nog
veel te veranderen valt, zal elk oordeelkun
dige moeten geven. Typeerend in deze was
de benaming Samniet", door Certamente"
toegekend aan den Amsterdamschen univer
siteitsbibliothecaris, in den voor eenige jaren
in dit weekblad gevoerden strijd.
Ik meen hierop nadruk te moeten leggen,
om te wijzen op 't gevaarlijke in de richting,
welke de Amsterdamsche bibliothecaris vol
gen wil. Zeer zeker moeten er menschen
van ontwikkeling aan een universiteitsbiblio
theek werkzaam zijn, maar de chaotische
tóestand van 't oogenblik, niet alleen van
de Amsterdamsche bibliotheek, maar onge
veer van alle bibliotheken in ons land
eischt practische" mannen, van ontwikke
ling zeer zeker maar geen wetenschappelijke.
Alle werkzaamheden in de wereld moeten
con amore" geschieden, willen zij werkelijk
nut opleveren. Dat werkzaamheden aan een
nog te organiseeren bibliotheek, door werkelijk
wetenschappelijke lieden con amore" zouden
gedaan worden, wie zou dat durven volhou
den ? Iets anders wordt 't, wanneer 't ver
zuim door vroegere bestuurders gepleegd,
eenmaal hersteld is, d. w. z. als de biblio
theek door volledige catalogiseering, door
praktische inrichting der nummering, door
doelmatige plaatsing der boeken, door vlug
werkende administratie, enz. volkomen aan
de eischen des tijds beantwoordt, dan kan
de praktische man door den
wetensehappelijken vervangen worden. Er zal natuurlijk
altijd een deel van de ambtenaren voor de
loopende zaken moeten behouden blijven,
maar een deel zal door wetenschappelijke"
kunnen vervangen worden om b.v. lacunes
in een bepaalde wetenschap aan te vullen of
verouderde werken op te ruimen of om
bijzondere studie te maken van belangrijke
boeken, die de bibliotheek bevat. Maar
pretentie heeft, 'n genie te zijn, mag ik
ooit dezelfde opinie hebben of hebben
wel, maar niet uiten, als de groote
hoop. Immer wensch 'k iets aparts over
me te houden! In m'n isolement ligt
m'n kracht!
Maar, hoe 'k dus later ook zal blijken
te denken over de vivisectie, n ding
neem 'k alvast als wis-en-zeker aan, n.l.
dat er niet 't minste bezwaar tegen be
staat, om levende wezens, menschen of
dieren, van derzelver hersenen te ont
doen, met 't doel de/e te maken tot het,
in rauwen toestand even glibberige als
onsmakelijke, onderwerp van'n diepgaand
wetenschappelijk onderzoek.
Immers, bij 't pronkjuweel der schep
ping, den mensch, is 't bewezen, dat de
hersenen kunnen worden gemist, zonder
dat dit gemis van eenigen nadeeligen
invloed op z'n behagelijk leven behoeft
te zijn sterker nog, dat hij ze bijna nog
beter kan ontberen dan den blinden darm.
Of is 't niet 'n uitgemaakte zaak, dat 't
de meest-hersenlooze individuen niet
zelden 't allerbest gaat, dat zij dikwijls
de mooiste, best "betaalde baantjes krijgen
en nog dikwijlser (of dikkerwijls ?) 't
hoogst in aanzien staan en 't meest ge
respecteerd worden ? ....
Dat 't dier denkt, dat vooral bij den
intelligenten hond 't verstand vaak meer
ontwikkeld is dan bij menig mensch,
werd reeds sinds lang als hoogst waar
schijnlijk aangenomen.
Om echter te dezen opzichte volle
zekerheid te krijgen, heb ik de hersenen
van 'n hond, die in half dommelcnden,
half peinzendeu toestand in een onzer
café's op 'n stoel lag, minutieus onder
zocht en de gedachten-indrukken, die ik
er langs
chernisoh-anatomisch-kinematografischen weg in waarnam, opgeteekend.
Met .'t verblijdende gevolg, dat 'k thans
zoo beslist mogelijk kan verklaren, dat
de hond wel degelijk denkt, dat hij zich
rekenschap geeft van eigen en anderer
daden en dat hij z'n opmerkingen met
volle bewustheid omzet in beoordeelingeu,
die onder zekere omstandigheden
ovei1waard zijn te worden gepubliceerd.
'n Paar staaltjes van deze vluchtige
hondsche gedachten mogen hier een
plaatsje vinden.
Wnt is 'n café? .'n Caféis 'n
meer of minder groot lokaal met
ongemakkelijke stoelen en smerige tafels,
waar 't ongezellig uitziet, waar 'n
bedorven atmosfeer heerscht, waar 't altijd
evenals bij een gebouw: Eerst de grond
werkers, dan de decorateurs.
Intimus.
Versjes 05 fle scliool.
Aangaande de opmerking door X. te R.
gemaakt in het nummer van 20 Nov. 11.,
betreffende het versje leeren op een der
gunstigst bekende meisjesscholen te Rotter
dam", moet ik mij veroorloven hier mede
te deelen, dat ik met zijne afkeuring in het
geheel niet instem.
Het schrijfboek van mijn negenjarig doch
tertje, thans in de bedoelde 4e klasse, bevat
tal van aardige versjes, getuigen van den
goeden smaak van degene die het répertoire
schoolpoëzie" vaststelt,
Van de door X. aangehaalde regels uit
het bekende vers over den
Sint-Eiisabethsvloed en de toen te Kinderdijk aangedreven
wieg. kon mijn dochtertje mij eene zeer vol
doende uitlegging geven, die zij natuurlijk
van de leidster van de 4e klasse" had ont
vangen, bij het oplezen en opschrijven van
het versje Het komt mij dus «voor dat deze
leidster de puzzle van X. reeds zeer behoor
lijk heeft opgelost en er allerminst aanleiding
bestaat in deze haar of de kinderen te
beklagen.
Ik hoop dat het restantje", het verzen
leeren, nog lang gebruik zal blijven op de
lagere scholen.
Rotterdam. C. A. J.
IIIIIIIMIIIIMIIIillllllllllllllllMIIIIIIIIIMMIIIIUIMIIIIIMIIIMIIIIIHIMIIIMMII
Bibliotheken dr. J. A. Guldenarm,
dr. A. G. H. van Genderen Stort,
K. Bisschop van Tuinen,
A. Roozeboom e. a.
Bij de firma Burgersdijk'en Niermans te
Leiden is de catalogus verschenen van een
boekverkooping, die zich uitsluitend beweegt
op het gebied der geneeskunde, scheikunde,
wis- en natuurkunde, zoölogie, botanie en
aanverwante wetenschappen, bevattende o.m.
boekerijen, nagelaten door dr. J. A. Gulden
arm, chirurg te Rotterdam, dr. A. G. H. van
Genderen Stort, oogheelkundige te Haarlem,
K. Bisschop van Tuinen, leeraar aan de
H. B. S. te Zwolle, A. Koozeboom, leeraar
in de wiskunde aan de H. B. S. te Gouda,
e. a. nalatenschappen. De catalogus (pi. m.
1900 nrs.) is bijzonder rijk aan gezochte
nieuwere handboeken, kostbare seriën van
tijdschriften, zeldzame werkjes en curiosa
medica. Tot slot komt een fraaie collectie
genees- en heelkundige instrumenten,
mikroskopen, chemische balansen, kompleet
skelet, enz. enz.
Catalogus is verkrijgbaar. Zaterdag en
Maandag 9 en 11 Dec. is de verzameling te
zien.
2e Jaargang. ' 3 December 1905.
Red.: C. H. BROEI^KAMP, Damrak 59, Amst.
Verzoeke alle'médèdeelingen, deze rubriek
betreffende, te richten aan bovenstaand adres.
TJIT DE DAMWEREL1).
De damvereeniging Amsterdam" verzoekt
ons melding te maken, dat in haar speel
lokaal, caféDe Kroon", Rembrandtplein,
leelijk riekt, behalve gedurende de
korte oogenblikken, dat de houten deur
van de keuken, naast 't buffet,
opengaat, en waar de menschen bij elkaar
,,komen om te kletsen, te gapen, sip naar
buiten te turen, hunne magen te
bederven en fooien aan kellners te geven."
Hoe dom 'toch zijn de lui, die
beweren, dat de drank den rnenseh ver
jaagt, 't Tegendeel is waar! Do drank
veredelt den mensch, en de drinkende
mensch staat veel hooger dan de etende.
Want de mensch, die eet, houdt de
heerlijkste stukken vleesch voor zichzelf;
de worstvellen echter, de kaaskorsten,
'n stuk droog brood, even in 'n
saucerestje gedoopt dat alles is goed
genoeg voor mij, z'n trouwen kameraad!
Maar bij den mensch, die drinkt, valt
juist 't tegenovergestelde te constateeren.
Xichzelven stelt hij tevreden met't
akelige, bittere, maag verbrandende vocht;
de heerlijke biscuitjes daarentegen, de
suikerklontjes, de knapperige
krakelingen, enfin, 't beste wat hij krijgt
spaart hij veelal uit zijn eigen mond,
om 't mij te geven.
Voorwaar, de drinkende mensch is
filantroop de etende egoïst!"
In verschillende café's staat
geannonceerd: 't publiek wordt verzocht honden
vast te houden." Waartoe zou dat
noodig zijn ? Als ik al die personen 't caf
in of uit zie waggelen, komt 't mij veel
wenschelijker voor, dat de caféhouders
decrcteeren, dat de honden de menschcn
moeten vasthouden. Waarachtig, de
mensch verbeelde zich vrijelijk 't
verstand in pacht te hebben als
wettenmaker, zelfs als café-voorschriften-maker
deugt hij niet!"....
'n Zonderling wezen toch, de mensch !
Hij hooft alleen maar /'n mond open te
doen, en al de genietingen
van'tParadijs zijn hém! Maar hij weet geen
gobruik te maken van dit zeldzame
voorrecht. Hij behoeft maar tecommandeeren
en de heerlijkste leverworsten,
biefstukkon, carbonades worden hem
gobracht, zooveel hij er zelf verlangt. Toch
neemt hij niets! Spijskaarten worden
hem gepresenteerd, waarop men 't
subliemste, 't uitgezochtste,'t delicieusste,
dat de schepping ons kan aanbieden, te
zijner beschikking stelt. Maar veelal
schuift hij onverschillig en geblaseerd
die interessantste van alle lecturen van
een Simultaan-séance zal gegeven worden
door den meester dammer L. J. Content, op
Dinsdag 12 December a.s. 's avonds ten 8 ure
precies.
Strikt persoonlijke introductie-kaarten zijn
op aanvrage kosteloos te bekomen, Dinsdag
avond aan het speel-lokaal, of bij den secre
taris, den heer K. C. de Jonge, van
Woustraat 112.
Amateurs*, die wenschen deel te nemen
aan de séance, worden beleefd verzocht tijdig
hiervan kennis te geven.
Tevens verzoekt zij ons mede te deelen,
dat in hare vereeniging, gedurende de winter
maanden, een dam-cursus zal gehouden wor
den, onder leiding van den heer C. H.
Broekkamp, redacteur van de damrubriek. Zij die
deze cursus wenschen te volgen, doch nog
geen lid van de vereeniging zijn, dienen zich
tijdig hiervoor op te geven, daar de aanvang
is bepaald op 19 December a.s.
Te Lille (Fr.) heeft dezer dagen een groot
concours plaats gehad, waarin een nog jong
persoon, mr. Dumouli den Isten prijs be
haalde. Deze amateur belooft een
reuzenkracht te worden, en wellicht zullen wij nog
eenmaal vernemen, dat hij in staat is de
wereldkampioen Weiss te overtreffen.
Door Ie Datnier Genévóis" is j.l. Zondag
26 Nov. een groot concours gehouden te
Génève (Zwitserland), waaraan vele bekwame
spelers deelnamen.
Te Lyon (Frankrijk) is een groot tournooi
uitgeschreven op 5 December a.s. Hieraan
zullen honderd spelers deelnemen. Alhoewel
dit reuzencijfer ongelooflijk klinkt, kunnen
wij de verzekering geven, dat voor Lyon dit
niets buitengewoon is, daar meestal elk jaar
p.ni. honderd spelers aan den wedstrijd
deelnemen.
Probleem No. 48, van den heer W. v. Daalen,
Haarlem, opgedragen aan de Damvereeniging
Amsterdam". Ter mededinging No. 17.
Zwart (12 schijven).
Wit (14 schijven).
Oplossingen moeten binnen 14 dagen wor
den opgezonden aan bovenstaand adres.
Oplossing van probleem No. 47, van den
auteur K. C. de Jonge, Amsterdam, w 29-47,
34-29 *, 40- 29, 27-22, 37-31, 47-38, 38 :14, 15 : 4 !
* Slaat zwart met den dam 45 : 34, dan
verliest hij snel, omdat den stand hierdoor
krachteloos wor It gemaakt.
LEERZAME OEFENINGEN.
Vraag No. G. Naar een aanwijzing van do
redactie: voorgekomen in pen spelende partij.
zich af en verdiept zich in een
vervelende courant. Hoe is 't mogelijk!?
Hoe is 't in 's hemelsnaam mogelijk!! ??
Naast 't buffet is 'n deur, die leidt
naar 't Paradijs! De goddelijkste,
inaagprikkelendste geuren van gebraden
coteletten, van ragouts, van gebakken lever
en saucijsjes komen je van daar uit
tegemoet en streelen je neus-zinnen met
liefelijk gestroel. 't h 't land-van-belofte,
daar achter die houten deur 't rijk
der maag-gelukzaligheid! Ach, daar te
mogen vertoeven, daar vrijelijk te mogen
rondwaren, te proeven, te eten van wat
je maar wilt, dat moet 't
hoogst-bereikbare, 't verhevenst genot, de grootste
verrukking zijn 't lot der
meestgebenedijden
En ziet, do mensch kan die
allesomvaniende geneugten smaken, zonder
eenige moeite. 'Toch taalt hij er niet
naar, maar geeft er de voorkeur aan,
te blijven zitten in 't bedompte caf
lokaal, waar je bijna stikt van den
tabakswalm, waar de lucht van jenever
en brandewijn je schier bedwelmt, waar
niets is, dat aanlokkelijk mag heeten.
O, als 'k even tersluik door die deur
naast 't buffet gluur, ?kom ik me voor
als Mozes-zaliger. 'k Mag 't beloofde land
zien, maar betreden mag 'k het niet
De mensch mag 't wol!... Edoch, hij
versmaa It het!... In trouwe, de mensch
is '11 raadselachtig wezen!...
Waarom heeft de hond vier pooten
en de mensch slechts twee ? Als 'k zie
naar al de menschen, die 't caf
verlaten en opmerk, hoe onvast ze op hunne
boenen staan, iets wat ons, honden,
nooit of te nimmer overkomt, dan zeg
ik, dat Mama Xatuur, of wie er anders
voor aansprakelijk is, zich leelijk heefc
vergist. Had ;'/,? mensch en dier ge
schapen, dan had ik den hond twee
pooten gegeven en den mensch, althans
den café-bezoekenden mensch, minstens
'n stuk of vier.
De mensch waant zich bijster
verstandig en toch is er geen schepsel zoo
dom als hij! De mooiste, zonnigste
jaren van z'n jeugd vertobt en
verploetert hij met studeeren voor dokter,
doininé, advocaat of iets anders. En
als hij 't eenmaal is geworden, wat dan
nog? J's hij dan tevreden? Xeen, dan
wil hij gemeenteraadslid, kamerlid,
burgemeester, minister of zoo iets heel
hoogs worden. Dat is z'n ideaal, z'n
Wit. Zwart. Wit Zwart.
1. SS 28 18 23 19. 31:11 6:17
2.31 27 20 24 20.41 37 10 14
3.3430 1721 21.2822 17:28
4.39 33 12 18 , 22.33:22 16 21
5.37 31 14 20 23 26:17 12-21
6.31 26 11 17 24.37 31 23 29
7.44 39 17 22 25.39 33 25 30
8. 28:17 21:12 26. 32 28 21 26
9.30 25 7 11 27.3i 27 7 11
10. 25:14 9: 20 28. 38 32 29:38
11. 50 44 17 29. 42:33 20 25
12. 41 37 49 30. 36 31 26- 37
13.3328 1014 31.32:41 s'l2
14.39 33 20 25 32.27 21 11 16
15.44 39 11 17 33.21 17 12-21
16. 46 41 5 10 34 22 18 13- 22
17.37 31 14 20 35 28:26 9 13
18.27 22 18:27 enz.
Vraag: Op welk moment heeft een der
spelers een schijf kunnen winnen, of, indien
de tegenspeler dit wilde beletten, zich, door
een fijne combinatie van de winststelling
kunnen verzekeren.
Antwoorden binnen 14 dagen aan boven
staand adres. »
COBEESPONDENTIE-WEDSTBIJD.
Tabel der gespeelde zetten van Zwart.
?N ^ N ^ .N ^ N 33 N 3 N
g
bS
^
?^>
g
CO
i-i
o
v
CO
o
CO
l
g
^
bs
o
bo
01
s
te
w
?-O
g
t-o
CO
to
CO
%
?^>
t^
o
$
o
is
w
0
O
o
*
IS
r
^
i
O
K
«H
O
W
f
0
&
t«
S4
l
W
ba
f
0
w
h-1
GO
ba
CO
f
o
w
tr1
o
«
H-«
Ol
ta
O
r1
o
t-l
o
w
?^3
e-i
o
«
h-^
~]
IO
IO
W
o
0
o
O
1
tel
^3
*J
O
f
K
5-1
O
W
'^5
f1
O
g
'-C
X
K
to
5-1
i o
w
to
GO
=-i
O
ffi
o
CH
o
O
CO
t?1
CO
o
w
?TS
O
CO
o
00
Ol
w
?-O
Q
Cc
h-i
t«
w
^1
w
o
Q
0
H
?C
?n
tsS
Q
?O
W
«H
O
W
f
O
^
*
*J
UI
0
-o
*J
t?1
4co
o
to
tf^
to
02
H
^
GO
CO
H
ta
CO
bs
GC
*J
l-S
H
to
o
bS
Cn
*j
ts'
bO
1 1
tb
^1
*i
r?1
O5
-^1
W
0
Q
o
1
W
^
Q
W
«-i
o
W
i
L*
O
g
v<
*
«.
w
^3
O
o
H-<
h-1
H*
~J
0
o
o
Q
o
O
?^3
O
o
"3
Q
o
GC
'CO
w
o
0
0
*^>
tel
**}
-O
Q
b
K
-^
CH
o
W
-0
t-1
o
g
.-o
'?t
w
o
W
o
to
0
W
o
W
o
W
o
O
to
tel
u>
Q
b5
«-i
bS
f
bS
*
to
* Voortzetting van partij :
No. 24. M 14 2f>, D 25:14 gedw.
75. F 11-17. N 22:11
70. H 18-23, N 31:11
Correctie. In partij Visse?van Daalen vorige
rubriek, moet staan, 23e zet: z. 1-7, en 24e
zet: z. 20-24.
minimum i n n m n n n nl, n
levensdoel! Daarvoor werkt hij dag
en nacht; daaraan brengt hij vaak z'n
levensrust en levensvreugd ten offer!
En als hij tenslotte werkelijk minister
wordt wat heeft hij dan nog?
Kijk, er is maar n baantje, dat ik
zou ambieeren, maar n betrekking,
die zooveel effectief genot aanbiedt, dat
je er alles voor zoudt willen opofferen,
om haar te bemachtigen, maar n
dignitaris, dien 'k oprech£ benijd, n.l.
den man met z'n witte jas en dito
barret, dien ze den schitterenden,
heerlijken titel geven van: Kok"...
Onbegrijpelijk, dat niet alle menschen kok
worden!
De menschen spreken van la béte
humaine," en gebruiken deze uitdrukking
in minachtenden zin. Dit bewijst, dat
de mensch in z'n onuitstaanbare
waanwijsheid, in z'n ongebreidelde ijdelheid,
de dingen glad-verkeerd ziet. Als 'k
al die lui zie zitten achter hun
bitterglazen en potjes bier, als 'k let op hunne
lodderoogen en knikkende knieën en
lallende tongen, kom 'k tot de
conclusie, dat er geen dier zoo béte is als
juist de mensch!"
Maar genoeg al, m'n lieve vrienden.
Door deze proeven van dierlijke
hersenanalyse heb 'k jelui willen bewijzen, dat
de hond, als hij in 't cafézoo soezend
en droomerig naast z'n baas op 'n stoel
ligt, wel degelijk denkt, diep denkt zelfs,
studeert en controleert. En dat z'n oordeel
over ons, menschen, meestal niet gunstig
luidt, is, helaas, een feit. 't Is waar, 't
caféis nu niet juist de plaats, waar we
ons op ons voordeeligst en van onze
beste zijde laten zien. Dit releveer ik
als verzachtende omstandigheid....
AVelnu, laat ons leering uit dit alles'
putten. Wij noemen ons zoo verwaten:
de heeren der schepping. Gedenken wij
naarstiglijk het noblesse oblige" en
richten wij, van stonde af, ons leven zóó
in, dat het dier niet langer, noch in 't
café, noch daar buiten, met minachting
op ons behoeve neer te zien....
En hiermede eindig ik, eenigszins plot
seling. De vriendenkring van de bitter
tafel wacht mij, en ik m'n borrel, reeds
te lang. 'k Snel snel café-waarts, om
't verlorene in te halen!...