De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1905 3 december pagina 7

3 december 1905 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

No. 1484 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. i i i i i Volksbadhuis. iMiiiiMiimMimiii Mout- en Medaille-yerSoopg-Catalogi {J Den 4den, Uden en 18den December komen zeer bijzondere verzamelingen van vreemde en inheemsche munten en medailles uit alle tydperken bij J. Schulman onder den hamer. Het eerst die, bevattende munten en me dailles uit Amerika, Azië, Afrika en Australië. Onder Aziëneemt de afdeeling: Munten en Medailles der Hollandsche colonies in den Indischen Archipel, eene aanzienlijke plaats in, als: No. 817, Compagnie van Verre, 1001. Piastre ou pièce de buit réaux \stuk van Achten) aux arrnes de la ville d' Amsterdam, No. 821. Vereenigde Oost-Indische Compagnie. 1644. Demi Sou, enz. De collectie, die 11 December wordt ver kocht, afkomstig van wijlen Mr. J. 1. van Doornink te Zwolle, van Jack N. van Gelder te 'sGravenhage; van wijlen S. B. Stokvis Jr. te Rotterdam en Dr. L. B. Bunnik te Utrecht bevat o. a. veel begeerlijks voor hen die de oudheid bestudeeren, als: Grieksche en Romeinsche medailles van alle Europeesche Staten; gouden en zilveren munten van Ne derland; historische medailles, enz. De derde verkooping vindt plaats 18 December. Zij bevat het laatste deel der collectie van dr. L. White King.?J. Schulman zegt van deze collectie o. a. in de voorrede van den catalogus: Elle contient des séries de monnaies introuvables, dont plusieurs n'ont pas encore trouvédes auteurs dans les publications numismatiques. Je serai heureux si les catalogues de ces monnaies des Indes, une branche de numismatique si interessante, pourraient attribuer un peu iïmieux connaitre Ie grand nombre de princes et peuples qui ont laissédes monuments métaüiques." De collecties der verkooping van 4 Dec. is te zien Zaterdag 2 Dec.; die van Maandag 11 Dec., Vrijdag 8 en Zaterdag 9 Dec.; en die van 18 Dec., Zaterdag 16 Dec., in het verkooplokaal van J. Schulman, Keizersgracht 448 te Amsterdam. Weihnachtskatalog der Seyffardt'schen Buchhandlung. De Duitsche boekhandel van Seyffardt te Amsterdam, heeft voor Kersttijd een rijk geillustreerden catalogus verkrijgbaar gesteld, bevattende de titels van alle nieuwe en van de beste klassieke Duitsche werken, van boeken op het gebied van alle kunst en wetenschap en kinderliteratuur. Deze lijvige catalogus is met Duitsche vlijt en volledigheid saamgesteld. InM in fle Hoofistaft, In het begin der dertiende eeuw vluchtten vele kinderen zonder gids en zonder geleide, met brandenden ijver bezield uit onze steden en dorpen naar de landen van over de zee. En als men hen vroeg, waarheen zij gingen, ant woordden zjj : Naar Jeruzalem, om het IL Land te veroveren." Zij droegen tasschen op den rug en staven in de hand en hadden een kruis op hun kleed. Enkelen kwamen zelfs uit Keulen. Zij bereikten Genua en scheepten zich in op zeven groote schepen om de zee over te steken. En een storm stak op en twee schepen kwamen om en al de kinderen van deze twee schepen verdron ken. En toen men ondervroeg degenen die terug kwamen, om de bedoeling van hun reis te leeren kennen, antwoordden zij : Wij weten het niet l" Aldus de kronieken van Albert de Stade, Jacques de Voragine en Albéric des Trois fontaines. Naar aanleiding dezer kronieken heeft Marcel Schwob den tekst geschreven van een legende, welke door Gabriel Piernévoor groot koor. kinderkoor, solo-stemmen en orchest op muziek is gezet. Dit werk is door de Oratoriumvereeniging deze week uitge voerd. De tekstdichter heeft zijn onderwerp ver deeld in vier deelen. Het eerste deel houdt zich bezig met het vertrek der kinderen, die door een onzicht bare stem worden aangespoord naar Jeru zalem te gaan en hun moeders weenende en aan verdriet ten prooi achterlaten. De kinderen Allys en de blinde Alain zul len hen leiden op den heirweg, over een onmetelijk land, met sehoone bloemen aan den zoom van het woud. Dit is de inhoud van het tweede deel. In tiet derde deel wordt ons de zee ge schilderd. De kinderen hooren het ruischen van de zee; een koor van matrozen roept Jezus aan om de kinderen te behoeden; een oude zeeman zingt een lied van de sterren en de kinderen zeilen op de mooie zee naar Jeruaalem. In het vierde deel wordt ons verhaald van een storm. De kinderen zingen de profundis". Alain, het blinde meisje, wordt ziende door het licht dat van Jezus uitstraalt, een stem uit den hooge roept : Laissez venir u rnoi les petits enfants", de onzichtbare stem van het eerste deel zingt: Les enfants du Christ sont ressuwités" en een slotkoor heft het Alleluia" aan. Met den besten wil der wereld is het mij niet mogelijk geweest mij voor dit gegeven te verwarmen en daardoor heb ik ook van de compositie als geheel, geen sterke impressie kunnen krijgen. Ik heb waardeering voor enkele onderdeelen uit Pierné's werk; ik heb bewondering voor het meesterschap van zijn orchestbehandeling; ik heb niets dan lof voor de voortretl'elijke uitvoering der Oratorium-vereeniging en de magistrale leiding van den componist; maar het werk heeft mij niet gepakt, niet medegesleept, het is aan mij voorbijgegaan zonder mij te ont roeren. Nu moge men zeggen dat de reine klank van zilveren kinderstemmetjes op zich zelven reeds ontroerend is aan een der gelijke sentimentaliteit mag en wil ik mij niet overgeven; op de compositie als zoodanig oefent zulks geen invloed. Piernéheeft een omvangrijk gebruik ge maakt van een oud-fransch volkslied. Dit denkbeeld op zichzelven is zeker uitstekend, maar alweer moet ik zeggen dat het volks lied, of het gebruik dat de componist er van heeft gemaakt, bij mij niet een bekoorly'ken indruk vermocht op te wekken. Noch de hoekige melodische lyn met zijn tertsensprongen, noch de grillige rhythmiek kon, naar mijn meening, dit lied doen wedijveren met andere, schoonere fransche volksliederen. In zijn harmonieën wendt Piernégangen en accoordopvolgingen aan, die zelfs den modernsten musicus met verbazing vervullen. De eerste drie maten reeds drukken hun stempel op het geheele werk. Nu moge men zeggen bg de uitvoering hoort men niet veel van die bizarrigheden, wat doen zij er dan, vraag ik op mijn beurt. Had de componist dan niet hetzelfde effect kunnen bereiken met middelen, die door ieder musicus ge sanctioneerd worden ? In melodisch opzicht komen er in het werk evenzeer phrases voor, waarbij men zich af vraagt of het er heusch wel zóó staat in de partitie. De eerste maten die Alain te zingen heeft en de phrase op de woorden Cher petit que j'ai tant bercé", die door de treu rende moeders wordt gezongen, leveren hier van merkwaardige voorbeelden. Zou misschien Piernéde man zijn die ons muzieksysteem wil hervormen ? Die het be grip tonaliteit wil doen verdwijnen en de, ook bij de modernste componisten nog steeds gangbare leer van consonanten en dissonanten wil te niet doen ? Ik weet het niet. Misschien sta ik in mijn meening alleen. Maar het is mij onmogelijk mede te juichen met degenen, die het over treden van wetten der schoonheid billijken of goedkeuren. Gelukkig heelt Piernéook nog snaren op zijn lier, die klinken als bij andere, evenzeer moderne componisten. De melodie voor solo viool o.a. na het optreden der kinderen in het tweede deel,is mooi en edel gevonden. Waren er maar vele zulke mooie episoden in het werk. Aan het slot trof mij nog een mooi breed thema op de woorden Bienheureux Vaveugle" enz. Ook in het verhaal van den récitant" in het begin van het derde deel kan men bemerken hoe schoon Piernécomponeeren kan, als hij zich niet te buiten gaat aan excessen. Die geheele beschrijving, de inlei ding voor orchest inbegrepen, is prachtig. De accentuatie van Piernéwijkt eenigszins af van die zijner moderne jonge landgenooten d'Indy, Faurée.a. Vroeger placht men steeds, als staaltje van hinkende declamatie, aan te halen: une nèvre brülante" uit een der opera's van Grétry met het accent op ne en me. Bij Piernéleest men Enfants ?evezvous", nous cueillerons des fleurs", nous tra^erserons la nier", enz. enz. met het accent op de gecursiveerde lettergrepen. Het schijnt dus dat Piernéniet, zooals zijn collega's, door drongen is van de noodzakelijkheid om in het Fransch tot een betere accentuatie te ge raken. Zooals ik reeds zeide, was de uitvoering door de Oratoriumvereeniging bijzonder schoon. De koren klonken flink en zeker; wel zouden de fransche vocalen nog een veel grooter charme aan den koorklank gegeven hebben. Toegegeven moet echter worden, dat de vertaler betere accenten heeft aange wend in het Nederlandsch, dan de componist in het Fransch. Wat het kinderkoor aan zekerheid, zuiver heid en klankschoonheid heeft gepraesteerd is bewonderenswaardig. In het tweede deel, met den zoo gevaarlijken en afwisselenden rhythmus, was geen spoor van onzekerheid te be speuren en zelfs toen mej. van Linden v. d. Heuvell zich eenmaal vergiste, door enkele noten weg te laten, bracht het kinderkoor de soliste weer op streek. Een woord van warmen lof voor de uit stekende instudeering, mag den heer Tierie hier zeker niet onthouden worden. De com ponist is hem inderdaad hiervoor allen dank schuldig. De solisten, de dames v. Linden v. d. Heuvell, Groneman en Van Greuningen en de heeren Walter van Son en Joh. Hoes kweten zich mede op voortreffelijke wijze van hun taak. Mejuffrouw Groneman was niet geheel gedisponeerd. Het quartet der dames Estella de Jong, Siewe, Scholten en Hugenholtz liet aan zuiverheid, speciaal van den kant der alten, te wenschen over. Het orchest van het Concertgebouw speelde den geheelen avond de moeilijke partitie met veel klankschoonheid en entrain. Aan de uitvoering van de Kinderkruis tocht" ging vooraf een herhaling van Pierné's Izeil-muziek en een Poême syrnphonique voor piano en orchest, naar aanleiding van een vers van Victor llugo. De heer Joh. Wijsman, die hiervan de pianopartij speelde, werd luide toegejuicht. De componist bleek opnieuw een dirigent van den eersten rang te zijn. Zelfbeheersching, rust en duidelijkheid kenmerken zijn leiding. Nog even wil ik melding maken van het abonnementsconcert in het Concertgebouw van 23 Nov., waar mevrouw Lula Mysz Gmeiner, zangeres uit Berlijn, haar talrijke hoorders verrukte met de voordracht van een achttal liederen van Schumann, Behrn en Brahnn. Men weet niet wat meer te bewonderen bij deze zangeres hare prachtige stem en de beheersching daarvan in alle registers en in alle nuancen, ofwel haar warme muzikale voordracht. Schumann's Waldesgesprüch" moet zóó worden voorgedragen; dan komen de bedoe lingen van dichter en componist eerst tot hun recht. De twee liederen van Ed. Behm, een in Duitschland zeer gewaardeerd componist, bleken ware meesterstukjes te zijn van lyrische poiia'e: Ich bin eine LIarfe", grootsch en imposant, Nachtgeschwütz", vlinderlicht en met een prachtig accompagnement. De com ponist was zelf overgekomen om deze en de andere liederen van mevr. Mysz?Gmeiner te begeleiden en bewees door zijn accom pagnement een fijngevoelend pianist te zijn. Het orchest speelde onder de zekere en muzikale leiding van den heer Heuckeroth Wagner's Faust-ouverture, Mozart's Es-dur symphonie, Schilling's Ingwelde-voorspel (2e acte) en Liszt's Festklünge" op zeer schoone wijze. ANT. AVERKAMP. IMHIMHMMMMIIimMIIIIMMItlllllUMIIIMMIIIIIIIIIMIIItllllllMtlltllllMIHM Zware Justitie" in Compag nies' tijd. *) Het was in de dagen vanden Gouverneur Generaal Zwaardecroon, dat den Europeanen *) LTit de nagelaten papieren van wijlen den heer Bookmaker. La Ckoaur- dies . dl fa. Ponte iiiiiiimiiimiiliiimiiii te Batavia en ook in andere deelen van Java, zonder dat daarvan iets vermoed werd, een groot onheil boven het hoofd hing. Met een geheimhouding-, die pleit voor den ernst van het opzet en de begeerte om te slagen, werkte een complot dat ten doel had alle Europeanen daar te lande om te brengen. Ook toen reeds vele duizenden tot de zamenzwering waren toegetreden en deze zelfs in Oost-Java vertakkingen had gekregen, bleef de Compagnie" onbewust van het naderend, inderdaad zeer groot gevaar. De aanlegger van deze samenzwering, die een zeer beduidende plaats in onze Indische geschiedenis had kunnen innemen, was een sinjo", genaamd Pieter Erberfeld, of Elbervelt, zooals hij in officieele stukken wel is genoemd. Geboren uit de buiten echtelijke verbindtenis van een Duitscher (Bataviaasch burger) en eene Javaansche vrouw, stond hij naar de opvatting dier tijden eenigermate als een paria tegenover de zuiver Europeesche maatschappij in zijn geboorteland, werd hij van die zijde als een minderwaardige beschouwd volgens eene opvatting, die ook in onze dagen nog be staat wanneer de zich noemende volbloed" Europeaan, die ware innerlijke beschaving mist, oordeelt en spreekt over den Indo, den sinjo. Ware deze Pieter Krberfeld een arme, sjofele Indo geweest, wellicht had hij het dan niet zoover kunnen brengen dat hij een samenzwering tegen het gevestigd gezag op touw had gezet, die naar men schatte, bij de twintig duizend deelnemers telde en die na langen arbeid in stilte al na was gekomen aan Jen Nieuwjaarsdag van 1722, waarop te Batavia een bloedbad zou be ginnen, dat uit historisch oogpunt ontzettender zou zijn geworden dan hetgeen in 1740 daar van den anderen kant zou uitgaan. Maar Elberfeld was een zeer bemiddeld man. Wie \vcl eens te Jakatra heeft rond gedoold kan zich nu nog eenigermate een voorstelling maken van de wijze waarop hij daar gezeten was. Op het woeste en ver laten erf', dat we thans zien tusschen woningen en woonerven stond eertijds daar op goeden stand, vlak bij den tuin en het lusthuis van den Gouverneur Generaal 's mans ruime woning. Daar haatte hij de Europeanen en ergerde hij, de sobere Ooster ling, zich aan hun slechte zeden en ge woonten, hun hooghartigheid tegenover 't Aziatisch bloed, hun trouweloosheid, hun hardheid en hun drinkgelagen. Daar ontving hij Mohamedaansche priesters en andere inboorlingen en werd op de altijd bestaanhebbende geloofs- en rassenhaat onver zoenlijke vijandschap, moordlust en heerschzucht opgebouwd, totdat in hun aller zielen vastheid had gekregen het visioen : Pieter Erberveld koning van Java en zijn voor naamste medestanders zittende in hooge bedieningen in stede van de gehate, dan in Indiödoor hen verdelgde, blanken. Van al dat werken in stilte totdat het aantal der samenzweerders reeds, naar Crawfurd opgeeft, tot 17,OI)Üman was aange groeid en dat in een tijd dat de politie en justitie te Batavia en ook elders op Java zeer scherpziende oogen hadden, van heel dat eedgespan, heeft de geschiedenis zeer weinig opgeteekend. Zelfs de anders in zijn mededeelingen vaak zoo uitvoerige Valontijn zegt er heel weinig van. Zoo weten we dan niet veel meer van dezen landver rader dan dat hij een vermogend man was, dat zijn vader een Westf'aler was, dat er meer leden van zijn geslacht in Indiëwaren gekomen, althans zekere Johan Jacob Erber veld was van 1705?1710 landvoogd van Makassar, en dat 't het plan der eedgenooten is geweest om den algemeenen moord te beginnen met al de Europeanen die in de tuinen en lustverblijven waren. Omtrent de /ware justitie", die op de ontdekking van het complot gevolgd is worden we daarentegen haarfijn ingelicht, dat was dan ook iets waar men bij de toen malige ruwere zeden engeringere beschaving gaarne van hoorde, zoowel in gesprekken als in geschrift. Hoe zwaar" de justitie die aan Pieter Erberfeld en zijn medestanders gedaan" is en hoe Spaansch het overigens wel kon toegaan op 't stuk van lijfstraffelijk recht zullen we hier mededeelen als een staaltje van het voorbeeldig en afdoende straffen in die dagen. Toen drie dagen voor den dag waarop de uitmoording der Europeanen zou plaats hebben zijnde l Januari 1722 het bestaan van het complot was medegedeeld (door een oude vrouw aan den GouverneurGeneraal zelf:1) begonnen de arrestaties op groote schaal. Zér veel Mohamedaansche priesters konden zich nog tijdig redden door de vlucht, zoo ook ander gespuis, dat te Batavia gekomen schijnbaar om werk te zoeken, waren te venten of om deel te nemen aan top- en battamentspel of aan ranje-panje, daar in werkelijkheid was tot de orders van den aanlegger van het wan bedrijf. Erberveld was niet zoo gelukkig, maar nog peinzende op redding werd hij in een tuintje vlak bij den tuin van zijn Edelheid de heer Zwaardecroon, waar hij zich verscholen had, gearresteerd. Op 22 April 1722 werd het inmiddels uitgesproken vonnis voltrokken. Erberveld werd toen met gloeiende tangen op zes plaatsen 't vleesch uit het lijf genepen, de rechterhand afgekapt, 't hart uit het lichaam gehaald en in 't aangezicht geslagen, 't hoofd afgehouwen, vervolgens gevierendeeld en de stukken buiten de stad op verscheidene plaatsen tot een schrik en voorbeeld voor anderen opgehangen, mitsgaders zijn woon huis onder den voet gehaald en vernield. Een geheel daaraan gelijk vonnis werd ten uitvoer gelegd aan den Javaan Kartodria, die naast Erberveld hoofdaanlegger was geweest van het complot. Vier Javanen werden mede met gloeiende tangen als boven genepen, de rechterhand afgekapt en levend naar buiten gebracht. Tien inlanders werden de beenen en armen aan stukken geslagen en moesten zoo, zonder de slagen op de borst of kop sterven, ze wierden levendig na buiten gebracht, doch waren alle al voor den avond te 6 uuren dood." Drie Javaansche vrouwen werden geworgd omdat zij, bijzitten van hoofdaanleggers, van de zaak geweten hadden en die niet aan den dag gebracht. Het schijnt hierbij gebleven te zijn voor zoover de samenspanners betreft. Voorden beul en zijn knelhten was het werk voor dien dag echter nog niet volbracht, want er moest nog een amokspeler" worden ge radbraakt en een worden opgehangen, mits gaders twaalf inlanders worden gegeeseld en gebrandmerkt. Die heele week was het voor scherprechters bizonder zwaar werk, want op 25 April werden negen kwartier meesters opgehangen voor het stelen en verkoopen van specerijen uit de vaartuigen hen toevertrouwd en 15 zwarte inlaridsche christenen" omdat zij de specerijen gekocht hadden, mede opgehangen. Voorts werden dienzelfden dag nog een kwartiermeester en een constabelsmaat voor stelen en ver koopen van buskruit opgehangen en drie matrozen daarvoor gegeeseld en gebrand merkt. Als finale voor dien dag werd nog een Europeesch soldaat geharquebuzeerd", mitsgaders nog eeuige zwarten''gegeeseld en gebrandmerkt. Men ziet het, althans bij de justitie was de richting toen moer hardhandig dan ethisch en wel denkelijk de zegswijze de kleine dieven langt men op en de groote laat men loopen" toen veel meer toepasse lijk dan nu, al getuigt de meening dat in onzen tijd alle hooggeplaatste!) in Indi schoone handen hebben gehouden van al te onnoozele opvatting. De Hooge Regeering had het vonnis over Krberveld uitgesproken conform de zienswijze dier tijden als volkomen correct beschouwd, alleen noemde ze het errorieus" in zooverre dat de Schepenen de eigen dommen van dezen slechts voor de helft hadden verbeurd verklaard. Het plakaat van 3 Nov. 1617, waarop dit gedeelte van het vonnis was gegrond, had volgens haar oordeel niet de minste cor relatie" met landverraad oftewel crimen laesae majestatis. Alzoo had de gerechtigheid dezen land verrader van de aarde verdelgd en had hij met het aan Mohamedanen eigen fatalisme zijn straf ondergaan. De publieke meening was dan ook dat deze verrader, schoon een christen in naam, waarschijnlijk als een Moharnedaan en zonder berouw gestorven is. En inderdaad had zijn haat'tegen de Europeanen zich gaandeweg uitgestrekt tot een haat tegen al wat Christen was, want het eindresultaat van het complotteeren was geweest dat vastgesteld was dat alle Christenen, zoo Europeanen als inlanders, zouden worden omgebracht, doch de Mooren, Chineezen en verdere heidenen, ten minste indien zij zich onderwerpen wilden, zouden worden gespaard. Een algemeene rust- dank- en bede-dag, zooals toen ter tijde bij allerlei belangrijke gebeurtenissen uitgeschreven werd, schijnt na de executie niet te zijn gehouden. Wel werd op den daarna eerstvolgenden Zondag ter ordre van de Hooge Regeering in alle kerken God de Heere voor zij)i genade be dankt dat deze samenzwering uitgekomen was en gebeden ons voor diergelijke onder neming meer te behoeden. Als jong ambtenaar, pas uit Nederland aangekomen, midden in mijn ambtelijk leven en aan den avond daarvan, heb ik gestaan op de akelig woeste en verlaten plek waar eens de woning. van dezen landverrader stond, droomende van de machtige groot

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl