De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1905 10 december pagina 1

10 december 1905 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

??p.'"1*85" A°. 1905. WEEKBLAD NEDERLAND Ozn-cLer recLeioti© IMt nummer bevat een bijvoegsel. CT. ID IE IK! O O. Uitgevers: VAN HOLKEMA & WAREXDORF, Heerengracht 457, Amsterdam. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). Abonnement per 3 maanden f 1.50, fr. p. post ? 1.65 Voor Indiëper jaar . . . «n niail 10. Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar 0.12'/» Dit blad is verkrijgbaar Kiosk 10 Boulevard des Capucines tegenover het Grand Café, te Parijs. Zondag 10 December. Advertentiën van l?5 regels f 1.10, elke regel meer ? f 0.20 Reclames per regel 0.40 Annonces uit Duitschland, Oostenrijk en Zwitserland worden uitsluitend aangenomen door de firma KUDOLF MOSSE te Keulen en door alle filialen dezer firma. De prijs per regel is 35 Pfennig. INHOUD: VAN VEREE EN VAN NABIJ: Het Militaire Hiiis der Koningin. Landsver dediging en Volksvertegenwoordiging. Wachtsehip of Kazerne ? door C. J. P. Zaal berg. Mr. Van Hall en het Weekblad. SOCIALE AANGELEGENHEDEN : Kinder? exploitatie aan boord van onze visachers? schepen, door M. FEUILLETON : Kinder leed, door Aleida van Pellecom. KUNST EN LETTEREN: De Stilte, door J. H. de Veer, beoordeeld door Peter Spaan.?GötzKrafft, ? van Edward Stilgebauer, beoordeeld door J. Brouwer. Een historische bloemlezing, -beoordeeld door Alex. Gatteling. Mora'listische Poëzie, I, door H. E. van Gelder. VOOR DAMES : Voordracht van mr. S. G. Canes over de kinderwetten, door Johanna W. A. Naber. Uit het leven van merk waardige vrouwen, door dr. Aletta Jacobs, beoordeeld door Vrouwke. Friesche scheteen, door N. van Hichtum,' beoordeeld door A. P.-S. ALLERLEI, door Caprice. DIT DE NATUUR, door 'E. Heimans. Veiling der Bibliotheek Chev. Gust,-van Havre uit Antwerpen, (met af b.), door W. Steenhoff. Allegorie a la Maniere de Guilaume II, door ,:H. G. Ibehv Het Fotografie-gevaar, door J. W. N. Louis Bouwmeester óp reis naar Ned. Oost-Indie. Muziek en Gymnastiek in Aestetische Opvoeding, I, door J. W: Gerhard. De Vriendin van Czaar Paul, II, (slot), door dr. R, ,W. E. Strootman. FINANCIEELE E&Ö&NOMISCHE KRO NIEK, door , $|m. -^-'INGEZONDEN. DAMRUBRIÉK. ' SQHAAKSPEL. AD VERTENTIËN. Het militaire Huis der Koningin. In verband met de regeling betreffende het inkomen der Kroon, vastgesteld in 'de Tweede Afdeeling der Grondwet, worden jaarlijks op de Staatsbegrooting de volgende bedragen voor het Huis der Koningin" uitgetrokken: Inkomen der Koningin. . . f 600.000 ?''??Koningin-Wed. 150.000 Onderhoud der Koninklijke paleizen .... . . . 50.000 ' ' Samen . . . ? 800.000 ' Hierin ligt dus opgesloten, dat de be. paling vervat in art. 27 der Grondwet: vDe Koning richt zijn Huis naar eigen goedvinden in" zoodanig moet worden opgevat, dat Hare Majesteit de Koningin zooveel personen in dienst kan nemen als haar belieft, mits en daar komt het hier op aan de daarop vallende kosten uit het haar van staatswege toegekende inkomen worden bestreden. Wat aangaat de burger hofbeambten en het verdere dienstpersoneel men zou dit het burger Huis der Koningin" willen noemen gebeurt zulks ook werkelijk. Voor het militaire Huis" worden echter de kosten door den Staat gedragen. - 'Het is nu dit punt waaromtrent de grondwettigheid in twijfel wordt getrok ken en waarvoor de reden hieronder zal wórden aangegeven. Het is duidelijk dat in de landen waar een" Keizer of Koning aan het hoofd van den Staat en dus ook van het leger op treedt, er een staf v'an officieren gevormd moet wórden, welke den Vorst in vredesmaar inzonderheid in oorlogstijd ter zijde kan staan." In deze omstandigheid ligt voorzeker de. aanleiding dat ook in ons land een zeker aantal adjudanten en ordonnanceofficieren ter beschikking van den Vorst werd gesteld en dat de Wetgevende Macht good vond, dat daarvoor jaarlijks op de Jbegrooting van het Departement van Oorlog en van Marine een belangrijk bedrag werd uitgetrokken. Geheel anders wordt echter de toestand, zoodra een Vrouw zooals bij ons het geval is als Hoofd van den Staat optreedt. Dan bestaat er, in 'slands be lang, geen enkele reden meer er adju danten' en ordoiknance-officieren van Hare Majesteit, voor Rijks rekening, op na te houden. Zij toch kunnen niet anders dan hofdiensten verrichten en worden dan ook werkelijk als zoodanig tot .een mili tair Huis der Koningin" gevormd met een gepenaionneerd opperofficier als Chef 1). Tot groot nadeel van déschatkist heeft de Nederlandsche Regeering nog steeds geen rekening met dien toestand gehou den, -getttige da jaarlijksche begrootingen van het departement van oorlog en van ? marine, en bepaaldelijk die van 1906, waarop belangrijke bedragen voor adju danten en oroo9Hance-officieren] voorko men, als: l hoofdofficier, 3kapiteins: adjudanten van de Koningin. 4 luitenants: ordonnancen van idem. l kapitein, l luit. tf r zee Ie kl.: speciale adjudanten van den Prins der Neder landen. Behalve de bezoldiging van dit perso neel worden hiervoor o. a. op de Staatsbegrooting gelden uitgetrokken voor het onderhoud van een 20-tal dienstpaarden, terwijl 10 militairen (soldaten) geheel aan den eigenlijken dienst worden ont trokken voor oppassers diensten bij de militaire hof-officianten. Voor een en ander worden de begroo tingen van Oorlog en Marine jaarlijks met meer dan een halve ton belast, terwijl de daarvoor verricht wordende diensten in geen enkel opzicht de landsverdediging raken. Men begrijpe ons vooral goed. Er kan geen bezwaar bestaan dat de Koningin er een militair Huis" op na houdt, daartoe is zij, volgens de Grondwet, vol komen gerechtigd, doch zoodanige instel ling mag niet.tot uitgaven voor den Staat leiden. Naar wij vermeenen kan in deze zeer gemakkelijk eene voorziening worden getroffen. De thans als adjudanten en ordonnanceofficieren dienstdoende hoofdofficieren, kapiteins" en luitenants keeren voor zoover zij nog voor den militairen dienst geschikt zijn naar hun wapen of de Marine terug. 2) Daarna neemt Hare Majesteit zooveel .gepensionneerde of eervol ontslagen offi cieren VOOR EIGEX REKENlXd in dienst als zij tot vorming van een militair Huis" noodig acht. Er worden in den laatsten tijd zooveel officieren, op betrekkelijk jeugdigen leef tijd gepensionneerd, dat er stof te over is om, tegen eene matige bezoldiging, hofdiensten te verrichten. Tegen zoodanigen maatregel kan te minder bezwaar bestaan, omdat ook de Chef van ,,het militaire Huis" gepension neerd officier is. Waarlijk de financieele toestand van ons land is niet zoodanig het Tweede Kamerlid Patijn zette het dezer dagen voor het geheele volk nog eens duidelijk uiteen dat de Wetgevende Macht vrijheid mag vinden uitgaven als de onder werpelij ke te voteeren. Dat ook Hare Majesteit de Koningin hiervan overtuigd is, blijkt uit de jongste Troonrede. Zij zeide n.l. De toestand van 's lands financiën maakt een zuinig en omzichtig beheer beslist noodzakelijk." We vestigen juist nu de aandacht op deze belangrijke zaak, oindat er bij de behandeling van de begrootingen van Oorlog en Marine voor 1906 in de Tweede Kamer eene schoone gelegenheid bestaat haar tot klaarheid te brengen en eene besparing op staatsuitgaven van meer dan eene halve ton mogelijk te maken. 1) Vergelijk o.a. Naam en ranglijst der officieren van het Nederlandsche leger uit gegeven met voorkennis van het Departement van Oorlog." 2) Het groote incompleet aan officieren zou door zoodanigen maatregel tevens iets verminderen. Landsverdediging en Volksver tegenwoordiging. Gelijk bekend, bracht voor enkele dagen de Staats-Courant het nieuws dat de tegenwoordige Regeering het noodzakelij k heeft geacht een Koninklijk Besluit uit te lokken, waarbij is benoemd eene com missie van deskundigen, tot voorlichting van de Regeering met betrekking tot de te heffen regelingen voor het onderhoud van de burgerbevolking in de stelling van Amsterdam bij eene eventueele in sluiting van die stelling, in oorlogstijd. Wanneer men nu weet, dat sedert 32 jaren onafgebroken gewerkt wordt aan de uitvoering van de z.g. Vestingwet" (waarvan de stelling van Amsterdam de hoofdschotel is) en dat daarmede van 1873 tot en met 1905 f 49.008.030.00 gemoeid ging, dan zal het zonder twijfel een ieder duidelijk worden, dat het departement van oorlog zich, gedurende al die jaren, aan groot plichtsverzuim heeft schuldig gemaakt. Het blijkt immers dat het hoogst belangrijk punt: rfe voorbereiding omtrent de regelingen voor het onderhoud der burger bevolking" on geregeld bleef. De schromelijkste gevolgen zouden bij een beleg niet hebben kunn'tn uitblijven. Te meer trekt dit verzuim de aan dacht, omdat met de voorbereiding der bedoelde regelingen geen andere kosten gepaard gaan dan de vergaderingen voor <Je Commissieleden. De onderwerpelijke zaak licht weder een tipje op van den sluier, welke over belangrijke militaire zaken hangt. Onwillekeurig rijst hierbij de vraag, waarvoor houdt Nederland er dan toch 150 volksvertegenwoordigers (waarvoor de belastingschuldigen 'jaarlijks voor be zoldiging en verdere uitgaven ruim f 350.000 opbrengen) op na, als gedurende langer dan 30 jaren, de belangen der burgerij in een verdedigingsstelling ver blijf houdende, verwaarloosd kunnen worden op eene wijze als hier het geval blijkt te zijn. Mogen zij dan toch eindelijk eens overtuigd worden, dat toezicht op mili taire aangelegenheden mede in de eerste plaats dringend noodig is. Wachtsehip of Kazerne ? Telken j are komt deze vraag bij de Marinebegrooting ter sprake. Wie evenwel denkt, dat daarmede telkens een schrede vorder wordt gezet op den weg van het wachtschip naar do eerste kazerne, heeft het mis. Tenminste dit jaar heeft de minister al heel weinig hoop gegeven op verwezenlijking van den algemeenen wensch. Waarom hij hiermede ongelijk heeft, hoop ik uit een al wat oude ondervinding aan te toonen. Daar eveawel in een half dozijn jaren bij de marine niet veel verandert (behalve eenige keeren het systeem van aanbouw) zal het leven op de wachtschepen thans nog wel niet veel afwijken van toen ik daar in het genot van vrije woning was. Ik reken mij daarbij ontslagen van het zoeken naar de voordeelen van het wacht schip boven de kazerne. Die heeft zelfs nog geen minister kunnen ondekken. De eenige reden waarom de wachtschepen er blijven, is: omdat zij er nu eenmaal zijn en de kazerne nog niet. Blijft dus de vraag: is liet voordeel van de kazerne zóó groot, dat de uitgaven daartoe noodig, als nuttig besteed zijn te beschouwen ? De bestemming van een wachtschip is uitsluitend het huisvesten van personeel, dat tijdelijk niet noodig is voor de actieve schepen, van personeel dat voor algemeenen dienst in de maritieme directie beschikbaar moet zijn en van eenige opleidingen. Tevens fungeert - het ; als admiraalschip, ofschoon de admiraal v6#»nmin hier als op een ander schip zijn zeewaardigheid onderhoudt. We kunnen ons dus bepalen tot het beoordeelen van bet wachtscbip als woning, dus als ruimte dienende om in te werken, te slapen en zijn vrijen tijd nuttig en aan genaam door te brengen. Dat een varend schip niet aan alle eischen, aan een woning te stellen, voldoet, ligt in den aard der zaak. Het moet kunnen vaven en vechten en tevens aan de daarvoor vereischte mannetjes een onderkomen opleveren. Techniek en wetenschap, voortgestuwd door klachten van slachtoffers en hygiënisten hebben hier een harden strijd te voeren om de minimum eischen niet te veel omlaag te zien drukken. Een ideaal woning wordt de voorste helft van een oorlogschip nimmer; het blijft daar noodzakelijk zeer ver vandaan. Aan deze onvermijdelijkheid is niet te ontkomen. Een groote fout wordt evenwel begaan met de nadeelen en ontberingen, voort vloeiende uit het als woning moeten ge bruiken van zoo'n vaar*- en vechtding, te doen voortbestaan als dat ding niet meer varen en vechten moet. 't Is even zot als het promoveeren van een spoorwegcoup tot blijvende woning van 10 personen. Nu zegt minister Cohen Stuart wel, dat de wachtschepen niet meer overbevolkt zijn, doch cijfers noemt hij niet. Het te kort aan personeel komt hem hier te stade. Maar toch mogen we niet te veel vertrouwen hebbe"n in zijn . optimistische verklaring. Men durft veel bij de marine wat het opbergen van menschen betreft. (Het vele eten van persvleesch op zeereizen schijnt een zeer directe invloed op de hersenwerking te hebben). Het wachtschip te Willemsoord (en op de andere hier te lande zal het wel niet beter zijn) voldoet niet aan de laagste eischen, aan een woning te stellen. De hoogte van de ook tot slaapvertrek dienende ruimten in kuil en tusschendek is circa 2 meter. Hierin hangen de hangmatten dik wijls mannetje aan mannetje, in tijden van overbevolking soms in twee lagen. Wat dan de vrije luchtruimte per hoofd is, zal de minister misschien wel eens willen ver tellen. Bij die hoogte eischt de veiligheids wet voor werklokalen minstens 20 M3, per hoofd. Volgens in het Archiv für Hygiëne" gepubliceerde onderzoekingen van lubner en Wolpert is de veelal aangenomen mini mum eisch van 10 M3, luchtruimte voor slaapvertrekken als uiterst toe te laten grens te beschouwen bij normale hoogte (± 3 meter). Kaar mijn schatting moeten de matrozen het dikwijls met 3 M3, doen en ook nog wel eens met minder. Van ventilatie is zoo goed als geen sprake; zoo'n lage breede ruimte leent zich niet tot tocht vrij ventileeren, tenzij kunstmatige middelen worden toegepast, wat hier het geval niet is. Sedert een jaar heeft het toestel van Haldane, tot het bepalen van het koolzuurgehalte der lucht, zijn intrede in de marine gedaan Wellicht kan de minister al de cijfers meedeelen, waaruit blijkt dat het koolzuurge halte des nachts op de wachtschepen en op de Marnix" niet te wenschen overlaat. In mijn tijd werd dat koolzuurgehalte nog niet bepaald, maar ik herinner mij nog zeer levendig, dat ik bij nachtelijke ronden steeds duidelijk kon constateeren, dat zoo'n volkslogies sterk naar kool (noordhollandsehe) en ook zuur riekte. Dezelfde ruimte moet terstond na de reveille weer dienst doen; daarom worden de hangmatten met derzelver inhoud ongelucht direct dichtgesjord en nog warm in de k ooienverschansing geperst om 'savonds daaruit te voorschijn te worden gehaald en reeds vóór nog het slapen begint, de lucht te bederven met opgespaarde stank. Tot zoover het slapen. Verkwikkend is het niet. Baar des avonds te 8 uur (des zomers te 9 uur) het schip verandert in slaapgelegen heid en dan alle comfort en ruimte ont breekt om zijn avonduren gezellig of nuttig te besteden is de matroos voor de keus ge steld om of vroeg.ter kooi te gaan of zijn heil aan den wal te zoeken. De hem ver strekte rijkswoning is dan volkomen onbe woonbaar. Voegt men hier nog bij dat de wacht dienst op een schip zoowel voor officieren als minderen veel omvangrijker is dan in een kazerne, terwijl het tijdelijk niet dienen op een varend schip juist zoo goed benut kon worden om vooral de gehuwden wat meer vrijheid te geven dan zij anders ge nieten (3 jaren Indië, drie jaren Holland en in deze 3 jaren nog veel varen en nietvarend wachtdoen) dan is het duidelijk dat ook de wachtschepen het hunne bijdragen tot de grievenlijst. Bezaten we in plaats daarvan een kazerne, dan zouden althans gedurende eenigen tijd do schepelingen onttrokken zijn aan een deel der invloeden, die hen. vóór hun veertigste jaar oud en pensioenrijp maken. Behoorlijke slaapzalen, waar de lucht niet na eenige lon gen doorwandeld te hebben nog eens dienst moet doen, geriefelijke en doelmatige vertrek ken voor onderwijs, voor recreatie voor het nuttigen der maaltijden, minder nutteloos wacht hebben" en nog meer voor de hand liggende voordeelen, voor den schepeling van zoo hooge waarde, worden hem thans onthouden, niet in het belang van den dienst, integendeel, doch omdat de opeen volgende ministers ze het geld niet waard achten. Hoe hier de verhouding van zui nigheid tot wijsheid is lijkt mij niet twij felachtig. En was de kazerne er eenmaal, dan zou hot ook mogelijk zijn de bemanning van schepen als Zeehond" en Dolfijn" (en Belloua") zoodra die bodems binnen zijn niet langer te dwingen te wonen en te slapen in een ruimte zoo laag en bekrompen dat men er de stank meestal snijden kan (ook op de, alleen in zee, kunstmatig ge ventileerde Zeehond"). In zee lijden die lieden boven- en benedendeks vele ontbe ringen, een kazerne zou als een sanatorium op hen werken. Dan zou ook niet meer voor kunnen komen wat ik heb meegemaakt, dat tijdens een reparatie die 6 a 8 weken duurde de bemanning van de Zeehond" (70 man) werd gehuisvest in een onge bruikten monitor. Als woning is zoo'n ding te vergelijken niet een kelder, maar dan nog drijvend en van ijzer. Om aan al die wantoestanden, vooral dezulke de hygiëne betreffende, een einde to maken is het een eisch van eigenbelang voor de marine en van billijkheid en plicht tegenover de schepelingen dat die wacht schepen zoo spoedig mogelijk onbewoonbaar verklaard worden, een lot dat ze zeer zeker zouden ondergaan als de woningwet er op kon worden toegepast. C. J. P. ZA.ALUEUG. Oud-lnitena»t ter zee 2e kl. Mr. Van Hall en het Weekblad. De heer Van Hall heeft, bij het over handigen van een huldeblijk aan den heer Treub, <le. Ainsterdttmtner de eer aangedaan, een teekening van Braakensiek in herinne ring te brengen. Nu hebt gij ons verlaten," zoo lezen wij in het verslag van 't Handelsblad, niet met een klein valiesje, waar op stond politiek", zooals onlangs de Amsterdammer u af heelde, alsof dat al uw bagage was; alsof niet het maatschappelijk groote leven, met frissche kleuren en sombere tinten, meer uw volle aandacht had." De bedoelde teekening stelde voor : Minerva en de Amsterdamsche Stedemaagd; Minerva droevig zuchtende: Waar bleven de heerlijke dagen van het enfin seuls" ? (waar mede gezinspeeld werd op een teekening, ten .dage dat Treub professor waa geworden), terwijl nu Treub Minerva en de Amster damsche Stedemaagd verlaat, een valiesje, met het woord politiek er op, in de hand wat eenvoudig de reden van zijn vertrek moest aanwijzen. En daar geeft nu de heer Van Hall, Treub's vriend, een uitleg van, op zulk een wijze, alsof wij hadden willen verklaren: dat een klein valiegje" met politiek, m. a. w. een beetje politiek, Treub's eenige bagage was en wij hem op elk ander gebied ook maar de geringste ver diensten ontzegden. Teekeningen worden door weinig oatwikkelde lieden wel eens misverstaan, jnaar een redacteur van de Gids, een-wethouder, gesteld over Hooger-, Middelbaar- en Lager onderwijs, zich dermate te zien vergissen, ziedaar een uitzondering, die niet moest kunnen voorkomen. Het geval is zóó zonderling, en, indien hier aan opzet moest worden gedacht, Van Hall's insinuatie zou zóó grof en bitter zijn dat wüwaarlijk niet durven aan nemen, dat hij op het oogenblik toen hij zich aldus uitliet, bewust was van hetgeen hij sprak. Veel liever denken wij aan een soort van, onbeholpenheid, die de wethouder nogal eens aan den dag legt, als hij zijn speeches op de een of andere manier wat meer kleur wil verleenen. SociaU aana&ligmfi&b&n. KMerexploiiatie aan boord van onze TisscnersscneüBn. Eenige weken geleden sloeg een 13-jarige knaap van een Vlaardingsche logger over boord en verdronk. Menigeen zal er zich over verbaasd heb ben, dat in den tegen woordigen tijd nog kinderen van dezen leeftijd mee naar zea worden genomen, om zoo'n moeilijken en gevaarlijken' arbeid, als de haringvisscherij is, te- verrichten. Grooter nog zal de verwondering zijn als men hoort, dat bijv. op Scheveningen een aantal kinderen, die nog in de termen van de leerplicht vallen, reeds voor de visscherij geëxploiteerd worden. Volgens het verslag van de commissie tot wering van schoolverzuim waren er verleden zomer niet minder dan 27 jongens, sommige van 11 en 12 jaar, om die reden van onderwijs verstoken. En dit jaar is het minstens zoo erg! Tegen den tijd, dat de schepen naar zee vertrekken, gewoonlijk in de week na Pink steren, komen de schippers uit naam der reeders de ouders van de kinderen verzoe ken, hun .iongens ter visscherij mede te geven. Wil dat niet goed lukken, dan weet de schipper wel op de een of andere wijze pressie uit te oefenen, zopdat de ouders hun kind afstaan. Dikwijls ook is de man reeds naar zee en geeft de moeder haar toestem ming. Zij ontvangt dan een fooi, die ze uitstekend kan gebruiken, als men nagaat, dat het loon van den visscher, over het seizoen 1904?1905 gedurende 25 weken gemiddeld niet boven de ?4 , ?5 kwam. De waterschout te Scheveningen mag en kan deze kinderen niet aanmoneferen, zoodat het kind op het weinige recht, dat de monsterrol den visscher geeft, nog geen aan spraak kan laten gelden. Zijn loon bedraagt gewoonlijk een vierde van dat van een volwassen matroos, de jongens verdienden verleden jaar dus ge middeld ? l a ? 1.25 per week. Het leven van deze kinderen op zee is een drama, dat niet licht in te sshrille kleuren kan worden afgeschilderd. Zij zijn aan boord echte slaven, voetvegen en duivelstoejagers van alle anderen. 's Nachts om 42 uur begint hun werkdag. Men begint dan aan boord de vleet binnen te halen, die den vorigen dag is uitgezet. Eeeds een kwartier voor dat de matrozen aan hun werk gaan, is de jongen al in de weer om de reep binnen te halen-, die om de stoomspil gewonden wordt. In felle kou (de haring wordt in het be gin van den zomer tot op den 60sten breedte graad gevangen, waar het in Juni gewoonlijk nog erg koud is); bij storm en hooge zee moet de jongen aan het werk, terwijl de overige bemanning nog beneden is. Hij kan met slecht weer over boord slaan, zonder dat iemand het merkt. Dit netten inhalen duurt tot 4 of 5 uur, al naarmate er haring gevangen is. Voort durend is de knaap in de weer. Zijn de netten binnen boord, dan begint het haringkaken, waarbij de stumpêr weer als een volwassen matroos moet helpen. Bij het haring inpakken moet hij tien man tegelijk bedienen met het aangeven van gereed schappen. Zijn plaats is dan midden tusschen de werkers, een zeer gevaarlijks plaats, daar het soms gebeurt, dat een ton aan de hand van den inpakker ontrolt, andere tonnen meesleept en alzoo gevaar voor de manschappen doet ontstaan van tusschen de tonnen bekneld te raken of mee overboord gesleurd te worden. Hij is alweer midden tusschen de tonnen in de slechtste conditie om zich te bergen. Soms roepen drie, vier man hem tegelijk; wordt ieder niet vlug genoeg bediend, dan volgen er scheldwoorden en verwijten, dik wijls ook klappen ; de arme jongens worden vaak gruwelijk mishandeld. Is het kaken en inpakken klaar, dan spoedt de jongen zich naar omlaag om den kok met alles en nog wat behulpzaam te zijn. Hij moet haring schoonmaken voor het avondeten, voor het volk kolen halen enz. Als het eten klaar is, is het zijn werk de schipper in de achterkajuit te gaan waarschuwen. Hij moet daarvoor het geheele dek over. Zelfs wanneer zoo'n gang voor hem levensge vaarlijk kan zijn hij kan alweer, zonder dat het bemerkt wordt, door een stortzee over boord geslagen wordea neemt geen V»n de volwassenen dit werk van hem over. Gedurende de uren, dat het scheepsvolk in het logies bij elkaar zit, heeft de jongen de slechtste plaats; hij zit bij de opgang, juist waar ieder paase«ren moet. Menige stomp en trap-loopt h J op. Komt er een «g» water Oïer het dek, hij is de eerste, dl» doornat wordt. Hier, aan 4e gemeenschappelijke tafel, wordt de knaap, zoo hij dit al niet dóór het harde werken werd, gedemoraliseerd. Do visschprs zijn dikwijls ruw en onbe schaafd, en vooral die uit de groote steden, Jlen Haag en Rotterdam, komen, behooron niet tot de beschaafdste onderde proletai-iërs. De gesprekken in dit logies gevoerd, zijn vaak ver beneden peil. De jongens hooren dit en doen al heel gauw dapper mee. In een verpestende Atmosfeer (meestal zoowel figuurlijk als letterlijk) brengt de scheepsbevolking een pa»t uren door, terwijl de schipper, de eenige, dtó door zijn gezag dergelijke zaken zou kunnen tegengaan, en de stuurmansmaat zich in d« achterkajuit bevinden.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl