Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1485
ia ingericht en niet op de ontwikkeling aller
krachten, onderdrukt wordt. Niet door speciale
oefeningen moet echter getracht worden het
gevoel te versterken. Wat wij van de school,
van de muziek verlangen moeten, ia vóór
alles de vreugde als levensatemming. Muziek
en gymnastiek in de oervormen der dansen
en reien vereenigd, moeten ons helpen een
geslacht van vrjje menschen op te kweeken,
dat alle aangeleerde schuwheid en vrees
voor het eigen lichaam afgelegd heeft. De
onbevangenheid der eerste kindsheid moeten
wij weer terugwinnen, en dat kan door de
muziek en gymnastiek; de aesthetische wer
king der liehaamsoefeningen hangt wezenlijk
van de verbinding met de muziek af. In
mijne jeugd zoo eindigde Lichtwark
werden de muziek- en gymnastieklesaen niet
ernstig genomen. Het is thans wel wat beter
geworden, maar nog altijd laat de huidige,
toestand van het muziek- en
gymnastiekonderwijs veel te wenschen over. Op dit
Congres wenschte hij te hooren wat de school
voor de muziek en de gymnastiek als mid
delen voor de aesthetische opvoeding doen
kan en moet.
Na Lichtwark kreeg het woord de bij
vele"n ook in ons land bekende
Kunstwart"redakteur, Professor Dr. Richard Batka uit
Praag, die zou spreken over MUSIKPFLEGE IM
HAUSB". Hij begon met een herinnering aan
Johannes Brahms, den Musikalischen
Hausgeist van Hamburg," die eenmaal den wensch
geuit had, dat de jeugd toch niet eeuwig en
altijd alleen piano zou leeren spelen, maar
dat ook andere instrumenten, vooral blaasin
strumenten, in aanmerking mochten komen.
Dit zou onze muzikale opvoeding zeer be
vorderen, en een goeden invloed uitoefenen
op de huismuziek. De Germaansche volken
en speciaal de Duitschers zijn eigenlyke
huisdieren", terwijl de Bomaansche volken
veel meer een openbaar leven leiden. Dit
is hoofdzakelijk toe te schrijven aan het
klimaat. Een gevolg daarvan is, dat bij het
Bomaansche ras de openbare muziek ook tot
hoogen bloei gekomen is, de huismuziek
daarentegen slechts in geringe mate een rol
in het leven speelt. Het Concert" is dan
ook van Bomaanschen oorsprong. Wat heeft
men nu echter bij ons gezien? De huis
muziek werd tot een spiegelbeeld der open
bare muziek gemaakt, en verkreeg daardoor
veel schadelijke uitwassen, welke wij thans
moeten trachten te verwijderen. Dat de toe
komst onzer huismuziek in de mechanische
instrumenten ligt, zooals Humperdinck een
maal beweerd heeft, moet spreker betwijfelen.
En zeer zeker zal 't nog lans; duren, eer de
mechanische instrumenten dien graad van
technische volkomenheid bereikt hebben,
aangenomen, dat dit mogelijk is , dat
men den mensch, den kunstenaar niet meer
noodig heeft. Wij zullen dus maar vast
houden aan een huismuziek, door
menschenhand uitgevoerd. Wel is daarbij 'n groote
moeilijkheid, dat de technische eischen zoo
hoog zijn opgevoerd, dat de dilettant
moeite heeft daaraan te voldoen. Dit geldt
in 't bijzonder voor de viool en de piano.
Een opbloeien van de huismuziek hangt dus
nauw samen met de mogelijkheid
huismuziekinstrumenten makkelijker te leeren bespelen.
Een heuglijk verschijnsel vindt spreker het,
dat n 't harmonium n de guitaar meer en
meer gebruikt worden. Deze instrumenten,
aan welker ; volmaking kunstenaars werken,
vereischen niet zulk 'n langen studietijd. En
dit is een zeer gewichtige factor.
Vroeger hadden de menschen tijd en lust
zich thuis te oefenen; sedert 't opkomen der
openbare muziek is dat anders geworden.
Men ging en gaat naar 't Concert" om zijn
muziek-behoeften te bevredigen. Het concert
wezen heeft echter 'n zeer schadelij ken uit
was te voorschijn geroepen: het Virtuoser.dom !
De virtuoos werd 'n gewoon Zakenman", die
zijn program hoe langer hoe meer inkromp tot
eenige trekstukken", en dit beduidde 'n
hoogst betreurenswaardige verarming van het
publiek met betrekking tot zyn muzikale
opvoeding. Ook de huismuziek leed daar
onder, wijl zij zich in den regel tot de
concertprogramma's beperkte. Tusschen huis
muziek en openbare muziek is echter een
groot, stilistisch onderscheid. De concertzaal
is slechts in geringe mate geschikt voor
intieme muziek. Men heeft beproefd uit
voeringen van huismuziek in 't openbaar te
geven. Spreker zelf heeft dat gedaan in
Praag. De uitslag was echter niet zeer be
vredigend. Het publiek, en vooral dat der
groote steden, beschouwt zulk 'n uitvoering
toch steeds als 'n concert, en gevoelt er zich
dan niet thuis. Wellicht zouden in kleinere
plaatsen, waar het publiek nog niet
oververzadigd is, dergelijke uitvoeringen beter
bevredigen. Op kunstmatige wijze zal echter
de behoefte naar huismuziek niet geboren
worden. Hoe korter en eenzijdiger de Concert
programma's worden, hoe meer het publiek
zich onvoldaan gevoelen zal, en deze
reactie zal de huismuziek ten goede komen.
Maar dan geen sport op de piano en de
viool. Wij bezitten een rijke literatuur voor
de huismuziek. Alle pogingen, deze weder
toegankelijk te maken, zullen rijk beloond
worden."
Van veel meer gewicht, dan de vraag van
de huismuziek der bezittende klasse, is de
vraag: hoe wordt de groote massa des volks
muzikaal opgevoed?
Deze vraag wordt in de eerste en voor
naamste plaats opgelost door de volksschool.
Zij had m. i. voor alles behandeld moeten
worden. Nu kwam zij eerst aan de orde na
Bat k a's rede met debatten, door den Kieler
onderwijzer en organist H. Johannsen. Terecht
begon deze er met grooten nadruk op te
wijzen, dat de kunst niet een voorrecht der
bezittende klasse, maar gemeengoed van
allen in de maatschappij zijn moet. Daarom
moet de volksschool, welker leerlingen in
het latere leven weinig gelegenheid hebben
tot muziekbeoeiening, ook het belangrijkste
orgaan voor de aesthetische opvoeding des
volks worden. Scherp kritiseerde spreker
nu ons huidige zangonderwijs in de school,
dat bitter weinig doet voor de ontwikkeling
van 't muzikale gevoelsleven, 't Inpompen
van drie- ja zelfs vier-stemmige liederen heeft
weinig waarde. Wanneer worden ze ooit
buiten de school gezongen? Het eenvoudige
kinder- en volkslied, eenstemmig, bij uit
zondering 2-stemmig beoefend, waarbij in
de eerste plaats op de uitdrukking gelet
moet worden, houdt spreker voor den grond
slag van de ware huismuziek. Naast het
kinder- en volkslied komt in aanmerking
het eenstemmige lied onzer groote meesters,
voor zoover het 't bevattingsvermogen der
kinderen geen geweld aandoet
Heeft men geen voldoende keus van goede
eenstemmige liederen? Spreker meent, keus
genoeg. Dan moet men echter niet het liefde
lied willen buitensluiten. Waarom zou men
het kind 'n lied willen onthouden, waarin
van liefde gesproken wordt?
Is 't hem dan vreemd, de liefde van
twee menschen voor elkaar? Wel moet
men streng al 't oppervlakkige, zoetelijke
uitsluiten. Maar alle meesters, van Joh. Fr.
Beichard tot Brahms en Hugo Wolf, moeten
door hun heerlijke scheppingen de jeugd
muzikaal opvoeden.
Maar zal de school dat kunnen doen, dan
moeten de onderwijzers eerst in denzelfden
geest een muzikale opleiding genoten hebben.
En daaraan ontbreekt nog zeer veel. Zonder
goed opgeleide en aesthetisch voelende zang
onderwijzers zal echter de jeugd voor de
wereld der muziek niet gewonnen kunnen
worden.
Wijl de tijd reeds ver verstreken was,
kregen de debatters niet meer dan vier, ten
slotte twee minuten. Dat onder die omstan
digheden het debat niets beduidde, is licht
te begrijpen. En toch had juist deze kwestie
't grondigst behandeld moeten worden.
Thans moesten nog twee voordrachten ge
houden worden: Prof. Dr. Barth zou spreken
over die Jugend im Konzert und in der Oper"
en prof. dr. Max Dessoir (Berlijn) over das
musikaliscke Oeniessen". Wat orer 't eerste
onderwerp gezegd werd, zouden wij nog te
zien en te hooren krijgen den Zondag daarop.
Daarover wil ik dus tot later wachten. De
rede van dr. Dessoir was een meesterstuk
van logischen gedachtenbouw en klare uit
drukking.
? Als het stenographisch verslag verschenen
is, in December of Januari, en het Weekblad
dan een volledige vertaling van Dessoir's rede
geeft (lang was ze niet) ben ik ervan over
tuigd, dat het daarmee zijn lezers en lezeressen
'n groote vreugde bereiden zal.
f Slot volgt). J. W. GERHARD.
umiiiiiiimiiimiiiiiMiiii
De menilin van Czaar Panl.
II. (Slot).
Het najaar van 1796 bracht eene groote
verandering; den 6en November maakte eene
beroerte een einde aan het leven van keizerin
Calherina II en Paul, de weinig geachte
troonopvolger, die steeds in eene valsche
positie ten opzichte van zijne toekomstige
onderdanen verkeerd had, werd
alleenheerscher o^er het onmetelijke rijk. Welk eene
verandering ook voor de vroegere hofdame,
die nog juist een dringend verzoek van den
grootvorst had ontvangen toch terug te keeren
uit hare vrijwillige ballingschap! Nukeerde
zij terug aan het hof van haren keizer en
ieder huldigde haar, want men wist dat
Catherina Nelidow alleen in staat was den
toorn van den monarch te bezweren en dat
Paul zich bij zijne eerste regeeringsdaden
voornamelijk door haar zou laten leiden.
De 42-jarige vorst, die zoo lang vaa elk
aandeel aan de regeering verre gehouden
was, scheen na zijne troonsbestijging als
vervolgd door de vrees dat hem de tijd zou
ontbreken alle gewenschte veranderingen in
zijn rijk tot stand te brengen. Bijna elke
dag bracht een of andere belangrijke nieuwig
heid ; hervormingen in het krijgswezen en
wijzigingen in den hofstaat werden onmiddel
lijk na den dood der keizerin ingevoerd.
Vele daden in het begin van Paul's regeering
maakten een gunstigen indruk en verschaften
hem de genegenheid van zijn volk, de druk
der belastingen werd verminderd, oude veeten
werden vergeten en velen die onder het be
wind van Catherina II veroordeeld waren,
zagen zich begenadigd; bij zoovee! goeds
zag men andere, bizarre maatregelen van
den keizer door de vingers en het algemeene
gevoelen was, dat men Paul als giootvorst
had miskend. Jammer dat het spoedig zou
blijken hoe dit schoone begin te vergelijken
was bij de stilte, welke den storm vooraf
pleegt te gaan!
Ofschoon Catherina Xelidow herhaaldelijk
aan het hof verscheen en zij zelfs in het
Winterpaleis een eigen kamer bezat, die nog
langen tijd haren naam behield, bleef Smolna
haar woonplaats en daar ontving zij ook
bijna dagelijks bezoeken van keizerin Maria,
die door haren gemaal met het oppertoezicht
over het klooster.belast was. Beide vrouwen
lieten haren invloed gelden op de staatszaken
en vooral op de benoemingen, zij zorgden er
voor dat de hooge staatsambten gegeven
werden aan mannen, die den keizer oprechte
genegenheid en toewijding toedroegen. Cathe
rina was onbaatzuchtig genoeg om voor zich
zelf alle gunsten en geschenken beslist te
weigeren; eens schreef zij aan den Czaar :
Vous savez, Sire, qu'appréciant hautement
l'amitiéque rous me témoignez depuis tant
d'années, je tiens surtout au prix de ce sen
timent. Quant a celui des cadeaux que vous
m'offrez, il m'est beaucoup plus pénible
qu'agréable". Paul nam met deze weigering
genoegen en overlaadde daarop Catherina's
familieleden met weldaden. Mevrouw Nelidow
ontving eec uitgestrekt landgoed en de
broeder van Catherina, Areadius, werd tot
majoor en aide de camp van den keizer be
vorderd.
Twee jaren was Catherina Nelidow de
machtigste persoonlijkheid aan het Kussische
hof, en velen ondervonden in dien tijd de
weldaden van haren invloed. Ook tot de
buitenlandsche politiek strekten zich hare
bemoeiingen uit, want zij was het voorname
lijk, die, bewogen door het lot der vele
slachtofl'ers van het Schrikbewind, keizer
Paul aanzette het revolrtionnaire Frankrijk
te beoorlogen. Eene men igteFranscheémigré's
trad in Kussischen staatsdienst en de
kroonpretendent, de latere koning Lodewijk XVIII,
vestigde zich metterwoon te Mittau.
Eindelijk gelukte het aan Catherina's vij
anden, aan wier hoofd Koutaïssow stond, die
het van barbier tot graaf en opperstalmeester
bracht, oneenigheid tusschen haar en den
Czaar te stokt n. De mémoire's van
tijdgenooten deelen uitvoerig mede hoe deze
intrigue tijdens het verblijf van Paul te Moscou
in 1798 afgespeeld werd en hoe ze maar al
te goed slaagde. De keizer, die zeer inge
nomen was met de enthousiaste ontvangst
van de zijde der bevolking, gaf te kennen
dat Moscou meer van hem scheen te houden
dan Petersburg, waarop Koutaïssow zich
haastte te zeggen dat men hier het groot
moedig karakter van den keizer zelf leerde
kennen, terwijl men.alle gunstbewijzen, die
te Petersburg verleend werden, aan den in
vloed van Nelidow of van de keizerin meende
te moeten danken. Eene driftige natuur als
die van den Czaar vatte, gelijk te verwachten
was, aanstonds vuur op deze woorden, hij
riep uit dat hij zich niet wilde laten regeeren
en geene voogdij van vrouwen wilde dulden.
Dit was juist wat Koutaïssow en zijne vrienden
wenschten. Tevens gelukte het hun op een
bal, dat de stad Moscou den Czaar aanbood,
de oogen van den vorst te doen richten op
de schoone jeugdige Anna Lapoukhine, de
dochter van een senator. Deze jonge dame
had men tot de opvolgster van Catherina
Nelidow bestemd.
Na de terugkomst .van keizer Paul te Peters
burg werd het de keizerin en hare getrouwe
Nelidow weldra duidelijk, dat er een groote
omkeer bij den vorst had plaats gehad. De
keizer was opvallend koel tegen zijne gemalin
en tot groote ergernis van Maria Fedorovna
kwam Anna Lapoukhine op uitnoodiging van
Paul naar Petersburg. De vrienden van
Catherina Nelidow moesten hunne aanzien
lijke betrekkingen aan anderen afstaan; zij,
die zich de gunst van den thans almachtigen
Koutaïssow wisten te verschaften, zagen zich
tot de hoogste posten in den staat geroepen.
Graaf Buxhevden, gouverneur van Petersburg,
werd vervangen door den beruchten graaf
Pahlen, die de moordenaar van zijn meester
zou worden; achtereenvolgens gingen vele
rechtschapen mannen, die hun keizer eerlijk
en trouw gediend hadden, heen om plaats te
maken voor intriguanten van de laagste soort.
De echtgenoote van graaf Buxhevden, die
tot den intiemen kring van Catherina Neli
dow behoorde, had zich eenige onvoorzichtige
woorden over den nieuwen stand van zaken
laten ontvallen en werd uit de hoofdstad
verbannen. Vruchteloos beproefde Catherina
haren ouden invloed aan te wenden ten
gunste van hare vriendin; wel is waar scheen
de Czaar een openlijke brouille met Nelidow
te willen vermijden, doch de eens zoo mach
tige hofdame begreep dat haar tijd voorbij
was en in September 1798 verliet zij met de
familie Buxhevden de residentie om zich naar
het aan deze behoorende kasteel Lohde in
Esthoniëte begeven. Eerst was Paul niet
geneigd haar te laten gaan, doch toen zij bleef
aandringen, zou de keizer in drift uitgeroepen
hebben: C'est bien! Qu' elleparte! maiselle
me Ie payera!"
De nieuwe gunstelinge, Anna Lapoukhine,
deed inmiddels haar intrede in de hofwereld,
zij werd tot eeredame benoemd en keizerin
Maria, die boven alles den vrede met haar
gemaal wilde bewaren, behandelde haar met
kalme beleefdheid. De tjjdgenooten schilderen
Anna Lapoukhine als een lieftallige persoon
lijkheid, zeer jong en zonder eenig verstand
van staatszaken. Wel wist zij evenals Catherina
Nelidow, den Czaar, die hare genegenheid zeer
op prijs stelde, meermalen tot zachtheid te
bewegen, maar zijn geest te leiden vermocht zij
niet. Xij was zelve een blind instrument in de
handen der partij, die den ongelukkige vorst
beheerschte en zijn wantrouwen tegen anderen
wist aan te wakkeren, zoodat hij zelfs zijn
gemalin en zonen van eene samenzwering
verdacht.
Catherina Nelidow leefde tot Januari 1800 in
vrijwillige ballingschap op het kasteel Lohde,
't meest betreurd door de keizerin, die hare
trouwe bondsjenoöte en vriendin zeer miste.
De beide 'vrouwen voerden eene drukke
correspondentie, welke _eenigen tijd de achter
docht van het hof gaande maakte en aan eene
strenge enquête onderworpen werd. Eindelijk
begon bij Catherina het verlangen naar hare
verwanten en vrienden zookraehtigte spreken,
dat zij besloot zich te onderwerpen. Zij schreef
den keizer naar aanleiding van den aanvang
van den nieuwen jaarkring, bood hem hare
wenschen aan en uitte tevens het verlangen
zich opnieuw in het klooster van Smolna te
mogen vestigen Wel is waar waren de talrijke
vijanden der voormalige invloedrijke hofdame
niet van opinie veranderd, doch niemand
vreesde ernstig den terugkeer van hare macht
en de keizer zelf vond het aangenaam de oude
vriendin een gunst te kunnen bewijzen. Haar
verzoek werd dan ook onmiddellijk toegestaan
en Paul had de beleefdheid hofrijtuigen te
zenden om Catherina naar Smolna terug te
brengen.
Zoo keerde Catherina weder in de haar
van ouds bekende omgeving terug en keizerin
Maria hervatte de bezoeken aan hare vriendin
te Smolna, die zij tot deelgenoot maakte van
al haar verdriet en onrust. De Czaar was en
bleef geheel onder den invloed der intri
guanten; behalve Koutaïssow waren het
Pahlen en Panine, die alle macht aan zich
trokken. Meer dan ooit gaf Paul door zijne
zonderlinge bevelen het bewijs, dat hij niet
meer toerekenbaar was; nu eens ridderlijk en
grootmoedig, liet hij zich aanstonds weder door
zijn toomelooze drift tot daden van wreedheid
en willekeur verleiden. Niemand was er in zijn
omgeving, die door eene verstandige raad
geving den ongelukkigen vorst in het goede
spoor kon terugvoeren.
Eene openlijke verzoening met Catherine
Nelidow zou wonderen hebben verricht, doch
de machtige hovelingen deden al het mogelijke
om eene ontmoeting tusschen den Czaar en
Js. VAN G1NKEL
=== ZEIST =====
FABBIKANT VAN
KUNST-KOPEBWEBKEN M OUD-HOLLAND8CHE
MODEBNE- EN ANDEEE STIJLEN
DIRKSCHMflBEL
OP KOPER ers
MERITIS"
-KEIZER5GRAChT32<t
TEL. 2ÖO7
ziNrs. l
iTiS"(gl
IT32<tn[
MARMEREN SCHOORSTEENMANTELS
G. & J. COOL
AMSTERDAM. ROTTERDAM. UTRECHT,
BLOEMGRACHT// DELFTSCHESTRBAT6I , flllTSTBAATjO
J.J.BIESING,
's-GRA.VENHA.GE,
Molenstraat 65. 65* en 61
Moderne Schilderijen,
Aquarellen en Gravures.
Dames
Boekenkasten. Kleine Meubeltjes.
PHOENIX MEUBILEER-IEICHTISG,
231 Spuistraat AMSTERDA M.
M! en v r a gr e iiitKet>reï<ie
Panorama
in t&e
Amsterdam,
Plantage
Antieke Meubelen, Porceleinen, Schil
derijen, Oostersche Tapijten.
Vaste prijzen. Toegang vrij,
Het Panorama Jemsalem is dagelijks gecpeni
J. f, DE GRUFF-fflf»
Ouden En^rweg 18.
VASEN .*» JABD1XIÈBES
TEGELSCHILDEEIJKN ENZ.
MUSEUM «BIS Att TI,
BOKJN 95, (SHUe zijde),
AMSTEBDAM.
Toegang vrij.
AmSTERDAfll
AARDEWERK
E«
» V
STEENDRUKKER'J
AARD
WERK
-lOEFSa
IT -DE -FABRIEK
ZU DHOLAND
DEPDT-KALVER5TRAATI4-I
Ji/
aa
~>t
een cdc&i (ij cvn** a-w-nc-nc* (
*e qewM. ce'H- i wist $ee(b va-n 6»
tieutj, c^aat bv&efvt 'm
4oept
6a-n
pfaat^e».
cv ovetq
XVI, -ma^ief 3ta( . noten inc
»ief tapijt,
, ft. been eiyen
'ff 596,
en cj toct«w foto'»
Spuéivaat 171, fioüfi
franco o
^ oftlbjoon