Historisch Archief 1877-1940
No. 1486
DE A M S T ER D-A M MER WEEKBLAD VOOR NED ER L A N D.
gesloten, de toestanden zijn daar ongeveer
? dezelfde gebleven. Er is hier sprake van de
intelligente middenklasse, waar de vrouw zich
met reuzenschreden heeft verwijderdjvan het
pad, van oudsher voor haar afgebakend, de
klasse die de bloem der natie uitmaakt en ons
reeds geleverd heeft letterkundigen en onder
wijzeressen, kunstenaressen en geleerden,
vrouwen van talent en vrouwen van karakter.
In theorie en praktijk toont men zich daar
afkeerig van hetgeen president Roosevelt be
schouwt als de eerste plicht der vrouw". De
idealen, wenschen en begeerten dier jonge
vrouwen zijn alle gericht op het openbaar, niet
op het bijzonder leven. Het zou haar eene on
mogelijkheid zijn een dier verborgen levens"
te leiden, waarvan zooals George Eliot zegt:
,,het voornamelijk afhangt, dat het goede
zijn weg vindt in de wereld en dat het er
voor u en voor mij, niet zoo slecht uitziet,
als het geval had kunnen zijn." Zij willen
allen iets voortbrengen, liefst op 't gebied
der kunst en daaraan wijden zij zich met een
, koortsachtigen jjver, verzakend hetgeen vroe
ger natuurlijke plichten der vrouw werden
genoemd. Want van af het meisje van het
platte land, dat naar de eteden trekt om er
"een dienst te zoeken, het meisje in de stad,
dat fabriekarbeidster wordt, om zich te
ont.trekken,aan het dienen", tot het meisje uit
de betere standen, dat vrijwillig een aange
naam ouderlijk huis verlaat, kenmerken zich
alle door eene onmatige behoefte aan
vryheid, een afwerpen van alle beperkingen en
gezag, vóór nog levenservaring haar heeft
doen rijpen tot zelfstandigheid. Waarschijnlijk
geeft zy er zich geen rekenschap van hoeveel
zelfzucht er ligt in die behoefte aan absolute
vrijheid, hoe weinig gelegenheid zij in haar
nieuwe leven heeft in praktijk te brengen
Vosmaer's uitspraak: liefde is zoo iets goeds,
omdat zij de menschen zacht maakt en ons
leert den eigen egoïsten wil te buigen naar
den wil van een ander."
Wat züongetwijfeld wél toonen, onder de
nieuwe bedeeling, dat is kracht en moed.
Moed om tallooze hinderpalen te overwin
nen', die haar beletten te komen waar zij
wezen wil, kracht om het gevoelig en ge
compliceerd raderwerk van haar vrouwelijk
organisme te dwingen tot groote inspannin
gen. Maar haar moed is van de actieve en
strijdbare soort, niet in staat tot lijden en
dulden en de gecondenseerde kracht, die ge
duld heet, bezit zij niet. Hoe zou zij dan
in staat z^jn zich te bewegen binnen de enge
grenzen van een huiselijk leven, zich te wijden
aan de velerlei moeilijk te omschrijven plich
ten, het brengen van kleine offers, de schijn
bare kleinigheden, waarvan het geluk van een
gezin afhangt, hoe er die toetsen van warmte
en gezelligheid weten aan te brengen, die den
huiselijken atmosfeer doortrekken van hun
licht, den onwillekeurigen invloed kunnen
oefenen, die, in elk menschenleven een der
machtigste factoren is ? Haar hart gaat uit
naar een ander soort van invloed. Zij wil
de schoonheid dienen, niet zooals haar minder
begaafde zusters door haar eigen persoon te
vergieren, maar door zelve iets te scheppen :
een boek, dat de harten der menschen zal
ontroeren, een kunstwerk, dat hun smaak zal
streelen. Of, zoo haar daartoe de gaven ont
breken, dan wil zij zich een eigen terrein
veroveren, buiten haar ouderlijk huis, waar
zij leven en werken kan. En waarlijk, dat
hebben vele bereikt. Zij hebben'de zoetheid
gesmaakt van eigen verdiend geld, van viije
beschikking over den tijd, die haar na de
werkuren rest, zij kunnen in hoofdzaak haar
leven inrichten zooals zij dat verkiezen, zonder
eenige inmenging van anderen, die haar
eischen stellen of tegenover wie zij plichten
hebben te vervullen.
Wat zal, vraagt Lucas Malet, aan het einde
van haar artikel, de toekomst zijn der werkende
vrouw, wat betreft de plaats die zij inneemt
in den modernen staat en ten opzichte van
haar individueel geluk, hoe staat zij tegenover
bet huwelijk ?
Omtrent de beide eerste punten zullen de
gevoelens zeer uiteenloopen; we willen alleen
het laatste wat nader beschouwen.
Ik geloof dat, over 't algemeen, haar ver
langen naar het huwelijk niet zoo groot is
UIT DE NATUUR
Bevruchting. (Slot/.
Xu ten slotte nog eenige opmerkingen en
aanvullingen, die, als ik ze tusschen de vorige
uiteenzetting had gevoegd de zaak al te in
gewikkeld hadden gemaakt, althans voor
lezers die er niet eerder van gehoord hebben.
Toch zijn, zooals ge zien zult, de volgende
zaken, de voornaamste, de dingen waar 't op
aankomt, en die de studie, waarvan ik hier
in hoofdtrekken een korte schets heb trach
ten te geven zoo belangrijk maken voor de
kennis der lichamelijke en geestelijke ont
wikkeling, ook van den mensch.
Laat rue u even herinneren aan het feit
dat de kernen van de beide geslachtscellen
die zich bij de bevruchting vereenigen zullen,
en die elk de helft van het normaal aantal
kerndraden bevatten, niet dadelijk samen
smelten tot n kern. 3Iaar dat zij naast
elkaar blijven liggen als een dubbelkern; zij
zijn slechts door een fijn tusschensehot ge
scheiden ; dit is in 't eerst vlak, maar krijgt
spoedig inzakkingen en nitstuipingen, zoodat
de grens tusschen de kern van vaderskant
en die van moederskant steeds moeilijker
zichbaar wordt.
Prof. Ihigo de Vries noemt de beide helf
ten van zoo'n kern de voorkernen; dit doen
de meeste andere schrijvers, ook Strasburger
niet; en toch levert deze onderscheiding een
groot gemak op. 't Is een verduidelijking
bij de lectuur, omdat het woord voorkernen
ons telkens terug wijst naar den oorsprong
van twee verschillende individuen.
Elk van die voorkernen, die als aan elkaar
gehechte tweelingen zoo l-ing mogelijk om
en bij elkaar blijven, bevat een gelijk aantal
kerndraden welke zich steeds in paren bijeen
houden; en wel zoodat van zoo'n paar gelijk
waardige of-?homologe" kerndraden er n
van den vader, de andere van de moeder
afkomstig is.
Zoo'n kerndraad vertegenwoordigt een stel
van eigenschappen. Daar het nu alleen tot
een bevruchting en tot verdere celdeeling
en ontwikkeling komt na een
celkern-vereeniging van soortgenooten (of individuen
van nauw verwante soorten), zuilen die eigen
schappen op enkele na gelijke zijn.
Wat de structuur van deze kerndraden
betreft, blijkt het bij sterke vergroóting, dat
elke kerndraad uit een groot aantal deeltjes
bestaat, zoodat ze onder bepaalde verlichting
er uitzien als parelsnoeren. Weismann geeft
als dat van de vrouwen der vroegere generatie.
Niet het verhoogen van den levensstandaard
alleen is oorzaak dat er minder huwelijken
gesloten worden. De werkende vrouw be
hoeft het huwelyk niet meer te beschouwen
als een middel ter verzorging, ze heeft de
vreugden der onafhankelijkheid gesmaakt,
vele hebben er een tegenzin ia gekregen
haar leven in te richten naar de eischen,
die man, kinderen en huishouding haar stellen,
want als men niet zeer rijk is, zal men ook
bij alle vereenvoudiging der buislijke inrich
ting, veel tijd aan dit alles moeten geven.
En naast, misschien boven dit alles, noemt
Lucas Malet het afnemen van het moederlijk
instinct. Het zij mij vergund hier eene per
soonlijke herinnering in te lasschen.
Eenigen tijd geleden werd mij inzage ver
leend in een bundeltje brieven. Het papier
was geel geworden en de inkt verbleekt. Zij
waren geschreven vijftig en meer jaren ge
leden en behelsden de beschrijving van het
huwelijksleven eener zeer jonge vrouw, naar
mate de jaren voortgingen, de moeder ge
worden van een groot en woelig gezin.
Weinig waren haar vreugden, gering in
aantal haar ontspanningen, groot en vele
haar zorgen. Maar, hoe vol ook van de moei
ten en bezwaren van het dagelijksch leven,
nooit waren de brieven alledaagsch. Gedragen
werd de schrijfster door een hartstochtelijk
gevoel van moederliefde, omhoog gebeurd
over 's levens lasten, getroost onder veel wat
haar neerboog en drukte. De brieven deden
mij denken aan de ouderwetsche romans,
waarmee, een dertig jaar geleden, 't eerst
Frederika Bremer en daarna miss Yonge en
miss Mulock de harten der geheele
romanlezende vrouwenwereld wisten te treöen en
voor onzen geest verschenen weer de gestalten
uit de Madelie?enkrans", John Halifax,
Violette of de schoonzuster, de Erfgenaam
van Redclyffe. Als de schrijfster der brieven,
beperkten deze romanschrijfsters zich tot de
ervaringen van vrouwen, wier levenskring
lag binnen haar te huis. Maar, in dat beperkte
kader, toonden zij zich meesteressen. Er is
in de schildering een frischheid van verven,
een warmte van toon, een diepte van
teederheid, waardoor al dit gewone nooit afdaalt
tot het banale.
En echter zij hebben hun tijd gehad. De
romanschrijfsters van onze dagen weten wel
beter dan hare voorgangsters na te volgen.
Zij zijn zich bewust te schrijven voor een
nieuw geslacht van vrouwen, weten dat haar
geschriften voeling moeten houden met
andere begeerten en hooger eischen, zullen
zij instemming vinden. Ik heb mij afgevraagd
welk meisje van onzen tijd een leven zou
willen leiden als dat van de vrouw en moe
der, wier brieven ik las. Toch is haar leven
geweest als een dier diepe stroomen, begrensd
binnen enge oevers, wier ondergrondsche
werkingen onberekenbaar groot zijn.
Prof. Jelgersma heeft onlangs, als blijken
van superioriteit genoemd : iniatief, sponta
niteit en combinatievermogen en 't wil mij
toeschijnen, dat het niet juist in deze eigen
schappen is, dat de vrouw uitmunt. Zeker er
zijn altijd geweest er zullen altijd zijn vrou
wen van genie; volgens Lucas Malet, is het
haar steeds gelukt de harten der mannen tot
zich te trekken en dikwijls om haar eigen
te breken, in de poging om een mannelijk
brein en mannelijke eerzucht te vereenigen
met een vrouwelijk vermogen tot lief hebben
en lijden, dat alles wonend in dat samenge
steld en grillig mecanisme: een vrouwelijk
lichaam. Maar 't is niet over deze enkelen
dat wij spreken, 't Is over de groote klasse
die haar idealen heeft verplaatst.
Wel is waar, heeft de moderne vrouw,
die het huwelijk niet versmaadt, er in den
laatsten tijd een uitweg op gevonden: zij wil
zijn de kameraad ' van den man. Maar we
betwijfelen het of de groote massa der man
nen daarmee gediend is, of zij in een vrouw
niet iets anders zoeken dan in een vriend
of een kameraad. Wij zouden dus moeten
beginnen met den man op te voeden tot
waardeering der nieuwe orde van zaken.
Echter, deze strooroing in het geestes
leven onzer dagen zal weer voorbijgaan; de
vrouw, naar hartelust geofferd hebbende aan
deze mode, zal, zij het als een vernieuwd
aan die deeltjes den naam van Iden. Maar
ook elk deeltje blijkt bij de uiterste vergroo
ting, die op 't oogenblik is te verkrijgen,
nog weer samengesteld uit enkele lijnere
korreltjes. Dit nu zijn de zichtbare, de stof
felijke vertegenwoordigers van de theoreti
sche Pangenen door prof. Hugo de Vries
aldus genoemd. In zijn werk van
18S9,,intracellulare l'angenesis" stelde hij de
hypethese op, dat in de celkern alle soorten van
Pangenen vertegenwoordigd zijn. Hij bouwde
op Darwin's voorloopige onderstelling van
l.StlS, en op verschijnselen bij kweekprooven
omtrent bastaardeering. Deze korrels zullen
wellicht nog weer groepjes zijn van stoffelijke
deeltjes, die wij kunm-n beschouwen (op grond
van talrijke onderzoekingen) als te zijn du
jiaiii/nii'ii, stoffelijke dragers en overdragers
van de erfelijke eigenschappen bij levende
wezens. Uit allerlei uiterst scherpzinnig be
dachte waarnemingen en zorgvuldig
uitgivoerde proeven van de laatste twintig jaren
is de groote waarschijnlijkheid van de/e theorie
ten slotte aangetoond, en de beste steun er
voor geven de uitkomsten van de
kweekproeven. zooals die door Mendel en M ugo de
Vries zijn ondernomen.
Maar niets '/.on zoozeer overtuigd hebben
als een ontdekking, dat de kerndraden van
n en den zelfden vóór! ern onder elkaar ver
schillend moeten zijn. Dat was niet anders
direct te bewijzen dun door uit een kern
eenige chromosomen weg te nemen, 't Klonk
mij indertijd ongelooflijk in de ooren, toen
ik voor 't eerst hoorde, dut het aan lïoveri
gelukt was, een deel der kerndraden uit een
bevruchte eikern te verwijderen, zonder het
| ei te vernielen. Km eitje van een zee-e.-e! is
al heel klein, de kern nog kleiner e,u dan
de kerndraden ! Daar moeten meestal ver
grootingen van 1SIH) ;\ -iKKi bij te pas komen,
om iets goeds te kunnen zien. Kn dan eenige
van die dingen weg te nemen uit een met
het bloote oog onzichtbare levende celkern!
Maar 't was een eandidaat in de zoölogie
die 't mij vertelde; dus 't zou wel waar zijn, en
kort daarop las ik de beschrijving van iiet
middel, door prof'. Theodor Boveri in W
rzburg aangewend, dat zulke goede uitkom
sten gaf.
Deze methode berust op een kunstma
tige bevruchting, waarbij opzettelijk twee
spermatozoïden in n ei worden gebracht;
daardoor ontstaat ongewone deeling in vieren
in plaats van in tweeën. Door een chemisch
middel worden de tusschenschotten van de
wezen, terugkeeren tot huishouding en kin
derkamer." Aldus Lucas Malet. Wij willen
wachten en toezien. De vrouw heeft ten
allen tijde gegolden voor een onberekenbaar
wezen, waarvan men veel, dok dit
onwaarBcb\jnl)jke, verwachten kan. Inmiddels willen
wij dankbaar erkennen, dat, voor de vrouw,
die werken moet, de gelegenheid tot levens
onderhoud en levensvervulling zich
ontzaggelijk heeft uitgebreid.
Zooals langzaam de vrucht rijpt, onder
regenvlaag en zonnestreeling, zoo moet ook
de werkende vrouw, dat voortbrengsel van
den nieuwen tijd, zich ontwikkelen onder
den strijd der tegenovergestelde meeningen.
M. K.
Het
Het is al een paar jaar geleden. Ik woonde
toen in het dorpje H. en ging nog op de
lagere school. Mijn jongste zusje, een lief
engeltje van 3 jaar, met blonde, krullende
lokjes en zachte blauwe oogjes, was ziek.
's Morgens, als ik naar school ging, zei ze
me altijd zoo lief gedag. Zij kon nog niet
goed praten, maar mijn naam begon ze al
zoo aardig te zeggen. Dat was ook geen
wonder. Altijd had ik veel van haar gehouden
en dikwijls had ik urenlang aan haar wiegje
zitten neuriën tot ze eindelijk insliep met
haar kleine poezele handje in mijn vuile
straatjongenshand. En nu was ze ziek. Erg
stil was het toen geworden in ons groote,
ongezellige huis. De gordijnen waren dicht
om het zonlicht buiten te houden. Alleen
de klok tikte met haar scherpe stem altijd
maar door en de stofjes speelden vroolijk in
een straaltje licht, dat door een spleetje naar
binnen viel. Mijn moeder liep rond met
dikke, roode oogen. Toen ik weer naar
school ging, sliep Greta en ik moest zonder
groet weggaan, 't Was de eerste keer.
's Middags waren de blinden gesloten. Ik
dorst niet binnengaan. Ik wist alles; ik voelde
het. Een medelijdende buurvrouw streek mij
over het haar en trachtte mijn droefheid met
mooie woordjes en nog mooiere beloften te
doen ophouden. Begrijpen de groote menscben
dan niet dat er voor de kleine menschen
gevoelens bestaan, die zij niet eens kennen,
niet eens begrijpen? Twee dagen later werd
mijn zusje weggedragen in een klein kistje,
onder den arm van een grooten buurmans
jongen. Mijn vader en ik liepen erachter.
Over de sluizen, langs het postkantoor, de
school, naar de kerk. Daar zette de jongen
het kistje neer. Twee kaarsen branden en
knetterden aan hè; hoofdeinde. Met
langzarnen, sleependen tred kwam de pastoor uit
de sacristy. Zijn stappen klonken akelig
door het holle, doodsche gebouw. Ik lag op
mijn knieën te bibberen op de steenen naast
het kistje. De pastoor las wat uit een boek.
Ik verstond er niets van. Toen gingen we
weer naar buiten. De zon scheen, een
waterzonnetje, dat telkens wegkroop achter
een waterige, grauwe wolk. Het hek van
het kerkhof stond open. De aarde was
klonterig en bleef plakkend aan de zolen van mijn
schoenen hangen. We liepen door een kromme
laan van treurwilgen tot heelemaal achter
op het kerkhof. Daar lagen rijen kleine
heuveltjes, met groen gras er op en bovenop
een bruin geteerd,paaltje met een nommer.
In de achterste rij was eene kuil gemaakt.
De spade lag er nog naast met de vette
klonters aarde er aan. In die kuil zetten ze
het kistje. Toen las de pastoor weer iets,
waarvan ik geen woord verstond en toen zei
hij nog iets van berusting, geloof ik en we
gingen weer naar huis, achter elkaar.
Ken maand later zijn we verhuisd. Ver
leden zomer kwam ik nog eens in H. Een
sloot scheidt het kerkhof van den weg af.
Als een kwajongen ben ik toen over de sloot
gesprongen. Kr was nog niets veranderd.
Daar vlak vóór me de rijen heuveltjes met
de paaltjes er op. Rechts het lijkenhuisje
geheel met klimop begroeid. Verder, tusschen
het groen van palmboschjes en treurwilgen.
de rijkeiui's graven met mooie groote steenen
er oj). Hoe benauwd grijs lagen ze daar ! [Iet
eene einde een beetje hooger. Ken kruis er
achter, zwart met een zwart kruis en tus
schen de groeven van de ingebeitelde letters
zat een dik laagje mos. En achter dat alles
het groote ijzeren hek met de twee grijnzende
doodshoofden en de weinig aanlokkende
woorden,,!!-wacht-ik-ook"met ijzeren streepen
er tusschen, verguld.
Toen heb ik gezocht in de achterste rij
naar het paaltje met nummer 19 erop. Ik
vond het. Het was een heuveltje net als de
andere, met kort afgemaaid gras en toch was
het anders, heel anders.
Ik ben naar de andere graven gewandeld,
naar de mooie. Er waren heele mooie bij
met Latijnsche opschriften en heele verhalen
er bij, maar er was er maar n, dat me trof,
omdat het zoo leek op dat van mijn zusje.
Er lag een steen op. Wat er op opstond
heb ik niet gelezen. Maar er stond ook een
klein houten kruisje bij. Daaromheen een
zwarte krans met een grijs-zilveren strik
en met kleine, eenvoudige lettertjes stond er
op: Rust zacht lieveling." Geen naam,
niets dan die wensch. Het was alsof ik het
hoorde zeggen met een zachte stem. En toen
ik weer bij paaltje 19 was, heb ik die woorden
herhaald. K n dat mijn zusje mij gehoord
heeft, dat weet ik zeker.
F. B.
celdeelen gedeeltelijk opgelost zoodat die
deelen van elkaar gescheiden worden; en
zoo krijirt men cellen, met een tekort aan
kerndraden of eigenlijk aan de vereischte
combinaties van hun deelen. Kn wat. bleek
nu : zulke cellen groeien een poos door, en
ontwikkelen zich tot verschillende vormen ;
maar elk mist iets, en tot een volledig uit
gegroeide larve brengen zij het niet. Eeu
heel enkelen keer evenwel ontstaat er een
normaal dier uit die opzettelijk te kort ge
dane cellen; en dat komt mooi uit met de
wiskiinstitr te berekenen gevallen, dat onder
<le vele abnormale er n normale combina
tie voor moet komen, die dan ook e-en nor
maal verloop voorspelt.
Dit onderzoek doet. bij de andere L't-voegd
de onderstelling bijna zekerheid worden, dat
de deelen der kerndraden de stolle ijke dra
gers der erfelijke eigenschappen zijn.
Laten we nu nog even, na de feiten a N
zoodanig gegeven te hebben, nagaan welke
beteekenis enkele van die subtiele vormver
anderingen in de levende geslachtscel kunnen
hebben ; ik heb dat niet durven zegaen bij de
beschrijving ervan, ook al om ui uv ij k'miren en
ingewikkeldheid te vermijden.
De beide voorkernen van een cel, dus de
vaders- en moeders-helften, waaruit i-lke
kern be-taat, blijven, hoewel ze nauw ver
bonden zijn. op zich H'if. Klke cel uit een
vorige ontstaan heeft eenzelfde dubbele kern,
uit de beide voorkernen samengesteld;
en eerst vrij laat in 't leven van een
individa verlaten elkaar die voorkernen
weer; n.l. als <-r opnieuw geslachtscel
len worden gevormd, opdat een nieuwe
generatie ontstaan zal. \Vel heeft eik van
de geslachtscellen dan nog maar de helft van
de eigenschapsdragurs, maar toch een volledur
stel; want een gewone lichaamscel heeft
immers een compleet dubbelstel : n van
vaders, n van moederskant. Hoe gaat 't
nu verder met die pangunen, de
eigen-cluipsdra«ers?
In een schema is dat het duidelijkst te
volger;. Laat m en r in tig. l kernen van
cellen voorstellen, die manlijke en
vrouwelijkegeslachtscellen zullen opleveren. De vier tin
ten stellen vier verschillende eigenschappen
voor, alle andere zijn overal gelijk. Hoe de
voorkernen scheiden en .zich meer vereeni
gen kunnen, geven de figuren l
Ill'vol-doende aan.
Nu zouden, zonder meer, bij de geslachtscel
vorming, dus bij 't uiteengaan van zijn
voorMercedes Gaülaud. Grieksch /'eest bij
gravin de Carfort. Marie Hali's tournee
in Amerika.
De rechtbank te Perpignan beschikt over
een nieuwe kracht, een vrouwelijke pleit
bezorgster : rnejufvrouw Mercedes Gaillaud.
Zij is op het oogenblik de jongste vrouwelijke
rechtsgeleerde in Frankrijk. Mejuffrouw
Chauvin was in Frankrijk de eerste vrouwelijke
rechtsgeleerde, zooals Mejuffrouw Adolphine
Kok dit ten onzent was.
De eerste zaak" van Mercedes Gaillaud
was zér luguber: kindermoord. Warm en
welsprekend was de pleitrede der jeugdige
vf- rdedigster. Mercedes Gaillaud ziet er in
ambtsgewaad aantrekkelijk en ernstig uit.
* *
Keeren wij terug tot den tijd van Molière?
Tot de dagen, waarin de Philaminte's", de
geleerde vrouwen onder ons, tot
Griekschsprekende heeren znllen uitroepen :
Quoi! monsieur sait du grec? Ah !
permet(tez, de grace,
Que, pour l'amour du grec, monsieur, on
(vous embrasse,"
En wanneer dan een Grieksch-doende
Vadius" gezellig alle dames aan zijn hart
wil drukken, dan kunnen de schalk'e, een
voudige, gezond-verstandelijke, ««'/-geleerde
Henriette's onder ons, de omhelzing weren
met Henriette's argument:
Excusez-moi, monsieur, je n'entends pas
(Ie grec."
Of, gaan wij nóg verder terug! Tot de
tijden der oude Grieken ?
Griekscbe vrouwenkleeding. Grieksche
spelen, dansen en muziek herrijzen hoe lan
ger hoe meer uit grauwe vergetelheid.
De onvolprezen danseres Isadora Duncan
brengt er het hare toe bij, heeft onbetwist
een leeuwen-aandeel in de vereering voor
Grieksche kunst en Grieksche kleederdracht.
Zooals ik onlangs mededeelde zijn
Engelsche dames in Grieksch gewaad verschenen
in haar opera-loge te Londen. De verbazing
die de dames wekten door het ongewone
van hare kleedij, maakte spoedig plaats voor
ongeveinsde bewondering. Vrouwen die zich
drapeeren in de teer getinte, zacht wollen,
soupele gewaden vol mysterie-plooien, diepe
golvinge», slanke, verrassende kronkelingen
der antieke kleedij of' van een nabootsing
der klassieke kleederdracht, moeten beschik
ken over aangeboren of aangeleerde sierlijk
heid in stand en beweging om die kleeding
tot haar recht te doen komen.
Op hun prachtig landgoed te Luckydv in
Uretagne hebben graaf en gravin de Carfort
een Urieksch feest gegeven, rwaartoe al hun
vrienden en bekenden uit den omtrek
genooditid waren. Tot de nummers van het
fees'prograinuia behoorden : scènes en ballet
uit Orpbée (van Gluck) gezongen en gedanst
! kernen, deze weer gelijk zijn aan die van de
l ouders; en een voorkern der kleinkinderen
was weer gelijk aan een van die van de
grootouders; verandering was niet mogelijk.
Maar 't microscopisch onderzoek heeft
met voldoende zekerheid aangetoond, dat er
j kort voor het afscheid van de voorkernen,
vóór de bal veering, dus vóór de vorming
der geslachtscellen, een innige verbinding,
een versmelting haast, van chromosomen
plaats vindt, waai bij een uitwisseling van
deeltjes mogelijk is. Vergelijk eeus de
figuurtjes hierbij en maak zelf de com 'niiaties,
die mogelijk zijn. En tracht?als b.v.
zwartgemaakte er, witgelaten helften rood en elfen
meebrengen 'als eigenschappen van een bloem)
en de horizontaal- en vertikaal gestreepte
resji. wit en geplooid, nu te vinden, welke
eigenschappen dan de kleinkinderen gecom
bineerd vcitooncn. Dan uorlt het u wellicht
duidelijk, wat Hugo de Vries in zijn straks
te noemen boekje zegt van het bijzondere
voorrecht, dat grootouders genieten als ze
de jeugd van hun kleinkinderen gadeslaan.
Want niet de eerste generatie maar de tweede
| zal de kt-mncrken, dus van de grootouders,
in alle mogelijke combinaties kunnen bezitten.
Hu dan mei een wemij; nadenken komt
ge er licht toe, ook de conclusie van
prof. de Vries te aanvaarden, als hij zei;t.
het nut van kruisbestuiving bij planten hier
in te zien. dat door 't doen ontstaan van het
grootst mogelijk aantal kleine verschillen, er
| voor een p.antensoort ook steeds de grootste
kans bestaat, dat onder de nakomelingen altijd
wel eenige zijn, cue ergens omstandigheden
vinden pasklaar voor hun wezen! óf wat op
hetzelfde neerkomt, dat onder de
nako-ne1 iniL'en wel altijd n of meer pasklaar zuilen
zijn voor irewijzigde- omstandigheden.
\\ ie meer en détail ib'ze zaken wil na^uan,
j zonder juisi bijzondere studie er van ie maken
kan ik aanraden, achtereenvolgens te lezen:
</. dr. K. Teichmun. ,,Der Befriichfuimsx
orgrrng. ';.' prof. dr. Hugo de Vries: Oorsprong
en bevruchting der ->lue:iH-n" en c. ,.Die
stolllichen Grundslageu der \Vrerbung im
Organiscben Reich" von prof. Kduard Strasburger.
l Deze drie boekjes zijn alle in popnlairen
trant geschreven, 't eerste en 't laatste geïl
lustreerd. Het tweede werkje is een uitge
werkte voordiacht van prof. de Vries in de
Hollandsche Maatschappij van Wetenschap
pen en in 1904 in de Gids" verschenen.
Elk der boekjes kost ongeveer ? 1.
? E. HEIMAXS.
door de dames Dunoyer de Segonzac, Chauvel
en Derrieu, en door de jonge meisjesHenriette
en Geneviève de Carfort, Hervieu en Solange.
De fantasie Télémaque" werd gespeeld door
mevrouw Cora Laparcerie?Eichepin,
Delaunay, Bellerille en den heer en mevrouw
Derrieu.
De figuranten bij tooneelspel en ballet
waren zeer jonge meisjes, allen in Grieksch
costuum en met het bekenda Grieksche
kapsel.
# *
*?
Marie Hall is een zeer jeugdige, zij is
even in de twintig, beroemde Engelsche vio
liste. Over haar armoedige kinderjaren, haar
zeldzamen muzikalen aanleg, over haar gaan
naar een conservatoire, dank zij de tussc hen
komst van den Hongaarschen violist Jan
Kubelik, heb ik vroeger al een en ander
meegedeeld.
Marie Hall behoort nu tot de sterren",
die kunstreizen maken. Zij is voor vijf maan
den naar Amerika vertrokken, om in Canada
en in de Vereenigde Staten op te treden.
Voor die tournee zal aan de artiste door haar
impresario worden uitbetaald de som van
10,000 pond st. (120,000 Ned. guldens), Eerst
in Mei zal Marie Hall naar Londen terug
keeren. Als de krachten der jonge artiste
nu maar bestand blijken tegen de vele ver
moeienissen van reizen en trekken en het
drukke concerteeren. Buitengewoon sterk is
Marie Hall niet, en niet zoo hél lang is
het geleden, dat zij ernstig ziek was. Haar
gezichtje is nog altijd even strak en wee
moedig als in vroeger jaren. Prachtig is de
laatste foto, van haar in Londen genomen voor
haar vertrek naar Amerika. Materieel ont
breekt het de kunstenares blijkbaar aan niets.
Zij is gehuld in een exquise ledingote met
grooten bever-bonten Médicis-kraag; haar
vlijtige handjes geglipt in een
nieuwerwetsche mof van reusachtige afmeting. Een toque
van beverbont versierd met fluweelen strik
ken en pompons, in lichte tint voltooit haar
toilet.. Doch stroef-peinzend is haar intel
ligent gezichtje. Goud en eerbetoon stroomt
haar toe, maar, de gevoelige kunstenares,
wier spel door weemoed en teerheid geadeld
wordt, is nog niet los van het smartelijk
herinneren aan een tijd, toen zij als kind van
straatmuziekanten met het bakje moest rond
gaan. Flink meefiedelen vond Marietje ver
rukkelijk, maar, o! dat vréselijke
centenophalen !
CAPRICE.
Nederl. Code i'an voedings- en
verbruiksartikelen. Het door ons ontworpen adres aan
de Regeering in zake bovenstaand onderwerp.
is aan '/.. Exc. den Minister van Binnen!.
Zaken verzonden. Dat wij hierbij onmiddellijk
den steun ontvingen van een groot aantal
industrieelen en handelaren, constateeren wij
met voldoening en achten deze sprekende
bewijzen van instemming met ons streven
van groot' belang voor het welslagen eener
zoo hoogst urgente en onontbeerlijke zaak.
Wij merken hierbij nog op, dat van vele
zijden aangedrongen werd op een overleg
tusgchen de te benoemen ambtenaren en
industrieelen en handelaren, betreffende de
aan de verschillende waren te stellen eischen.
Zeer beslist achten wij zulk een overleg
hoogst noodzakelijk, evenals de hulp zoowel
van medische als juridische zijde. Wij gaven
een en ander ook reeds in de memorie van
toelichting bij het request (zie de beide vorige
maandbladen) Je kennen en vertrouwen dat
de Regeering bij een eventueele benoeming
der ambtenaren, met deze wenschen rekening
zal houden.
Hoewel ons blijkt, dat na de verzending
van het adres, nog zeer veleu hunne
handteekening inzenden, hebben wij vermeend
dat de Regeering door de reeds nu, binnen
zoo korten tijd verkregen adhaesie uit zoo
menig gebied van handel en industrie, de
zekerheid zal kunnen verkrijgen, dat de
inwilliging der vragen van ons verzoekschrift
in een dringend gevoelde behoefte zal voor
zien, waarbij de belangen van het geheele
volk betrokken zijn.
Dr. VAX HAMKI. Roos en HARMEXS.
(Uit het bekende Maandblad ieijni
'erralfc/iingen enz.)
I. De lig. m. en v. stellen voor een man
nelijke en een vrouwelijke kern van twee
planten van de zelfde soort. Alle eigenschappen
zijn gelijk ondersteld, behalve die door de
verschillende tuekening aangeduid. Daarnaast
de kern en van de geslachtscellen uit m. en v.
afkomstig.
II. De 4 mogelijke combinaties uit het
eerste geslacht.
III. Alle combinaties in het volgende
geslacht. Hieruit is te zien, dal alle gelijk
worden aan ouders of grootouders ; meer com
binaties zijn in dit geval niet mogelijk.
i IV. Als I. Maar vóór bet scheiden der
! voorkernen heeft een uitwisseling van
eigeni schappen plaatsgehad; hieris deze voorgesteld
door uitwisseling van helften.
V. De geslachtscellen afzonderlijk als bij L
VI. De daarbij mogelijke combinaties 1ste
geslacht.
VII. Alleen van de laatste is een helft
uitgewisseld tusschen de twee voorkernen,
wat bij alle kan gebeuren. Alleen hierdoor
zijn al een groot aantal combinaties mogelijk.
De lijnen wijzen er slechts eenige aan. De
andere zijn gemakkelijk te vinden. Nu zijn
er wel nieuwe bij.