De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1905 17 december pagina 8

17 december 1905 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

DE A M sTKRDAMMER WEEKBLAD VOO R NEDERLAND. No., 1486 leven, het werkelijk leven, den trots der zelf standigheid in hun volk opwekken, de jonge, ?wél bewuste krachten steunen en tot den waardigen strijd om het bestaan aanvoeren. Wel integendeel : ze zijn de besliste, syste matische vijanden van al die jonge, frissche krachten en trachten die te dwarsboomen, waar zij ook kunnen. Onder hun handen wordt iedere openbaring van 't gezonde Vlaamsche leven terstond als een lijk, dat de sterkere, heldere leiders voortdurend uit dan weg moeten trappen, om het licht der toekomst nog te kunnen zien. De conclusie ligt dan ook voor de hand. Het Vlaamsche volk, de groote. in onwetend heid gehouden massa, heeft dood-eenvoudig geen recht op wat haar toekomt, omdat zij het gemis niet voelt van het levens-epsentiëele dat haar ontbreekt. Daarom ook lijdt ij er niet onder. Kakelen slechts, een heel klein helder ' groepje, weet, voelt en lijdt voor allen. Zij lijden, maar zij strijden ook ; zij worden langzaam aan talrijker en daardoor sterker en bereiden flink den weg voor naar de toekomst. Maar lang, helaas ! zou het nog kunnen duren, vóór die sterk-zelfbewuste eenlingen tot een sterk-zelfbewuste natie opgewassen zijn. Dat het toch eindelijk komen zal, geloof ik. BUYSSE. - Het komt ons voor, dat het Vlaamsche hart van den vriendelijker! inzender zich al te vroeg bezorgd maakt over een overmaat van medegevoel, die de Vlamen door hun klachten bij ons zouden kunnen wek ken. Wij, Hollanders, zijn vijf en zeven tig jaar zóó onaandoenlijk voor hun leed gewees^ dat, heusch, aan ons adres een waarschuwing overbodig geoordeeld mag worden. Het spijt ons echter, dat Buysse blijk baar niet kennis genomen heeft van onze kritiek op de Vlaamsche Beweging, toen er sprake was van een liberalen en ook van een katholieken Vlaarnschen Landdag. Immers, hij zou dan geweten hebben, dat wij in hoofdzaak als hij over haar denkon, nu wij in het licht hebben gesteld: l o. de verzwakking van het Vlaamsche rechts gevoel, 2o. de noodzakelijkheid om in plaats van de tweetalige" Vlamen, vooral de drie millioen alleen Vlaamsch-sprekende te be werken, 3o. om den strijd minder luidruchtig, maar veel krachtiger te voeren, door het rechtsbeginsel, anders gezegd, het ethische motief, tot grondslag aan de beweging te leggen, en al zoo zich niet voor te stellen dat een ras- en taalstrijd tot een goed eind zou kunnen worden gebracht, zonder dagen van spanning te openen en daden van zelf opoffering te verrichten. Toen hebben ook wij er op gewezen, dat een hervormde Vlaamsche beweging zeer waarschijnlijk nog het allermeest zou hebben te kampen tegen de schijnvrienden onder de hoogeren in de groep der tweetaligen, waarvan trouwens ook de strijdlustige Vlamen zelf overtuigd zijn. Wij herinnerden er toen mede aan, dat volgens den Vlaamschen Strijd, op dien met slaande trom a^angekondigden liberalen landdag te Antwerpen. Buis, oud-burge meester van Brussel, van Rijswijck, burge meester van Antwerpen, en Braun, burge meester van Gent, niet eens aanwezig waren ! Zeker, de kopstukken, vele der kopstuk ken, dragen schuld. Nieuw echter is Buysse's antwoord op de vraag: hoe komt de Vlaamsche massa zoo onverschillig;' waar hij schrijft, dat de Vlaamsche Academie de basis en de steun van heel het Vlaamsch bewustzijn zou moeten wezen." Alsof de Belgische Kegeering zoo iets vermoedende, den Vlamen dan zulk een basis en steun zouden gegeven hebben ! Wie heeft ooit in de stichting van die Academie iets anders gezien dan een hof felijke aardigheidje een van de onschuldigste dingen, die de Walen den Vlamen konden toestaan ? Van welke letterkundige of taal kundige Academie verwacht men zóógrooten invloed op het Volksleven;' Wij hebben allerminst reden orn deze instelling te verdedigen al is het juist een harer leden, die ons, waar wij scherpe kritiek op de Vlaamsche Beweging geoefend hebben, in 't openbaar in 't gelijk heeft gesteld. Dat lid is waarschijnlijk n van het paar inderdaad merkwaardige mannen" in dat College verdwaald maar -wij zouden wel willen vragen, wat is die Academie op eens geworden dat zij mede als de groote oorzaak wordt genoemd der on verschilligheid, die zooveel Vlamen aan don dag leggen^ De oorzaken dier onver schilligheid zijn zeer vele. Kéne ligt in de vroegere en latere geschiedenis van Belgii', het tweetalig land; in de revolutie van 30, toe i de Vlamen zelf, niet wetende wat zij deden, tegen de beschermers van hun taal en beschaving zich lieten leiden ; zij ligt in den treurigen geloofshaat enden politieken strijd, die de samenwerking dermate verlamt, (hit het volk onderling zich meer clerieaal en anti-clericaal, dan gemeenschappelijk antiWaalsch gevoelt; zij ligt vooral in de Waaische overheersching der laatste vijfen-zeventig jaar, waardoor de Vlamingen de massa, onthouden als haar de Vlaamsche beschaving wordt in jammerlijke achter lijkheid verkeert. 7ij ligt ook voor een goed deel in de houding der hoogere gees telijkheid ? die blijkbaar meer Franschgezind, de beweging krachteloos maakte. Of kan iemand er aan twijfelen, dat het Vlaamsch reeds vóór hingen tijd recht 7.011 zijn gedaan indien do hoogere geestelijk heid in België(lat werkelijk had gewenscht 'i /oo zouden wij meerdere oor/aken kunnen opnoemen, maar hoe nu de heer uysso zoo veel gewicht kan hechten aan een vóór enkele jaren opgericht rijks letter- of taalkundig college, wij begrijpen het niet. Intusschen of deze Academie1' een doode massa nulliteiten is, het interesseert ons wei nig doch wij meenen de conclusie" van Buysse niet to mogen aanvaarden : Het Vlaamsche volk, de groote, in onwetendheid gehouden massa, lireff. dood-peni'ouduj fjetoi n'i'lt/ <>i> trut Ituni' toekomt, omdat zij het ijemix niet roi'lt van het leceits-esseittii'elo dat Jianr otitbree.kt."1 Werd deze paradox onder de rechtsrege len opgenomen, de maatschappij zou in menig opzicht er niet wel bij varen. Niet het rechtsgevoel van het individu bepaalt het recht maar het rechtsbesef van de gemeenschap. Men zou volgens Buysse's uitspraak een volk en dit is in Belgi tot op zekere hoogte het geval door achteruitzetting, het onthouden van de mid delen tot ontwikkeling, door verstomping, ongevoelig kunnen maken voor eenig recht, om dan te mogen zeggen dat volk heeft op recht geen recht meer. In het hier gegeven geval, gaat de conclusie in 't geheel niet op, wijl de kern der Vlaamsche Beweging, de minderheid, de zelf bewuste, strijdende en lijdende min derheid, ongetwijfeld aanspraak kan maken op recht. En haar recht is, dat het ras, waarvan zij onafscheidelijk deel uitmaakt, het ras in welks naam zij lijdt" verkrijge wat het als ras mag vorderen. Zeker de verhouding tusschen den omvang van kern en van massa kan veel gun stiger zijn dan zij bij de Vlaamsche Be weging is, maar welke beweging ook, het is steeds slechts een minderheid die haar drijft en recht voer het geheel vraagt. En nu zullen wij wel de laatste zijn om de kracht der Vlaamsche Beweging te over schatten, maar men moet niet vergeten, dat, hoe zwak zij ook moge zijn, de Bel gische \Vaalsche Regeering zelve, juist in de ontoereikende taai-wetgeving reeds zoo dikwijls principieel de rechtserkenning van het Vlaamsch zich heeft laten afdwingen of aftroggelen, dat zelfs de Walen niet meer Buysse zullen kunnen nazeggen: dat volk heeft geen recht, wijl alleen een minderheid er voor strijdt of lijdt. En al mogen er uu onder de Ttu-eetalige" Belgen velen zijn, die er zich niet om be kommeren of het menu in 't Fransen dan wel in het Vlaamsch is gesteld wat ook menig auteur zou kunnen overkomen, die van lekker eten houdt! het gaat niet aan, om met een beroep op dezer opgeruimdheid en onverschilligheid het taalrecht voor de drie nnllloeit Vlamen te ontkennen, die uitslui tend Vlaamsch spreken en verstaan. Lang kan het nog duren vóór die sterk-zelfbewuste eenlingen tot een sterk'zelfbewuste natie zullen opgewassen zijn, maar dat het toch eindelijk komen zal, gelooft Buysse. Dit doet ons genoegen. Wij hopens\ec}its\ tot vast (je/ouvcn ontbreekt ons vooralsnog den moed. Maar niets zal ons aangenamer zijn dan met Buysse, Vlaam en Noord-Nederlander als hij tegenwoordig is, samen te werken, om zoo mogelijk een eind te helpen maken aan het grove onrecht door de Walen jegens de Vlamen gepleegd, en zoo een Neder landsen, taalgebied te verwerven, omvattende niet zes millioen zielen maar tien millioen. lied. '1 en fle Anstemamsck DiYËrsiteits-bibliotiieel (Ingezonden.) liet pleidooi van H. te L. in het voorlaatste nummer voor de verbetering van de positie an bibliotheek-ambtenaren" zal door de velen, die belang stellen in de Amsterdamsche Universiteits-bibliotheek, met aandacht ge lezen zijn. Ik deed het ook, en al ben ik het eens met den schrijver, dat het bibliotheek wezen niet goed bekend is, zoodat onjuiste waardeeringen ook in klinkende munt onmogelijk kunnen uitblijven, de geheele opzet van zijn betoog is zoo weinig deskundig, dat ik gemeend heb mij niet te moettn neerleggen bij mijn eerste opwelling: S. is zeker een aanstaand doctor in de letteren, die na volbrachte studie een betrekking aan een bibliotheek ambieert en daartoe den weg poogt te eifenen, doch enkele opmerkingen neerschreef die een beter inzicht in de zaak zullen geven. S. is begonnen met een opmerking van den Amsterdamschen bibliothecaris, voor komende in diens verslag over 11)04 en luidende : Tot eene betere regeling der bezoldigingen kwam het nog niet, zoodat voor en na een assistent aan de bibliotheek ongeveer op de helft van het salaris wordt aangesteld, ilat een commies ter secretarie krijgt. Het vinden van bekwame en beschaafde mannen, die bereid zijn voor het minimum van ? 800 zulk eene betrekking te aanvaarden is daardoor zeer moeilijk; zij staan dan ook eenige jaren lang zelfs in bezoldiging achter bij de in rang op hen volgende beambten" samen te vatten tot : De bibliothecaris mr. dr. C. P. Burger .Ir. beklaagt zich daarin, dat liet onmogelijk is tegen een minimum salaris van ? SOO 's jaars een bekwaam en beschaafd man aan den dienst te verbinden." Hierop laat S. dan onmiddellijk volgen : Voor den directeur van de inrichting is bet verre van aangenaam te moeten be sturen zonder voldoende hulp; ... Want n man kan niet alles doen, niet overal tegelijk zijn, noch altijd er zijn" en na hen die nog betwijfelen of het bibliotheekwezen tegenwoordig óók eni wetenschap is. over tuigd te hebben door mede te dcelcn, dat er ..vele door zeer beroemde mannen gere digeerde tijdschriften bestaan. . . die uitslui tend het bibliotheekwezen behandelen, komt S. tot de conclusie: Maar deze i een biblio thecaris] behoeft dan ook on Ier zich hulp krachten, die in, ?ireltliix<-li(ti>]>el.ijkli(i<l ;'/" ;/' tijken zij», om zoo noodig bij zijn afwezigheid de zaak te leiden", welke mannen dan in het voetspoor van onze oostelijke naburen moeten zijn gepromoveerden liefst ia de letteren (classieke of Nederlandscbe, zoo mogelijk twee, van iedere richting n) zonder uitzondering". Volgens deze voorstelling heeft de ambtenaar aan de Amsterdamsche bibliotheek, die den directeur moet vervangen, een minimumsalaris van ? 800. Niets is echter minder juist dan dat en dit weet S. ook wel. Een assistent heeft dat minimum en het is ook weer diens salaris, dat door den heer Burger, blijkens de boven geciteerde zinsnede, ver geleken is met dat van een stadhuis-com mies. Waarom met een dergelijk ambtenaar? Vermoedelijk ligt de verklaring in het feit, dat een der assistenten, die uit hoofde van de ongunstige salarisregeling elders een goed heenkomen zocht, in 1903 in aanmerking kwam voor een bepaalde vacature van com mies ter secretarie, aangezien hij.de capaci teiten daarroor vereischt toevallig .bezat. De vergelijking tusschen de jaarwedden vaneen assistent en een stadhuis-commies mist dus allen grond, zoo goed als de beide parallellen door S. in zake salarieering getrokken. In de practijk moeten de bibliotheek ambtenaren in groepen gesplitst worden naar de capaciteiten, die de verschillende functies vragen. Daar ligt dan ook de fout in het geheele betoog van S , dat het Bi bliotheek-ambtenaren" heet, rnaar alleen de ambtenaren van den hoogsten rang bedoelt. ?Dat de directeur eener bibliotheek nu hulpkrachten zou behoeven, die in weten schappelijkheid iijn gelijken zijn" om hem zoo noodig bij afwezigheid te kunnen vervangen, is niet vrij van overdrijving. In het algemeen is de toestand aan de groote Xederlandsche bibliotheken zoo, dat er een ambtenaar is om den directeur te vervangen en het moet voor eenigen dier functionnariesen verre van aangenaam zijn geweest door S. zoo laag geschat te worden. [ Volgens zijn redeneering voldoen niet eens de j Haagsche adjuncten aan de eischen, want j evenknieën van Dr. Bijvanck, den litt.-histo- ' ricus, zijn zij niet; Petit is zeker niet in wetenschappelijkheid de gelijke van Dr. De Vries en Van Someren, de Uvtrechtsche bibliothecaris, kan heelemaal geen genade vladen, want hij is niet eens gepromoveerd ... en wetenschappelijkheid is hem dus vreemd ! Of Van Someren daarom minder geschikt en Petit ongeschikt is als bibliothecaris op te treden? S. is nai'ef genoeg te gelooven, dat een doctoraat iemand geschikt maakt voor biblio theek-ambtenaar". Ik gun hem zijn geloof gaarne zonder het te deelen, maar tegenover de meening, dat philologen de uitverkorenen zijn, moet ik hem toch wijzen op de uitspraak van Prof. Dr. Adolf Keysser : Dass gerade der P h i l o l o g e in erster Keihe für den Bibliotbeksdiernt sich eigne, ist ein weitverbreiteter Irrtuin." 1) Heeft S. dan den bibliotheek-ambtenaren een slechten dienst gedaan? Volmondig ant woord ik daarop neen" en ik wil dat, althans wat Amsterdam betreft, nader aantoonen. De geldende salarnregeling, dateerend van 1896, moest blijkens de toelichting verbete ring brengen in de salarieering van het hoogere personeel, die door Burg. en Weth. niet in overeenstemming werd geacht met den aard van bet werk aan hen toevertrouwd 1) Das Bibliothekswesen als Gegenstand der oell'entlicben Verwaltung. Koeln 11)05. 80. Seite 12. ORTVCRKR ? Tcenanxxn ? UITVCXRIRG ] PLAFOBD - «n UIAI1DWSCHILD6RIRG ? HAISOM DROUOT ?* ?* WKMSEIE & Co. -t- +? » LANGE HOUTSTUAAT 7 & 2 * - - - Den Hunjj ... - . TKLEFOO* INTKKC. 874 . . GROOTST K INRICHTING VOOR COMPLETE MKUBILKEKING = IN ALLE STIJLEN = = ANTIQUITEITEN^ P: i G E N MEUBELFABRIEK; MARMEREN >?» O l 47» OC Ut , AMSTËRbAM. ROTTiRÖAlwi. y-rReOHT. ?^?. BÏOEM6.RApMT7/' ? ""OELFT5CHESfRAAT6r ';vBltTiT*«'AT3Ö, J.J.BIUSING, Kunulltntulel» 'S-GRA.VENHA.GE, Molenstraat 65,65* en 67. Moderne Schilderijen, Aquarellen en Gravures. Phoenix fteubil eer-Inrichting. Hoofd-magazijnen 234 SPUISTRAAT Filiaal (Kantoormeubelen) 76 DAHRAK -i- -i- -i- Men vrage uitgebreide geïllustreerde Prijscouranten. H- H- -h -i- EriORflflE VOORRflAD. NIEUWSTE O f4 T W H I? P E N- -h Steeds iemand met grooten Foto-Album te ontbieden in elke plaats van ?;~ ?'?"? ~'~ -'- ?'?- ons land, zonder eenige gehouiienheid. -:- i- :- -:- )_ jat ff? r!) MEUBEL-BAZAR, Singel 263-283, l>y tl o Kantoor-Meubelen J. HlilJEKISK'MElJEK. Telefoon 8968. enz. Prijs. . ./ 3O. GEBEELDHOUWDE IEISELS. m» J. W. BE GRAiFF-Hltal. Oudeu Engweg 18. BEE UDEN, VASEX »% JARDINIKRK TKGELSCHILDKRJJKN' ENZ. MUSEUM «UÏJSANTI, KOK.IN 95, (-Mille zijde), AMSTERDAM. 'J. o e ff a. u g vrij. AmgTERDAffl AARDEWERK EM STEENDRUKKERU VOLDOET AAN ALLE E1SCHDN' *JIC 31' aazo . cciv c( ic'ic. (u \ citz-c ai \ \\ci\c z-c C]c\v 11 cc 11 )111.'?l' fvi:^ van t-111" c t ici 11 >, ^a a ; t^c^c t \>c tiv c-»i etqc-kv a t'ct i c:.1* z-i; iv c-pc|oicitttfi A'C t i rei i \vci v c'di v c p ovci ^Tc \v 1 1 3q a a 11 ta Sa f<M v £c X V It iiia;oic[ c?l at. 'VtctViv iiic M z\ ("a pi ) t", ti t ( l CM eH-z-A^atc tHu 171, ^eptaat^t fl 595» fcw cvt atcctctc. foto V 6140.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl