De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1905 24 december pagina 5

24 december 1905 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

No. 1487 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. zien van dat anti-uithuizigheidsrecept. Haar vrouwelijk brein schijnt niet te kunnen be denken, dat, evenals het over het algemeen beter gaat eenig euvel te voorkomen dan het te herstellen, de Amerikaansche vrouw beter trachtte het ontstaan van die uithuizigheid te voorkomen, door vrouwelijk te zijn en door zich vooral huisvrouwelijk te betoonen den echtgenoot aan hare persoon en aan den huiselijken haard te boeien. Maar dress", fashions", theatre", ice-cream" en candy" nemen hare aandacht te zeer in beslag, om zich aan huiselijke eigenaardigheden te kunnen wijden. Heeft men dan niet apartmenthouses", met daarin aanwezige restauratie zalen, conversatiekamers, kinderkamer», dak tuinen, enz., welke immers een oudmodische huiselijkheid overbodig maken? Eigenlijk verlangt de Amerikaansche echtgenoote niet eens van haren man, dat hij met haar thuis zal zitten, want ach, "in die zoogenaamde hnizinge, dat kwartier van het apartmenthouse" wat htt echtpaar bewoont, vindt zij zelf geene gezelligheid. Hare vrouwelijke ken nissen ontvangt zij zelf immers bij voorkeur iix een der conversation-rooms" van dan door dozijnen gesinnen bewoonde karavanserai". Zij vergt weinig meer dan dat haar echtvriend haar zal vergezellen naar theaters, snoep winkels en naar de eethuizen waar zij door Lucullus-nachtmalen tot den volgenden dag omstreeks noen in slaap kan worden gewiegd. Want, niettegenstaande de Amerikaanschen er in elk huizenblok een of meer apotheken op na houden, waaraan zy een bloeiend be staan verzekeren, door de onbegrijpelijke hoeveelheid kwakzalversmiddelen, die zij zich gaarne voor grof geld laten in de maag stoppen, stuurt zy door een tegennatuurlijk leven, haar lichaamsgesteldheid zoodanig in de war, dat geregelde maaltijden en gere gelde slaapuren voor haar veelal onbereik bare eigenaardigheden zijn. Aan een gere geld en eenvoudig maal kan zy in den regel niet meer denken, omdat zij van haar maag een afgod heeft leeren maken, die be halve de veelomvattendste weelderigste eere diensten nog tusEchentijdsche offeranden ontvangt, uit de tallooze suikerbakkerswinkels en van even vele roomy'sbuffetten. Slapen gaat haar kwalijk meer af omdat zij alleen haar maag en tong plegen te vermoeien, maar voor elke honderd meters straat een tram, cab of trein te hulp nemen tot vervoer van haar immer vermoeid omhulsel. Allerlei uitvindsels, zoogenaamde beautyreform-institutions", met massages, Russische en Turksche baden en andere verfijnde inrich tingen, die aan Oud-Kome doen terugdenken, hebben aan die kwalen het aanzijn te dan ken. Maar al dezulken gepaard aan bet streven der Amerikaansche vrouw tot vol making in de richting vaa physical culture", werken luttel anders uit dan tijdverdrijf op leveren voor. de lijderessen, een beroepsbe zigheid verschaffen aan het leger masseuses, masseurs, dermatologische doktoren, schoonbeidskungtenaars, enz. Zelfs de physical-culture-show" gesloten in den reusachtigen Madison Square Garden alhier was weinig anders dan een parodie. Openlyk werd er de wedstrijd om de schoon heidsprijzen gestreden, tusschen tal van vrou wen, die zich willen leenen, tot het verkwik kende schouwspel, gekleed in vleeschkleurig spangoed, op een draaischijf te worden rondgewcnteld ten aanschouwe der duizenden mannelijke- en vrouwelijke bezoekers. En helaas, zulks dient alleen, om de af gunst gaande te maken van vele Amerikaan sche huismoeders, omdat hare echtgenooten haar het genot ontzeggen aan zulk een wed strijd om Venus-prijzen te mogen deelnemen en in de dagbladen zich te zien afgebeeld en beschreven, Zelfs is men er over gebelgd, dat presi dent Roosevelt die toch immers ook wel tegen race-suïcide" ijvert, die kostelijke tentoonstelling niet is komen openen. Hoe is het mogelijk, dat zij, die zooveel neiging en geaardheid tot huiselijkheid ont vouwen, hare echtvrienden onhuiselijk zien worden! Maar de allesomvattende president Roosevelt zal er wel raad op weten, denken immers dergelijke vrouwelijke generatores van de spes patriae". A. E. M. S. TE LABR. UIT DE NATUUR CXXXVI. Winterslaap. Van de week ben ik een paar dagen buiten geweest in een mooie afgelegen streek van ons land; uren ver heb ik gereden door mijn liefste landschap, door hei en dennen. Wat was het er stil en verlaten.' 't Is nu in waarheid de stille, de doode maand voor de natuur vrienden. Alles wat leven geeft aan bosch en veld is weg, ver weg getrokken of ligt in doodschen slaap, diep verborgen. Alleen rondom de huizen en in de buurt van de dorpen brachten de vogels nog wat leven; daar piepten en trillerden in de kale nalte hoornen meezen en roodborstjes en heel even hoorde ik een fragment van het dartele lied van den winterkoning; maar zingen was het niet. Ook de musschen waren stiller dan gewoonlijk, en hun bescheiden getjilp had niets van het lente-lawaai, waarmee die bruine druktemakers al in Maart de lucht kunnen vullen. Eén enkele toon, die toekomstige zonneweelde voor den geest bracht, daalde neer van een laag rieten dak; daar zat een jonge spreeuw met natte veeren in de kille mist te klepperen, met bek en vleugels beide. Maar een groote grauwe vogel, een bonte kraai, streek neer naast de kleine optimist; weg vloog de spreeuw' naar een boomtak en dook den kop in de opgezette veeren, als werd hij op het gezicht van den grooten wintervogel zijn vergissing bewust en schaamde hij zich over zijn voorbarigheid. Alles wat de wintermist trotseeren moet, dringt zich samen om de menschelijke woning; daar is warmte, daar is medelijden, daar is luwte en voedsel. Maar verderop schuilt het vrije leven weg in de aarde, in spleten en scheuren onder doode bladeren en naalden. Op de sloten ligt het dunne ijsvlies vol ronde gaten, als een versleten kleed door de motten uitge vreten. In de bruine pappige bodem die hier en daar te zien komt, slapen salamanders en kikvorschen en steenkarpers. Dik ligt het korstmos op de eiken-stam men ; het zuigt de natte lucht in en zwelt op tot grijze kussens en vult de diepste groeven. Ook dit zijn slaapeteeën, ook daar onder liggen star en stijf, rupsen, poppen, vlinders, kevers, bijen, wespen, al het klein Nationaal Bureau van Vrouwenarbeid. Het Nationaal Bureau van Vrouwenarbeid deelt mede, dat verschenen is No. 9 der goedkoope uitgaven van het bureau (oorspron kelijk opgenomen in de Vragen des Tijds van October 11.), Wenschelijkheid en werkelijk heid", een bijdrage tot de kennis van het leven der arbeidster-moeder, door Marie Jungius. directrice van het Nat. Bur. v. Vrouwen arbeid, Overzicht van een onderzoek by de verloskundigen in Nederland in zake de na leving door de arbeidster-moeder van art. 8 der arbeidswet: het is verboden een vrouw arbeid te doen verrichten in fabrieken en werkplaatsen binnen 4 weken na hare be valling."" Het werkje is tegen vergoeding van 25 ets. aan het bureau ('s-Gravenhage) verkrijgbaar. Tot antwoord, Mijnheer Dishoeck, laten we nu toch nuchter de zaak bezien. Als iemand een boekje ont werpt en de plaatjes met zijn initialen onderteekent, dan is hij de maker ervan en alleen de maker ig verantwoordelijk voor den inhoud. En waar ik de uitgaaf van dit boekje afkeurde om de m.i. zoutelooze rijmpjes en om de slechte teekening der plaatjes, daar raakt het mij als recensent toch niet of M nu op die uitgaaf heeft aangedrongen. Dat is een zaakje tusschen u en den heer de F. Ik heb den inhoud besprekende met den maker daarvan te maken, die zich zooals ik zeide heeft doen kennen door de plaatjes elk met de F te onderteekenen en in de opdracht te zetten Voor Paul de F van zijn vader." Ik kan er nu toch werkelijk niets aan doen als die de F een wezenlijk persoon voor mij is geworden, mans genoeg om ver antwoordelijk voor eigen werk te worden gesteld. Maar 't heele zaakje is te kinderachtig om er lang goeden tijd mee te verknoeien. Alleen, ik geloof dat het niet kwaad is op het gebied van kinderliteratuur en pren tenboek wat scherp in oordeel te zijn, waar nu we even op den goeden weg komen, er dadelijk weer zooveel geliefhebber in is, al is het dan ook met de beste bedoeling. Daarom bevreemdt het mij ook, dat u het dwaas vindt, dat ik dit boekje als ernstig kunstgewrocht" behandelde. Kunstge wrocht" is wel een heel zwaar woord, maar ernstig"' wil ik graag van u overnemen. TR. KKUYT?HOOEEZEIL. Jniste MM, f Antwoord aan den lieer J. W. Gerhard). Door ongesteldheid kom ik er eerst nu toe, het ingezonden stukje van den heer Gerhard in No. 1484 van dit blad, waarin hij opkomt tegen mijn kritiek op zijn Roseggervertaling, te beantwoorden. Ik kan trouwens in mijn repliek kort zijn. De heer G. toch bewijst zelf door de manier waarop hy zijn werk verdedigt, dat mijn op vatting juist was. Hij legt een paar yan de zinnetjes die ik aanhaalde als zijnde niet direkt voorbeelden van lossen stijl en mooie taal, naast het oor spronkelijke, en denkt me te verslaan door te bewijzen, dat Rosegger-zelf 't heusch precies zoo gezegd heeft! Dit laatste nu was voor mij geen nieuws. 't Is alleen maar jammer dat zoo iets in onze taal geheel anders klinkt dan in 'tDuitsch! Dat de heer G., met ernst en nauwgezetheid zijn taak heeft opgevat, daaraan twijfelde ik geen oogenblik. Ik meen zooiets zelfs gezegd te hebben in mijn eerste artikel. Dat hij met het werken der Jugendschriftenausschüsse" bekend moest zijn, was me ook al gebleken uit zijn inleiding, zoodat ik alles wat hij aanvoert om dit feit nog eens te bewijzen, gerust stilzwijgend kan voorbijgaan. Dit alles kan toch hoogstens mijn bewering staven, dat iemand die weten kan hoe vinnig juist de Hamburgers" strijden tegen derge lijke plaatjes en een dergelijk uiterlijk als waarmee hier het door hen zelf met zooveel piëteit en liefde voor de jeugd bijeengebrachte gedierte, dat zonder zon, zonder lucht en warmte niet leven of bewegen kan. Dieper in 't bosch, onder saamgewaaide hoopen blad, heeft de egel zijn winterbed gegraven; daar ligt hij, opgerold, den snuit onder het lijf, en ademt nauwlijks. Waar de bodem ruller is en 't zand met een dunne moslaag is overtrokken, hebben hagedis en hazelworm en gladde slans; zich terugge trokken, toen de eerste vorst hun leden dreigde te verstijven; nu slapen ze door, koud en stijf als dood. Wat is dat toch een vreemd verschijnsel die winterslaap l Oppervlakkig beschouwd lijkt het heel verklaarbaar. De kikvorschen en hagedissen moeten leven van insecten, als de prooi tegen den winter gaat slapen, moeten de verdelgers volgen of omkomen, werk verschijnt, deze manier van uitgeven eigenlijk niet had moeten. dulden. Wanneer men maar voet bij stuk houdt, komt men ver, ook bij onze uitgevers. En dan wou de heer G. nog weten of ik, als een van mijn werkjes gedrukt voor me ligt, er niet altijd nog gaarne hier en daar iets in zou willen veranderen? Als hem deze verzekering gerust stelt, wil ik wel erkennen dat dit heusch het geval is. Ook dit doet hier echter weinig ter zake. Ik zou dan op een enkel woordje ook niet gevit hebben dat ig mijn gewoonte niet. 't Was vooral de opvatting van den heer G. waartegen ik even meende te moeten protes teeren. Hoe hooger de oorspronkelijke auteur staat, des te talentvoller moet ook de vertaler zijn, die zijn werk wil vertolken. Hij toch moet den f/eest van den schrijver weten weer te geven in woorden en zinnen,, die ook in de vreemde taal welluidend klinken. Hij moet zich niet alleen in den inhoud volledig kunnen inleven, maar dien ook weten om te vormen tot een harmonisch geheel. , Scheppend talent kan h\j ontberen, maar woordkunstenaar moet hij zijn in ongeveer dezelfde mate als zijn voorbeeld. x Juist omdat dit door de meeste onzer ver talers nog niet genoeg wordt ingezien, moest het eens gezegd worden. Het is zoo heel eenvoudig, en toch geven velen er zich geen rekenschap van! _ N. VAN HlCHTDM. De wegende yronw. Geachte Redactie.' Het stukje in uw blad van Zondag 17 Dec., getiteld : De Werkende Vrouw" door M. R., is waard eens nader te worden be sproken. Ik begrijp n.l. niet welk nut, dergelijke algemeene beschouwingen over het vrouwen vraagstuk en aanhalingen zoo als die van Lucas Malet, kunnen stichten. Is het dan iets zóó bijzonders en onnatuurlijks dat meisjes, die niet getrouwd zijn en wier werkkrachten in het huisgezin niet absoluut noodzakelijk zijn, zooals juist menigmaal in de intelligente middenklasse bet geval is, dat zulke meisjes toch werken willen? Haar geldt hier n.l. de aanval van Lucas Malet. Is het integendeel niet veel onnatuurlijker en bepaald ook verderfelijker, dat die jonge menschen niets of prulwerk verrichten of zoo'n beetje liefdadigheid spelen? Waarom zouden werkzame meisjes later geen goede moeders worden? Bewijzen ziju er te over, dat juist die meisjes wel degelijk het huwelijk en het moederschap niet versmaden, ten minste in ons landje niet. En het is toch meestal volstrekt niet de zucht om onafhankelijk te zijn die voorheerscht by dezulke, maar wel de wil om bezig, nuttig bezig, te zijn. Mij dunkt juist die huisvrouwen of aanstaande huisvrouwen zullen in de toekomst voorbeelden zijn van plain living and high thinking" en niet de mode-en-gezelschapsvrouwen uit dienzelfden stand, aan wie het meedoen zooveel jonge gezondheid en geestkracht kost, 200 dat ze alles behalve goede en degelijke moeders zijn, al hebben ze ook een huis vol kinderen ! Want de zoogenaamde wörelckmoet in alles zy'n eisch hebben enbij.zlfli afmattend werk als dit schiet menige kracht te kort en zoo'n leven is geen diepe stroom, begrensd door enge oevers, wier ondergrondsche werkingen onberekenbaar groot zijn." De meeste levens tot vóór eenigen tijd waren vrij oppervlakkig; van het echte, degelijke opvoeden, van het tijd geven aan de kinderen geen kwestie. Ze werden wel verzorgd maar meer ook niet en veel moe ders wisten niet beter. Op de kostschool, niet thuis, werden ze menschen, met het gevolg dat het geen zelfstandige menschen werden. En is dit dan toch het doel niet bij slot van rekening? Mag een goede moeder geen zelfstandig karakter bezitten? Meer nog dan op den Vader rust veelal op haar de opvoeding der kinderen ; is daar geen geestkracht voor noodig? Van haar verstand hangt dikwijls de rust van het gezin af, terwijl de man in beslag wordt genomen door den strijd om het bestaan. dat spreekt van zelf, zou men zoo zeggen. Dat is een kwestie van oorzaak en gevolg, nietwaar? De insecten- en amphibiëneters moeten wegtrekken of slapen gaan; de vogels doen 't eerste; de hagedissen, slangen, egels, vleermuizen blijven, maar stellen hun maag op non-activiteit door te gaan winterslapen. Toch is het natuurverschijnsel, dat wij met den algemeenen naam winterslaap aanduiden, lang zoo eenvoudig niet als 't ly'kt, 't heeft al heel wat natuurkundigen aan 't studeeren en experimenteeren gezet en 't is tot nu toe vrijwel een onopgelost probleem gebleven. Het slapen den geheelen winter door, van egel, pad en vleermuis, van 't mormeldier en van den zevenslaper, voor (j ii 7 maanden zelfs, is onderzocht op alle mogelijke manie ren. Stellig heeft de voeding er heel veel mee il De Zevenslaper. Zou nu het jonge meisje, dat in haar on gehuwden staat zich zelf tot werken dwingt en zich ontwikkelt daardoor onbekwaam worden, om te zijn, wat zij wezen moet? Welnu ik geloof dat niet wel, dat wereldsche zin, lust tot vermaak, enz. groote struikel blokken voor het moederschap zijn; maar werkzaamheid en degelijke ontwikkeling nooit! Bij enkelen kan soms die zoogenaamde vrijheid" tot een ongewenschte overdreven heid hebben geleid, dit is daarom nog geen reden, om daar alle mogelijke minderwaardigheden aan vast te knoopen. Misschien willen ook sommigen niet trouwen, die anders allicht om verzorgd te zijn, tot een huwelijk waren overgegaan; welnu er zijn immers vrouwen genoeg. Niet alle jonge mannen willen vóór alles vader zijn, 't lijkt er vol strekt niet op! Veroordeelt men in de Katho lieke kerk de duizenden en honderdduizenden die zich aan den plicht van Vader en Moeder zijn onttrekken ; zij doen dit met een loflijk doel dikwijls; maar bepaalde roeping voor het huwelijk voelen zij dan toch ook niet. Neen, laten we ons voor overdrijving in den zin van Lucas Malet wachten en geen verkeerde begrippen helpen verspreiden; maar integendeel helpen om om in de vrouwenkwestie het goede te zoeken en tot zijn recht te brengen. (Een oude moeder, die met belangstelling de nieuwe strooming volgt}. Voorspellingen van 'madame de Thèbes, aangaande het jaar 1906. Een leerling van madame de Thèbes. Mevrouw de Thèbes, is de welbekende Parijsche clairvoyante, de profetes, de vrouw, voor wie de menschelijke hand is, als een opgeslagen boek waaruit zij met groot gemak en rustige zekerheid leest. Mevrouw de Thèbes is geen alledaagsche waarzegster; geen juffrouw met een zwarte kat op haar nek, en eene die werkt met het ei, of met koffiedik". Deze Gallische profetes die kennelijk brood eet, want de foto vertoont haar als een gezellig dikkertje van middel baren leeftijd, een smaakvol gekapte en gekleede vrouw, heeft een speciale studie ge maakt van de menschelijke hand en de daarin sluimerende raadselen. Twee- il drie honderd handen worden haar jaarlijks voor gehouden, met verzoek daaruit te lezen wat de toekomst /,al brengen. Men meene niet, dat de clientèle van madame de Thèbes hoofdzakelijk bestaat uit goed-geloovige, nieuwsgierige, zenuwachtige vrouwen. Xeen ! de drempel der profetes wordt inzonderheid betreden en gesleten door diplomaten, militairen en kunstenaars. De werkkamer van madame de Thèbes, is een waar museum van afgietsels van mannen- en vrouwenhanden. De formatie der hand, het model van haar slanke of vleezige vingers, haar spitse of of vierkante vingertoppen, haar lijnen, bergen en dalen, zijn al te gader een richtsnoer voor de onthullingen der chiromancienne" Alexandre Dumas, misschien een tikje bijgeloovig en tot het geheimzinnige gedreven door Creoolsen bloed, dat in zijn aderen stroomde, was een intime vriend van madame de Thèbes. Tot haar tegenwoordige vrien den behooren : Ernest Daudet, Adolphe Brisson, Jules Claretie en Camille Flammarion. Men" zegt, dat koning Eddy bij zijn jongste bezoek aan Parijs, ook een entrevue had met de clairvoyante. Madame de Thèbes voor spelt, dat 1906 zal zijn : une folie année". Belgiëzal een voorname rol spelen in poli tieke hervormingen. Frankrijk's bekommernissen zullen ver meerderen. Duitschland zal hél ernstig bedreigd worden. Aan het eind van 190<> zal Europa's aan dacht zich concentreeren in Turkije. Oorlogs-geruchten zijn in de lucht. Madame de Thèbes heeft echter geen gegevens, die uitloopen op een botsing. Groote verliezen zullen worden geleden in de kunstenaars-wereld. Eenige kunstenaars zullen omkomen op zee. Tot de door madame de Thèbes in ver vulling gekomen profetieën ' behooren : De schrikke'ijke brand van den weldadigheidste maken; maar het ontbreken van voedsel kan de eigenlijke oorzaak niet zijn. Sommige dieren vallen al in den winterslaap in Au gustus, lang voor het voedsel ontbreekt; sala manders vindt men al zelden meer in Sep tember en dan wemelt het nog in de slooten van hun gewone voederdiereu. Dit verschijnsel vindt een tegenhanger in 't vroege trekken van sommige vogels zooals gierzwaluw en ooievaar; die gaan in Augustus van ons heen, juist als ze hier het best en 't gemakkelijkst aan den kost konden komen. Ook de koude is 't niet, die tot trekken en slapen dringt. Er zit een erfelijke gewoonte achter dien geheimzinnigen drang tot slapen. Men heeft getracht het verschijnsel te ver klaren door den ijstijd te hulp te roepen, maar afdoende is ook dit middel niet. Prof. Forel heeft eens een aantal van de onverbeterlijkste slapers: hazel- en eikelmuizen en ook de knaagdieren, die er zelfs hun naam aan te wijten hebben, de zevenslapers ? den heelen winter wakker gehouden, door ze in een zwak verwarmd vertrek volop voedsel te verse natiën; en... in Mei vielen ze voor maanden lang in vasten slaap; de oorzaak zit dus wel dieper. Dat de winterslaap iets is, dat tot het wezen van het dier behoort, bewijst trouwens de voorbereiding tot dezen toestand van rust; ook de inrichtingen in 't lichaam, die 't opnemen van voedsel tijdelijk overbodig maken. Algemeen bekend is het, dat de dieren zich letterlijk vetmesten, vóór zij zich terugtrekken in hun winter-slaapsteden. Onze overoude zegswijze teren op zijn vet'1 is inderdaad en terecht aan de natuur ontleend. Van dassen, egels en karpers vooral wist men al lang bij ervaring dat ze zich tegen den winter een vetbuikje hadden opgespaard en ook was 't bekend, hoe mager ze bij 't ontwaken waren geworden. Dit nu evenwel was wel eenigszins in strijd met de meening van de mannen der weten schap, dat namelijk een dier alleen van vetniet kan blijven leven, ook al is dat leven zoo weinig krachtig als bij een dier in winter slaap, maar dat er stikstofhoudend voedsel noodig is. Toch is des Volkes Meinung" hier, zooals in vele gevallen, de ware gebleken door een onderzoek op egels, door Carier en Evans niet lang geleden ingesteld. De egels houden er een klier op na. die de winterslaapklier is genoemd, en die speciaal dient, bazaar in de rue Goujon; de Boeren-oorlog; de moord op het Servisch koningspaar Alexander en Draga; de ontdekking van het radium. * * # Over chiromancie, clairvoyance, somnambulisme, hypnose, suggestie, auto-suggestie, médiamieke kracht en spiritualisme ; over het zienlijke en onzienlijke, over sterfelijkheid en eeuwigheid, over dankbaarheid en berus ting voor het heden, over hoop- en troostvolle verwachtingen voor Namaals", spreekt en oordeelt een ieder volgens persoonlijke ge aardheid en geestelijke ontwikkeling. Lachen, schouder-schokken, schamperen, smalen zijn minderwaardige uitingen wanneer zij bedoeld worden als afdoende antwoorden ep vragen die door ons niet grif-weg beantwoord kunnen worden. Vrouwen voelen zich door aangeboren nieuwsgierigheid, fantasie en lust tot overdrijven, over het algemeen mér aangetrokken tot het geheimzinnige en tot het Ibseniaansche wonderbare", dan mannen. Heel toevallig maakte ik, in Mei j.l. in mijn hotel te Milaan, kennis met een jongen Zweed. Artist, zanger... en leerling van madame de Thèbes ! Op zekeren avond vleide myn Zweed, zóó gitzwart, dat ik hem eerst voor een Italiaan had aangezien, zich met een boek in een sofa-hoekje, vlak naast het bureautje waaraan ik zat te schryven. Hij las: Sur la branche". Ik vertelde hem, dat ik juist de auteur van zijn lectuur, Pierre de Coulevain, in Parijs had gesproken. .,C'est tonnant, comme cette femme crott il la destinée" zeide mijn Zweedsche zanger. Hij stond op, zag een paar brieven en brief kaarten door mij geschreven, voor mij liggen, nam lachend een briefkaart in de hand en vroeg: mag ik? Hij tuuide op de briefkaart geschreven in een taal de Hollandsche waarvan hij geen syllabe kende. Ik, persoonlijk, was hem be kend, als de eerste de beste mogelijke be woonster van de maan, Jupiter of Mars. Toen lichtte hij over de onbekende een karakteristiek, die mij verbaasde, U is grapholoog ?" Een beetje. Vél beter kan ik uit de band lezen, dat heb ik van madame de Thèbes in Parijs geleerd. Mag ik de lijnen van uw banden eens zien ?" Het incident vermaakte mij. Wij gingen aan een tafeltje zitten. Hij plaatste een electrisch lampje dat op tafel stond, vlak bij zich, zoodat het licht mijn handen goed bescbeen. Ernstig gluurde en keek hij in de rechterhand. Xu en dan werden vergelijkingen gemaakt met de geheimzinnigheden uit de linker-hand. Aan gezien ik mij-zelf niet mag vrijpleiten van een ietsje bijgeloovigheid, verzocht ik den jeugdigen Zweed, die aan het conservatoire te Milaan de Italiaansche zangmethode waar aan hij verbazend het land had, bestudeerde, mij te vertellen wat hij wilde uit het heden en het verleden, maar met gén woord te reppen over de toekomst. Vraagt men mij nu, of ik Iets begrijp van die handen-lezerij dan zeg ik volmondig: neen! Wat ik echter wét, maar niet begrij p, is, dat de leerling van madame de Thèbes feiten en voorvallen opsomde uit mijn kinder en jonge-meisjesjaren die ik niet kan looche nen. Ook wist hij hél nauwkeurig te zeggen, op welken leeftijd ik trouwde. Slechts ne onjuistheid was in zijn relaas! Hél grappig was het, dat hij de zwijgende hand mér geloofde dan den sprekenden mond ! Hij bleef bij zijn bevinding: C'est curieux, c'est curieux, car <;a y est pourtant" ! Dit overtuigde mij, dat madame de Thèbes en haar adepten, lezend wat er staat, een lezing kunnen geven bezijden de waarheid. CAPHICE. -X- # * A lexandra-puddiny. Benoodigdheden : eieren, 60 gram suiker, l % deciliter citroen, 3 deciliter melk, l theelepel vanillepoeder, bessengelei. Bereiding : Klop de eierdooiers met de suiker en de vanillepoeder, voeg den room en de melk toe. Klop het eiwit heel stijf en vermeng het met de gereed gemaakte massa. Wrijf een gladden puddingvorm in met boter, bedek den bodem met een bebo terd papier en vul den vorm. Sluit den vorm met een beboterd papier. Kook de pudding vijf kwartier au bain-Marie, plaats hem daarna eenigen tijd in ijs. Vóór het opdienen de pudding met bessengelei garneeren. om het dier 't leven mogelijk te maken zon der voedsel te gebruiken, ook al duurt de winter wat lang. Tientallen van slapende egels zijn zorg vuldig onderzocht, gewogen en ontleed in verschillende tijdperken van hun slaap. Er kwam een tijd, dat al het vet, opgezameld in de weefsels en om de ingewanden, was opgeteerd en toen begon de winterslaapklier vet af te staan, om de ademhaling en daar mee 't leven te onderhouden; van eiwithoudende deelen was zoo goed als niets verbruikt. Ook vleermuizen in winterslaap zijn in groot aantal onderzocht, waarbij 't zelfde bleek ; het vet alleen is in staat deze dieren den winter door te helpen. Daarbij zijn tevens allerlei proeven genomen, die hebben doen zien wat er eige nlijk gebeurt in 't lichaam van zoo'n dier, dat slaapt alsof 't dood was. Bij den gewonen dagelij kschen slaap zijn net als bij ons, alleen de groote hersenen uitge schakeld van de electrische leiding, die wij leven en bewustzijn noemen; in den diepen winterslaap zijn ook de kleine hersenen buiten werking gesteld, en 't verlengde merg werkt maar heel zwakjes terug op prikkels; het ruggemerg alleen reageert wat sterker. Een onderzoeker drukt het zoo uit; een winter slaper leeft als een dier zonder kop. Behalve die merkwaardigheid van langen tijd te kunnen leven zonder stikstofhoudend voedsel (dat een dier nu eenmaal niet kan opzamelen als reserve) en tevens als 't ware zonder hoofd, trof het bij 't onderzoek dat de dieren, die een winterslaap houden, kunnen afgekoeld worden tot op \1A graad Celsius zonder te sterven; terwijl andere dieren, althans de volwassene, al met een bloedtemperatuur van 19 graden te gronde gaan. Dat alles is al bewijs genoeg dat onze winterslapers heel bijzondere dieren zijn, doel matig ingericht om tijdelijk bijna dood te zijn en, juist dit als't voor hen zoo moeilijk is aan den kost te komen, 't Was voor velen onzer een geluk, als wij menschen ook zoo'n buiten kansje konden genieten, liefst met keuze van tijd. Die wensch heb ik ook wel eens hooren uiten en van ganscher harte; maar dat kan nu eenmaal niet wij missen helaas de win terslaapklier, we zijn er heelemaal niet voor geschapen. E. HEIMANS.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl