De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1905 31 december pagina 1

31 december 1905 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSÏEËDAMMEE A°, 1905. WEEKBLAD VOOR NEDERLAND recLactio Dit nummer bevat een bijvoegsel. ?van. J". D IE3 IC O O. Uitgevers: VAN HOLKEMA & W ARENDOEF, Heerengracht 457, Amsterdam. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). Abonnement per 3 'maanden ,....,/ 1.50, fr. p. post f 1.65 Voor Indie per jaar B mail 10. Afaonderüjke Nwmmers sten de Kiosken verkrijgbaar , 0.121/» JKt blid u verkrijgbaar Kiosk 10 Boulevard dsa Ctpuciaea .tegenover het Gr»o<l Café, te Parijs. Zondag 31 December, Advertentiën van 1?5 regels f 1.10, elke regel meer. . . .* . . f 0.20 Reclames per regel . 0.40 Aanonces nit DuitscUand, Oostenrijk en Zwitserland worden uitsluitend aangenomen door de firma RUDOLF MOSSE te Keulen en door aue filialen dezer firma. Ce prijs per regel is 35 Pfennig. INHOUD: VAN VEREE Etf VAN NABIJ: Bezui niging en Volksleger. Gemeentebelangen, door L. Simons. SOCIALE AANGELEGEN HEDEN: De toestand <der klerken bjj de rechtelijke macht, door GeraTd<5. Lenselrak. Een landel. loontarief voor 4e grafische vak ken, door B. v. H. FEUILLETON: De ver kochte stem. Naar het Duiteeti, van L. Andro, II, (slot). KUNST EST LETTEREN ::Kembrandt, door dr. W. E. Valentiner en S. G. Veldheer, beoordeeld door JohantBa< oekoopde Jongh. Kungtkring en Pnalehri (Ledentèntponstellingen), door Plaseehaert.?Literair misverstand, I, door G. van Hmlzen. Verzen yan Nico van Suchtelen, door J. B.Schepere Verworpeling, door Hendrik Eben, beoordoor F. A. B. VOOR DAMES: Briefwis seling van Friedrich Nietzsehe met Malwida yon Meyeenbug, over haar boek Mémoiren ?einer Idealistin", door B. ALLERLEI, door Caprice. UIT DE NATUUR, door E. Heimans. Twee kunstvrienden (DeJa?kobgen), (met portr. en af b.) door Vrouwke, ' JPenteekening van H. G. Ibele. Muziek en 'Gymnastiek in de Aesthetische Opvoeding, 311, (slot), door J. W. Gerhard. Boomsche mysteriën, door S. Muller. Ontwerp?teekeningen van Derkinderen in Arti, door P. Dupont.?Per l es de la poésie francaise contem poraine, door E. E. B. Lacomblé, beoordeeld ?door Armand Sunier. FINANCIEELE EN OECONOMISCHE KRONIEK, door D. fibigter. Filosofo-fldeele beschouwingen van prof. Hans Nar, V. INGEZONDEN. . DAMRUBRIEK. ADVERTENTIËN. iiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiimiiiiiiiiiiimiiiiiijiiimiMMiiiiM Bezuiniging en Volksleger". Bij de behandeling van de Staats-begroóting 'zijn, behalve een heele reeks van vechtpartijen met den mond, een paar veldslagen geleverd, waarbij de partijen handgemeen zijn geworden. Het cadeautje van f 1000 p. j. aan Pop door de kerkelijken blijkbaar be schouwd als een douceurtje door de vorige Regeering een haar geliefd ambtenaar toe gedacht?en de Velserbrug ea pont joegen rechts tegen links in.het harnas ? zoodat Waterstaat ditmaal het meest poli tieke aller hoofdstukken moest schijnen; en dan de strijd om Staal, waarbij Rechts den liberalen steun verleende, en sociaal- en vrijzinnig-democraten te samen de unie-liberalen in de haren vlogen. Dit laatste ge val heeft natuurlij k meer dan al wat daaraan is voorafge gaan, of daarop is gevolgd, de aandacht getrokken, wijl het de concentratie be treft, die hierdoor een knak heeft gekregen. Nu, wat ons aangaat, deze zijde der zaak achten wij de moeite van een nadere beschouwing niet waard. Vóór de concen tratie als verkiezings-manoeuvre werd ondernomen door Borgesius en Drucker, en wie verder aan dat werk hun krach ten hebben gewijd, toonden wij er zeker van te zijn, dat dit beginselloos gescharrel en geknutsel tot niets anders zou kunnen leiden dan tot een onzuivere partijgroepeering, waarbij alles wat op een klare leus mocht gelijken bij een kabi netsformatie moest ontbreken. En thans reeds hebben de feiten ons in het gelijk gesteld. Een kabinet, na lang in het duister rondtobben, verschenen als een Borgesius-gewrocht, is nu gebleken een OTgesius-gedrocht. Zeker ook wij hebben medelijden met de Vrijzinnig-Democraten onder de Staalfurore, waaraan ons arme land wordt gewaagd,maar zouden de ernstige VrijzinnigDemocraten tot zich zelf ingekeerd, kunnen ontkennen, dat zij in dezen Staal hun loon hebben ontvangen voor hun, de eigen partij discrediteerend, verkiezingswerk ? En als zij bedenken, dat de ijzervreter, die hen zóó minacht, allicht zal begrepen heb ben, hoe hij zijn vrienden van de Tweede Kamer moest belgen, wilde hij niet in de Eerste Kamer ondergaan, zullen zij dan nog zich willen aanstellen als hadden zij nooit aas advies vernomen: elke libe raal bèioort het beneden zijn waardig heid ttln Strijd met zijn constitutioneelen zin te achten, plaats te nemen in een liberaal ministerie, dat volkomen van een sntr-liberale meerderheid in de Eerste Kfcmer afhankelijk is. Deze fout, die alleen had kunnen worden voorkomen dó« dadelijke grondwetsherziening tot voorwaarde te stellen, zal zich telkens wreken, en uit haren aard de liberale regeerders en hun partij tot dieper de moralisatie voeren... als streefden zij er naar d,ea weg van de kerkelijken naar het regeerkasteel op nieuw te effenen. * * Zoo komt er dan met Staal aan het roer niets yan bezuiniging althans niets van zulk een bezuiniging, dat daardoor de finaneieele toestand van Nederland, die betrekkelijker wijs met het jaar slechter wordt, iets merkbaar verbetert. En van alle politiek is een verminde ring van de beide Defensie-hoodstukken te samen met tien h twintig millioen, de eenige, welke baat kan geven, zóó dat de natie reden heeft tot dankbaar heid .en meer vertrouwen op de toekomst. De millioenen te -veel aan oorlog toe gestaan, maken ons land tot een achterlijk land, in schier elke richting, in stad en dorp. "Wij kunnen een aantal dier milli oenen eenvoudig niet missen, willen wij in welvaart en beschaving met de ons omringende volken gelijken tred houden. Nu is bezuiniging een mooi woord, maar in den zin, dien men bij Oorlog en Marine daaraan hecht, kan het slechts geringe verlichting, geen bevrijding brengen. Of Staal of een ander de portefeuille draagt, zoolang de Kamers voor het meerendeel bezet zijn met mannen, die ons verdedigingsstelsel, hetzij dan met of zonder volksleger, in hoofdzaak willen handhaven gelijk het nu is zal meu al bezuinigende het totaal bedrag voor de defensie misschien iets langzamer zien rijzen maar stijgen doet het toch ... en, daar moeten een twintig millioen vrij komen. Hoeveel kan Nederland voor zijn de fensie missen? Twintig a dertig millioen is dat niet een voldoende verzekeringspremie, en dan, indien deze even veel dat wil zeggen even weinig verzekert, als veertig a vijftig millioen ? Twintig a dertig millioen is toch ongetwijfeld een respec tabele som voor een volk van ruim vijf millioen zielen: een volk, dat in menig opzicht geen gunstig beeld vertoont in vergelijking met zijn naburen; dat in industrie arm is, in handel ondanks zijn bezit van koloniën moeite heeft zich staande te houden, en alleen groot is in transito-bedrijf. Een volk dat zooveel onvervulde behoefte heeft... en gewoon is op een hoogen voet te leve'n, gevolg van vroegeren voorspoed. De hoofdfout yan ons tegenwoordig stelselloos verdedigingsstelsel is, dat wij, die alleen geroepen kunnen worden tot een verdediging onzer neutraliteit, en daarvoor een. leger behoeven... en. niet eens sterk of rijk genoeg zijn, om zulk een leger behoorlijk in te richten, er bovendien een vloot blijven opnahouden, tot voldoening van onzen trots op onze grootheid van vervlogen jaren. Dat er nog iemand zou zijn, die de toekomst ongeruster zou tegengaan, als Nederland in het geheel geen vlootje had, valt moeilijk aan te nemen. Ieder een weet wel, dat de natie's, met welke wij in oorlog zouden kunnen komen, ons ter zee, zóó veel óvermogen,' dat enkele kleine oorlogschepen, ons niet alleen niet redden kunnen, maar dat het bovendien, naar het juiste woord van de Standaard, MISDADIG zou zijn, ze tegenover de kolos sen van Engeland of Duitschland te stellen. Was dan ook ons vlootje niet een erfenis uit tijden, toen ook een kleine natie gelijksoortige zeekasteelen op stapel kon zetten als een groote, geen sterveling zou er aan denken, in onze dagen, onder de tegenwoordige omstan digheden, Nederland tot het bouwen van oorlogschepen aan te sporen. Natuurlijk, nu eenmaal Nederland iets heeft, dat op een marine gelijkt, ontbreekt de kring niet van personen, die, om welke reden dan ook, haar in stand wenschen te houden. Wij zeggen: de kring van personen, want geenszins kan men hierbij van het Nederlandsche volk spreken. Mochten de Heeren het niet gelooven, ze moeten maar een» de proef nemen met een volksstemming over de wenschelijkheid van het voortbestaan van dit verdedi gingsinstituut. Zeker, wij zouden ge lukkig zijn, wanneer wij, evenals België, dat toch ook een kust heeft, van zulk een last, als een volstrekt onvermogende oorlogsvloot, waren bevrijd; zelfs al wierd het totaal van het jaarlijksch budget er niet door verminderd. Immers dan be stond er toch kans, dat althans onze verdediging te land in orde zoude zijn, terwijl wij nu, te zwak en te arm, om aan beide verdedigingsmiddelen te geven wat hun toekomt, op een kreupelen mili tair gelijken, te gebrekkig om den spot, van wie hem ziet meeloopen, te ontgaan. Nu is er aan de vloot altijd iets poëfisch, en het is wel te begrijpen, dat lieden, die de nooden des volks minder gevoelen, en het nadeel, dat haar millioenenvretend bestaan aan de nationale ontwikkeling en welvaart veroorzaakt, gemakkelijk voorbijzien, in het lyrische vervallen en haar als iets bijster nuttigs ver heffen ; hetzij dan om de vlag, die het monster draagt, hetzij om de admiraalssteek van den Prins Gemaal, den repre sentant der Kroon. Dit is niet zoo moeilijk te vergeven, maar veel grover en brutaler is de tweede fout van ons defensie stelsel. Immers niet in staat om n een leger n een vloot het hunne te geven, heeft het militair bewind dat nooddruftig halve leger nog voor een goed deel van kracht beroofd, door aan zijn fortificatieliefhebberij bot te vieren... en te bou wen de Vesting-Am8terdam.Ah,al begreep men evengoed als ieder leek, dat het tegen Duitschland geen vechten zou zijn, daar moest dan toch ergens een plekje zijn, waar, bij een eventueelen krijg, de bloem zou kunnen tieren der Militaire Eer. Dat men, eenmaal in het een of ander gat gekropen, daar niet meer uit zou komen, tenzij als overwonneling... welk redelijk mensch twijfelt er aan ? Immers men denkt ten onzent aan geen anderen vijand, dan aan een, die ons maken en breken" kan. Maar er moest dan toch in elk geval op groote schaal zoo lang mogelijk gevochten zijn. Welnu, daarvoor koos men de hoofd stad, met haar omgeving van uren in den omtrek, rot inzet. Het beste dat Nederland bezat, de stoffelijke en zooveel andere belangen van een bevolking van minstens zes honderd duizend zielen er aan gewaagd Waarvoor ? /eker, ware 'Nederland een land, yan zij 't slechts vijfmaal de grootte die het heeft, en ware het alzoo denkbaar, dat Nederland zelf nog buiten die vesting over een leger kon beschikken, om de verdedigers te steun«fl! maar neen, een sterkte met zes, zeven honderdduizend zielen be volkt, overgeleverd aan al de ellende van een beleg; gansch afgesloten, aan eigen lot overgelaten, zonder uit zicht op hulp. Deze gruwelijke, wreede uitvinding, ter meerdere gloria van de militaire eer, hebben wij bestreden van den aanvang af; haar als een ramp be schreven, wijl dat roekeloos verdedigingsspel, alleen van .nut zou kunnen zijn voor de groote buitenlandsche mogend heid, die men als aanvaller vreesde. Uitsluitend een machtige militaire Staat, gelegen als Duitschland, zou deze vesting kunnen gebrjiiken, en kwam zij eenmaal ia diens bezit, hoe licht zou diezelfde vesting . dan tevens oorsaak worden bij een strijd tusschen Duitsch land en Engeland of Frankrijk, dat Am sterdam op nieuw tot middenpunt ran het oorlogsterrein werd gemaakt. Het eenig verweer, hetwelk men tegen de oppositie wist te wenden, was de mogelijkheid, dat, bij een insluiting van Amsterdam, er zich een mogendheid zou kunnen voordoen, die de stad wilde ont zetten. En met dit praatje voor de vaak heeft de Militaire cöterie zich den weg weten te openen, om Amster dam en haar omgeving tot een eventueel oorlogs-centrum te vormen, vijftig milli oen weg te werpen, het leger het noodige te onthouden, en de neutraliteit s-verd»diginq tot een bespotting te maken. Daarom, dunkt ons, is er tegenwoordig wel een verstandiger taal te spreken dan die steeds eindigt met de woorden Be zuiniging en Volksleger. Niet dat wij van die twee afkeerig zouden zijn. In tegendeel. Maar van beide zal niets komen, zoolang de totaal onnutte vloot en de volstrekt schadelijke vesting Am sterdam geld blijven verslinden en het stelsel onzer neutraliteits-verdediging bederven. Voor de ontzettende kwaal, waaraan ons land lijdt, veel erger lijdt dan zelfs de kamer-pessimisten willen erkennen, past alleen een uitsnijding en uitbranding van de zieke deelen, het bederf heeft reeds te lang en te diep ingevreten waarlijk, het stinkt! Gemeente-belangen. School-moeilijkheden. I. Ik acht een beschouwing over enkele elementen der school-moeilijkheden, die nu zooveel hoofden op hol brengen en ge moederen warm maken, niet overbodig. Want er valt toch, als we eens rustig kijken, wel een en ander op te merken van dieper grond en wijder strekking, dan we op meetings en zelfs in onze Raadzaal hooren kunnen. En er zijn enkele kanten aan de jongste kweste, die nog wel eens nader belicht mogen worden. Een der eerst opvallende feiten is, dat we in dit geding, als we het zoo noemen mogen, een sterkst sprekend bewijs hebben van de rechteloosheid onzer ambtenaren in het algemeen en van onze klasse-onder wijzers in het bizonder. Ik voor mij heb nooit de meening gedeeld van de voor vechters van een soort van onschendbaar heid van onze ambtenaren. Men moet iemand die voor zijn werk niet deugt, die eigen schappen toont, welke hem voor zijn taak ongeschikt maken, kunnen ontslaan. Eerbied voor de persoonlijkheid mag »M>it gaan boven respect voor het w«rk dut in het algemeen belang te doen valt en »oo goed mogelijk moet gebeuren. Maar «He ondeugdelijkheid moet blijken; en zoomin begunstiging, vooroordeel of zwakhsid mogen meespreken, als het vonnis te vellen is. Hoe nu moet gehandeld worden in het geval, dat een onderwijzer geacht wordt voor zijn taak niet te deugen? Art. 30 en 31 van onze wet op het L. O. bepalen, dat er twee straffen zijn: schorsing voor-én maand, met behoud van salaris, door B. en W. uit te spreken op voorslag van het Rijksschooltoezicht, doch met mogelijke opheffing door den gemeenteraad-, en ontslag, voor te stellen door B. en "W., of door door het Rijksschooltoezicht, en uit te spreken door den Baad. Hoe het onderzoek, dat toch aan elke daad in dezen vooraf moet gaan, gebeuren zal; welke rechtsnormen en vormen daarbij zullen gelden, daaromtrent is niets bepaald, niet in de wet en ik geloof ook niet in eenig bestuurs voorschrift of genieentelijke verordening. Wat aan zulk een uitersten maatregel vooraf dient te gaan, is nergens voorgeschreven, en het een voudige en bij mislukking der verhouding tusschen een hoofd en een of meer klasse onderwijzers vermoedelijk meest doel treffende middel verplaatsing is niet toe te passen, zonder dat er om gevraagd wordt. Waar _zulk een vraag als een schuld bekentenis kan opgevat worden, blijft ze dikwijls uit, juist waar het middel doel treffendst moest lijken. Dosh dan komt de beslissing aan den Raad, en ik mag elk consciëntieus man toewenschen, dat hij vrij blijve v*an de noodzakelijkheid om in kwesties als deze tuchtrecht te moeten helpen uitoefenen, zon der dat de uitoefening daarvan aan eenigen geschreven of overgeleverden rechtsvorm gebonden is. Zonder een paar meer of minder te tellen ik heb in mijn journalistenleven toch zeker een duizendtal strafzaken hooren berechten, en daaraan zal het wel liggen, dat ik in dezen zoo sterk de absolute onmogelijkheid gevoeld heb, orri" in de jongste schoolzaak eenig vonnis te vellen: straffend of vrijsprekend, vóór ik de uitkomsten van een omschreven onderzoek vóór mij had. Maar buiten de Raadsleden, die nu eenmaal eiken schijn zelfs van aanslag tegen het Gezag op het felst meenen te moeten bestraffen, omdat hun geheele levensbeschouwing zich op gezag en onderwerping baseert, waren er zeker velen die zich niet konden vrijmaken yan den inderdaad zeer sterken eersten indruk door de lezing der overgelegde stukken gemaakt, en van het besef, dat er iets gebeuren moest, en ontslag-geven het eenige was, wat volgens de wet gebeuren kon. Jïot een analyse van de beschuldigin gen, en de sterkte van het toelaatbaar bewijs-materiaal, kon een Raadsdebat, zonder proces-vorm, zonder verhoor vau al de be trokkenen, zonder rustig overwegen van de psychologische momenten, heelemaal niet leiden. Wat een jarenlange strubbeling ge weest was, was in de overgelegde rapporten, natuurlijk onbewust, versterkt, geconden seerd ; en vijf dagen na onder den indruk daarvan gebracht te zijn, moest de Raad, zonder hoor- en wederhoor, een beslissing nemen. Want de onverlengbare schorsings termijn liep ten einde! Vergelijk nu deze uitoefening van het tuchtrecht over onze onderwijzers-ambte naren met die, welke in ons werkliedenreglement voor onze gemeente-werklieden is voorgeschreven: een nauwkeurig gegra dueerde bestraffing mogelijk gemaakt, en beroep op een scheidsgerecht, dat de werk lieden mee hebben helpen kiezen; dat de betrokkenen hoort, en zit met het volle besef van te zijn een rechtsprekend lichaam! Niet de jury van 45 personen, die wel niet allereerst gekozen zijn omdat zij zulke voor treffelijke rechters beloven te zijn, en wier aantal in zich zelf een waarborg voor ondeug delijk werk is. De psychologie der menigte heeft immers de waarheid vastgelegd, dat hoe talrijker de menschgroepen worden, des te minder sterk individueel weerstandsver mogen zich in hen kan doen gelden. Een vergadering van 700 menschen kan over een gecompliceerd geval, en vooral als het hun directe belangen raakt, alleen mee spreken met haar gevoel; een tribunaal van 45 personen biedt meer kans om tot individueel wikken en wegen te komen, doch wie een vonnis wil, zooveel mogelijk buiten hartstocht en gevoelselementen ge veld, vrage gehoord te worden voor liefst drie, hoogstens vijf, in stilte en rust zit tende en luisterende personen. Publiciteit van onderzoek geen publi citeit van beraadslagingen, is juisterechtsgewoonte. Ah een gemeenteraad als recht bank of jury moet gaan oordeelen, moet hij precies naar omgekeerde methode han delen. En dit is dus allereerst de conclusie, welke we uit de jongste gebeurtenissen kunnen trekken, dat artikelen 30 en 31 van onze Onderwijswet wel de allerslechtste regeling geven, welke onze onderw zergambtenaren voor de rechtszekerheid hunner belangen kunnen en mogen wenschen. En dat er dus voor de vereenigde onder wijzers alle aanleiding is voor een sterke, principieele actie tot wijziging der wet op het L. O. ten dezen; althans om te komen tot de mogelijkheid, dat de uitoefening van het tuchtrecht ook voor hen worde onder worpen aan de uitspraak van een scheids gerecht. L. SIMONS. De toestand der klerken bij de rechterlgke macht. De klerken bij Griffiers van rechterlijke Colleges en van Gerechten en bij Parketten van Ambtenaren van het Openbaar Mini sterie, ofschoon in een tak van Staatsdienst werkzaamheden verrichtende als in andere takken van Staatsdienst door Ambtenaren worden uitgeoefend zijn nog steeds geen Staatsambtenaren. Reeds op 10 Juni 1903 werd aau de Tweede Kamer een ontwerp tot wijziging van de jaarwedden der Griffiers bij de Rechterlijke Colleges en Gerechten en yan daarmede verband houdende wettelijke voorschriften aangeboden, waarbij in artikel vier de positie der Griffie-klerken werd feregeld. Dit ontwerp werd door verscheiene Kamerleden met instemming begroet, doordien verandering zou worden gebracht in de positie van de Griffie-klerken, wier tegen woordige toestand huns inziens dringend verbetering behoeft. Doch o ver het ontwerp werd niets meer vernomen, totdat de rap porteurs over de Staatsbegrooting voor 1905 te kennen gaven dat sommige leden de Parket-klerken, wier tegenwoordige positie evenzeer dringende verbetering behoeft, tot Staatsambtenaren wilden hebben aange steld''. Daarop werden op 17 Februari 1905 drie ontwerpen van wet aan de Tweede Kamer aangeboden, houdende maatregelen tot regeling der Administratieve Recht spraak, waarbij in de artikelen vijftien en zestien van het Ontwerp III (klassen en samenstelling der Gerechten en jaarwedden der rechterlijke ambtenaren en beambten) de positie der Griffie- en Parket-klerken opnieuw werd geregeld. Toch zijn tot heden die ontwerpen nog niet tot wet verheven, zoodat van verbete ring van den toestand der belanghebbenden nog niets gekomen is. Nog steeds zijn deze in particulieren dienst en dus geheel af hankelijk van griffiers of van ambtenaren van het openbaar ministerie. Nog steeds kunnen zij door hunne superieuren naar welgevallen" ontslagen worden. In de meeste gevallen aldus het request, dat onlangs door den Bond van klerken werkzaam bij de rechterlijke macht in Nederland" aan den minister van justitie werd aangeboden genieten zij een zoo gering salaris, dat zij veelal genoodzaakt zijn tot laat in den nacht, zelfs op zon- en feestdagen te arbei den, teneinde met allerlei werk de ver diensten eenigszins te brengen in overeen stemming met hunne noodzakelijke levens behoeften. Het is mij dan ook bekend, dat hetzelfde werk 'aan gelijksoortige griffiën verschillend betaald wordt, zoodat het salaris van den eenen kjerk met dat van den ande ren klerk in gelijksoortigen rang wel eens ongeveer de helft verschilt. En deze toe stand is door het Koninklijk besluit van 8 Augustus 1905 (Staatsblad No. 252), dat in strafzaken minder werk voor den griffier tengevolge heeft, voor de kler ken nog ongunstiger geworden. Juist om deze reden gaat het niet aan hen te laten wachten totdat de Administratieve Rechtspraak, waarmede nog wel eenige jaren kunnen heengaan, geregeld wordt. Hef is zeer wel mogelijk onder aanbreng van de noodige veranderingen in het Regle ment I van het Koninklijk Besluit van 14 September 1838 (Staatsblad No. 36) eene tijdelijke regeling te treffen, eene regeling, die ook reeds door verschillende Kamerleden is aangegeven, waarbij voorloopig eene verbetering zou kunnen worden aangebracht zonder wijziging van de be palingen, welke de financieel^ positie der griffiers regelen. ^ De klerken ter Griffie kunnen door den Staat worden aangesteld op voordracht van den griffier en door den Staat worden be zoldigd, die tevens den maatstaf voor het minimum en maximum salaris en de perio dieke verhoogingen van het salaris aangeeft. De griffier geeft de gelden, die de Staat aan zijne klerken verstrekt, aan den Staat terug. De klerken ten Parkette kunnen door den Staat worden benoemd op voordracht van den Ambtenaar van het Openbaar Ministerie en door den Staat worden be zoldigd, die tevens de salarissen vaststelt, zooals reeds geschiedt ten opzichte van de Parketten van den Hoogen Raad en het Hoog Militair Gerechtshof. Indertijd werd eene zoodanige tijdelijke regeling ook getroffen voor de klerken der Registratiekantoren. Bij deze regeling wenscht de Bond ran klerken werkzaam bij de Rechterlijke Macht in Nederland", dat tevens zal worden vast gesteld, dat de klerken ter Griffiën en Par ketten niet tegelijkertijd mogen zijn deur waarder, zoodat een klerk, die deurwaarder wordt, ophoudt klerk te zijn; dat de klerken bij ziekte hun salaris blüyen behouden; dat de klerken minstens viertien verlofdagen hebben in het jaar. waarvan acht achter eenvolgende met behoud van salaris, zooals reeds voor verschillende takken van Staatsen Gemeente-dienst is vastgesteld; dat de Griffiën en Parketten op erkende Christelijke feestdagen gesloten zullen zijn; dat de klerken deelnemen en bijdragen in het Pensioenfonds, zoomede in dat voor weduwen en weezen, met medetelling der dienstjaren. Met het oog op de stijgende en laat ik er bijvoegen rechtmatige ontevredenheid in het korps klerken is het wenschelijk, dat. met de behandeling van de door ge noemden Bond voorgestelde regeling niet lang worde gewacht. De klerken zeggen terecht, dat de.artikelen 71, 72 en 73 van genoemd Reglement I geen verband houden met den tegenwoordigen maatschappelyken toestand. Hoe eer verbetering dus, hoe beter! GEKARD G. LEXSELIXK.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl