Historisch Archief 1877-1940
Na U88
DE A M STERDAM MER WEEKBLAD T OOR NEDERLAND.
11
De vrijzinnig-democratische Ministers na de behandeling der Oorlogsbegrooting.
De doorgesneden telegraafdraden. CJugend.
VEEOENS en VAN KAALTE (tot STAAL) : Geluk, gij door Borgesius omkranste collega, wij hopen nog lang met u te mogen samenwerken ..."
Een droom van August den Sterke (Bebel).
(Jwjund.)
Kieuwjaarscadeau.
(Albert Guillaume ia den Figaro.)
EtDien dag lazen wij niet verder. (ÜANTK).
[In het Fransche Gele Boek over de Marokko- quaestie
komt niets voor over het aftreden van'Deleassé].
Nu is het werkelijk gedaan! Ik kan niet
eens meer een conJoleantietelegraiu uit Berlijn
verwachten !
Algemeene repetitie voor de conferentie te
Algesiras. (La Silhouetle.)
BÜLOW : Grootinachtigste heer Bebel, ik kom uit naam
van'den Duitschen keizer. De Eranschen en de Kngelschen
hebben ons overvallen. Mag ik zoo vrij zijn te vragen, of
wij ons een beetje mogen verdedigen?' ?.
De dansers kunnen het samen best vinden, maar
het orkest schijnt eeri beetje in de war te zijn.
«lïftiiimiiiiiiiiiiiiiinilmniiiiiiMiiiiiiiiiHimiiMiMHiMilM
i Hiiiiiiiniiiiniiiiii
Het geval A.
Dat scheelde maar weinig, of ik was door
een equipage overreden een keurig spul
letje: twee levenslustige rossen voorop, dan
twee versteende figuren op den bok en daar
achter, in het veerend bakje, twee zwierig
'gedoschte dames met landerige- gezichten;
door dit fijne stelletje was mijn corpus
?vile bijna in 't gasthuis, misschien wel in
't knekelhuis aangeland, en dat
niettegen. s'aande men beweert, datje veeleer door een
mestkar dan door een equipage overreden
wordt. Ik voor mij heb heel nette
mestkarbestuurders ontmoet; zij rijden altoos heel
langzaam en 'wijken behoorlijk uit als er
plaats is. Terwijl de koetsiers van eigen
spulletjes... laatst was de Koningin-Moeder
te Laren op bezoek tf Van Harpen, en voor
de deur van villa STauve stond het fraai
gespan, dat H. M. snel en geruischloos door
'de "heerlijke dreven Van het Gooi gevoerd had.
Hoog op den bok zat statige
rossenbedwingende hof knecht"
xün vrij met Homerus te sprekè.
ij Een boerinnetjèer was natuurlijk nog
al publiek op de been vooy de
gratis-vóorstelling, waarschijnlijk begeerig om ten
minste een weinig'tweedehandsche hofwijding
te ontvangen, maakte een praatje met den
; hooggezetene, waarbij deze groote man de
^volgende Schoöne woorden zijn edelen mond
-.ontwellen liet: Zeg, zyn der hier zqoveel
planten vreters ?" En dat van een, zij. het ook
klein gedeelte der onderdanen van Harer
Majesteit Doorluchte Dochter! Waaruit dan
zou blijken, dat het bovenbedoelde spreek
woord niet deugt, of dat misschien soms
bestuurders van mestkarren per abuis op
hooge bokken terecht komen.
Dit alles echter, waarde lezer is niet anders
dan een goort inleiding tot het geval A.,
?waarover ik u spreken wilde. Want toen ik
daar zoo bijna door den Rijkdom" over
reden werd, was ik juist bezig menschen op
"te sporen, die wat te missen hebben; ik
vrees, dat ge nu reeds een aanval op uwe
beurs vermoedt en misschien is dat vermoe
den jui-.t, zjoda' ik u n'et zo a raden verder
iiMiiinmliimiiiiii
te lezen, als ge niet een beetje scheutig van
aard zij t.
Nu wat het geval A. betreft; een zeer
bizonder geval.
A. was een oppassend man en huisvader,
die echter voortdurend met zijn nautiën
zooals men dat noemt op tamelijk gespannen
voet stond; ik denk tengevolge van een wat
al te royale opvoeding, die' hem gewende aan
een levensstandaard, welke hij later niet kon
volhouden uit'eigen inkomen. *) Niettemin
de man was een ijverig en niet onbekwaam
bouwkundig teekenaar, die met moeite rond
kwam van zijn niet overgroote inkomsten.
Het in dus niet onbegrijpelijk, dat toen hem
de mogelijkheid van een wat ruimer bestaan
werd voorgespiegeld djor de overname van
een kleine fabriek, hij alle krachten inspande
om dat voor hem vreemde vak een deelge
noot met wat kapitaal te vinden en samen
te beginnen. Dit lukte, maar de exploitatie
vlotte niet onmiddellijk en de geldman trok
zich-terug. Vandaar groote moeilijkheden.
Een' nieuwe deelgenoot werd gezocht en
gevon len. Maar nog had de zaak hare
mazelenen pokken-periode niet uitgeziekt, en toen
dit na eenigen tijd wei het geval bagon te
worden, waren de geldmiddelen uitgeput en
dreigde ondergang de niet zeer sterke ouder
neming.
A. zelf was er dus ten slotte niet op vooruit
gegaan; de voorspiegelingen omtrent de
fabriek waren gebleken misleidend te zijn
geweest en inplaats van een ruimer inkomen
h#d hy iru niet alleen niet meer maar boven
dien zware geldzorgen en drukkende lasten.
Dit wat.het stoffelijk milieu van A. betreft.
Wat zijn geestes-leven aangaat vele
lezers zullen zich verbazen, dat iemand met
drukke bezigheden en geldzorgen er ook nog
de weelde van een geestesleven op na houdt l
wat zijn geestesleven dan aangaat, was hij
*; In 't voorbijgaan een wenk voorouders
Voedt uw kinderen toch eenvoudig op, al
kunt ge het nog zoo goed doen". Mocht ge
daard,/or te veel geld overhouden dan wil
ik u gaarne den weg wij'.en om wat bij t
dragen tot opvoeding van stuinpers, die alles
missen!
orthodox-protestant. Ik beu niet zoo heel
goed op de Inogte van de tallooze nuan
ceeringen die allen den eigenaardigen bijtitel
orthodox voeren, en dus elk voor zich alle
anderen voor niet orthodox d. i. in .ronde
woorden onzinnig" verklaren; maar hoe dit
zij, A. was geloovig. en las veel inden bijbel..
Dit nu komt meer voor. Maar bovendien.
stelde hij veel belang in spiritisme, nam
meermalen deel aan séances en vond daarin
steeds meer de bevestiging van zijn geloof
En" toen gebeurde het, d.U in zijne periode
van grootste stoffelijke moeilijkheden, waar
door hij vermoedelijk in groote
zenriwspanuing verkeerde, uit het geestenrijk de bood
schap tot hem k wam;..?Ga en verkondig
mijn evangelie; verlaat alle* en predik voor
de armen op de hoeken van straten en
pleinen, opdat zij troost en kracht vinden in
Hem, die den weg^ gewezen heeft naar het
Kortinkrijk der Hetnelen." '
En. A. die geen rijke jongeling was met
vele goederen, tnaar een echtgenoot en huis
vader in zorgelijke omstandigheden, gehoor
zaamde de stem, verliet alles, zijne vrouw
en de kinderen die bij zeer liefhad, en gin;?
het evangelie verkondigen aan wie naar hem
luisteren wilde. In de stoffelijke moeilijk
heden die hem geheel zijn leven lang maar
vooral den laatsten tij.I vervolgd had len, z.ig
hij ook een aanwijzing dat hij zijn eigenlijke
roeping ontrouw was gebleven.
Nu geel' ik u bij voorbaat toe lezer want
ik weet dat ge reeds bezig zijt A. te
kritiseeren, djt het van die ..geesten" heel
onvoor/dehtig was, zoo'n boodschap te richten
tot een geloovig man met overspannen
zenuwen. Dat was heel onverstandig en ik
twijfel er niet aan of wij lezer, gij en ik,
zullen, eenmaal geesten geworden, heel andere
boodschappen aan zulke arme belichaamden
s'uren; misschien zijn er onder u, die een
chejue getuurd zouden hebben, als daar
ook bank-accounts zijn.
Ik geef o ik heel graag toe straks moet
ik gaan vragen, dus nu dien ik wat royaal
te zijn met toegeven, dat het van dien
A. heel onverstandig was, om er uit te loopen
en zijne vrouw met drie nog scho ilgaande
kinderen onverzorgd achter te laten, om
schooiers te gaan bekeeren.
Zeker, dat lijkt me heel slecht zoo op
het eerste gezicht. Gij en ik lezer, we zouden
dat heel anders hebben ingepikt den S ik.
Wij zouden b.v. gezegd hebben: Hoort eens
heereu geesten, jelui hebt makkelijk praten,
jelui hebt niet voor een vrouw en kinderen
boterhammen en kleeren en woning en
schoolgeld bij elkaar te scharrelen; bij jullie
zijn heel andere sociale toestanden, jullie
werkt heelemaal met gedachte-dingen en die
hoef-je niet te koopen, kun je niet eens
koo'pen. Maar van ons arme belichaamden,
mag je niet vergen, dat we een geheel gees
telijk leven leiden. Weest blij, dat we Zondags
naar de kerk gaan en een cent in het zakje
gooien of een dubbeltje op de open schaal,
als je buurman zien kan wat je geeft. Weest
blij dat we ons geestelijk laven aan de wateren
van B'ton's Magazijn of misschien wel
GroolNmhrland. Meer geestelijk leven mag je vóór
onzen dood van ona hemch niet vergen,
want dan gaan we stoffelijk op de flacon!"
En dan zouden we natuurlijk, zooals ver
standige menschen past, dadelijk naar huis
zijn gegaan en we zouden middelen beraamd
hebben om nog wat kapitaal in ons fabriekje
te krijgen nu de moeilijkste tijd voorbij was,
eu dan hadden we allicht een behoorlijk
bestaan en nog wat over verdiend voor den
ouddn dag, en we leefden en stierven als
eerzame burgers; misschien kwamen we wel
in de Kamer, wat wel de ergste straf. . . ik
b.'doel belooning zou zijn voor ons eerzaam
bestaan. Eu de arme schooiers zouden we
stilletjes voor hun eigen evangelie laten
zorgen en we zouden de dominees, pastoors
en rabbis geen concurrentie aandoen.
Wat zeg ik: concurrentie? Is het geval A.
niet veel erger? Is dit eigenlijk niet wat
de Duitsche wet noemt unlauteres
Wettbewerb"? Want de vent doet het ? ree, gratis
and fur notliing, en hij leeft "of sterft bin
nenkort vaa de povere aalmoezen, hem
door zijn pover gehoor gegeven.
Maar, geachte lezer, wien ik zooveel heb
toegegeven, om met een gerust geweten te
kunnsn vragen en hier naderen wij het
kritieke puat ?, mag al deze onze onder
stelde grootere braafheid en onze verstan
digheid, overtreffende die des dwazen A..'s
mitsgaders die zijner adyiseerende geesten,
mag dit alles, zeg ik, reden zijn om hulp to
weigeren aan de in zeer zorgelijke omstan
digheden achtergebleven vrouw en school
gaande kinderen? Het is een knap gezin,
waar een weinig hulp nog juist op tijd kan
komen, om een vervallen tot diepste stoffe
lijke ellende te voorkomen en aan de
zwaarbeproefde moeder die retds een zeer moeilijk
léven achter zich heeft, een zij 't ook sober
bestaan voor haar gezin te verschaffen. Dat
er toch nog genoeg verdriet voor dit gezin
zal overblijven, behoeft voor den eenigszins
gevoeligen lezer zeker geen betoog. Maar
als we er in slagen het op de been te
houden, is terugkeer van den man en kost
winner geenszins geheel uitgesloten, en is
't dus mogelijk, dat hier alles over eenigen
tijd weer rech kom".
Maar het is een heele toer om door per
soonlijk bezoek een duizend gulden a^poo
bij elkaar te bedelen.
En toen ik zoo rondliep om wat geld op
te duikelen voor dit zeer beproefd gezin,
dit ik eerst onlangs in diepste neerslachtig
heid en wanhoop heb leeren kennen, im toen
ik: daar bijna om zoo te zeggen op straat door
den rijkdom overreden werd, dacht ik zoo:
Drommels er is toch rijkdom genoeg, als
je de menSchen maar bereiken kon, en hen
er op wijzen, hoe zij door welbe-iteede mild
heid bun gezichten wat minder landerig en
mis-chien het bekende oog der naald wat
wijder kunnen maken."
En toen schoot mij te binnen hoe ik wel
licht door tusschenkomst van de Koningin
der Aarde menschen zou kunnen bereiken,
die bereid zijn wat af te staan van hun
overvloed om hier te helpen. Mogen dan
reien op dit beroep in hunne beurs tasten
en een flink bedrag zenden voor het gezin
A aan ondergeteekende.
Als er teveel geld komt, weet ik nog een
stuk of wat andere gevallen. Daar vertel
ik dan een volgenden keer eens van.
Laren, \T.-H., Oct. 11)05. CIIR. J. SCIICVËR,