De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1905 31 december pagina 11

31 december 1905 – pagina 11

Dit is een ingescande tekst.

Na U88 DE A M STERDAM MER WEEKBLAD T OOR NEDERLAND. 11 De vrijzinnig-democratische Ministers na de behandeling der Oorlogsbegrooting. De doorgesneden telegraafdraden. CJugend. VEEOENS en VAN KAALTE (tot STAAL) : Geluk, gij door Borgesius omkranste collega, wij hopen nog lang met u te mogen samenwerken ..." Een droom van August den Sterke (Bebel). (Jwjund.) Kieuwjaarscadeau. (Albert Guillaume ia den Figaro.) EtDien dag lazen wij niet verder. (ÜANTK). [In het Fransche Gele Boek over de Marokko- quaestie komt niets voor over het aftreden van'Deleassé]. Nu is het werkelijk gedaan! Ik kan niet eens meer een conJoleantietelegraiu uit Berlijn verwachten ! Algemeene repetitie voor de conferentie te Algesiras. (La Silhouetle.) BÜLOW : Grootinachtigste heer Bebel, ik kom uit naam van'den Duitschen keizer. De Eranschen en de Kngelschen hebben ons overvallen. Mag ik zoo vrij zijn te vragen, of wij ons een beetje mogen verdedigen?' ?. De dansers kunnen het samen best vinden, maar het orkest schijnt eeri beetje in de war te zijn. «lïftiiimiiiiiiiiiiiiiinilmniiiiiiMiiiiiiiiiHimiiMiMHiMilM i Hiiiiiiiniiiiniiiiii Het geval A. Dat scheelde maar weinig, of ik was door een equipage overreden een keurig spul letje: twee levenslustige rossen voorop, dan twee versteende figuren op den bok en daar achter, in het veerend bakje, twee zwierig 'gedoschte dames met landerige- gezichten; door dit fijne stelletje was mijn corpus ?vile bijna in 't gasthuis, misschien wel in 't knekelhuis aangeland, en dat niettegen. s'aande men beweert, datje veeleer door een mestkar dan door een equipage overreden wordt. Ik voor mij heb heel nette mestkarbestuurders ontmoet; zij rijden altoos heel langzaam en 'wijken behoorlijk uit als er plaats is. Terwijl de koetsiers van eigen spulletjes... laatst was de Koningin-Moeder te Laren op bezoek tf Van Harpen, en voor de deur van villa STauve stond het fraai gespan, dat H. M. snel en geruischloos door 'de "heerlijke dreven Van het Gooi gevoerd had. Hoog op den bok zat statige rossenbedwingende hof knecht" xün vrij met Homerus te sprekè. ij Een boerinnetjèer was natuurlijk nog al publiek op de been vooy de gratis-vóorstelling, waarschijnlijk begeerig om ten minste een weinig'tweedehandsche hofwijding te ontvangen, maakte een praatje met den ; hooggezetene, waarbij deze groote man de ^volgende Schoöne woorden zijn edelen mond -.ontwellen liet: Zeg, zyn der hier zqoveel planten vreters ?" En dat van een, zij. het ook klein gedeelte der onderdanen van Harer Majesteit Doorluchte Dochter! Waaruit dan zou blijken, dat het bovenbedoelde spreek woord niet deugt, of dat misschien soms bestuurders van mestkarren per abuis op hooge bokken terecht komen. Dit alles echter, waarde lezer is niet anders dan een goort inleiding tot het geval A., ?waarover ik u spreken wilde. Want toen ik daar zoo bijna door den Rijkdom" over reden werd, was ik juist bezig menschen op "te sporen, die wat te missen hebben; ik vrees, dat ge nu reeds een aanval op uwe beurs vermoedt en misschien is dat vermoe den jui-.t, zjoda' ik u n'et zo a raden verder iiMiiinmliimiiiiii te lezen, als ge niet een beetje scheutig van aard zij t. Nu wat het geval A. betreft; een zeer bizonder geval. A. was een oppassend man en huisvader, die echter voortdurend met zijn nautiën zooals men dat noemt op tamelijk gespannen voet stond; ik denk tengevolge van een wat al te royale opvoeding, die' hem gewende aan een levensstandaard, welke hij later niet kon volhouden uit'eigen inkomen. *) Niettemin de man was een ijverig en niet onbekwaam bouwkundig teekenaar, die met moeite rond kwam van zijn niet overgroote inkomsten. Het in dus niet onbegrijpelijk, dat toen hem de mogelijkheid van een wat ruimer bestaan werd voorgespiegeld djor de overname van een kleine fabriek, hij alle krachten inspande om dat voor hem vreemde vak een deelge noot met wat kapitaal te vinden en samen te beginnen. Dit lukte, maar de exploitatie vlotte niet onmiddellijk en de geldman trok zich-terug. Vandaar groote moeilijkheden. Een' nieuwe deelgenoot werd gezocht en gevon len. Maar nog had de zaak hare mazelenen pokken-periode niet uitgeziekt, en toen dit na eenigen tijd wei het geval bagon te worden, waren de geldmiddelen uitgeput en dreigde ondergang de niet zeer sterke ouder neming. A. zelf was er dus ten slotte niet op vooruit gegaan; de voorspiegelingen omtrent de fabriek waren gebleken misleidend te zijn geweest en inplaats van een ruimer inkomen h#d hy iru niet alleen niet meer maar boven dien zware geldzorgen en drukkende lasten. Dit wat.het stoffelijk milieu van A. betreft. Wat zijn geestes-leven aangaat vele lezers zullen zich verbazen, dat iemand met drukke bezigheden en geldzorgen er ook nog de weelde van een geestesleven op na houdt l wat zijn geestesleven dan aangaat, was hij *; In 't voorbijgaan een wenk voorouders Voedt uw kinderen toch eenvoudig op, al kunt ge het nog zoo goed doen". Mocht ge daard,/or te veel geld overhouden dan wil ik u gaarne den weg wij'.en om wat bij t dragen tot opvoeding van stuinpers, die alles missen! orthodox-protestant. Ik beu niet zoo heel goed op de Inogte van de tallooze nuan ceeringen die allen den eigenaardigen bijtitel orthodox voeren, en dus elk voor zich alle anderen voor niet orthodox d. i. in .ronde woorden onzinnig" verklaren; maar hoe dit zij, A. was geloovig. en las veel inden bijbel.. Dit nu komt meer voor. Maar bovendien. stelde hij veel belang in spiritisme, nam meermalen deel aan séances en vond daarin steeds meer de bevestiging van zijn geloof En" toen gebeurde het, d.U in zijne periode van grootste stoffelijke moeilijkheden, waar door hij vermoedelijk in groote zenriwspanuing verkeerde, uit het geestenrijk de bood schap tot hem k wam;..?Ga en verkondig mijn evangelie; verlaat alle* en predik voor de armen op de hoeken van straten en pleinen, opdat zij troost en kracht vinden in Hem, die den weg^ gewezen heeft naar het Kortinkrijk der Hetnelen." ' En. A. die geen rijke jongeling was met vele goederen, tnaar een echtgenoot en huis vader in zorgelijke omstandigheden, gehoor zaamde de stem, verliet alles, zijne vrouw en de kinderen die bij zeer liefhad, en gin;? het evangelie verkondigen aan wie naar hem luisteren wilde. In de stoffelijke moeilijk heden die hem geheel zijn leven lang maar vooral den laatsten tij.I vervolgd had len, z.ig hij ook een aanwijzing dat hij zijn eigenlijke roeping ontrouw was gebleven. Nu geel' ik u bij voorbaat toe lezer want ik weet dat ge reeds bezig zijt A. te kritiseeren, djt het van die ..geesten" heel onvoor/dehtig was, zoo'n boodschap te richten tot een geloovig man met overspannen zenuwen. Dat was heel onverstandig en ik twijfel er niet aan of wij lezer, gij en ik, zullen, eenmaal geesten geworden, heel andere boodschappen aan zulke arme belichaamden s'uren; misschien zijn er onder u, die een chejue getuurd zouden hebben, als daar ook bank-accounts zijn. Ik geef o ik heel graag toe straks moet ik gaan vragen, dus nu dien ik wat royaal te zijn met toegeven, dat het van dien A. heel onverstandig was, om er uit te loopen en zijne vrouw met drie nog scho ilgaande kinderen onverzorgd achter te laten, om schooiers te gaan bekeeren. Zeker, dat lijkt me heel slecht zoo op het eerste gezicht. Gij en ik lezer, we zouden dat heel anders hebben ingepikt den S ik. Wij zouden b.v. gezegd hebben: Hoort eens heereu geesten, jelui hebt makkelijk praten, jelui hebt niet voor een vrouw en kinderen boterhammen en kleeren en woning en schoolgeld bij elkaar te scharrelen; bij jullie zijn heel andere sociale toestanden, jullie werkt heelemaal met gedachte-dingen en die hoef-je niet te koopen, kun je niet eens koo'pen. Maar van ons arme belichaamden, mag je niet vergen, dat we een geheel gees telijk leven leiden. Weest blij, dat we Zondags naar de kerk gaan en een cent in het zakje gooien of een dubbeltje op de open schaal, als je buurman zien kan wat je geeft. Weest blij dat we ons geestelijk laven aan de wateren van B'ton's Magazijn of misschien wel GroolNmhrland. Meer geestelijk leven mag je vóór onzen dood van ona hemch niet vergen, want dan gaan we stoffelijk op de flacon!" En dan zouden we natuurlijk, zooals ver standige menschen past, dadelijk naar huis zijn gegaan en we zouden middelen beraamd hebben om nog wat kapitaal in ons fabriekje te krijgen nu de moeilijkste tijd voorbij was, eu dan hadden we allicht een behoorlijk bestaan en nog wat over verdiend voor den ouddn dag, en we leefden en stierven als eerzame burgers; misschien kwamen we wel in de Kamer, wat wel de ergste straf. . . ik b.'doel belooning zou zijn voor ons eerzaam bestaan. Eu de arme schooiers zouden we stilletjes voor hun eigen evangelie laten zorgen en we zouden de dominees, pastoors en rabbis geen concurrentie aandoen. Wat zeg ik: concurrentie? Is het geval A. niet veel erger? Is dit eigenlijk niet wat de Duitsche wet noemt unlauteres Wettbewerb"? Want de vent doet het ? ree, gratis and fur notliing, en hij leeft "of sterft bin nenkort vaa de povere aalmoezen, hem door zijn pover gehoor gegeven. Maar, geachte lezer, wien ik zooveel heb toegegeven, om met een gerust geweten te kunnsn vragen en hier naderen wij het kritieke puat ?, mag al deze onze onder stelde grootere braafheid en onze verstan digheid, overtreffende die des dwazen A..'s mitsgaders die zijner adyiseerende geesten, mag dit alles, zeg ik, reden zijn om hulp to weigeren aan de in zeer zorgelijke omstan digheden achtergebleven vrouw en school gaande kinderen? Het is een knap gezin, waar een weinig hulp nog juist op tijd kan komen, om een vervallen tot diepste stoffe lijke ellende te voorkomen en aan de zwaarbeproefde moeder die retds een zeer moeilijk léven achter zich heeft, een zij 't ook sober bestaan voor haar gezin te verschaffen. Dat er toch nog genoeg verdriet voor dit gezin zal overblijven, behoeft voor den eenigszins gevoeligen lezer zeker geen betoog. Maar als we er in slagen het op de been te houden, is terugkeer van den man en kost winner geenszins geheel uitgesloten, en is 't dus mogelijk, dat hier alles over eenigen tijd weer rech kom". Maar het is een heele toer om door per soonlijk bezoek een duizend gulden a^poo bij elkaar te bedelen. En toen ik zoo rondliep om wat geld op te duikelen voor dit zeer beproefd gezin, dit ik eerst onlangs in diepste neerslachtig heid en wanhoop heb leeren kennen, im toen ik: daar bijna om zoo te zeggen op straat door den rijkdom overreden werd, dacht ik zoo: Drommels er is toch rijkdom genoeg, als je de menSchen maar bereiken kon, en hen er op wijzen, hoe zij door welbe-iteede mild heid bun gezichten wat minder landerig en mis-chien het bekende oog der naald wat wijder kunnen maken." En toen schoot mij te binnen hoe ik wel licht door tusschenkomst van de Koningin der Aarde menschen zou kunnen bereiken, die bereid zijn wat af te staan van hun overvloed om hier te helpen. Mogen dan reien op dit beroep in hunne beurs tasten en een flink bedrag zenden voor het gezin A aan ondergeteekende. Als er teveel geld komt, weet ik nog een stuk of wat andere gevallen. Daar vertel ik dan een volgenden keer eens van. Laren, \T.-H., Oct. 11)05. CIIR. J. SCIICVËR,

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl