De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1905 31 december pagina 5

31 december 1905 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

No. 1488 DE AMSTERDAMMERWËEKB LA D V 00 E NEDERLAND. het niet vergeefs' geschreven te hebben. Tusechen ons zijn niet veel woorden noodig. Wij weten wat wij voor elkaar zijn en zullen dat tot in eeuwigheid blijven. Hoe zeer echter deel ik uw wensch om dichter bij elkander te kunnen wonen, om u de liefde en trouw van een moeder te kunnen bewijzen; en om samen veel van die eeuwige raadselen te kunnen oplossen, waarom eigenlijk het heele leven draait, die den inhoud en de kern er van vormen en zonder welke het een marteling zou zijn, te bestaan. Dit is vooral de reden behalve natuurlijk groote dankbaarheid waarom ik u schrijf. Mij liggen namelijk twee menschen na aan het hart, voor wier levenslot ik mij bijna een innerlijke verantwoordelijk heid voel opgelegd, zoo veel waarde hebben zij voor mij, zoo intens voel ik, wat hun kwaad doet, zoo zeer schijnt het mij toe (zonder aanmatiging) dat juist ik hun geven kan, wat z\j noodig hebben. Dat zyt gij en uw jonge mjj toegezonden vriend Albert Brenner. De laatste heeft zich eigenlijk ge heel aan mijn zorgen toevertrouwd en ik zie duidelijk in, dat ik zijn lot, minstens twee of drie jaar in mijn hand moet nemen, als hij werkelijk gered zal worden en op groeien tot de belangrijke persoonlijkheid, ' die hu worden kan. Daarvoor is rust en concentratie noodig. Rust voor z\jn lichaam en zijn geest, die hem in staat zal stellen tot rijpheid te komen en zich voor zijn eigen lijke bestemming voor te bereiden, kan ik hem dan alleen geven, als ik hem heelemaal bij mij neem, als ik voor hem zorg als voor een zoon, die onder beschermende vleugelen den gevaarlijken overgangstijd van jongeling tot man doormaakt. Dat kan echter niet in Eome, daar Rome duur is en mijn middelen zoover niet strekken. Ik ben be reid om tot redding van een edel individu het offer te brengen om Rome te verlaten en naar een kleiner plaatsje te trekken, waarschijnlijk Fano aan de Adriatische Zee, een kleine stad met een gezond klimaat, heerlijke zeebaden en primitief goedkoop. En nu komt het tweede punt. Niet hem alleen, maar ook u zou ik zoo graag dit tehuis, minstens voor een jaar, aanbieden. U moet den volgenden winter uit Basel weg. U moet uitrusten onder een milderen hemel, bij sympathieke menschen, waar u vrij denken en praten kunt en verwerken wat uw ziel vervult en waar echte, u begrijpende liefde u omringt. Dat zou hier het geval zijn. Uw jonge vriend, die een vereerende liefde voor u heeft en ik die u moederlijk liefheb, wij zullen u de rust bereiden, die ge noodig hebt om weer sterk te worden en misschien zonder te groote inspanning te werken aan datgene, wat ons drieën het belangrijkste voorkomt 2) u zoudt de andere stukken die u nog in uw hoofd hebt aan uw jongen vriend kunnen dictteren; hij zou door u leeren en eerder komen waar hij wezen moet, dan wanneer ik hem alleen moet leiden. Wij drieën konden misschien, doordat wij zooveel verschillen in leeftijd en dus elk op een andere trap staan wat inzichten en ge voelens betreft, gezamenlijk menig probleem oplossen, dat voor de wereld van belang zou zijn. . .Wat mij echter doet aarzelen is: dat het niet R.pme is, dat ifc a kan aanbieden; maar Jèeh IcKAnèplaatlpdiéwel niet zonder karak ter is (zooals trouwens alle, zelfs de kleinste dorpjes, in Italië). Zy ligt aan zee en heeft de mooie Apenijnenieten in de verte, maar toch is zij eigenlijk geen plekje, waarvoor men naar Italiëzou gaan. Rust zal er stellig meer te vinden zijn dan hier en het klimaat zou u misschien nog beter lijken, daar het door de nabijheid van de zee frisscher en opwekkender is, maar de indrukken van Rome zijn het niet, men mist er dien grooten stroom, dien men hier door alles heen voelt en dien men als 't ware Biet de lucht inademt. Wat zegt ge er van, beste vriend? Het ga u goed, vergeef mij dezen langen liiiiiiMiimfMiiiiifiiiifiiififffimrmfifitmiitffiiiirmfjiitimfiiiiiiiiimifi UIT DE NATUUR. Natuur-monumenten. Het toeval kan toch raar doen. Zaterdag hadden we van half twee tot donker druk vergaderd om de statuten vast te stellen van de Vereeniging tot behoud van de natuur monumenten in Nederland" en het bestuur te kiezen. Koud en moe kwam ik thuis, verlangend naar wat anders te hooren of te lezen dan de klacht over 't verlorengaan van natuurschoon. Er was net een nieuwe afle vering gebracht van Das Leben der Pflanze, die vertelde van Die Vegetation des Waldes en 't was vacantie. Lekker ging ik bij de kachel zitten om voor 't eten in den geest tenminste van de altijd nog bestaande won deren der natuur te genieten. Daar valt mijn oog op een vreemden titel boven een hoofd stuk in een plantenboek: Epilog, en wat lees ik : Kort geleden heb ik," schrijft Francé, de streken eens bezocht waar ik mijn kindsheid sleet. Het groote bosch dat ik altijd betrad met een rilling van eerbied, doordat het er zoo geheimzinnig suisde en ritselde, bestaat niet meer. Het beekje langs den woudzoom, waar 't water glipte over ronde leliebladeren en dat my als kind aan 't denken en droomen bracht, waar ik mij verbeelde dat de kikvorschen my uitlachten als 't mij onwillekeurig droevig stemde, het is uitgedroogde en kale bodemspleet geworden. Midden in mijn droomenland staat nu een leelijke suikerfabriek en de mooie hellende boschwei rondom is een bietenveld. Tevergeefs zocht ik naar de groote paarse geraniums uit mijn jeugd die er zoo welig tierden; mijn tooverland is weg, mijn groote wilde bloementuin waar mijn kinderziel zijn phantasiën weefde is verdwenen voor altoos. De kleine heuvel, met heidekruid begroeid, waarboven teere berken met hun eeuwig fluisterend gebladerte, is er nog; maar de meeste berken zijn geveld en die er nog staan hebben het kuische witte kleed ver loren, ze zijn vol zwarte groeven. En als ik boven ben, zie ik niet veel meer van de verre, blauwe woudnevelen van voorheen en van de groene zee rondom. Van het riviertje aan zijn voet hebben ze een kanaal gemaakt; waar eens vruchtboomen bloeiden, staan nu grauwe huisjes. Is de wereld dan overal zooveel leelijker geworden, sedert mijn jeugd verging? gaat Francéverder. Ik vrees het, de klacht is algemeen. Ons natuurschoon wordt zeld zamer. Al onze lofliederen op de natuur brief, het onderwerp maakte die uitvoerig heid noodig. Duizend groeten van uwe M. MEYSENBUG. Nietzsche aan Malwida von Meysenbug. Geachte vriendin. Ik weet werkelijk niet hoe ik u voor het in uw brief uitgesprokene en aangebodene danken zal l Later zal ik u vertellen hoe dat woord van u op het juiste oogenblik gekomen is, en hoe gevaarlijk mijn toestand zonder dat woord geworden zou zyn, nu meld ik ge slechts dat ik komen zal om met u een jaar in Fano te wonen. Waarlijk met niemand zou ik nu zoo graag een jaar doorbrengen als met u, dat kunt u in woordelijken zin opnemen. Als ik u duidelijker wilde zeggen, waarom dan zoudt ge zien, hoe zeer ik u lief heb en vereer. Onzen vriend Brenner weet ik geen beter lot toe te wenschen dan onder uw moe derlijke bescherming te komen. Ik zal probeeren hem ook van mijn kant een weinig van nut te zijn, ik heb veel ondervonden en veel goeds ligt voor mij; misschien dat hij uit dien blik in het verleden en dien blik in de toekomst iets voor zichzelf putten kan. Overigens wil ik hem graag voorthelpen met philologie als hy dat wenscht. Ik dacht dezer dagen steeds aan Fanum Fortunae"3). Voor mij moet het een gelukstempel zijn! Mijn geluk zal zijn om dat te doen, waartoe een innerlijke stem mij drijft, anders niets. Dit is echter zeer veel en mis schien de meest onbescheiden aanspraak op geluk. U zult een zeer onvolkomen mensch in mij leeren kennen. In dankbaarheid en vereering uw FKIEDRICH NIETZSCHE. P.S. TJw boek wordt door mij overal ver breid, vriend Overbeck las het als eerste boek met zijn verloofde. Ik gaf het aan een Engelsche, de vrouw van den heer v. Senger, in Genève, een nieuwen vriend van mij. In dit boek leelt gij voort en houdt gij niet op den menschen waarachtig goed te doen. (In plaats van eeniije opheldering te geven omtrent den persoon van Brenner, wil ik hier een brief laten volgen van Malwida von Meysenbug, (iets vroeger geschreven dan de voorgaande) maar waaruit haar verstandige sympathieke persoonlijkheid zoozeer op den voorgrond treedt, dat ik het jammer zou vinden die hier niet aan toe te voegen). Midden in deze drukte kwam uw jonge kennis en leerling Albert Brenner bij mij aan; als brenger van uw groeten was hij mij dadelijk zeer welkom. Zijn optreden en manier van spreken bevreemdden mij, zoodat ik dadelijk merkte, dat hier hulp noodig was; Ik zag mij genoodzaakt zijn vertrouwen bijna uit te lokken. Ik vond hem moreel en physiek, zoo ziek, dat ik het gewetenloos zou gevonden hebben, hem eenzaam, zonder goeden raad naar Catania te laten gaan, daar het duidelijk was, dat hij van plan was het einde van Empedokles te gaan zoeken. Ik haalde hem over, vooreerst in Rome te blijven, zich onder behandeling te stellen van een uitstekenden jongen Weener dokter en de heerlijke indrukken van Rome op zich te laten inwerken: want zijn heele bestaan was al zoo donker geworden, dat hij het niet meer als het omhulsel kon beschouwen, waaruit men de eeuwige kern moet los maken. Schopenhauer, Leopardi en Hülderlin waren voor hem een gevaarlijk drietal ge worden; hij wilde zijn wil overwinnen maar vernietigde de jeugdige kracht, die noodig is om het leven eerst te begrijpen en dan te veroveren. De dokter, een zeer verstandig en goed mensch en ik, we hebben het leven zoo goed mogelijk voor hem ingericht en hem tot regeling en practisch besturen van zijn geldzaken gebracht (hij had daar niets geen begrip van) hij moet een zeer geregeld leven leiden en reeds nu beginnen de on feilbare indrukken van Rome zijn voor het mooie en verhevene zoo ontvankelijke ziel hebben een droevig refrein gekregen: Zoo was het eeas, maar 't is niet meer. Ieder natuurvorscher, ieder natuurvriend, die niet alleen met verstand, maar ook met hart schrijft, eindigt met een klacht. Uit de heele Duitsche Flora klinkt een hulpgeroep. Overal brengen de kleine en de groote veranderingen, die de mensch de natuur doet ondergaan, dood eu verderf aan de plantenwereld en aan dieren, die er van moeten leven; elk op zich zelf gering van effect, werken al de ontginningen, de droog leggingen, de uitgravingen samen als een groote geologische ramp. Ons natuurleven wordt armer. De natuur, de eenige, diepe, klare bron van vroomheid en eerbied, van geestkracht en zielevrede, die ten slotte alleen in staat is ons gelukkig, sterk en gezond te maken, de ongerepte natuur, waartoe de nieuwe geslachten willen wederkeeren omdat men gaat begrijpen dat daar alleen lafenis is te vinden voor 't naar kunst, geloof en liefde dorstend menschenhart, die natuur wordt ons ontnomen op 't oogenblik dat men ze wil erkennen en waardeeren. Maar gelukkig er komt redding. Zie, juist nu het gevaar overal dreigt, bereikt de vlam te vervullen ea hij zei mij met ware vreugde dat hij den invloed daarvan ondervond. Maar er blijft nog een heeleboel te doen; ik wou hem het gevoel geven, ook voor anderen wat te zijn en vroeg hem om mij voor te lezen, daar ik door mijn slechte oogen steeds minder lezen kan en toch zoo veel heb, dat ik graag lezen zou. Hij deed ? het een paar maal met grooten ijver: maar zijn keel is ook niet goed en het bleek, dat het hem te veel aangreep. Zoover het weer en mijn gezondheid het toelaten, zal ik dikwijls met hem naar Rome's hemelsche omgeving gaan, waar kunst en natuur het allerheerlijkste te genieten geven. Hij heeft voor alles gevoel en het komt mij voor, dat men niets onbeproefd mag laten om hem te redden. Hij is een edelvoelend en geestelijk begaafd mensch, maar hij heeft de waarheid te vroeg in het volle gelaat gekeken, voor hy' nog de kracht had haar te verdragen; ik zie aan hem weer, dat de sluier van Maja tot op een zekere hoogte niet gemist kan worden: want wie te plot seling uit het verblindende licht der zicht bare wereld neerblikt in de purperen duisternis van het oerbestaan, dien wordt de blik ver duisterd en hy heeft geen kracht meer, noch om de beelden van het werkelijke leven in zich op te nemen, noch om met vasten wil ernstig in die duisternis te staren tot hij in alles-overstralenden glans het levenwekkende licht daaruit ziet verrijzen. Het ga u goed, groet uw zuster hartelijk en denk nu en dan een» aan uw vriendin M. MEYSENBUG. 1) De Mémoiren einer Idealistin" waren eerst in 1872 in het Fransch verschenen echter zeer verkort. Intnsschen had Malwida v. M. het boek omgewerkt tot een driedeelig werk in het Duitsch geschreven. De eerste twee deelen kwamen te Stutgart uit in 1875, het derde deel in Februari 1876. 2) Zij bedoelt zijn werk: der Unzeitgemaszen Betrachtungen. 3) Oud-Romeinsche naam voor Fano, dat uit neerzettingen om een Fortuna-tempel ontstaan is. B. Wedstrijd in kunstwerken. De te Parijs te houden wedstrijd in kunst werken door vrouwen is een maand verdaagd. In verband hiermede hebben de mededingsters in Nederland tot 8 Februari e.k. gele genheid om aan het comitékennis te geven van haar voornemen tot inzending en zullen de inzendingen eerst tusschen 25 Februari en 3 Maart e.k. in Den Haag worden in gewacht. Vermaninyen tan r<»/?enr koningin Victoria fan Engeland.?Mqvvpuw de, Charrière, Bella r. Tuyll v. Serootkerken. Modes. Door Heden belioorwSi * tot Engeland's aanzienlijke kringen wordtin de laatste tijden druk geprotesteerd tegen het meer en meer verloren gaan van het godsdienstig karak ter van den Zondag. Men wil wijding geven aan den rustdag. Door Kngelschen van Puriteinsche gezindheid wordt het be zoeken van concert- en komediezalen, het zitten in clubs en koiliehuizen op den dag des Heeren gegispt en veroordeeld. Naar aanleiding van de opklinkende stemmen van hen, die zoo gaarne een verandering zouden teweeg-brengen in den huidigen toestand, het niet in-acht-nemen van den Zondag, het verflauwen van godsdienstzin voert een Engelsch tijdschrift brokstukken aan, ge nomen uit een preek van Koningin Victoria, door haar gepubliceerd in de London Gazette" in de eerste jaren van haar regeering : Men bevordere godsdienstige gezindheid en deugdder liefde, ontstoken door een beter verstaan en begrijpen der natuur zooveel menschen, zooveel kringen, dat uit het volk zelf een kreet door alle Duitsche landen gaat: Be schermt de natuur tegen ons zelf, voor ons zelf. Eenlingen, vereenigingen, gemeenten, steden wedijveren om te redden wat nog niet geheel verloren ging. Vorst Schwarzenberg kocht een oerwoud, dat gekapt zou worden. De heer Von Rugen laat een eiland, Vilno, begroeien en bezetten zooals de natuur het blieft. Koning Lodewijk van Beieren kocht uit sloopershand een eeuwen oude eik; de burgerij van Elberfeld een bosch om er onverknoeide natuur te genieten; Zwitsersche schoolkinderen hebben geld bijeen gebracht om te beletten, dat in een schoone bergpartij een reuzenhötel werd gebouwd; gebroeders Sarasin schonken aan de Zwitsersche vereeniging merkwaardige Taxusboomen om ze tegen de houthakkersbijl te bescher men ; een heide-maatschappij schonk aan een botanische vereeniging een groot heideveld, dat niet ontgonnen mag worden; de natuur kundige vereeniging in Neurenberg kocht een gipsheuvel, dien niet zal worden afge graven, om de flora ongeschonden te bewaren. Een verloren natuur-monument. Beltheide, ten zuiden van Oud-Leusden, bij Amersfoort. Was eenig in ons land. Uit De Levende Natuur, Uitgever W. VERSLUYS. zaamheid; men vliede slechtheid, spotternij, onzedelijkheid en alle zulke handelingen die billijkerwijze de Goddelijke Wrake over ons koninkrijk zouden brengen". De koningin verlangt, dat de opperste ge strengheid worde in-acht-genomen tegenover dezulken die op den Dag-des-Heeren kaart spelen of dobbelen, hetzij in hun eigen woning of in 't openbaar. Met grooten nadruk beveelt de koningin aan al haar trouwe onderdanen Zondags ter kerke te gaan. Voorts is het mijn heilig voornemen die lieden te bekeeren die door de ongebondenheid van hun doen of hunne gesprekken er gernis verwekken in mijn jeugdige regeering." De moeder vanden tegennoordigen koning van Engeland was een vrouw van strenge beginselen. Van schipperen en knoeien wist zij niet. Zij was een groote steun voor haar bekoorlijke schoondochter Alexandra, de tegenwoordige koningin, wier eerste huwelijks jaren als prinses van Wales niet louter over rozen vergingen. Voor het lieftallige, vrome, Deensche prinsesje was Victoria een toevlucht en een zegen. Tot de strenge opvattingen van wijlen koningin Victoria, behoorde ook haar mee ning over weduwen. Zij oordeelde dat een chte vrouw, een trouwe echtgenoote, haar man getrouw bleef ook nd. zijn verscheiden. Hertrouwde weduwen behoorden niet tot haar intieme vriendinnen. Zij vond den omgang met haar een beetje pijnlijk en onaangenaam. Bij den uitgever A. Jullien te Genève, is een belangwekkend boek, resultaat vanjaren langen arbeid, verschenen. Bedoeld werk han delt over eene Nederlandsche vrouw uit de XVIIIde eeuw, die uitnemend goed Fransch schreef, en, die door haar Fransche vertol king van Sara Burgerhart" de Letterkunde der Lage Landen" aan zich verplichtte. Deze vrouw heette: Isabella, Agneta, Elisabeth van Tuyll van Serooskerken. Het werk geschre ven over deze schoone, talentvolle, veelzij dig ontwikkelde en vernuftige vrouw is van de hand van den Zwitserschen schrijver, Philippe Godet en is getiteld: Madame de Charrière et ses amis, d'après de nombreux documents inédits (1740?1805) avec portraits, vues, autographes, etc. Het keurig uitgevoerde boek is in twee deelen, te zamen (1ste deel 516, 2de deel 447) 963 bladzijden. Het is breed van opzet. Philippe Godet, een ernstig werker, heeft zich niet tevreden gesteld met een a peu pres. De taak die hij zich zelf stelde was uiterst moeilijk. Schitterend heeft hij er zich van gekweten. Langzaam werd het werk door hem voor bereid, gaandeweg is het in hem gerijpt en ten slotte werden alle verzamelde gegevens door hem geboekt met piëteit, vereering en innige toewijding. Twintig jaren heeft de heer Godet besteed om zijn reuzen-arbeid zoo volledig, trouw, en frisch mogelijk te houden. Een hoogst belangwekkend boek ook om de documenten die geraadpleegd, de per sonen en plaatsen die ? bezocht zijn, en de ordening die voor het geheel is geschied. Twee fraaie portretten van Belle de Zuylen, (ie familie van Tuyll bewoonde zomers het slot te Zuylen aan de Vecht gelegen tusschen Utrecht en Maarasen Madame de Charrière luisteren de deelen op, terwijl een aantal afbeeldingen van personen, kasteelen, huizen en landstreken in den tekst zijn aangebracht. Behalve van rechtstreeksche familieleden der van Tuyll's, werd de heer Godet bij zijn werk gesteund door vlotte hulp en zeldzame voorkomendheid van de zijde van Nederlanders van naam en rang, waar voor de auteur in zijn inleiding zijne erkente lijkheid uitspreekt. Madame de Charrière et ses amis" laten den lezer niet los. Men is geheel onder de bekoring van hunne exquise gevoelens en hun fonkelend vernuft. Het boeiend en aantrekkelijk werk van den heer Philippe Godet, nu slechts door mij aangestipt, hoop ik later breedvoerig te be spreken. De Vereeniging voor Heimatkunde beschermt de omgeving van Berlijn tegen berooving van natuurschoon; dat alles en nog zoo veel meer doen particulieren en vereenigingen in Duitschland. In Frankrijk, Engeland, Belgiëen Dene marken, in Rusland zelfs is de reactie tegen vernietiging van het natuurschoon en voor het behoud van relicten der vroegere natuur in vollen gang. Ook Staat en gemeenten wer ken mede; de Pruisische regeering laat in ventaris opmaken van alle nog aanwezige natuur-momenten en kocht al stukken land aan, o.a. om de zeldzame dwergberk te behouden; een spoorwegmaatschappij besloot langs de lijn, typische hoornen en struiken te bescher men, bepaalde levensgemeenschappen in stand te houden." Zoo is overal de geest wakker in Europa, en ook Nederland is ontwaakt. Wel wat laat; maar bij ons scheen het gevaar nog niet zoo nabij en de algemeene liefde voor de natuur althans eene die zich uit, dateert pas van voor een jaar of tien twaalf. Ook is het nog niet zoo erg gesteld, in ons land als in Duitschland vooral; ons vaderland is een luxe-land, wij hebben veel meer groote mooie buitenplaatsen, niet zóó groot als in Engeland maar betrekkelijk in grooter aantal. Wat in handen is van rijke eigenaars, die aan productief maken nog niet denken omdat zij 't niet noodig hebben, is voorloopig veilig. Toch is er al heel heel veel verloren gegaan. In de Oosthoek van ons land vooral; maar ook in 't midden Walder gibts fast nirgends inehr in Deutschland, nur Forste; zegt Francé, en die hebben meer van een roggeveld of een bietenakker dan van een bosch. Daar zal 't ook heen gaan hij ons; als er geen tegenwerking koint.Door de voortdurende ontbossching en ontginning van zoogenaamde woeste gronden, door kappen en draineeren wordt alles genivelleerd tot een groot rogge veld zonder klaprozen of een aardappel vlakte, liefst van bloemloos ras, of tot een eentonige hooiland met n beste grassoort. Die voort gang is niet te stuiten, het moet; de aarde wordt te klein voor de menschen; maar dat beoogt ook geen enkele natuurvriend, geen enkele vereeniging ; dat zou dwaasheid zijn. Wat wij willen behouden zijn alleen souvenirs; groote als 't kan, kleine als 't moet; op enkele plaatsen, zeker, op vele, misschien, opdat ook velen er heen kunnen gaan; ook voor studie, maar voornamelijk om te genieten en er te rusten te midden van ware natuurlijke Het materiaal waaraan men dezen winter de voorkeur schenkt voor concert-, theaterof avond-mantels is ivoor-kleurig of zilver grijs amazone-laken. Die mantels, los en zér ruim zijn, voorzien van wijde vleugel mouwen, die losjes de armen tegen koude schutten, zonder de modieuse zér gegarneerde japon-mouwen te kreukelen. Het ge liefkoosd bont ter versiering van deze prachtomhulsels bestaat uit een breeden rand hermelijn. Rondom, langs hals, aan de beide voorzijden en onder aan den rand van den mantel, is de uiterst fiatteerende bont-garneering aangebracht. Om in dezen losgedrapeerden mantel de schouders te accentueeren, worden deze versierd met application in de tint van het laken, of grove, gelige lersche guipure. Madame Mode verordineert aan haar vrien delijke volgelingen zich te tooien met kost baar bontwerk, in de meest lokkende en afwisselende modellen door haar vindingrijk brein ontworpen, Tot dusverre is de winter van het ten-einde-spoedend jaar 1905 een slappe bondgenoot voor haar pittige en kittige bedenksels. Doch Januari en Februari zy'n in aantocht en met hen misschien strak-blauwe luchten, bleeke zonneschijn, snerpende Oost en Noordewinden. Dan zal de tempera tuur gekomen zijn om het coquette, korte bont-jacquet dicht-te-knoopen, om te waar deeren de hooge kraag der lange, bonten capes, de ruime met bont gegarneerde voor zijden van den avondmantel kleumerig over elkaar te slaan, de boa's om den hals te sluiten in plaats van het elegant los-zwieren, en de handen met genoegen te glippen in de groote, breede, platte mof. Taf-zijde blouses met vél kantgarneering, gedragen op laken of cachemiere rokken blijven modieus voor huiselijk middag en avondtoilet. De blouses worden meestal even als de tegenwoordige corsages schuin over de borst geslagen. De voering der blouses is geheel getailleerd. Om de puntvormige chiffon of kant-garneering der blouse sluiten zich onberispelijk de gefronste of geplooide voorpanden der blouse. De wijde bovenmouwen vernaauwend om den onderarm sluiten strak om de polsen. Voor gekleede toiletten, is de bovenmouw een ballon uit loopend in een breeden kanten volant of kanten strookjes lichtelijk dekkend de geheel bloote .onderarm. Jammer is het, wanneer een modegril eea dubbelzinnig karakter verleent aan beeldige, laken toiletten, in pastei-blauwe, ivoor, en olijfkeurige tinten. Zulke toiletten, uiterst smaakvol moeten geheel worden gelaten in her haar passend kader van stijlvolle sober heid. Bij zulke toiletten détoneeren bloote armen. Nu worden die japonnen gemaakt met losse ondermouwen, die metdrukknoopjes gehecht worden in den ballon van de bovenmouw. Zijn nu de ballons gegarneerd met teer wijde, lange kanten volants, dan doet die kantgarneering weinig smaakvol en is uit haar karakter gerukt, wanneer zij óf toont of nauwsluitende, puriteinsche, laken onder mouwen. Het modetje gelanceerd door mooie, jeugdige Parisiennes van geheel zwarte avondtoiletten, fionkerend in vuur van gitten en paillettes, blijft nog op het mode-programma. Deze avond-robes zijn vervaardigd van kostbare kantstof of enig a jour gewerkt materiaal en worden op zijde gevoerd. Een trekje van verfijnde vrouwen^ ijdelheid is het de blank heid, het zacht-rose incarnaat van hals en armen met de somberheid van het toilet te doen contrasteeren. Slechts jeugdige, bekoor lijke vrouwen kunnen dit modetje met goed gevolg huldigen. Ouderen van dagen blijven gedenken, dat madame mode blijft verlangen dat zij zich kleeden in teere, lichte tinten, die, zooals ik reeds vroeger bemerkte, scherpe trekken aanmerkelijk verzachten. CAPRICE. schoonheid. Wat de cultuur ons ontnam is niet meer terug te krijgen, wat er nog over is zal grootendeels te niet gaan. Maar helpt ons tenminsten een deel, een klein deel te redden. De middelen van verkeer gaan gelijk op met de cultuur, dat is n troost; daar door zijn geredde plekken natuurschoon ge makkelijk te bereiken en behoeven er niet zoovele te zijn. Helpt ons; 't is ook een volksbelang, evenals het bodemontginnen zelf. Ik herhaal den oproep van verleden jaar. Helpt ons door moreele en geldelijke steun. De ver eeniging staat nu klaar om te werken, de inventaris wordt opgemaakt. Wordt lid. Tot voorzitter is gekozen dr. J. Th. Oudemans, Amsterdam; een gelukkiger keuze kon niet gedaan worden, die is een waarborg voor 't welslagen. Aanmelding voorloopig nog bij Jac. P. Thijsse, Bloemendaal. Als zijn enthou siasme voor de waarlijk goede zaak het alleen doen kon, dan was er heusch niets meer noodig. Nu wel. De minimum-contributie is ? l per jaar, Donateurs ?50 per jaar of ?200 in eens. Zegt het voort. E. HEIMANS. * * A. v. W. Amsterdam, 't Beschimmelen van van Herbarium-exemplaren is dikwijls een gevolg van 't inleggen vóór de planten vol komen droog waren; ook kan 't filtreer- of viltpapier vochtig zijn geworden door vroeger gebruik. Droog, droog en nog eens droog dat is de eerste en laatste vereischte voor 't behoud van een herbarium. Een plant moet htrhaaldelijk van nieuw inlegpapier voorzien worden bij 't eerste drogen, en de gebruikte vellen filtreerpapier in de zon of bij de kachel verwarmd worden. Dergelijke antwoorden die niet voor iedereen van belang zijn, geef ik liever per brief; dan moet ik natuurlijk ook de adressen van de vragers kennen. C. C. Heemstede. Uw vogeltje dat op t ijs van de slooten trippelde, is een groote gele kwikstaart geweest. Die trekken hier door of zwerven rond; soms den heelen winter door. Toevallig heb ik er van de week ook een gezien bij Zwammerdam, die op slootijs liep. Het was een wijfje. De vogel heet groot", maar is kleiner dan ons gewoon kwikstaartje. E. Hs,.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl