Historisch Archief 1877-1940
No. 1488
DE AMSTERDAMMERWËEKB LA D V 00 E NEDERLAND.
het niet vergeefs' geschreven te hebben.
Tusechen ons zijn niet veel woorden noodig.
Wij weten wat wij voor elkaar zijn en zullen
dat tot in eeuwigheid blijven. Hoe zeer echter
deel ik uw wensch om dichter bij elkander
te kunnen wonen, om u de liefde en trouw
van een moeder te kunnen bewijzen; en om
samen veel van die eeuwige raadselen te
kunnen oplossen, waarom eigenlijk het
heele leven draait, die den inhoud en de
kern er van vormen en zonder welke het
een marteling zou zijn, te bestaan. Dit
is vooral de reden behalve natuurlijk
groote dankbaarheid waarom ik u
schrijf. Mij liggen namelijk twee menschen
na aan het hart, voor wier levenslot ik
mij bijna een innerlijke verantwoordelijk
heid voel opgelegd, zoo veel waarde hebben
zij voor mij, zoo intens voel ik, wat hun
kwaad doet, zoo zeer schijnt het mij toe
(zonder aanmatiging) dat juist ik hun geven
kan, wat z\j noodig hebben. Dat zyt gij en
uw jonge mjj toegezonden vriend Albert
Brenner. De laatste heeft zich eigenlijk ge
heel aan mijn zorgen toevertrouwd en ik
zie duidelijk in, dat ik zijn lot, minstens
twee of drie jaar in mijn hand moet nemen,
als hij werkelijk gered zal worden en op
groeien tot de belangrijke persoonlijkheid,
' die hu worden kan. Daarvoor is rust en
concentratie noodig. Rust voor z\jn lichaam
en zijn geest, die hem in staat zal stellen
tot rijpheid te komen en zich voor zijn eigen
lijke bestemming voor te bereiden, kan ik
hem dan alleen geven, als ik hem
heelemaal bij mij neem, als ik voor hem zorg als
voor een zoon, die onder beschermende
vleugelen den gevaarlijken overgangstijd van
jongeling tot man doormaakt. Dat kan echter
niet in Eome, daar Rome duur is en mijn
middelen zoover niet strekken. Ik ben be
reid om tot redding van een edel individu
het offer te brengen om Rome te verlaten
en naar een kleiner plaatsje te trekken,
waarschijnlijk Fano aan de Adriatische Zee,
een kleine stad met een gezond klimaat,
heerlijke zeebaden en primitief goedkoop.
En nu komt het tweede punt. Niet hem
alleen, maar ook u zou ik zoo graag dit
tehuis, minstens voor een jaar, aanbieden.
U moet den volgenden winter uit Basel weg.
U moet uitrusten onder een milderen hemel,
bij sympathieke menschen, waar u vrij denken
en praten kunt en verwerken wat uw ziel
vervult en waar echte, u begrijpende liefde
u omringt.
Dat zou hier het geval zijn. Uw jonge vriend,
die een vereerende liefde voor u heeft en
ik die u moederlijk liefheb, wij zullen u
de rust bereiden, die ge noodig hebt om
weer sterk te worden en misschien zonder
te groote inspanning te werken aan datgene,
wat ons drieën het belangrijkste voorkomt 2)
u zoudt de andere stukken die u nog in uw
hoofd hebt aan uw jongen vriend kunnen
dictteren; hij zou door u leeren en eerder
komen waar hij wezen moet, dan wanneer
ik hem alleen moet leiden.
Wij drieën konden misschien, doordat wij
zooveel verschillen in leeftijd en dus elk op
een andere trap staan wat inzichten en ge
voelens betreft, gezamenlijk menig probleem
oplossen, dat voor de wereld van belang
zou zijn.
. .Wat mij echter doet aarzelen is: dat het
niet R.pme is, dat ifc a kan aanbieden; maar
Jèeh IcKAnèplaatlpdiéwel niet zonder karak
ter is (zooals trouwens alle, zelfs de kleinste
dorpjes, in Italië).
Zy ligt aan zee en heeft de mooie
Apenijnenieten in de verte, maar toch is zij eigenlijk
geen plekje, waarvoor men naar Italiëzou
gaan. Rust zal er stellig meer te vinden
zijn dan hier en het klimaat zou u misschien
nog beter lijken, daar het door de nabijheid
van de zee frisscher en opwekkender is,
maar de indrukken van Rome zijn het niet,
men mist er dien grooten stroom, dien men
hier door alles heen voelt en dien men als
't ware Biet de lucht inademt.
Wat zegt ge er van, beste vriend?
Het ga u goed, vergeef mij dezen langen
liiiiiiMiimfMiiiiifiiiifiiififffimrmfifitmiitffiiiirmfjiitimfiiiiiiiiimifi
UIT DE NATUUR.
Natuur-monumenten.
Het toeval kan toch raar doen. Zaterdag
hadden we van half twee tot donker druk
vergaderd om de statuten vast te stellen van
de Vereeniging tot behoud van de natuur
monumenten in Nederland" en het bestuur
te kiezen. Koud en moe kwam ik thuis,
verlangend naar wat anders te hooren of te
lezen dan de klacht over 't verlorengaan van
natuurschoon. Er was net een nieuwe afle
vering gebracht van Das Leben der Pflanze,
die vertelde van Die Vegetation des Waldes
en 't was vacantie. Lekker ging ik bij de
kachel zitten om voor 't eten in den geest
tenminste van de altijd nog bestaande won
deren der natuur te genieten. Daar valt mijn
oog op een vreemden titel boven een hoofd
stuk in een plantenboek: Epilog, en wat lees ik :
Kort geleden heb ik," schrijft Francé, de
streken eens bezocht waar ik mijn kindsheid
sleet. Het groote bosch dat ik altijd betrad
met een rilling van eerbied, doordat het er zoo
geheimzinnig suisde en ritselde, bestaat niet
meer. Het beekje langs den woudzoom, waar
't water glipte over ronde leliebladeren en
dat my als kind aan 't denken en droomen
bracht, waar ik mij verbeelde dat de
kikvorschen my uitlachten als 't mij onwillekeurig
droevig stemde, het is uitgedroogde en kale
bodemspleet geworden. Midden in mijn
droomenland staat nu een leelijke suikerfabriek
en de mooie hellende boschwei rondom is
een bietenveld. Tevergeefs zocht ik naar de
groote paarse geraniums uit mijn jeugd die
er zoo welig tierden; mijn tooverland is weg,
mijn groote wilde bloementuin waar mijn
kinderziel zijn phantasiën weefde is verdwenen
voor altoos.
De kleine heuvel, met heidekruid begroeid,
waarboven teere berken met hun eeuwig
fluisterend gebladerte, is er nog; maar de
meeste berken zijn geveld en die er nog
staan hebben het kuische witte kleed ver
loren, ze zijn vol zwarte groeven. En als ik
boven ben, zie ik niet veel meer van de
verre, blauwe woudnevelen van voorheen en
van de groene zee rondom. Van het riviertje
aan zijn voet hebben ze een kanaal gemaakt;
waar eens vruchtboomen bloeiden, staan nu
grauwe huisjes.
Is de wereld dan overal zooveel leelijker
geworden, sedert mijn jeugd verging? gaat
Francéverder. Ik vrees het, de klacht is
algemeen. Ons natuurschoon wordt zeld
zamer. Al onze lofliederen op de natuur
brief, het onderwerp maakte die uitvoerig
heid noodig.
Duizend groeten van
uwe M. MEYSENBUG.
Nietzsche aan Malwida von Meysenbug.
Geachte vriendin.
Ik weet werkelijk niet hoe ik u voor het
in uw brief uitgesprokene en aangebodene
danken zal l Later zal ik u vertellen hoe dat
woord van u op het juiste oogenblik gekomen
is, en hoe gevaarlijk mijn toestand zonder
dat woord geworden zou zyn, nu meld ik
ge slechts dat ik komen zal om met u een
jaar in Fano te wonen.
Waarlijk met niemand zou ik nu zoo graag
een jaar doorbrengen als met u, dat kunt
u in woordelijken zin opnemen. Als ik u
duidelijker wilde zeggen, waarom dan zoudt
ge zien, hoe zeer ik u lief heb en vereer.
Onzen vriend Brenner weet ik geen beter
lot toe te wenschen dan onder uw moe
derlijke bescherming te komen. Ik zal
probeeren hem ook van mijn kant een weinig
van nut te zijn, ik heb veel ondervonden
en veel goeds ligt voor mij; misschien dat
hij uit dien blik in het verleden en dien
blik in de toekomst iets voor zichzelf putten
kan. Overigens wil ik hem graag voorthelpen
met philologie als hy dat wenscht.
Ik dacht dezer dagen steeds aan Fanum
Fortunae"3). Voor mij moet het een
gelukstempel zijn! Mijn geluk zal zijn om dat te
doen, waartoe een innerlijke stem mij drijft,
anders niets. Dit is echter zeer veel en mis
schien de meest onbescheiden aanspraak op
geluk. U zult een zeer onvolkomen mensch
in mij leeren kennen.
In dankbaarheid en vereering uw
FKIEDRICH NIETZSCHE.
P.S. TJw boek wordt door mij overal ver
breid, vriend Overbeck las het als eerste
boek met zijn verloofde. Ik gaf het aan een
Engelsche, de vrouw van den heer v. Senger,
in Genève, een nieuwen vriend van mij. In
dit boek leelt gij voort en houdt gij niet op
den menschen waarachtig goed te doen.
(In plaats van eeniije opheldering te geven
omtrent den persoon van Brenner, wil ik
hier een brief laten volgen van Malwida von
Meysenbug, (iets vroeger geschreven dan de
voorgaande) maar waaruit haar verstandige
sympathieke persoonlijkheid zoozeer op den
voorgrond treedt, dat ik het jammer zou
vinden die hier niet aan toe te voegen).
Midden in deze drukte kwam uw jonge
kennis en leerling Albert Brenner bij mij
aan; als brenger van uw groeten was hij
mij dadelijk zeer welkom. Zijn optreden en
manier van spreken bevreemdden mij, zoodat
ik dadelijk merkte, dat hier hulp noodig was;
Ik zag mij genoodzaakt zijn vertrouwen bijna
uit te lokken. Ik vond hem moreel en physiek,
zoo ziek, dat ik het gewetenloos zou gevonden
hebben, hem eenzaam, zonder goeden raad
naar Catania te laten gaan, daar het duidelijk
was, dat hij van plan was het einde van
Empedokles te gaan zoeken.
Ik haalde hem over, vooreerst in Rome
te blijven, zich onder behandeling te stellen
van een uitstekenden jongen Weener dokter
en de heerlijke indrukken van Rome op zich
te laten inwerken: want zijn heele bestaan
was al zoo donker geworden, dat hij het
niet meer als het omhulsel kon beschouwen,
waaruit men de eeuwige kern moet los
maken. Schopenhauer, Leopardi en Hülderlin
waren voor hem een gevaarlijk drietal ge
worden; hij wilde zijn wil overwinnen maar
vernietigde de jeugdige kracht, die noodig
is om het leven eerst te begrijpen en dan te
veroveren. De dokter, een zeer verstandig
en goed mensch en ik, we hebben het leven
zoo goed mogelijk voor hem ingericht en
hem tot regeling en practisch besturen van
zijn geldzaken gebracht (hij had daar niets
geen begrip van) hij moet een zeer geregeld
leven leiden en reeds nu beginnen de on
feilbare indrukken van Rome zijn voor het
mooie en verhevene zoo ontvankelijke ziel
hebben een droevig refrein gekregen: Zoo
was het eeas, maar 't is niet meer. Ieder
natuurvorscher, ieder natuurvriend, die niet
alleen met verstand, maar ook met hart
schrijft, eindigt met een klacht.
Uit de heele Duitsche Flora klinkt een
hulpgeroep. Overal brengen de kleine en de
groote veranderingen, die de mensch de
natuur doet ondergaan, dood eu verderf aan
de plantenwereld en aan dieren, die er van
moeten leven; elk op zich zelf gering van
effect, werken al de ontginningen, de droog
leggingen, de uitgravingen samen als een
groote geologische ramp. Ons natuurleven
wordt armer. De natuur, de eenige, diepe,
klare bron van vroomheid en eerbied, van
geestkracht en zielevrede, die ten slotte alleen
in staat is ons gelukkig, sterk en gezond te
maken, de ongerepte natuur, waartoe de
nieuwe geslachten willen wederkeeren omdat
men gaat begrijpen dat daar alleen lafenis
is te vinden voor 't naar kunst, geloof en liefde
dorstend menschenhart, die natuur wordt
ons ontnomen op 't oogenblik dat men ze
wil erkennen en waardeeren.
Maar gelukkig er komt redding. Zie, juist
nu het gevaar overal dreigt, bereikt de vlam
te vervullen ea hij zei mij met ware vreugde
dat hij den invloed daarvan ondervond.
Maar er blijft nog een heeleboel te doen;
ik wou hem het gevoel geven, ook voor
anderen wat te zijn en vroeg hem om mij
voor te lezen, daar ik door mijn slechte
oogen steeds minder lezen kan en toch zoo
veel heb, dat ik graag lezen zou.
Hij deed ? het een paar maal met grooten
ijver: maar zijn keel is ook niet goed en
het bleek, dat het hem te veel aangreep.
Zoover het weer en mijn gezondheid het
toelaten, zal ik dikwijls met hem naar Rome's
hemelsche omgeving gaan, waar kunst en
natuur het allerheerlijkste te genieten geven.
Hij heeft voor alles gevoel en het komt
mij voor, dat men niets onbeproefd mag
laten om hem te redden. Hij is een
edelvoelend en geestelijk begaafd mensch, maar
hij heeft de waarheid te vroeg in het volle
gelaat gekeken, voor hy' nog de kracht had
haar te verdragen; ik zie aan hem weer, dat
de sluier van Maja tot op een zekere hoogte
niet gemist kan worden: want wie te plot
seling uit het verblindende licht der zicht
bare wereld neerblikt in de purperen duisternis
van het oerbestaan, dien wordt de blik ver
duisterd en hy heeft geen kracht meer, noch
om de beelden van het werkelijke leven in
zich op te nemen, noch om met vasten wil
ernstig in die duisternis te staren tot hij in
alles-overstralenden glans het levenwekkende
licht daaruit ziet verrijzen.
Het ga u goed, groet uw zuster hartelijk
en denk nu en dan een» aan uw vriendin
M. MEYSENBUG.
1) De Mémoiren einer Idealistin" waren
eerst in 1872 in het Fransch verschenen
echter zeer verkort. Intnsschen had Malwida
v. M. het boek omgewerkt tot een driedeelig
werk in het Duitsch geschreven. De eerste
twee deelen kwamen te Stutgart uit in 1875,
het derde deel in Februari 1876.
2) Zij bedoelt zijn werk: der Unzeitgemaszen
Betrachtungen.
3) Oud-Romeinsche naam voor Fano, dat
uit neerzettingen om een Fortuna-tempel
ontstaan is. B.
Wedstrijd in kunstwerken.
De te Parijs te houden wedstrijd in kunst
werken door vrouwen is een maand verdaagd.
In verband hiermede hebben de
mededingsters in Nederland tot 8 Februari e.k. gele
genheid om aan het comitékennis te geven
van haar voornemen tot inzending en zullen
de inzendingen eerst tusschen 25 Februari
en 3 Maart e.k. in Den Haag worden in
gewacht.
Vermaninyen tan r<»/?enr koningin Victoria
fan Engeland.?Mqvvpuw de, Charrière,
Bella r. Tuyll v. Serootkerken. Modes.
Door Heden belioorwSi * tot Engeland's
aanzienlijke kringen wordtin de laatste tijden
druk geprotesteerd tegen het meer en meer
verloren gaan van het godsdienstig karak
ter van den Zondag. Men wil wijding
geven aan den rustdag. Door Kngelschen
van Puriteinsche gezindheid wordt het be
zoeken van concert- en komediezalen, het
zitten in clubs en koiliehuizen op den dag
des Heeren gegispt en veroordeeld. Naar
aanleiding van de opklinkende stemmen van
hen, die zoo gaarne een verandering zouden
teweeg-brengen in den huidigen toestand,
het niet in-acht-nemen van den Zondag, het
verflauwen van godsdienstzin voert een
Engelsch tijdschrift brokstukken aan, ge
nomen uit een preek van Koningin Victoria,
door haar gepubliceerd in de London Gazette"
in de eerste jaren van haar regeering : Men
bevordere godsdienstige gezindheid en
deugdder liefde, ontstoken door een beter verstaan
en begrijpen der natuur zooveel menschen,
zooveel kringen, dat uit het volk zelf een
kreet door alle Duitsche landen gaat: Be
schermt de natuur tegen ons zelf, voor ons
zelf. Eenlingen, vereenigingen, gemeenten,
steden wedijveren om te redden wat nog
niet geheel verloren ging.
Vorst Schwarzenberg kocht een oerwoud, dat
gekapt zou worden. De heer Von Rugen laat
een eiland, Vilno, begroeien en bezetten zooals
de natuur het blieft. Koning Lodewijk van
Beieren kocht uit sloopershand een eeuwen
oude eik; de burgerij van Elberfeld een bosch
om er onverknoeide natuur te genieten;
Zwitsersche schoolkinderen hebben geld bijeen
gebracht om te beletten, dat in een schoone
bergpartij een reuzenhötel werd gebouwd;
gebroeders Sarasin schonken aan de
Zwitsersche vereeniging merkwaardige Taxusboomen
om ze tegen de houthakkersbijl te bescher
men ; een heide-maatschappij schonk aan een
botanische vereeniging een groot heideveld,
dat niet ontgonnen mag worden; de natuur
kundige vereeniging in Neurenberg kocht
een gipsheuvel, dien niet zal worden afge
graven, om de flora ongeschonden te bewaren.
Een verloren natuur-monument.
Beltheide, ten zuiden van Oud-Leusden, bij Amersfoort. Was eenig in ons land.
Uit De Levende Natuur, Uitgever W. VERSLUYS.
zaamheid; men vliede slechtheid, spotternij,
onzedelijkheid en alle zulke handelingen die
billijkerwijze de Goddelijke Wrake over ons
koninkrijk zouden brengen".
De koningin verlangt, dat de opperste ge
strengheid worde in-acht-genomen tegenover
dezulken die op den Dag-des-Heeren kaart
spelen of dobbelen, hetzij in hun eigen woning
of in 't openbaar. Met grooten nadruk beveelt
de koningin aan al haar trouwe onderdanen
Zondags ter kerke te gaan.
Voorts is het mijn heilig voornemen die
lieden te bekeeren die door de
ongebondenheid van hun doen of hunne gesprekken er
gernis verwekken in mijn jeugdige regeering."
De moeder vanden tegennoordigen koning
van Engeland was een vrouw van strenge
beginselen. Van schipperen en knoeien wist
zij niet. Zij was een groote steun voor haar
bekoorlijke schoondochter Alexandra, de
tegenwoordige koningin, wier eerste huwelijks
jaren als prinses van Wales niet louter
over rozen vergingen. Voor het lieftallige,
vrome, Deensche prinsesje was Victoria een
toevlucht en een zegen.
Tot de strenge opvattingen van wijlen
koningin Victoria, behoorde ook haar mee
ning over weduwen. Zij oordeelde dat een
chte vrouw, een trouwe echtgenoote, haar
man getrouw bleef ook nd. zijn verscheiden.
Hertrouwde weduwen behoorden niet tot haar
intieme vriendinnen. Zij vond den omgang
met haar een beetje pijnlijk en onaangenaam.
Bij den uitgever A. Jullien te Genève, is
een belangwekkend boek, resultaat vanjaren
langen arbeid, verschenen. Bedoeld werk han
delt over eene Nederlandsche vrouw uit de
XVIIIde eeuw, die uitnemend goed Fransch
schreef, en, die door haar Fransche vertol
king van Sara Burgerhart" de Letterkunde
der Lage Landen" aan zich verplichtte. Deze
vrouw heette: Isabella, Agneta, Elisabeth van
Tuyll van Serooskerken. Het werk geschre
ven over deze schoone, talentvolle, veelzij
dig ontwikkelde en vernuftige vrouw is van
de hand van den Zwitserschen schrijver,
Philippe Godet en is getiteld: Madame de
Charrière et ses amis, d'après de nombreux
documents inédits (1740?1805) avec
portraits, vues, autographes, etc.
Het keurig uitgevoerde boek is in twee
deelen, te zamen (1ste deel 516, 2de deel
447) 963 bladzijden. Het is breed van opzet.
Philippe Godet, een ernstig werker, heeft zich
niet tevreden gesteld met een a peu pres.
De taak die hij zich zelf stelde was uiterst
moeilijk. Schitterend heeft hij er zich van
gekweten.
Langzaam werd het werk door hem voor
bereid, gaandeweg is het in hem gerijpt en
ten slotte werden alle verzamelde gegevens
door hem geboekt met piëteit, vereering en
innige toewijding. Twintig jaren heeft de
heer Godet besteed om zijn reuzen-arbeid
zoo volledig, trouw, en frisch mogelijk te
houden. Een hoogst belangwekkend boek ook
om de documenten die geraadpleegd, de per
sonen en plaatsen die ? bezocht zijn, en de
ordening die voor het geheel is geschied.
Twee fraaie portretten van Belle de Zuylen,
(ie familie van Tuyll bewoonde zomers
het slot te Zuylen aan de Vecht gelegen
tusschen Utrecht en Maarasen Madame
de Charrière luisteren de deelen op, terwijl
een aantal afbeeldingen van personen,
kasteelen, huizen en landstreken in den tekst zijn
aangebracht. Behalve van rechtstreeksche
familieleden der van Tuyll's, werd de heer
Godet bij zijn werk gesteund door vlotte hulp
en zeldzame voorkomendheid van de zijde
van Nederlanders van naam en rang, waar
voor de auteur in zijn inleiding zijne erkente
lijkheid uitspreekt.
Madame de Charrière et ses amis" laten
den lezer niet los. Men is geheel onder de
bekoring van hunne exquise gevoelens en
hun fonkelend vernuft.
Het boeiend en aantrekkelijk werk van
den heer Philippe Godet, nu slechts door mij
aangestipt, hoop ik later breedvoerig te be
spreken.
De Vereeniging voor Heimatkunde beschermt
de omgeving van Berlijn tegen berooving
van natuurschoon; dat alles en nog zoo veel
meer doen particulieren en vereenigingen in
Duitschland.
In Frankrijk, Engeland, Belgiëen Dene
marken, in Rusland zelfs is de reactie tegen
vernietiging van het natuurschoon en voor het
behoud van relicten der vroegere natuur in
vollen gang. Ook Staat en gemeenten wer
ken mede; de Pruisische regeering laat in
ventaris opmaken van alle nog aanwezige
natuur-momenten en kocht al stukken land aan,
o.a. om de zeldzame dwergberk te behouden;
een spoorwegmaatschappij besloot langs de
lijn, typische hoornen en struiken te bescher
men, bepaalde levensgemeenschappen in stand
te houden." Zoo is overal de geest wakker
in Europa, en ook Nederland is ontwaakt.
Wel wat laat; maar bij ons scheen het
gevaar nog niet zoo nabij en de algemeene
liefde voor de natuur althans eene die zich
uit, dateert pas van voor een jaar of tien
twaalf. Ook is het nog niet zoo erg gesteld,
in ons land als in Duitschland vooral; ons
vaderland is een luxe-land, wij hebben veel
meer groote mooie buitenplaatsen, niet zóó
groot als in Engeland maar betrekkelijk in
grooter aantal. Wat in handen is van rijke
eigenaars, die aan productief maken nog niet
denken omdat zij 't niet noodig hebben, is
voorloopig veilig.
Toch is er al heel heel veel verloren
gegaan. In de Oosthoek van ons land vooral;
maar ook in 't midden Walder gibts fast
nirgends inehr in Deutschland, nur Forste;
zegt Francé, en die hebben meer van een
roggeveld of een bietenakker dan van een
bosch.
Daar zal 't ook heen gaan hij ons; als er
geen tegenwerking koint.Door de voortdurende
ontbossching en ontginning van zoogenaamde
woeste gronden, door kappen en draineeren
wordt alles genivelleerd tot een groot rogge
veld zonder klaprozen of een aardappel vlakte,
liefst van bloemloos ras, of tot een eentonige
hooiland met n beste grassoort. Die voort
gang is niet te stuiten, het moet; de aarde
wordt te klein voor de menschen; maar dat
beoogt ook geen enkele natuurvriend, geen
enkele vereeniging ; dat zou dwaasheid zijn.
Wat wij willen behouden zijn alleen souvenirs;
groote als 't kan, kleine als 't moet; op enkele
plaatsen, zeker, op vele, misschien, opdat ook
velen er heen kunnen gaan; ook voor studie,
maar voornamelijk om te genieten en er te
rusten te midden van ware natuurlijke
Het materiaal waaraan men dezen winter
de voorkeur schenkt voor concert-,
theaterof avond-mantels is ivoor-kleurig of zilver
grijs amazone-laken. Die mantels, los en
zér ruim zijn, voorzien van wijde vleugel
mouwen, die losjes de armen tegen koude
schutten, zonder de modieuse zér
gegarneerde japon-mouwen te kreukelen. Het ge
liefkoosd bont ter versiering van deze
prachtomhulsels bestaat uit een breeden rand
hermelijn. Rondom, langs hals, aan de beide
voorzijden en onder aan den rand van den
mantel, is de uiterst fiatteerende
bont-garneering aangebracht. Om in dezen
losgedrapeerden mantel de schouders te
accentueeren, worden deze versierd met application
in de tint van het laken, of grove, gelige
lersche guipure.
Madame Mode verordineert aan haar vrien
delijke volgelingen zich te tooien met kost
baar bontwerk, in de meest lokkende en
afwisselende modellen door haar vindingrijk
brein ontworpen, Tot dusverre is de winter
van het ten-einde-spoedend jaar 1905 een
slappe bondgenoot voor haar pittige en kittige
bedenksels. Doch Januari en Februari zy'n in
aantocht en met hen misschien strak-blauwe
luchten, bleeke zonneschijn, snerpende Oost
en Noordewinden. Dan zal de tempera
tuur gekomen zijn om het coquette, korte
bont-jacquet dicht-te-knoopen, om te waar
deeren de hooge kraag der lange, bonten
capes, de ruime met bont gegarneerde voor
zijden van den avondmantel kleumerig over
elkaar te slaan, de boa's om den hals te
sluiten in plaats van het elegant los-zwieren,
en de handen met genoegen te glippen in
de groote, breede, platte mof.
Taf-zijde blouses met vél kantgarneering,
gedragen op laken of cachemiere rokken
blijven modieus voor huiselijk middag en
avondtoilet. De blouses worden meestal even
als de tegenwoordige corsages schuin over
de borst geslagen. De voering der blouses
is geheel getailleerd. Om de puntvormige
chiffon of kant-garneering der blouse sluiten
zich onberispelijk de gefronste of geplooide
voorpanden der blouse. De wijde
bovenmouwen vernaauwend om den onderarm
sluiten strak om de polsen. Voor gekleede
toiletten, is de bovenmouw een ballon uit
loopend in een breeden kanten volant of
kanten strookjes lichtelijk dekkend de geheel
bloote .onderarm.
Jammer is het, wanneer een modegril eea
dubbelzinnig karakter verleent aan beeldige,
laken toiletten, in pastei-blauwe, ivoor, en
olijfkeurige tinten. Zulke toiletten, uiterst
smaakvol moeten geheel worden gelaten in
her haar passend kader van stijlvolle sober
heid. Bij zulke toiletten détoneeren bloote
armen. Nu worden die japonnen gemaakt
met losse ondermouwen, die metdrukknoopjes
gehecht worden in den ballon van de
bovenmouw. Zijn nu de ballons gegarneerd met
teer wijde, lange kanten volants, dan doet
die kantgarneering weinig smaakvol en is
uit haar karakter gerukt, wanneer zij óf toont
of nauwsluitende, puriteinsche, laken onder
mouwen.
Het modetje gelanceerd door mooie, jeugdige
Parisiennes van geheel zwarte avondtoiletten,
fionkerend in vuur van gitten en paillettes,
blijft nog op het mode-programma. Deze
avond-robes zijn vervaardigd van kostbare
kantstof of enig a jour gewerkt materiaal
en worden op zijde gevoerd. Een trekje van
verfijnde vrouwen^ ijdelheid is het de blank
heid, het zacht-rose incarnaat van hals en
armen met de somberheid van het toilet te
doen contrasteeren. Slechts jeugdige, bekoor
lijke vrouwen kunnen dit modetje met goed
gevolg huldigen. Ouderen van dagen blijven
gedenken, dat madame mode blijft verlangen
dat zij zich kleeden in teere, lichte tinten,
die, zooals ik reeds vroeger bemerkte, scherpe
trekken aanmerkelijk verzachten.
CAPRICE.
schoonheid. Wat de cultuur ons ontnam is
niet meer terug te krijgen, wat er nog over
is zal grootendeels te niet gaan. Maar helpt
ons tenminsten een deel, een klein deel te
redden. De middelen van verkeer gaan gelijk
op met de cultuur, dat is n troost; daar
door zijn geredde plekken natuurschoon ge
makkelijk te bereiken en behoeven er niet
zoovele te zijn.
Helpt ons; 't is ook een volksbelang,
evenals het bodemontginnen zelf. Ik herhaal
den oproep van verleden jaar. Helpt ons
door moreele en geldelijke steun. De ver
eeniging staat nu klaar om te werken, de
inventaris wordt opgemaakt. Wordt lid.
Tot voorzitter is gekozen dr. J. Th. Oudemans,
Amsterdam; een gelukkiger keuze kon niet
gedaan worden, die is een waarborg voor 't
welslagen. Aanmelding voorloopig nog bij
Jac. P. Thijsse, Bloemendaal. Als zijn enthou
siasme voor de waarlijk goede zaak het
alleen doen kon, dan was er heusch niets
meer noodig. Nu wel.
De minimum-contributie is ? l per jaar,
Donateurs ?50 per jaar of ?200 in eens.
Zegt het voort. E. HEIMANS.
* *
A. v. W. Amsterdam, 't Beschimmelen van
van Herbarium-exemplaren is dikwijls een
gevolg van 't inleggen vóór de planten vol
komen droog waren; ook kan 't filtreer- of
viltpapier vochtig zijn geworden door vroeger
gebruik.
Droog, droog en nog eens droog dat is de
eerste en laatste vereischte voor 't behoud
van een herbarium. Een plant moet
htrhaaldelijk van nieuw inlegpapier voorzien
worden bij 't eerste drogen, en de gebruikte
vellen filtreerpapier in de zon of bij de
kachel verwarmd worden.
Dergelijke antwoorden die niet voor iedereen
van belang zijn, geef ik liever per brief; dan
moet ik natuurlijk ook de adressen van de
vragers kennen.
C. C. Heemstede. Uw vogeltje dat op t
ijs van de slooten trippelde, is een groote
gele kwikstaart geweest. Die trekken hier
door of zwerven rond; soms den heelen
winter door. Toevallig heb ik er van de
week ook een gezien bij Zwammerdam, die
op slootijs liep. Het was een wijfje. De
vogel heet groot", maar is kleiner dan ons
gewoon kwikstaartje. E. Hs,.