Historisch Archief 1877-1940
No. J488
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
IE u a bièi cL'unan. aue noui n'avnoru vu ie Tza.r lourire !
reeds genoemde gade van den
tegenwoordigen Maecenas.
Ook ten opzichte dezer kerk, is 't hier
niet doenlijk hoewel ten volle ver
meldingswaard in biezonderheden te
treden. Niets is ook daar weer gespaard,
om te komen tot een heerlijk geheel.
Omtrent de zér bijzondere, door de
grootste bouwmeesters en kunstenaars van
't Noorden geprojecteerde
verbindingstoren (de olifantentoren) die Ny en
Gamle Carlsberg vereent, zij hier kort
heidshalve niets medegedeeld. Doch ik
zou niet 't volle licht doen vallen op
den man, wiens daden ik hier besprak,
verzuimde ik er op te wijzen, dat door
hem op Ny Carlsberg is opgericht een
brouwerij waarin bijna geheel alcohol-vrij
bier wordt gefabriceerd.
Overtuigd als hij is, dat de drankduivel
niet a bout-portant kan vernietigd wor
den, 'tracht hij zijn volk, dat, naar hij
mij verzekerde, sinds het socialisme in
Denemarken de hoofdtoon heeft, zooveel
feller zich op den alcohol werpt 7),
op déze wijze van diens verderfelijken
invloed te verlossen. En dat dit streven
gewaardeerd wordt, blijkt uit het feit
dat het Ny-Carlsberger-bier, door de
Deeusche Anti - Alcohol - Vereenigingen
wordt goedgekeurd.
Wat Carl Jacobsens' verhouding tot
het socialisme betreft, zoo gaf hij mij,
als zijn meening te kennen, dat dit
in 't stadium, waarin het nu in Dene
marken verkeert moreel niét gunstig
werkt.
Mijn onderhoud met dien hoog-edele,
gaf mij den indruk, dat, zoo zijn illusiën
van veredeling, beschaving te brengen
door kunst, niet ten volle bewaarheid
zijn geworden, ten minste niét in die
mate als hij had gehoopt, Jacobsen het
socialisme, in den vorm, zoo als zich dat
in Denemarken nu toont, niét vreemd
daaraan acht.
Toch wordt, naar mij door ontwikkelde
Kopenhagers verzekerd werd, tot heden
't streven van dien kapitalist" door
eigen volk wél gevoeld, een feit, dat zich
telken male bij verkiezingen openbaart.
Uit geheel vrijen wil wordt in 't groote
Carlsberger-kwartier op geen
socialistischen candidaat gestemd.
Ten slotte zij door nog n trek, 't
beeld van den hier besprokene tot grooter
volledigheid gebracht.
De reusachtige onderneming,aan welker
hoofd nu de kleinzoon van den oprichter
staat, is sinds eenige jaren in een maat
schappij op aandeelen omgezet. Carl
Jacobsen is nu directeur en heeft bij
dezen overgang, onder voorbehoud voor
beide partijen van omstandigheden, be
dongen, dat zijn zoon later hem in 't
directeurschap zal opvolgen.
Doch deze vader heeft er voor gezorgd,
dat het door zijn zoon daarmee verdiende,
tevens voor diens levensonderhoud moet
strekken. Zijn verder bezit is bijna ge
heel der natie gewijd.
Wél bewaarheidt Carl Jacobsen door
eigen-doen, wat de spreuken boven zijn
kunstverzameling verkonden.
Laboremus pro Patria."
Men kan God en Mammon niet tegelijk
dienen,"
Een goeden naam is meer waard dan
geld."
Den Haag, Dec. '05. VROÜWKE.
Muziek en Gymnastiek in de Aesthetische
1) Door hem is voor 't eerst in Denemarken
de thermometer in de brouwerij gebruikt ge
worden.
2) Frederiksborg ligt op pl.m. l uur gporens
van Kopenhagen.
3) Onnoodig te bemerken dat Thorvaldsen,
wien een speciaal museum te Kopenhagen
gewyd is, daar slechts met enkele werken is
vertegenwoordigd.
4) Zie photo's.
5) Ook deze Glyptotheek is sinds 1899
Staatseigendom en wordt steeds nog door
Jacobsen vergroot.
6) Gamle Carlsberg heet de grond, waarop
de eerste brouwerij en het laboratorium staan.
Tusschen die beide enorme terreinen, een
stad van middelbare grootte representeerend,
liggen de straten van arbeiderswoningen, den
brouwerijen toebehoorend.
7) Dit wél in tegenstelling met den toestand
in dit opzicht in overig Europa.
(III. Kunsterziehungstag te Hamburg,
13_15 October 1905).
III. (Slot.)
Het Congres te Hamburg is bijzonder be
langrijk geworden door alles, wat ons de
Hamburgsche onderwijzers hebben i aten zien
en booien van de practijk der aesthetische
opvoeding. De daden spraken hier veel klem
mender, dan alle woorden konden doen. Het
glanspunt van de feestdagen was het
VolksSchüler-concert" op Zondag 15 October, in
de groote zaal van het Konzerthaus", een
zaal nog grooter dan die in ons Concert
gebouw" en vooral met nog veel meer plaats
ruimte op de galerij en de daarachter gelegen
open loges. De geheele zaal was dicht bezet
met lange rijen jongens en meisjes uit de
hoogste klassen der volksscholen. De galerij
was voor de congresdeelnemers bestemd, en
de loges werden nog door kinderen ingenomen.
Meer dan 3000 vulden de zaal en bewaarden
een voorbeeldige orde, waaraan ons volwassen
publiek een lesje zou kunnen nemen. Nu
is de Hamburg che jeugd natuurlijk, dank
zij de zooveel hooger staande volksscholen,
iets heel anders dan de Nederlandsche, die
ook wel beschaafder zal worden, als de
autoriteiten de schooltoestanden maar ver
beteren. Bovendien was het niet de eerste
maal, dat deze kinderen daar kwamen. Keeds
jaren lang worden er 's winters Volkssch
lerconcerte" gegeven. Dan treden geen dilet
tanten op, of speelt een of ander minder
waardig orchest; neen, het beste orchest van
Hamburg, de Kapelle des Vereins
Hamburgischer Musikfreunde", onder leidingvan
den geestdriftigen aanhanger der nieuwe
beweging, Prof. Richard Barth, biedt het
beste, wat zij kan, de Hamburgsche
Volksjeugd aan. Verder verleent geregeld de
Hamburger Lehrer-Gesangs-Verein", een
der eerste mannenkoren van Duitschland,
zijn medewerking en treden ook wel eens
solisten op.
Het program vermeldde 1. Ouverture
Willem Teil (v. Rossini), 2. Twee liederen
voor mannenkoor; 3. Andante aus der
Symphonie mit dem Paukenschlag" (v. J. Haydn);
4. Twee liederen voor mannenkoor; 5 Ouver
ture : Meeresstille und glückliche Fahrt"
(Mendelssohn).
Bij elk orkestnummer gaf prof. Barth vooraf
een toelichting. Op eenvoudige, bevattelijke
wijze bereidde hij 't jonge auditorium voor
op ''t geen het te hooren zou krijgen. Met
de grootste aandacht, en, ofschoon elk kind
een program in zijn handen had, zonder
eenig geritsel te maken, luisterden die dui
zenden kinderen toe, en bijna onbeweeglijk
volgden zij daarna de heerlijke muziek.
Eerst toen de laatste tonen weggestorven
waren, en ze niet meer door den indruk ge
vangen gehouden werden, kwam er ontspan
ning in de massa, en barstten ze in toejuichingen
los. Het was waarlijk aangrijpend ; kon men
zooiets ook eens in Amsterdam beleven l
Dat de meesterlijk gezongen liederen de
kinderen ook zeer voldeden, spreekt vanzelf.
Vooral het allen bekende Lorelei" van
Silcher pakte.
Een teekenend voorval moet ik hiereven
vermelden, dat den goeden geest der Ham
burgsche jeugd treffend illustreert. Nadat
de dirigent de Ouverture van Mendelssohn
had toegelicht, werd hij door de congres
bezoekers met een warm applaus beloond.
En dat was wel verdiend. Voor Sch
lerconcerte" is zulk een leider van onschatbaar
voordeel. De kinderen echter, voor wie 't
niets nieuws was, begrepen het applaus niet,
en stemden er dan ook bijna heelemaal niet mee
in. Alleen na de uitvoering was 't hun beurt.
Het heele concert had zonder groote
pauze van 2S4 tot ca. 3 % uur geduurd.
De aesthetische lichaamsoefeningen kreeg
men te zien bij de z\\ emoefeningen in een
der groote Hamburgsche Schwimm-hallen"
en bij verschillende gymnastische oefeningen
en spelen.
Wat de heer Fricke 's morgens theoretisch
had uiteengezet, werd des middags uitgevoerd.
Zwemmen op den buik en op den rug en onder
water, springen en duiken, het was een
vroolijk gezicht die jongens en meisjes in hun
lenige en mooie bewegingen en spelen in 't
water te zien. Het was bewonderenswaard, tot
welk 'n hoogte de meisjes het reeds gebracht
hadden, na eerst een halfjaar zwemonderwijs
genoten te hebben. Ik had er graag de
Nederlandsche schoolautoriteiten bij gezien. Als zij
dan nóg niets voelden voor de invoering
van zwemonderwijs in onze scholen, dan zou
men aan hun liefde voor goed onderwijs
moeten gaan twijfelen.
Vrijdags waren wij uitgenoodigd om het
Hamburgsche turnen in scholen en
vereenigingen te komen zien in de groote
Turnhalle des Hamburgs-St. Pauli Turrivereins".
Het beste was, wat jongens en meisjes te
zien gaven. Alles op te noemen zou te veel
plaatsruimte vergen. Bijzonder interessant
waren de reien en dansen met muziek en
zang, uitgevoerd door 'n aantal meisjes der
volksscholen onder leiding van Früulein
M. Raclszwill. Het ware te wenschen, dat
mej. R. met hare leerlingen in Amsterdam en
andere groote steden "eens uitgenoodigd werd
om ons te laten zien, hoe zij het gymnastiek
onderwijs opvat. Ik ben er zeker van, dat het
nog beter bevallen zal, dan wat b.v. miss
Hunter hier heeft laten zien van de nieuwe
teekenmethode. Zij a er niet eenige rijke
schoolvrienden onder de lezers van dit blad,
die ons onderwijs dezen dienst willen bewij
zen ? Verblijfkosten zouden zeer gering zijn,
als de meisjes bij verschillende families gelo
geerd konden worden.
Ten slotte vermeld ik nog de volks- en
jeugdspelen in de open lucht, des Zondags
morgens. Het reusachtige Heilig eng eist feld
biedt hiertoe een uitmuntende gelegenheid.
Dit terrein behoort nog aan de gemeente, en
schijnt voor dit doel bestemd te blij ven. Hoe
geheel anders dan bij ons, moest ik weer den
ken. In Amsterdam schijnt de gemeente te den
ken, dat een groote stad het wel zonder groote
speelplaatsen of parken stellen kan. Wat
daardoor aan volksgezondheid en volkskracht
verloren gaat, speelt bij ons geen rol in de
raadszaal. Enfin, wellicht wordt het nog
eens beter. En beter kan het worden, hoe
meer men gaat inzien, dat de huidige toe
stand niet deugt. De maatschappij heeft er
't grootste belang bij, de jeugd tot een ge
zond, ontwikkeld geslacht op te voeden. Elke
gulden, hieraan besteed, brengt de hoogste
rente op. Vreemd, dat onze
regeeringsmannen, die toch anders goed kunnen rekenen,
dit zoo slecht begrijpen. Zij zien in zoovele
dingen naar onze naburen. Waarom dan niet
naar alles, wat dezen doen voor de lichame
lijke en geestelijke volksopvoeding ? Veel
kunnen wij van hen leeren, als wij maar
willen. Velen weten het misschien ook niet.
Van harte hoop ik, dat dit verslag van den
derden Kunsterziehungstag" in Hamburg,
velen zal aansporen, of met nieuwen ijver
vervullen, om mee te werken aan de aesthe
tische opvoeding van ons eigen volk.
J. W. GKRHARD.
Den heere Jan Kalf.
Waarde Heer!
Uw artikel 1) met de ontdekking van
tallooze Roomsche mysteriën, heb ik gaarne
ontvangen en met groote belangstelling ge
lezen. Het was mij bjj die lectuur, alsof
oude dagen herleefden; want inderdaad, gij
blijkt de edele kunst van iemand vliegen af
te vangen nog heelemaal niet te hebben
verleerd. Gij beoefent dit métier zelfs zoozeer
con amore, dat men geneigd is zich af te
vragen, of ten slotte toch eigenlijk de
entomologie niet het vak is, dat geheel uw hart
heeft, het vak dus dat uwe levensroeping
had behooren te zijn. Maar als ik die vraag
stel en ze na ernstige overweging beantwoord,
dan moet dat antw oord toch beslist ontkennend
zijn. Ik vind niet (en ik heb nooit gevonden),
dat, hoeveel geneigdheid gij ook moogt be
zitten tot het betuttelen van de literaire daden
uwer medeschepselen, uwe kracht dadr ligt.
Want ik verheug mij, er dadelijk te kunnen
bijvoegen, dat ik, terwijl ik u in de negatie
niet sterk kan vinden, daarentegen met
bijzondere waardeering ontvang alles, wat gij
in de positieve opbouwende lyn ons schen
ken wilt.
Deze laatste verzekering zult gij wellicht
de goedheid hebben om zonder nader bewijs
van mij te aanvaarden. Maar natuurlijk
verlangt gij rekenschap van mijne gering
schatting uwer agressieve vermogens. Ik sta
gereed u die rekenschap te geven.
Wanneer het een bydehandsch individu
als den heer Jan Veth overkomt, dat hij
iemand uitdost in eene stola, of wanneer hem
eene andere malligheid ontsnapt, dan is het
natuurlijk wel pleizierig, dit wat heel duidelijk
te zeggen in het openbaar. Ik gevoel dat wel.
Zelfs indien meer vreedzame naturen, zooals
uw onderdanige dienaar, indien ook ettelijke
hooggeleerden (en nog wel protestantsche!)
zich lichtelijk te buiten gaan aan geringe
ongerijmdheden, dan is het voor een jong
en strijdlustig katholiek gemoed wel ver
leidelijk, daarover even te triompheeren in
de krant. Daar gaat niets van af, en het
ware wreed u dit genoegen te misgunnen.
Maar men behoort toch te erkennen, dat
de door u geïnstitueerde, doodonschuldige
vliegenjacht niet het karakter heeft van
een veldslag. Indien gij mij en den anderen
protestantschen zondaren 10.000 vliegen
afvingt, den ongelukkige dieren de vleugels
uittrekt en ze dan met huid en haar
verslondt, dan zou men deze kleine oefening
in de hoogere vechtkunst m.i. toch in bil
lijkheid niet hooger mogen opvijzelen dan
als een jacht op klein wild. Wanneer men
verder ging en de zaak wenschte voor te
stellen als eene heldhaftige episode van
oorlogabedrijf, dan zou ik het niet kunnen hel
pen, indien ik onweerstaanbaar herinnerd
werd aan den aanval van den onsterfelijken
Don Quichote op de kudde schapen.
Vergun mij het nog even te verduidelijken
Het was altijd wel uw zwak, dat uw succes
in eene kleine schermutseling u.den indruk
gaf, dat gij een koninkrijk hadt veroverd.
Ook nu weder! In uw stukje hebt gij ver
schillende zeer juiste opmerkingen gemaakt
waarvoor ik mij, nederig mijne geringere ken
nis erkennende, van harte dankbaar verklaar.
Toch, al hebt gij altijd gelijk, schijnen deze
uwe opmerkingen mij niet de ver strekkende
conclusiën te rechtvaardigen, die gij er aan
verbindt.lk wil er nu niet van spreken, dat het niet
heel billijk schijnt, wijlen den heer Oudeman
ter verantwoording te roepen, terwijl gij zei"
in eene noot zijne bekeering reeds vermeldt,
niet heel aardig om, gebruik makende van
eene min gelukkige uitdrukking, het voor te
stellen, alsof ik niet zou weten, dat een kos
ter, geen priester zijnde, ook niet de mis
kon bedienen. Maar zoudt gij ons heusch
willen wijsmaken, dat het voldoende is katho>
liek geboren en getogen te zijn, om te weten
dat onder een ciborie in de 8ste eeuw ver
staan werd de overhuiving van een altaar'
M.eent gij werkelijk, dat de omstandigheid
dat onze vriend Moes niet katholiek gedoop
is, een notabel verschil maakt met betrek
king tot zijn oordeel over den samenstelle:
van het schoone lied Conditor alme siderum,
En zoudt gij waarlijk niet de hand op h
hart kunnen verzekeren, dat een katholiek
meer gegevens bezit dan een protestant te:
beoordeeling der questie of Jahel, de huis
vrouw van Haber, al dan niet eene maagd was'
Ik betwijfel, of ge met een gerust geweten
dit alles zoudt durven volhouden. Welnu,
wat beteekenen dan, als resultaten van uwe
opmerkingen, de brommende zinsneden over
den peraicieusen invloed op de voorstel
ling der middeleeuwen, welke onkatholieke
auteurs, ook met de zuiverste bedoeling,
geven?" Wat de aankondiging van de ver
bazingwekkende resultaten", die uw opzet
telijk onderzoek" van de zonden der protes
tantsche schrijvers leveren zou ? Wat ten
slotte de voorspelling, dat slechts een
boekdeel van critische kantteekening" zou
volstaan, om alle onjuistheden in drie onge
lukkige hoofdstukken van prof. Te Winkel
te releveeren ? In 'g hemelsnaam, houd op l
zijn wij geneigd uit te roepen ; het vaderland
is niet in gevaar en het bestaan van het
katholicisme wordt niet bedreigd ! Bespaar
uwe kostelijke werkkracht, kan het zijn, voor
ernstiger gelegenheden!
Maar gij hebt ook meer speciale grieven
tegen de protestantsche historiographie. De
officieele wetenschap" (die eene onheilspel
lende verwantschap vertoont met de befaamde
christelijke historie", wier spookgestalte een
anderen katholieken historicus uit den slaap
houdt) lijdt aan bedenkelijke geringschatting
voor rooinsche geleerdheid"; de toon tegen
over katholieke schrijvers is opgepast; kortom,
katholieke onderzoekers worden niet be
schouwd als gelijkgerechtigde vakgenooten".
Ik heb deze grief meer vernomen en ze altijd
vreemd gevonden. Meent men heusch, dat ik
en anderen, wanneer ik in De Gids een artikel
ontmoet, dat mij aantrekt, vooraf onderzoek
doe naar het geloof van den schrijver en het
stuk oversla, indien ik verneem dat hij
katholiek is? De zaak is, dat er veel periodieke
lectuur is : De Gids, Onze Eeuw, De XXe Eeuw,
De Beweging, Groot-Nederland, Vlaanderen: men
komt inderdaad niet toe aan de speciale tijd
schriften, waarin de heeren katholieken
hunne studies bijeenplaatsen en die tot nog
toe inderdaad minder belangrijk schijnen dan
De Gids. Dat is geen kwade wil van ons : ik
lees gaarne alles wat belangrijk is. Ik sla
nooit iets over van Victor de Stuers; de
lectuur uwer eigene kunsthistorische studiën
is mij altijd een genot, en ik geloof dat wijlen
dr. Schaepman onder de protestanten nog
meer populair was dan onder de katholieken.
Aan de heeren is het te zorgen, dat zij door
ons gelezen worden l
Nog slechts enkele dagen geleden hoorde
k uit den mond van een der eersten onzer
Nederlandsche katholieken dezelfde klacht,
ditmaal naar aanleiding van het geval, dat
een onzer groote openbare boekerijen niet
geabonneerd was op De Katholiek. Leest gij
den Katholiek f" vroeg ik. Neen," ant
woordde hij, maar het ergert mij, dat par
tijdigheid u en my de gelegenheid daartoe
beneemt." Goed," zei ik, ik lees hem ook
niet; maar als ik het wel begrijp, wenscht
gij dus niet alleen als bon catholique de
vrijheid om het tijdschrift niet te lezen, maar
bovendien de vrijheid om ons, ketters, die
het ook niet lezen, uit te schelden voor partij
dig en bekrompen." Het gaat hiermede
zooals, volgens een bekend verhaal, met
de Leidsche universiteit. Naar men wil,
hebben de Leidsche hooggeleerden tusschen
vier muren wel eens iets op elkaar aan te
merken; maar veroorlooft zich een outsider
dezelfde vrijheid, dan vallen zij allen zonder
uitzondering op het aangezicht en roepen
met eene kleine variatie: Allah is groot,
groot zijn zijne profeten!"
Zoo gaat het ook hier; wij zijn dat al ge
wend. Maar met dat al komt het mij toch
wel wat heel vreemd aan, dat gij, Jan Kalf! in
eigen persoon het onderneemt te laten druk
ken, dat protestantsche auteurs zich onbe
hoorlijk gedragen, als zij klagen over onwe
tenschappelijke polemieken en ongemanierde
pamfletten" der katholieke auteurs. Bij eenig
nadenken zal uwe herinnering u wellicht te
binnen brengen wat ik bedoel; maar laat
mij alvast deze kleine bloemlezing u aan
bieden uit uwe laatste pennevrucht zelve:
De Nederlandsche katholieken hebben ge
durende een groot deel der 19e eeuw niet
gedaan aan zoo intense beoefening der histo
rische studie, als noodig zou zyn geweest,
om de achting van onkatholieken af te
dwingen." Het feit bestaat, dat de thans
bereikte kennis van het middeleeuwsche
verleden van ons land voor verreweg het
belangrijkst deel aan het werk van
metkatholieke geleerden te danken is." A.1 wat
wij bezitten over geheel de vaderlandsch
mediaevale cultuur is grootendeels, ja bijna
uitsluitend niet door katholieken geleverd".
Sapienti sat! Ik noodig u uit, dit een en
ander eens nader te overwegen.
Maar gij hebt ook een ander bezwaar
tegen ons, ernstiger eigenlijk, omdat er
minder aan te doen is. Gij hanteert niet de
grovere wapens van sommige uwer strijd
bare geloofsgenooten; gij klaagt niet over
bewuste partijdigheid. Maar gij beweert,
dat onze gemoedsgesteldheid van dien aard
is, dat wy, onwillens en onbewust, niet in
staat zijn aan de geschiedenis der middel
eeuwen, der katholieke middeleeuwen, recht
te doen. Ik vind (onder verbetering), dat gij
ook ditmaal geene gelukkige hand hebt
gehad; ik heb den indruk, dat gij het
strijdgewoel wat zijt ontwend. Immers niet
alleen krijgt de hoogleeraar Blok (zoo
maar, zonder aanleiding 1) van u een pluim
pje ; maar gij verklaart zelfs, dat mijne
voorstelling van den aflaathandel over
eenkomt met de voorstelling, die men zich
in de middeleeuwen daarvan maakte. Kan
het fraaier voor een mediievist ? Ja inder
daad, het kan nóg fraaier; want het blijkt,
dat ik in enkele opzichten van den aflaat
handel eene te geflatteerde voorstelling" heb
gegeven. Ik vraag u : wat moet men daarvan
denken? Een protestant, die van den aflaat
handel eene te geflatteerde voorstelling geeft l!
Toch zal, meent gij, onze onkunde van
den katholieken eeredienst er ons noodzake
lijk toe brengen, de middeleeuwen telkens
verkeerd te verstaan en voor te stellen. Is dit
wel zoo zeker? Luister'eens even. Als gij de
zonden van den heer Moes zult bespreken,
vermeldt gij een allerzeldzaamst boekje, in
het Utrechtsch gemeente-archief bewaard";
ik vermoed, dat jgij het Cantuale Trajectinum
bedoelt. Maar hoe viel het u in, dit gedrukte
en uitgegeven zangboekje te zoeken in het
archief der stad Utrecht? Inderdaad, gij weet
toch beter! Onder geleerden is het wel geen
geheim, dat dergelijke boekjes niet in archieven
te zoeken zijn, maar in bibliotheken. Door
zoo onbedacht gepraat zoudt gij werkelijk
voet kunnen geven aan de onjuiste meening,
dat gij absoluut geene voorstelling hebt van
den aard van een archief. Ik geloof dit niet;
ik weet beter. Maar stel nu eens, dat ik als
volgt redeneerde. De heer Jan Kalf blijkt
geheel geene voorstelling te hebben van den
aard van een archief; toch heeft hij eene
studie uitgegeven over de geschiedenis van
de zijdeweverij in Nederland, die voor een
belangrijk deel is opgebouwd uit de gegevens
van archiefstukken. Het moet met dit stuk
dus niet volkomen in den haak zijn, ik ver
trouw zijne resultaten niet.
De redeneering zou dwaas zijn, en toch is dit
geval veel ernstiger dan de zaken, die gij be
spreekt. De flater, die gij gemaakt hebt, raakt
den grondslag van het onderzoek en is vrij wat
erger dan de vergissingen over allerlei kleine
details,die ge mij terecht verwijt. Neem b.v.mijn
bewering, dat een oxaal alleen voorkwam in
kapittel- en kloosterkerken, terwijl er, naar gij
leert, zelfs een aanwezig was in de dorpskerk
te Helvoirt. Ik ben dankbaar voor de te
rechtwijzing, die ik voetstoots aanvaard;
maar wat ter wereld heeft mijne bewering
te maken met den aard van het katholicisme ?
Mijne gezamenlijke zonden over detailpunten
laten ten slotte het oordeel over het katho
licisme in de middeleeuwen volkomen intact.
Ik ga verder; met eenige kans op succes
meen ik te kunnen volhouden, dat ik zelf,
toen ik meende de oxalen voor kapittel- en
kloosterkerken te mogen reserveeren, meer
in overeenstemming was met aard en doel
der oxalen dan de goede parochianen van
Helvoirt zelven, die zich ten koste van veel
geld den blik op het hoogaltaar bemoeilijkten.
En toch, met dat al voel ik iets voor uw
bezwaar. Volledig begrijpen", zegt gij, blijft
uitgesloten, indien de liefde niet tot door
dringen helpt". Ik moet daarvoor wel
iets voelen; want eenige jaren geleden
heb ik in een ander verband juist het
zelfde gezegd 2). Gij wilt de liefde ge
bruiken als telescoop, die het uitzicht der
katholieken op de verre middeleeuwen ver
scherpt. Het beeld is niet fraai, maar het
is treffend duidelijk; ik gevoel er iets voor.
Maar toch, men overdrij ve het bezwaar niet;
ik ben vast overtuigd dat de protestant, de
religieus gevoelende protestant, inderdaad
voor de vroomheid der middeleeuwen veel
meer gevoelen kan en zal dan de katholie
ken meenen,- wellicht meer dan sommige
prozaïsch aangelegde katholieken zelven ge
voelen. Neem b.v. de boeken van Moll en
Acquoy over Windesheim. Als zij spreken