Historisch Archief 1877-1940
H'. 1489
DE AMSTERDAMMER
WEEK
A°. 1906,
EELAND
Dit nummer bevat een bijvoegsel.
O m. d. e r redactie -v a. m. J". ID IE IKI O O.
Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Heerengracht 457, Amsterdam.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
Abonnement per 3 maanden . .... . ? 1.50, fr. p. post f 1.03
Voor Indiëper jaar ? mail 10.
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar 0.12'/*
Bit Uail is verkrijgbaar Kiosk 10 Boulevard des Capneincs tegenover het Graud Café, te Parijs.
Zondag 7 Januari.
Advertcntiën van t?5 regels / 1.25, elke regel meer. . .... f 0.25
Reclames per regel ? 0.40
Annonces uit Duitscliland, Oostenrijk en Zwitserland iv«rden uitsluitend aangenomen door ile flrina
11UUOLF ilOSSE te Keulen en door alle filialen dezer firma. De prijs per regel is 35 Pfenuig.
INHOUD:
VAN VEREE EN VAN NABIJ: De
wetteljjke regering van het Accountants-beroep
en de Amst. Kamer van Koophandel, door
Carel M. de Vries Jzn. De oude talen op
het Gymnasium in de toekomst, door B.
Gemeentebelangen, II, door TJ. Simons.
FEUILLETON: Nachttrein. Naar het Duitsch,
van laabella Kaiser. KUNST EN LET
TEREN : dr. H. 3. Betz, f; door F. Smit
Kleine. De Regale" Abdy van Egmond,
door Bernard J. M. de Bont, beoordeeld
door A. Klaver. Huize Ter Aar, door Jeanne
Reyneke van Stuwe, beoordeeld door Peter
Spaan. VOOR DAMES: Sarah Tooley
Florence Nightingale, vertaling van J. W.
Onnen-Bongers, beoordeeld door Johanna
W. A. Naber. ALLERLEI, door Caprice.
UIT DE NATUUR, door E. Heimans.
Plateelbakkerij de Distel", (met afb.), door
J. H. R. Rembrandt-Brieven, I, (met
penteekening), door S. Kalff. Roomsche
mysteriën, (Ingez.), door Jan Kalff.
Muziek in de Hoofdstad, door Ant. A
verkamp. FIN4.NCIEELE EN
OECONOMISCHE KRONIEK, door D. Stigter.
Soldatenvoeding, door Corn. de Goede Hz.
BOE K AANKONDIGING. SCHETSJES:
Wat zij dacht, en wat hij zeide. Naar het
Italiaansch, van Paola Lombroso. ALLER
LEI. DAMRUBRIEK.?SCHAAKSPEL.
ADVERTENTIEN.
IIIIIIIIIIIIIIIIMMIIIIIIIIIIflIlllllllllllllimillllllMHIIMIIIMIimilllllllllK
De wettelijte regelig m M
Acconniantsf n de Amsterd, Kamer van Koopüanflel.
Door het vorige ministerie is een
onderzoek ingesteld naar de behoefte aan
wettelijke regeling van het
accountantsberoep. Verschillende colleges werden
tot advies hieromtrent uitgenoodigd. Te
dien einde zond het ministerie o.m. aan
de verschillende Kamers van Koophandel
een missive met vragen en een ontwerp
van wet.
Tal van beroepen zijn hier te lande
bij de wet geregeld; de uitoefening der
geneeskunde, der rechtspraktijk, het
notariaat, de makelaardij, het expeditie
wezen, de commissiehandel, het
kassiersbedrijf e. a. Waarom zal het
aecoutantswezen, zeker niet minder belangrijk, niet
evenzeer bij de wet geregeld worden,
ten bate van den accountant, maar zeker
niet minder ten bate van het publiek,
dat zooveel doenlijk tegen, misstanden
dient te worden gewaarborgd ?
Hoe langer hoe meer wordt gebruik
gemaakt van de diensten van den accoun
tant. Vaak, zeer vaak worden hem de
intiemste geheimen van personen en zaken
toevertrouwd, is het dan niet hoogst
noodzakelijk, dat accountants door den
Staat worden geëxamineerd, benoemd
en beëedigd 'f
Bij invoering van de wettelijke regeling
zullen ook personen worden erkend, die
daarop geene of niet voldoende aanspraak
hebben, doch dat zal bij eiken overgangs
maatregel niet geheel te vermijden zijn.
Ook bij invoering van een Staatsexamen
zullen de toegelaten, de geslaagde
candidaten niet steeds in elk opzicht geschikt
blijken, doch ditzelfde doet zich voor bij
onderwijzers, doktoren, advocaten e.a.
Een examen geeft niet altijd voldoenden
waarborg voor bekwaamheid, maar zeker
nooit voor betrouwbaarheid. Een accoun
tant moet een betrouwbaar rekeningkundige
zijn, dit is rneeu ik een vrij juiste ver
taling van het oorspronkelijk Engelsche
woord. (Account rekening, accoimtable
= betrouwbaar.) Wie dus wél de be
kwaamheid, doch niet de betrouwbaarheid
bezit is geen accountant, doch des accoun
tants parasiet. Ten slotte zouden
onwaardigen bij de wet worden geroyeerd.
Tijdig wettelijk ingrijpen is m.i. zeer
gewenscht.
De verschillende Kamers van Koop
handel hebben dan ook bijna zonder
uitzondering hun advies in dien geest
uitgebracht. De Amsterdamsche Kamer
van Koophandel behoorde tot de weinige
die die uitzondering maakten. Mag dit op
zichzelf bevreemding gewekt hebben, deze
nam toe, bij het lezen van het uitge
breide verslag en de gebezigde bewoor
dingen. (Zie o.m. Handelsblad L'i-10-'05
Ochtend-editie eerste blad.)
De Kamer sprak zich o.m. als volgt uit :
ten g H u s t e :
1. Accountants kunnen
in vele gevallen belang
rijke diensten bewijzen o. a.
bij het ontwarren van
boekhoudingen^ hef uit
oefenen van geregelde con
trole 0[i de boekhouding,
het instellen van onder
zoek naar verkregen resul
taten', kortom rerijtcere;i
van cijfers.
ten o n f* u n s te:
2. Men overschatte de
werkzaamheden van den
accountant niet.. ,. zijn
controle zal nooit eene
garantie voor de soliditcit
eener zaak of vennoot
schap kunnen verschaf
fen enz.
3. De noodzakelijkheid
tot regeling van het
ac4. Docli ook al moge
de noodzakelijkheid eener
wettelijke regeliug van het
beroep van accountant
voor de Kamer niet vast
staan, daarmede is niet
bew.erd, dat in het alge
meen genomen zoodanige
regeling wellicht niet haar
nnt zou kunnen hebben,
Waar eenroaal het feit
vaststaat, dat het groote
publiek gewicht hecht aan
de uitspraken der accoun
tants, bestaat er wel ecnige
reden, zoodanige maatre
gel te nemen, dat dat pu
bliek althans tegen onbe
voegde beoefenaars van het
vak zooveel doenlijk vvoi'de
beschermd. Slechts moet
dan de eiseh gesteld "wor
den, dat de wetzichuinnen
enge grenzen bepcrke en
niet door de bescherming
eener bepaalde groep van
personen de belangen van
anderen schade.
countnntsberoep is zeker
nog niet gebleken £n wan
neer die wettelijke regeling
zon geschieden met de be
doeling het mogelijk te
maken, dat bij de herzie
ning van de wet op het stuk
der naamlooze vennoot
schappen, controle door ac
countants verplicht zou
worden gesteld, zou de Ka
mer hanr ten sterkste ont
raden. Zoodanige controle
toch van naaml. vennoot
schappen acht zij aller
minst aanbevelingsH aar
dig. En eene controle die
van Staatswege aan te wij
zen accountantszouden uit
oefenen zon weinig vrucht
dragen ca tot ernstige
moeielijkheden aanleiding
geven.
5. Een wettelijke re
geling evenwel op dit
oogenblik in te voeren
komt de Kamer eeiiigszius
praematnur voor. Zoolang
toch niet het gebruikma
ken van de diensten van
accountants uitdrukkelijk
door de wet is voorgeschre
ven, kotut haarde tijdvoor
de regeling van dat beroep
niet aangebroken voor en/.
Zoo gaat het nog eene wijle voort en
wat verder wordt dan gezegd: Nog
merkt de Kamer op, dat bij het maken
eener wettelijke regeling van de uitoefe
ning van het beroep van accountant
zouden worden uitgesloten verschillende
boekhouders, in hun vak misschien even
bekwaam als een wettelijk gebreveteerd
accountant wellicht in het bezit van
de akte H. O. Boekhouden, doch die
door hunne bezigheden geen tijd, of met
het oog op hun leeftijd geen lust hebben,
zich voor het examen van accountant
voor te bereiden, dan wel zich daaraan
te onderwerpen."
Blijkt uit dit laatste niet voldoende,
dat over personen en zaken werd geoor
deeld zonder genoegzame bekendheid met
het vak, de personen en de toestanden?
Kan de lezer zich wel voorstellen, dat
dit de uitspraak is van Nederlands
eerste Kamer van Koophandel?
Meer en grooter tegenstrijdigheid is
zeker wel iets zeldzaams. Men zou toch
meenen, dat zoo do accountants belang
rijke diensten kunnen bewijzen, zopals in
den aanhef gezegd wordt, dit op zichzelf
een argument van genoegzame beteekenis
is om tot wettelijke regeling te mogen
adviseeren.
Dat men de werkzaamheden van den
accountant niet moet overschatten spreekt
vanzelf, niet n bekwaam accountant zal
zulks wenschen. Integendeel, zulk over
schatten is hem onaangenaam, doch onder
schatting is dit niet minder. Ni cel exces
d'honneur, ni cette indignité!"
Heusch hij doet nog wel iets meer dan
cijfers verifieeren. Vaak is hij voor de
zaak en de belanghebbenden wat de
dokter is voor den zieke. Zijn voortdurend
werken in allerlei soorten van onderne
mingen, waarbij hij telkenmale tot op do
kern heeft door te dringen, geven hem
een kijk op personen en zaken, die slechts
bij weinigen (niet-vakmannen) zullen
worden aangetroffen.
Verder spreekt de Kamer zich uit, dat
zij invoering van accountantstoezicht bij
de N. V. ten sterkste ontraadt, /ij acht
dit allerminst aanbevelenswaardig, weinig
vruchtdragend en verwacht verder dat dit
tot groote moeielijkheden aanleiding zal
geven.
Dit alles wordt eenvoudig beweerd
zonder ook maar het geringste argument
er voor aan te voeren. Hoe is het
mogelijk?? Doch op mijn beurt vraag
ik, waartoe dient de raad van Commis
sarissen? Om toezicht uit te oefenen op
het beheer?? Naar ik meen is dit al
thans de bedoeling. Commissarissen
moesten eigenlijk accountants zijn. Jam
mer genoeg zijn er echter o, zoo weinig
commissarissen, die tot zulk eenen
(accountants)arbeid in staat zijn, en
gewoonlijk zijn zij, die daarvoor wel de
bekwaamheid en geschiktheid alsmede
het helder inzicht hebben, door allerlei
werkzaamheden zoodanig bezet, dat zij
zeer beslist den tijd voor dien arbeid
missen. Tot nauwkeurige verificatie van
boeken en geschriften is zeer veel tijd
en zeer veel toewijding noodig, om nu
maar niets te zeggen van de benoodigde
kennis en scherpzinnigheid. Zeker is
het niet imperatief noodzakelijk, dat bij
elke N. V. accountantstoezicht worde
vereischt. Familiezaken, of kleine quasi
naaml. vennootschappen kunnen er mis
schien (?) buiten, doch bij elke onder
neming waarbij het kapitaal door velen
wordt verstrekt, bij alle zaken waarbij
het groote publiek kan geïnteresseerd
zijn (bankzaken, verzekering-maatschap
pijen en ondernemingen van zeer grooten
omvang) daar moest eene permanente
controle van accountantswege niet mogen
ontbreken. Bij de balans moest het
rapport van den accountant worden over
gelegd, (gepubliceerd in extenso) gevende
een helder overzicht en een grondig
geargumenteerde uiteenzetting van den
stand der zaken met vermelding van de
oorzaken van event. plaats gehad heb
bende tegenspoeden en verder zijne
meening omtrent de te verwachten resul
taten. Er bestaat groote kans, dat daar
door heel wat verwatering (verlies) van
kapitaal zal worden voorkomen. Want
niet alleen is eene permanente controle
gewenscht, neen er moest geen zaak
kunnen worden opgericht, voor en aleer
een accountant zijn meening over de
onderneming naar beste kunnen heeft
uitgesproken. Ook bij uittreding van
vennooten, scheidingsstaten (speciaal bij
overlijden, curateele e.d.) bij faillissement,
onderhandsch accoord enz. zou
accountantsbijstand ten "bate komen van de
betrokkenen, die thans no^, wegens ge
brek aan deskundige hulp, zeer vaak
ernstig worden benadeeld. Hoewel nog
niet wettelijk geregeld, worden door de
accountants reeds vele belangrijke dien
sten bewezen, dat deze nog aanmerkelijk
zullen toenemen bij wettelijke regeling,
behoeft zeker geen betoog.
Alleen die directeuren en commissa
rissen die zaken exploiteeren te eigen
bate, doch met het geld van anderen,
kunnen bezwaar hebben tegen controle
en dezulken mogen geen stem hebben in
deze belangrijke zaak. Ware de Kamer
overigens bekend met hot m. i. uitmun
tende ontwerp van wet op de Naamlooze
Vennootschappen der Staatscommissie
(van 22-11-1879) dat, naar ik hoop, binnen
niet te langen tijd wet zal worden, dan
had zij geweten, dat ofschoon die com
missie zeer waarschijnlijk gedacht heeft
aan het accountantstoezicht, zij toch ner
gens ecu imperatief voorschrift gaf, doch
dit blijkbaar overliet aan het inzicht der
oprichters en anderen. In hoofdzaak heeft
die wet haar kracht gezocht en ik meen
gevonden, in publiciteit, in uitbreiding
van de verantwoordelijkheid van oprich
ters, directeuren en commissarissen.
Om kort te gaan, daar waar het publiek
waarde hecht aan accountantsarbeid en
dit zeker niet zonder goede redenen, daar
bestaat er genoegzaam grond voor den
wetgever, die te verhoogen, door er voor
te zorgen, dat alleen bekwame en zooveel
mogelijk ook betrouwbare mannen als
zoodanig optreden.
Wat de accountants dan zullen ver
mogen, aan de geschiedenis hiervan te
gewagen.
Amst., Dec. 1905.
CAREL M. UK VHIES Jzx.,
Accountant.
[Dit stuk werd geschreven vóór de
catastrofe van de Maatsch. v. Z. en van
de IIoll. Hypotheekbank bekend was
geworden. RI:I>.]
De oude talen op het Gymnasium
in de toekomst.
Een van de niet to verbeten goede dingen
van het ministerie-Kuyper is geweest, dat
ze de ontevredenheid, die er in ons land
over de regeling van 't onderwijs in 't
algemeen bestaat, als gegrond heeft erkend,
en een commissie benoemd heeft om voor
stellen voor te bereiden, die kunnen leiden
tot een betere aaneen passing van de onder
delen, een betere en minder menschen-energïe
nutteloos verbruikende loop van onze
oiiderwijs-machine. Dergelijke voorstellen
zijn - in ons land en overal niet maar
zó in een rep gemaakt. Ken persoon kan
alles in korten tijd naar goeddunken regelen
en doet dit dan soms heel goed en dikwijls
heel slecht; bij een commissie waar uit ver
schillende meningen een keus moet worden
gedaan is veel tijd nodig. In afwachting,
dat men tot een resultaat komt, kan het
geen kwaad, dat ook anderen, die niet tot
de aaneensehakelaars" behoren, over som
mige punten hun mening zeggen. Want is
er eenmaal een vaste regeling gevonden,
dan is het voorbrengen van nieuwe wenschen
aan dovemansoren gepraat.
Als er sprake is van verandering in ons
middelbaar onderwijs - gemakshalve zal
ik nu maar middelbaar onderwijs noemen,
wat ligt tusschen de Lagere School en de
Universiteit komt altijd de kwestie van
de oude talen op de proppen. Deze hebben
onder degenen, die tot oordelen bevoegd
zijn want er zijn ook altijd menschen,
die de eenvoudige logiese regel vergeten,
dat men datgene, waarover men oordeelt,
moet kennen verklaarde voor- en tegen
standers. Het komt me voor dat beide wel
enigszins recht zullen hebben. Ik kan me
ten minste niet voorstellen, dat zovsel
eminente mensen, gekomen op de leeftijd,
waarop men toch werkelijk wel weten kan,
wat men aan zijn opleiding gehad heeft,
met zoveel warmte en voorliefde van de
klassieken zouden spreken, als ze van het
leren der oude talen niet veel en hoog nut
getrokken hadden. Aan de andere kant
kunnen de klachten van hen, die zeggen
dat ze aan de Academie eenmaal aangeland
binnen verwonderlijk korte tijd on Latijn
n Grieks vergaten en ook later nooit
weer aanleiding gevonden hadden om zich
in een oude schrijver te verdiepen, dat al
die doorzwoegde uren dus verloren moeite
waren en aan iets nuttigers hadden kunnen
worden besteed, toch ook niet zonder grond
zijn.
Op eigen ervaring steunende zou ik
geneigd zijn om te zeggen, dat de klassieke
opleiding goed is voor een klein aantal
begaafden, die gemakkelijk kunnen opnemen
en veel kunnen verwerken, maar dat die
voor de grote menigte van jongens, degenen
die noch dom noch vlug zijn, in 't geheel
niet deugt. Zij komen nooit boven de ver
warrende veelheid van feiten te staan. Wat
dienen moest om hun geest onbevangener
te maken en hun oordeel ruimer, dat be
lemmert hun kijk op de dingen, staat hun
in de weg en maakt hun denken langzamer.
Dit kan in vroe.ger tijd, toen de omvang
van het onderwijs veel kleiner was, wel
anders zijn geweest; het aantal dergenen,
die toen ver genoeg kwamen om de schrijvers
geheel voor hun inhoud te kunnen lezen
en oude toestanden en verhoudingen met
nieuwe te vergelijken, zal toen waarschijnlijk
aanmerkelijk groter geweest zijn.
Een onderwijs evenwel dat voor de
meerderheid niet deugt, het mag voor
enkelen dan ook nog zo goed zijn, behoort
niet te worden behouden.
Aan de oude talen worden besteed in de
Ie klasse 8 van de 28 wekel. lesuren
2e 12 28
3e 12 n 28
4e 13 28
5e 'U 15 27
5e B 9 ,. 28
Ge A 14 27
6e B 8 20
Het is een mooi aantal uren, dat zo in
de loop van G jaar voor de talen van Cicero
en Demosthenes is gebruikt, een onherstel
baar verlies van jeugdige kracht als het
niet goed is gebruikt.
Men wil tans, zóó heb ik al meer dan
eens horen verluiden, om tijd vrij te krijgen
voor vakken waarvan het moderne leven
nu eenmaal eischt dat het aankomende ge
slacht, zal weten, wil het als beschaafd
beschouwd worden, het Grieks geheel of
grotendeels laten vervallen.
Ongetwijfeld zal dit heel wat tijd vrij
doen komen. Maar als ik gelijk heb in mijn
mening, dat de klassieke talen voor de
overwegende meerderheid van onze jongelui,
zoals ze nu worden onderwezen, niet deu
gen dan is deze voorgestelde maatregel
niet een logiese verandering en evenmin
een voldoende verbetering.
Immers dat er een zo groot aantal uren aan
oude talen wordt besteed, berust op de ge
dachte, dat dit onderwijs een vormende
kracht op de jeugd heeft. Is deze gedachte
niet juist, dan dient dat grote aantal voor
beide talen evenzeer te vervallen, onafhan
kelijk daarvan, hoe de resultaten van het
onderwijs in elk dezer vakken op zich zelf
zijn. Of men wat meer of wat minder Latijn
zal kennen is dan een vrij ondergeschikte
zaak.
Logies zou het zijn het onderwijs in de
klassieken van aard to laten veranderen en
het van opvoedend onderwijs tot prakties
onderwijs te maken. Jnuners prakties wordt
in vele vakken node gemist enige kennis
en van het Grieks en van het Latijn.
De matheniatikus die over de hele litera
tuur van zijn vak beschikken zal, dient
Latijn te kennen, voor de terminologie is
de kennis ">an Grieks de medicus, bota
nicus, zoöloog, chemicus van groot nut. Die
aan k unstgeschiedenis doet, aan beschavings
geschiedenis, die veel reist in het zuiden
van Europa, hij zal 't zeer betreuren, als
hij geen woord Latijn verstaat. Eindelijk voor
taaistudie, voor de kennis van het systeem
der Indo-Germaansche tulen is de kennis
van het Grieks nuttiger dan die van het
Sanskriet, waarin de Neerlandici en Histo
rici nu een paar jaar aan do Academie
ploeteren, zonder nut, zonder resultaat meest
en tevens mirabile dictu zonder klacht.
Ik zou dus het onderwijs in Latijn en
Grieks op het Gymnasium willen behou
den, maar alleen in de hoogste klassen. Het
zou ten doel moeten hebben om de leerlin
gen zover te brengen, dat ze eenvoudig
Latijns en Grieks proza en poëzie konden
verstaan. Het aantal schrijvers zou nood
zakelijk zeer beperkt moeten worden; want
nieuwe schrijvers vorderen uitbreiding van
de te beheersen woordenschat.
Op deze wijze opgevat zou het onderwijs
in Latijn en Grieks met ongeveer 4 uren
per week gedurende de drie hoogste klas
sen van het Gymnasium kunnen volstaan.
B.
1) Van af de vijfde klas heeft men splitsing
in een taalkundige afdeling A en een wis
kundige B.
Gemeente-belangen.
SchoolkicesUex. II.
Hoe komt het, dat we van dergelijke
kwesties", als we nu onze Lagere School
zien beroeren, niets hooren bij ons Middel
baar Onderwijs':'
Natuurlijk is het yoor de hand liggende
antwoord, dat een directeur eener 11. B. >?>.
heel weinig gezag heeft over de leeraren.
En waar geen actie bestaat, kan dereactie
niet geboren worden.
Doch er zijn andere redenen, die er bij
komen.
Een directeur eener middelbare school
is, zoo goed als elk der leeraren, zelf spe
cialiteit. Men kiest hem uit het leeraars
corps, omdat hij de organiseerende eigen
schappen vertoont, (of men ze in hem ver
moedt) welke een leider van welke inrich
ting dan ook behoeft. Dat zijn kennis alle "
vakken omvatten zou, welke aan de school
onderwezen worden, verwacht niemand, en
zelfs is het niet eenmaal noodig dat hij
juist in zijn eigen vak een bizondere kraan
is. Hij heeft als primus inter pares te
fungeeren, en de school naar buiten te ver
tegenwoordigen. En niemand denkt eraan,
zijn geschiktheid daarvoor af te willen
meten naar de uitkomsten van een verge
lijkend examen.
Onze oude wet op het Lager Onderwijs
daarentegen verdeelde het schoolpersoneel
in heele en halve krachten. De halve krach
ten waren de hulp-onderwijzers, die een
veel gemakkelijker examen achter zich
hadden dan de man aan het hoofd, met zijn
hoofd-akte. Er was hier dus een onderscl eid
van voorbereiding, kennis, bevoegdheid, dat
van zelf het hoofd stempelde tot den
machthebbende; den alles-regelende, de.n eenig
verantwoordelijke. De andere waren immers
maar zijn hulpenl
De omschrijving Az/Zp-onderwijzer is ver
dwenen, en geleidelijk het aantal klasse
onderwijzers met gelijke bevoegdheid als
het hoofd toegenomen; in Amsterdam zelfs
zóó, dat men alleen met de volle bevoegd
heid nog aan de school kan komen. Zóó
werd van zelf sprekend de verhouding tus
schen hoofd en klasse-onderwijzers een ge
heel andere. Hij stond niet meer boven hen
in bevoegdheid; raakte zelfs dikwijls door
de vele administratieve beslommeringen van
het hoofdschap achterop in
onderwijzersgeschiktheid. Van een alleenheerschappij,
die op iets meer zou berusten dan op
gezagst/icang, kon geen sprake meer zijn. Primus
inter itares te zijn, en niets meer te willen
wezen, werd ook voor het Hoofd de Benige
mogelijkheid.
Deze evolutie, waarlijk niet om van
te schrikken; integendeel in zich zelf een
teeken van wenschelijken en
noodzakelijken vooruitgang, heeft nu alleen daarom
aanleiding gegeven tot zooveel misbaar, omdat
ze niet rustig-geleidelijk haar gang is kun
nen gaan. En elke ontwikkeling, die aldus
gestoord wordt, leidt tot perwikkeling.
Kevolutie is nog nooit iets anders geweest
dan gestoorde of overhaaste evolutie.
Allereerst is daar de Wet opliet L. O.
?die niet alleen het hoofd met volle macht
en gezag en verantwoordelijkheid is blijven
bekleeden, maar ook benoembaarheid tot
het hoofdschap verbindt aan de uitkomst
van een vergelijkend examen! Alsof het
parate weten juist den tactvollcn,
bezielerden leider maakt! Een soort van materialis
tische meet-methode van karakter-eigen
schappen !
Dan is er veel ge wurm op onze afdeeling
Onderwijs geweest, om do geesten, die men
zelf had opgeroepen door voor allen de
hoofdakte te eischen, weer te bezweren met
verordeningen en circulaires.
En eindelijk en niet het minst: de
weerbarstigheid en eigenaardige vorming
van een deel van het mensen-materiaal,
waar men mee te maken had!
(ia eens na, hoe men onderwijzer wordt!
Men volgt de lagere school. Men wordt
kweekeling of gaat naar een kweekschool;
doet zijn eerste examen op 18e jaar, en is
als jong broekje baas over een klas! Blijft
als onderwijzer aan de school; of nog
twee jaar aan de kweekschool; studeert
voor hoofdakte; studeert voor bijakten.
Doet weer vergelijkende examens voor 't
lloofdschap! Uit de school; uit den
schooldampkring komt deze opgekweekte mensch
nooit.
En dat is do heele fataliteit! Dat
kweekt zoo licht een
eng-kringetjes-menschheid met al haar bekende eigenaardigheden
van lichtgeraaktheid, prikkelbaarheid, zelf
overschatting, overdrijving van kleine grie
ven tot wereldberoerende gebeurtenissen;
gemis aan kijk op verhoudingen!
Precies dezelfde oorzaken welke de juf
frouw van 1-hoog-vóor in continueelen
prikkelstrijd houden met de juffrouw van
3-hoogachter, en die nog zooveel vrouwen tot
min-gewenschte levensgezellinnen maken!
En niet dat deze gevolgen zich nu en dan
vertoonen, is te verwonderen. Wel, dat ze
toch eigenlijk zoo betrekkelijk zeldzaam
zijn!
Denken wij ons een tooneeltje tusschen
een man, die een sommetje bijeengelegd
heeft om er boeken voor te koopen welke
hem moeten helpen een examen afleggen,
waarna hij zijn positie verbeteren kan.
Maar zijn vrouw, die lang gedrensd heeft
dat zij niet óók zoo n hoed kon koopen als
haar buurvrouw, heeft den schat ontdekt.
Kn er afgenomen voor het koopen van haar
hoed. Haar man, op zijn beurt daarachter
gekomen, heeft zijn hart er oy,er gelucht.
En dan hooren we haar te keer gaan:
Zoo! Dus ik mag geeri cent uitgeve
voor m'n kleoren voor mij kan der geen
dubbeltje overschiete. Ik mag niks doen,
niks uitgeve zonder jou eerst te vrage, of
ik moet er van luste! 't Is goed, 't is
goed! Zou je me met maar meteen het
huis uitjage! Me afranselen misschien!
Maar ik zal me d'r naar wete te gedrage!
Au mijn lijf geen nieuw goed I Als een
bedelaarster zal ik rondloope! Me
opJ