De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1906 7 januari pagina 1

7 januari 1906 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

H'. 1489 DE AMSTERDAMMER WEEK A°. 1906, EELAND Dit nummer bevat een bijvoegsel. O m. d. e r redactie -v a. m. J". ID IE IKI O O. Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Heerengracht 457, Amsterdam. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). Abonnement per 3 maanden . .... . ? 1.50, fr. p. post f 1.03 Voor Indiëper jaar ? mail 10. Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar 0.12'/* Bit Uail is verkrijgbaar Kiosk 10 Boulevard des Capneincs tegenover het Graud Café, te Parijs. Zondag 7 Januari. Advertcntiën van t?5 regels / 1.25, elke regel meer. . .... f 0.25 Reclames per regel ? 0.40 Annonces uit Duitscliland, Oostenrijk en Zwitserland iv«rden uitsluitend aangenomen door ile flrina 11UUOLF ilOSSE te Keulen en door alle filialen dezer firma. De prijs per regel is 35 Pfenuig. INHOUD: VAN VEREE EN VAN NABIJ: De wetteljjke regering van het Accountants-beroep en de Amst. Kamer van Koophandel, door Carel M. de Vries Jzn. De oude talen op het Gymnasium in de toekomst, door B. Gemeentebelangen, II, door TJ. Simons. FEUILLETON: Nachttrein. Naar het Duitsch, van laabella Kaiser. KUNST EN LET TEREN : dr. H. 3. Betz, f; door F. Smit Kleine. De Regale" Abdy van Egmond, door Bernard J. M. de Bont, beoordeeld door A. Klaver. Huize Ter Aar, door Jeanne Reyneke van Stuwe, beoordeeld door Peter Spaan. VOOR DAMES: Sarah Tooley Florence Nightingale, vertaling van J. W. Onnen-Bongers, beoordeeld door Johanna W. A. Naber. ALLERLEI, door Caprice. UIT DE NATUUR, door E. Heimans. Plateelbakkerij de Distel", (met afb.), door J. H. R. Rembrandt-Brieven, I, (met penteekening), door S. Kalff. Roomsche mysteriën, (Ingez.), door Jan Kalff. Muziek in de Hoofdstad, door Ant. A verkamp. FIN4.NCIEELE EN OECONOMISCHE KRONIEK, door D. Stigter. Soldatenvoeding, door Corn. de Goede Hz. BOE K AANKONDIGING. SCHETSJES: Wat zij dacht, en wat hij zeide. Naar het Italiaansch, van Paola Lombroso. ALLER LEI. DAMRUBRIEK.?SCHAAKSPEL. ADVERTENTIEN. IIIIIIIIIIIIIIIIMMIIIIIIIIIIflIlllllllllllllimillllllMHIIMIIIMIimilllllllllK De wettelijte regelig m M Acconniantsf n de Amsterd, Kamer van Koopüanflel. Door het vorige ministerie is een onderzoek ingesteld naar de behoefte aan wettelijke regeling van het accountantsberoep. Verschillende colleges werden tot advies hieromtrent uitgenoodigd. Te dien einde zond het ministerie o.m. aan de verschillende Kamers van Koophandel een missive met vragen en een ontwerp van wet. Tal van beroepen zijn hier te lande bij de wet geregeld; de uitoefening der geneeskunde, der rechtspraktijk, het notariaat, de makelaardij, het expeditie wezen, de commissiehandel, het kassiersbedrijf e. a. Waarom zal het aecoutantswezen, zeker niet minder belangrijk, niet evenzeer bij de wet geregeld worden, ten bate van den accountant, maar zeker niet minder ten bate van het publiek, dat zooveel doenlijk tegen, misstanden dient te worden gewaarborgd ? Hoe langer hoe meer wordt gebruik gemaakt van de diensten van den accoun tant. Vaak, zeer vaak worden hem de intiemste geheimen van personen en zaken toevertrouwd, is het dan niet hoogst noodzakelijk, dat accountants door den Staat worden geëxamineerd, benoemd en beëedigd 'f Bij invoering van de wettelijke regeling zullen ook personen worden erkend, die daarop geene of niet voldoende aanspraak hebben, doch dat zal bij eiken overgangs maatregel niet geheel te vermijden zijn. Ook bij invoering van een Staatsexamen zullen de toegelaten, de geslaagde candidaten niet steeds in elk opzicht geschikt blijken, doch ditzelfde doet zich voor bij onderwijzers, doktoren, advocaten e.a. Een examen geeft niet altijd voldoenden waarborg voor bekwaamheid, maar zeker nooit voor betrouwbaarheid. Een accoun tant moet een betrouwbaar rekeningkundige zijn, dit is rneeu ik een vrij juiste ver taling van het oorspronkelijk Engelsche woord. (Account rekening, accoimtable = betrouwbaar.) Wie dus wél de be kwaamheid, doch niet de betrouwbaarheid bezit is geen accountant, doch des accoun tants parasiet. Ten slotte zouden onwaardigen bij de wet worden geroyeerd. Tijdig wettelijk ingrijpen is m.i. zeer gewenscht. De verschillende Kamers van Koop handel hebben dan ook bijna zonder uitzondering hun advies in dien geest uitgebracht. De Amsterdamsche Kamer van Koophandel behoorde tot de weinige die die uitzondering maakten. Mag dit op zichzelf bevreemding gewekt hebben, deze nam toe, bij het lezen van het uitge breide verslag en de gebezigde bewoor dingen. (Zie o.m. Handelsblad L'i-10-'05 Ochtend-editie eerste blad.) De Kamer sprak zich o.m. als volgt uit : ten g H u s t e : 1. Accountants kunnen in vele gevallen belang rijke diensten bewijzen o. a. bij het ontwarren van boekhoudingen^ hef uit oefenen van geregelde con trole 0[i de boekhouding, het instellen van onder zoek naar verkregen resul taten', kortom rerijtcere;i van cijfers. ten o n f* u n s te: 2. Men overschatte de werkzaamheden van den accountant niet.. ,. zijn controle zal nooit eene garantie voor de soliditcit eener zaak of vennoot schap kunnen verschaf fen enz. 3. De noodzakelijkheid tot regeling van het ac4. Docli ook al moge de noodzakelijkheid eener wettelijke regeliug van het beroep van accountant voor de Kamer niet vast staan, daarmede is niet bew.erd, dat in het alge meen genomen zoodanige regeling wellicht niet haar nnt zou kunnen hebben, Waar eenroaal het feit vaststaat, dat het groote publiek gewicht hecht aan de uitspraken der accoun tants, bestaat er wel ecnige reden, zoodanige maatre gel te nemen, dat dat pu bliek althans tegen onbe voegde beoefenaars van het vak zooveel doenlijk vvoi'de beschermd. Slechts moet dan de eiseh gesteld "wor den, dat de wetzichuinnen enge grenzen bepcrke en niet door de bescherming eener bepaalde groep van personen de belangen van anderen schade. countnntsberoep is zeker nog niet gebleken £n wan neer die wettelijke regeling zon geschieden met de be doeling het mogelijk te maken, dat bij de herzie ning van de wet op het stuk der naamlooze vennoot schappen, controle door ac countants verplicht zou worden gesteld, zou de Ka mer hanr ten sterkste ont raden. Zoodanige controle toch van naaml. vennoot schappen acht zij aller minst aanbevelingsH aar dig. En eene controle die van Staatswege aan te wij zen accountantszouden uit oefenen zon weinig vrucht dragen ca tot ernstige moeielijkheden aanleiding geven. 5. Een wettelijke re geling evenwel op dit oogenblik in te voeren komt de Kamer eeiiigszius praematnur voor. Zoolang toch niet het gebruikma ken van de diensten van accountants uitdrukkelijk door de wet is voorgeschre ven, kotut haarde tijdvoor de regeling van dat beroep niet aangebroken voor en/. Zoo gaat het nog eene wijle voort en wat verder wordt dan gezegd: Nog merkt de Kamer op, dat bij het maken eener wettelijke regeling van de uitoefe ning van het beroep van accountant zouden worden uitgesloten verschillende boekhouders, in hun vak misschien even bekwaam als een wettelijk gebreveteerd accountant wellicht in het bezit van de akte H. O. Boekhouden, doch die door hunne bezigheden geen tijd, of met het oog op hun leeftijd geen lust hebben, zich voor het examen van accountant voor te bereiden, dan wel zich daaraan te onderwerpen." Blijkt uit dit laatste niet voldoende, dat over personen en zaken werd geoor deeld zonder genoegzame bekendheid met het vak, de personen en de toestanden? Kan de lezer zich wel voorstellen, dat dit de uitspraak is van Nederlands eerste Kamer van Koophandel? Meer en grooter tegenstrijdigheid is zeker wel iets zeldzaams. Men zou toch meenen, dat zoo do accountants belang rijke diensten kunnen bewijzen, zopals in den aanhef gezegd wordt, dit op zichzelf een argument van genoegzame beteekenis is om tot wettelijke regeling te mogen adviseeren. Dat men de werkzaamheden van den accountant niet moet overschatten spreekt vanzelf, niet n bekwaam accountant zal zulks wenschen. Integendeel, zulk over schatten is hem onaangenaam, doch onder schatting is dit niet minder. Ni cel exces d'honneur, ni cette indignité!" Heusch hij doet nog wel iets meer dan cijfers verifieeren. Vaak is hij voor de zaak en de belanghebbenden wat de dokter is voor den zieke. Zijn voortdurend werken in allerlei soorten van onderne mingen, waarbij hij telkenmale tot op do kern heeft door te dringen, geven hem een kijk op personen en zaken, die slechts bij weinigen (niet-vakmannen) zullen worden aangetroffen. Verder spreekt de Kamer zich uit, dat zij invoering van accountantstoezicht bij de N. V. ten sterkste ontraadt, /ij acht dit allerminst aanbevelenswaardig, weinig vruchtdragend en verwacht verder dat dit tot groote moeielijkheden aanleiding zal geven. Dit alles wordt eenvoudig beweerd zonder ook maar het geringste argument er voor aan te voeren. Hoe is het mogelijk?? Doch op mijn beurt vraag ik, waartoe dient de raad van Commis sarissen? Om toezicht uit te oefenen op het beheer?? Naar ik meen is dit al thans de bedoeling. Commissarissen moesten eigenlijk accountants zijn. Jam mer genoeg zijn er echter o, zoo weinig commissarissen, die tot zulk eenen (accountants)arbeid in staat zijn, en gewoonlijk zijn zij, die daarvoor wel de bekwaamheid en geschiktheid alsmede het helder inzicht hebben, door allerlei werkzaamheden zoodanig bezet, dat zij zeer beslist den tijd voor dien arbeid missen. Tot nauwkeurige verificatie van boeken en geschriften is zeer veel tijd en zeer veel toewijding noodig, om nu maar niets te zeggen van de benoodigde kennis en scherpzinnigheid. Zeker is het niet imperatief noodzakelijk, dat bij elke N. V. accountantstoezicht worde vereischt. Familiezaken, of kleine quasi naaml. vennootschappen kunnen er mis schien (?) buiten, doch bij elke onder neming waarbij het kapitaal door velen wordt verstrekt, bij alle zaken waarbij het groote publiek kan geïnteresseerd zijn (bankzaken, verzekering-maatschap pijen en ondernemingen van zeer grooten omvang) daar moest eene permanente controle van accountantswege niet mogen ontbreken. Bij de balans moest het rapport van den accountant worden over gelegd, (gepubliceerd in extenso) gevende een helder overzicht en een grondig geargumenteerde uiteenzetting van den stand der zaken met vermelding van de oorzaken van event. plaats gehad heb bende tegenspoeden en verder zijne meening omtrent de te verwachten resul taten. Er bestaat groote kans, dat daar door heel wat verwatering (verlies) van kapitaal zal worden voorkomen. Want niet alleen is eene permanente controle gewenscht, neen er moest geen zaak kunnen worden opgericht, voor en aleer een accountant zijn meening over de onderneming naar beste kunnen heeft uitgesproken. Ook bij uittreding van vennooten, scheidingsstaten (speciaal bij overlijden, curateele e.d.) bij faillissement, onderhandsch accoord enz. zou accountantsbijstand ten "bate komen van de betrokkenen, die thans no^, wegens ge brek aan deskundige hulp, zeer vaak ernstig worden benadeeld. Hoewel nog niet wettelijk geregeld, worden door de accountants reeds vele belangrijke dien sten bewezen, dat deze nog aanmerkelijk zullen toenemen bij wettelijke regeling, behoeft zeker geen betoog. Alleen die directeuren en commissa rissen die zaken exploiteeren te eigen bate, doch met het geld van anderen, kunnen bezwaar hebben tegen controle en dezulken mogen geen stem hebben in deze belangrijke zaak. Ware de Kamer overigens bekend met hot m. i. uitmun tende ontwerp van wet op de Naamlooze Vennootschappen der Staatscommissie (van 22-11-1879) dat, naar ik hoop, binnen niet te langen tijd wet zal worden, dan had zij geweten, dat ofschoon die com missie zeer waarschijnlijk gedacht heeft aan het accountantstoezicht, zij toch ner gens ecu imperatief voorschrift gaf, doch dit blijkbaar overliet aan het inzicht der oprichters en anderen. In hoofdzaak heeft die wet haar kracht gezocht en ik meen gevonden, in publiciteit, in uitbreiding van de verantwoordelijkheid van oprich ters, directeuren en commissarissen. Om kort te gaan, daar waar het publiek waarde hecht aan accountantsarbeid en dit zeker niet zonder goede redenen, daar bestaat er genoegzaam grond voor den wetgever, die te verhoogen, door er voor te zorgen, dat alleen bekwame en zooveel mogelijk ook betrouwbare mannen als zoodanig optreden. Wat de accountants dan zullen ver mogen, aan de geschiedenis hiervan te gewagen. Amst., Dec. 1905. CAREL M. UK VHIES Jzx., Accountant. [Dit stuk werd geschreven vóór de catastrofe van de Maatsch. v. Z. en van de IIoll. Hypotheekbank bekend was geworden. RI:I>.] De oude talen op het Gymnasium in de toekomst. Een van de niet to verbeten goede dingen van het ministerie-Kuyper is geweest, dat ze de ontevredenheid, die er in ons land over de regeling van 't onderwijs in 't algemeen bestaat, als gegrond heeft erkend, en een commissie benoemd heeft om voor stellen voor te bereiden, die kunnen leiden tot een betere aaneen passing van de onder delen, een betere en minder menschen-energïe nutteloos verbruikende loop van onze oiiderwijs-machine. Dergelijke voorstellen zijn - in ons land en overal niet maar zó in een rep gemaakt. Ken persoon kan alles in korten tijd naar goeddunken regelen en doet dit dan soms heel goed en dikwijls heel slecht; bij een commissie waar uit ver schillende meningen een keus moet worden gedaan is veel tijd nodig. In afwachting, dat men tot een resultaat komt, kan het geen kwaad, dat ook anderen, die niet tot de aaneensehakelaars" behoren, over som mige punten hun mening zeggen. Want is er eenmaal een vaste regeling gevonden, dan is het voorbrengen van nieuwe wenschen aan dovemansoren gepraat. Als er sprake is van verandering in ons middelbaar onderwijs - gemakshalve zal ik nu maar middelbaar onderwijs noemen, wat ligt tusschen de Lagere School en de Universiteit komt altijd de kwestie van de oude talen op de proppen. Deze hebben onder degenen, die tot oordelen bevoegd zijn want er zijn ook altijd menschen, die de eenvoudige logiese regel vergeten, dat men datgene, waarover men oordeelt, moet kennen verklaarde voor- en tegen standers. Het komt me voor dat beide wel enigszins recht zullen hebben. Ik kan me ten minste niet voorstellen, dat zovsel eminente mensen, gekomen op de leeftijd, waarop men toch werkelijk wel weten kan, wat men aan zijn opleiding gehad heeft, met zoveel warmte en voorliefde van de klassieken zouden spreken, als ze van het leren der oude talen niet veel en hoog nut getrokken hadden. Aan de andere kant kunnen de klachten van hen, die zeggen dat ze aan de Academie eenmaal aangeland binnen verwonderlijk korte tijd on Latijn n Grieks vergaten en ook later nooit weer aanleiding gevonden hadden om zich in een oude schrijver te verdiepen, dat al die doorzwoegde uren dus verloren moeite waren en aan iets nuttigers hadden kunnen worden besteed, toch ook niet zonder grond zijn. Op eigen ervaring steunende zou ik geneigd zijn om te zeggen, dat de klassieke opleiding goed is voor een klein aantal begaafden, die gemakkelijk kunnen opnemen en veel kunnen verwerken, maar dat die voor de grote menigte van jongens, degenen die noch dom noch vlug zijn, in 't geheel niet deugt. Zij komen nooit boven de ver warrende veelheid van feiten te staan. Wat dienen moest om hun geest onbevangener te maken en hun oordeel ruimer, dat be lemmert hun kijk op de dingen, staat hun in de weg en maakt hun denken langzamer. Dit kan in vroe.ger tijd, toen de omvang van het onderwijs veel kleiner was, wel anders zijn geweest; het aantal dergenen, die toen ver genoeg kwamen om de schrijvers geheel voor hun inhoud te kunnen lezen en oude toestanden en verhoudingen met nieuwe te vergelijken, zal toen waarschijnlijk aanmerkelijk groter geweest zijn. Een onderwijs evenwel dat voor de meerderheid niet deugt, het mag voor enkelen dan ook nog zo goed zijn, behoort niet te worden behouden. Aan de oude talen worden besteed in de Ie klasse 8 van de 28 wekel. lesuren 2e 12 28 3e 12 n 28 4e 13 28 5e 'U 15 27 5e B 9 ,. 28 Ge A 14 27 6e B 8 20 Het is een mooi aantal uren, dat zo in de loop van G jaar voor de talen van Cicero en Demosthenes is gebruikt, een onherstel baar verlies van jeugdige kracht als het niet goed is gebruikt. Men wil tans, zóó heb ik al meer dan eens horen verluiden, om tijd vrij te krijgen voor vakken waarvan het moderne leven nu eenmaal eischt dat het aankomende ge slacht, zal weten, wil het als beschaafd beschouwd worden, het Grieks geheel of grotendeels laten vervallen. Ongetwijfeld zal dit heel wat tijd vrij doen komen. Maar als ik gelijk heb in mijn mening, dat de klassieke talen voor de overwegende meerderheid van onze jongelui, zoals ze nu worden onderwezen, niet deu gen dan is deze voorgestelde maatregel niet een logiese verandering en evenmin een voldoende verbetering. Immers dat er een zo groot aantal uren aan oude talen wordt besteed, berust op de ge dachte, dat dit onderwijs een vormende kracht op de jeugd heeft. Is deze gedachte niet juist, dan dient dat grote aantal voor beide talen evenzeer te vervallen, onafhan kelijk daarvan, hoe de resultaten van het onderwijs in elk dezer vakken op zich zelf zijn. Of men wat meer of wat minder Latijn zal kennen is dan een vrij ondergeschikte zaak. Logies zou het zijn het onderwijs in de klassieken van aard to laten veranderen en het van opvoedend onderwijs tot prakties onderwijs te maken. Jnuners prakties wordt in vele vakken node gemist enige kennis en van het Grieks en van het Latijn. De matheniatikus die over de hele litera tuur van zijn vak beschikken zal, dient Latijn te kennen, voor de terminologie is de kennis ">an Grieks de medicus, bota nicus, zoöloog, chemicus van groot nut. Die aan k unstgeschiedenis doet, aan beschavings geschiedenis, die veel reist in het zuiden van Europa, hij zal 't zeer betreuren, als hij geen woord Latijn verstaat. Eindelijk voor taaistudie, voor de kennis van het systeem der Indo-Germaansche tulen is de kennis van het Grieks nuttiger dan die van het Sanskriet, waarin de Neerlandici en Histo rici nu een paar jaar aan do Academie ploeteren, zonder nut, zonder resultaat meest en tevens mirabile dictu zonder klacht. Ik zou dus het onderwijs in Latijn en Grieks op het Gymnasium willen behou den, maar alleen in de hoogste klassen. Het zou ten doel moeten hebben om de leerlin gen zover te brengen, dat ze eenvoudig Latijns en Grieks proza en poëzie konden verstaan. Het aantal schrijvers zou nood zakelijk zeer beperkt moeten worden; want nieuwe schrijvers vorderen uitbreiding van de te beheersen woordenschat. Op deze wijze opgevat zou het onderwijs in Latijn en Grieks met ongeveer 4 uren per week gedurende de drie hoogste klas sen van het Gymnasium kunnen volstaan. B. 1) Van af de vijfde klas heeft men splitsing in een taalkundige afdeling A en een wis kundige B. Gemeente-belangen. SchoolkicesUex. II. Hoe komt het, dat we van dergelijke kwesties", als we nu onze Lagere School zien beroeren, niets hooren bij ons Middel baar Onderwijs':' Natuurlijk is het yoor de hand liggende antwoord, dat een directeur eener 11. B. >?>. heel weinig gezag heeft over de leeraren. En waar geen actie bestaat, kan dereactie niet geboren worden. Doch er zijn andere redenen, die er bij komen. Een directeur eener middelbare school is, zoo goed als elk der leeraren, zelf spe cialiteit. Men kiest hem uit het leeraars corps, omdat hij de organiseerende eigen schappen vertoont, (of men ze in hem ver moedt) welke een leider van welke inrich ting dan ook behoeft. Dat zijn kennis alle " vakken omvatten zou, welke aan de school onderwezen worden, verwacht niemand, en zelfs is het niet eenmaal noodig dat hij juist in zijn eigen vak een bizondere kraan is. Hij heeft als primus inter pares te fungeeren, en de school naar buiten te ver tegenwoordigen. En niemand denkt eraan, zijn geschiktheid daarvoor af te willen meten naar de uitkomsten van een verge lijkend examen. Onze oude wet op het Lager Onderwijs daarentegen verdeelde het schoolpersoneel in heele en halve krachten. De halve krach ten waren de hulp-onderwijzers, die een veel gemakkelijker examen achter zich hadden dan de man aan het hoofd, met zijn hoofd-akte. Er was hier dus een onderscl eid van voorbereiding, kennis, bevoegdheid, dat van zelf het hoofd stempelde tot den machthebbende; den alles-regelende, de.n eenig verantwoordelijke. De andere waren immers maar zijn hulpenl De omschrijving Az/Zp-onderwijzer is ver dwenen, en geleidelijk het aantal klasse onderwijzers met gelijke bevoegdheid als het hoofd toegenomen; in Amsterdam zelfs zóó, dat men alleen met de volle bevoegd heid nog aan de school kan komen. Zóó werd van zelf sprekend de verhouding tus schen hoofd en klasse-onderwijzers een ge heel andere. Hij stond niet meer boven hen in bevoegdheid; raakte zelfs dikwijls door de vele administratieve beslommeringen van het hoofdschap achterop in onderwijzersgeschiktheid. Van een alleenheerschappij, die op iets meer zou berusten dan op gezagst/icang, kon geen sprake meer zijn. Primus inter itares te zijn, en niets meer te willen wezen, werd ook voor het Hoofd de Benige mogelijkheid. Deze evolutie, waarlijk niet om van te schrikken; integendeel in zich zelf een teeken van wenschelijken en noodzakelijken vooruitgang, heeft nu alleen daarom aanleiding gegeven tot zooveel misbaar, omdat ze niet rustig-geleidelijk haar gang is kun nen gaan. En elke ontwikkeling, die aldus gestoord wordt, leidt tot perwikkeling. Kevolutie is nog nooit iets anders geweest dan gestoorde of overhaaste evolutie. Allereerst is daar de Wet opliet L. O. ?die niet alleen het hoofd met volle macht en gezag en verantwoordelijkheid is blijven bekleeden, maar ook benoembaarheid tot het hoofdschap verbindt aan de uitkomst van een vergelijkend examen! Alsof het parate weten juist den tactvollcn, bezielerden leider maakt! Een soort van materialis tische meet-methode van karakter-eigen schappen ! Dan is er veel ge wurm op onze afdeeling Onderwijs geweest, om do geesten, die men zelf had opgeroepen door voor allen de hoofdakte te eischen, weer te bezweren met verordeningen en circulaires. En eindelijk en niet het minst: de weerbarstigheid en eigenaardige vorming van een deel van het mensen-materiaal, waar men mee te maken had! (ia eens na, hoe men onderwijzer wordt! Men volgt de lagere school. Men wordt kweekeling of gaat naar een kweekschool; doet zijn eerste examen op 18e jaar, en is als jong broekje baas over een klas! Blijft als onderwijzer aan de school; of nog twee jaar aan de kweekschool; studeert voor hoofdakte; studeert voor bijakten. Doet weer vergelijkende examens voor 't lloofdschap! Uit de school; uit den schooldampkring komt deze opgekweekte mensch nooit. En dat is do heele fataliteit! Dat kweekt zoo licht een eng-kringetjes-menschheid met al haar bekende eigenaardigheden van lichtgeraaktheid, prikkelbaarheid, zelf overschatting, overdrijving van kleine grie ven tot wereldberoerende gebeurtenissen; gemis aan kijk op verhoudingen! Precies dezelfde oorzaken welke de juf frouw van 1-hoog-vóor in continueelen prikkelstrijd houden met de juffrouw van 3-hoogachter, en die nog zooveel vrouwen tot min-gewenschte levensgezellinnen maken! En niet dat deze gevolgen zich nu en dan vertoonen, is te verwonderen. Wel, dat ze toch eigenlijk zoo betrekkelijk zeldzaam zijn! Denken wij ons een tooneeltje tusschen een man, die een sommetje bijeengelegd heeft om er boeken voor te koopen welke hem moeten helpen een examen afleggen, waarna hij zijn positie verbeteren kan. Maar zijn vrouw, die lang gedrensd heeft dat zij niet óók zoo n hoed kon koopen als haar buurvrouw, heeft den schat ontdekt. Kn er afgenomen voor het koopen van haar hoed. Haar man, op zijn beurt daarachter gekomen, heeft zijn hart er oy,er gelucht. En dan hooren we haar te keer gaan: Zoo! Dus ik mag geeri cent uitgeve voor m'n kleoren voor mij kan der geen dubbeltje overschiete. Ik mag niks doen, niks uitgeve zonder jou eerst te vrage, of ik moet er van luste! 't Is goed, 't is goed! Zou je me met maar meteen het huis uitjage! Me afranselen misschien! Maar ik zal me d'r naar wete te gedrage! Au mijn lijf geen nieuw goed I Als een bedelaarster zal ik rondloope! Me opJ

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl