Historisch Archief 1877-1940
No. 1489
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD T 00 R NEDERLAND.
AMSTERDAM, HIESCH & CF, AMSTERDAM.
L.UJXD1, 8 JA.NVIEFI
Vente aux prix d'Inventaire
Occasions exceptionnelles a tous n os comptoirs.
bij zich hadden eene kinderbewaarplaats en
een schooltje in gang. De oih'ciersvronwen
gingen. .ond.wv hare l$kij,ng : aaede aan den
Tarbeidfen" zes Weken ha hare 'aankomst, met
Kerstmis 1854, was in de meest wezenlijke
:behoeften van den hospitaaldienst en in
eenen geregelden aanvoer van het benoodigde
voorzien Ook de andere zeven Engelsche
'hospitalen aan den Bosporus werden naar
het _ stelsel van Florence Xightingale onder
leiding -san de meest beproefde verpleegsters
van haar staf georganiseerd. Toch bracht
het nieuwe jaar geene verlichting in hare
werkzaamheid. De cholera woedde onder
de belegeraars van het hardnekkig verdedigde
Sebastppol en de felle koude bracht vele
soldaten met bevroren ledematen naar de
altijd overvolle hospitalen.
_ Nagenoeg twee jaren bleef Florence
Nightingale trouw op post. Wel werd in Maart
1856 de vrede geteekend; maar eerst in
Augustus van datzelfde jaar, toen alle hos
pitalen waren ontruimd en ook het laatste
iiiiiiiiiiiiimiiiimiHiiiiiiiij i, , , ,,, ,,
UIT DE NATUUR
; ,CXL. Nieuwjaarsbloemen.
Als ze no? geen naam hadden, dan noemde
ik ze stellig voortaan, nooit weer anders dan
nieu wjaarsbloemen. Maar ze heeten nu eenmaal
Gaspeldoorn, een woord waarvan het eerste
deel mij niets zegt en het laatste pijnlijke
herinneringen wekt.
Want doornig zijn ze wel, die forsche
planten; niets dan doorns, zoo stekelig, zoo
vinnig als geen enkele andere heester op
onzen vaderianJschen grond. Wat zijn op het
punt van weerbaarheid meidoorns en rozen,
bramen, sleedoorn en hulst bij deze gaspel
doorn vergeleken !
Zooals een egel in angst of boosheid zijn
grauwe pennen kriskras dooreen naar alle
kanten wendt, aan de begeerige snoet of poot
of hand niets dan spitse lansen biedt om in
te bijten of te grijpen, zoo geeft de gaspel
doorn geen plekje bloot, waar niet zijn groene
pieken met witte naaldpunt in star verweer
staan opgesteld.
Zoo bar en dreigend km ik geen enkele
plant en toch was hij z >o mooi, zoo mooi
deze week. Ik moestin Twente zijn en wandelde
van Hengelo naar 't Bosch van Twickel. Het
was nog vroeg, de zon steeg op, laag bij den
grond, uit een rood met grijze streepwolk.
De wegen waren hard van vorst, de hoekige
kluiten op de omgeploegde kale akkers waren
van boven wit besuikerd, van onder zwart;
het lage winterkoren was grijs berijpt, maar
schitterwit omsloot de rijp de jonge twijgen
van boom en heester.
Veel bonte kraaien stapten zoekend door
't veld en, waar de akkers schaarsch en heiden
overheerschend werden, daar wipten eksters
door de struiken, met kort en heesch
gekrijsch elkaar besnauwend.
Overal tusschen hooge heidestruiken, met
toppen wit berijpt als 't fijnst cantillewerk,
blinken ijsveldjes in de zon, n-nacht-ijs
met verstijfde windrimpels en enkele spichtige
sprietjes er in vastgevroren.
Zoo naderden wij de eerste boomen van
't bosch, waar 't dorre gele eikeblad ritselde
in den morgenwind, en de hooge stemaeluidjes
van dennemeezen als fijne verre belletjes
rinkelden in de twijgen. Geen enkele
sparof dennetak was berijpt, frisscher dan in den
vollen zomer blonk het levend groen der
sparren in den zonne chijn, en warm bruinrood
kronkelde de dennentak onder het donkere
naaldendak.
deel der troepen was ingescheept, keerde
zij naar het vaderland terug. Als eene natio
nale heldin werd zij er begroet. Een fonds,
naar haar het Nightingalefor.ds genaamd,
werd haar aangeboden, daar men verwachtte.
dat zij thans de leiding op zich'zoude nemen
van de beweging ter verbetering der zieken
verpleging door haar voorbeeld gewekt. Maar
hare gezondheid was door de al te zware
taak geknakt en weldra bleek, dat zij haar
verder leven meest in de ziekenkamer zoude
moeten doorbrengen. Van daaruit bleef zij
echter onvermoeid arbeiden aan het uitwer
ken van haar lievelingsdenkbeeld : de zieken
verpleging door vrouwen te verhetlen tot
een vak, tot een beroep. Door haar voorbeeld
kon zij niet meer voorgaan ; maar met hare
pen be«on zij thans eene werkzaamheid,
die reikte ver buiten de grenzen van haar
eigen land en volk en die waarschijnlijk nog
van grootscher beteekenis is gewefst dan
haar arbeid in de hospitalen aan de Krim.
Zij stond in briefwisseling met bouwmeesters
van hospitalen en gasthuizen, met ijveraars
voor verbetering van hygiënische toestanden.
met oprichters van opleidingsscholen voor
verpleegsters over de geheele wereld.
Kegeeringen en autoriteiten hadden veel ver
trouwen in haar oordeel, dat zoowel op
grondige studie als op -practische ervaring
berustte. Dat de door haar voorgestelde
maatregelen veel steun en medewerking
ondervonden, bleek reeds zes jaren later bij
den oorlog van 18(50?]8(>4 door Engeland
in China gevoerd; het sterftecijfer in de
hospitalen was toen percentsgewijze vele
malen lager dan in den Krimoorlog. Ook de
ziekenverpleging bij het leger te velde in
de Vereenigde Staten van Amerika werd in
die jaren naar aanwijzingen van Florence
Nigbtingale geregeld. In den oorlog van H70
werd deze door de I)nit>che regeeriug her
haaldelijk geraadpleegd bij de organisatie"
van de uit te zenden corpsen van verpleeg
sters en geneesherfren. De schoonste vrucht
van haren arbeid is zeker geweest de op
richting van de vereeniging het Koode Kruis,
die door den stichter, Henri Uunant. is
bedseld aU eene uitbreiding van het door
Florence Nightingale in de Krim begonnen
werk.
Intusschen organiseerde deze hare door het
Nightingalefonds mogelijk geworden oplei
dingsschool voor verpleegsters, die in werking
werd gesteld in verband met een der grootste
Londensche ziekenhuizen. Uit dezen nieuwen
arbeid kwam weder andere arbeid voort:
het organiseeren der wijkverpleging, de in
voering van geschoolde verpleegsters in de
armhuizen, de oprichting van Tehuizen voor
verpleegsters, een voortdurend zich uitbreiden
en groeien van haar werk, dat Florence
Nightingale nog op ruim tachtigjarigen leef
tijd blijft volgen met de oude opgewekte be
langstelling.
Nog altijd van actueel belang zijn de ge
schriften, die zij uit hare ziekenkamer de
wereld inzond, vooral het populaire werkje
Over Ziekenverpleging", dat in Engeland bij
. honderd duizenden van exemplaren werd
verspreid en in verschillende talen werd
overgebracht, in het Hollandsch door mevrouw
Busken Huet. Dit boekje is niet bedoeld als
| een handboek voor ziekenverpleging, maar
in zijnen eenvoud bestemd om het nadenken
op te wekken van allen aan wie de zorg
voor de gezondheid van anderen is toever
trouwd: moeders, hoofden van scholen en
gestichten, oudste docipters in groote gezinnen,
opzichteressen in fabrieken en werkplaatsen.
Herhaaldelijk ook deed zij een beroep op de
jonge vrouwen van Engeland, dat zij toch
de ziekenverpleging en het bevorderen van
betere hygiënische levensvoorwaarden in bet
algemeen zouden beschouwen als een heerlijk
levensdoel. ..Wij hooren zooveel van ledige
handen en onvoldane harten", schreef zij eens.
Allerwege klinkt de kreet om: Werk voor
de Vrouw, om : Een Doel voor de Vrouw.
Waarom zijn er dan zoo weinig vrouwen om
het werk, dat er te doen is. te doen?" Dat
de eischen hier, als voor ieder ander vak.
hoog en -streng zijn, zet zij dan met nadruk
uiteen om er op te laten volgen : Kr zijn er,
die meenen, dat al de/.e dingen den vrouwen
aangeboren zijn, dat zij zich niet behoeven te
oefenen. Hun zoude ik willen toeroepen :
zendt ons zooveel m'Ogelijk van die geniale
vrouwen, want wij hebben haar hoog noodig.
Maar tot u zeg ik: als gij u tot eenige taak,
welke ook, geroepen vdelt, bekwaamt u dan
voor die taak, ;evega$<jfe maïi dit doet. Denkt
niet, dat gij zondeval ietsfdetig lelijks zult
De zandweg was als steen zoo hard, de
verstijfde karresporen diep met gekartelde
wanden, en rechts en links van dezen weg
daar stonden ze in dichte haag, de gaspeldoorns;
niet groen nu, maar heerlijk zuiver wit,
kunnen- volbrepgei/
o*>r drie .vierden
vormden ze een zoom van mat zilveren, gril
lig dooreen gegroeide langwerpige kristallen ;
van dichtbij gezien werd het nog mooier,
elke tak, elke doorn was omgeven door fijne
ijsfiguurtjes, sterren en strepen.
.
komt all* elleiide ?n -het 'lev^n der vrouwen
daaruit voort,: datóij zich .niet willen onder
werpen aan geregeWt- voorbereiding voor
haren, arbeid, zooals die toch voor den man
onmisbaar wordt geacht.... Kvemils de man
moet gij u voegen tot grondige studie, tot
regel, mi tucht, want;dan alleen kunt gij Gods
werk in uwen arbeid dienen. Nergfns staat
geschreven, dat Hij oppervlakkig en onvol
tooid 'gelaten -verk zal zegenen".
In het boek van Sarah Tooley is dit alles
uitvoerig uiteengezet; jammer echter dat de
compositie daarvan gebrekkig is, waardoor
de schrijfster telkens in herhalingen vervalt ;
jammer ook, dat de rijke inhoud van het
boek niet beter is gedocumenteerd, nu ont
breekt iedere aanwijzing der geraadpleegde
bronnen. De vertaling had beter kunnen zijn.
Een fraai portret siert de uitgave.
.JoiiANXA W. A. NAIÜ:K.
Lady Lugnrd 'Hora FSliaw). Prinses
Mfttid, Koningin fan Noorwegen.
Me/n /l'rotiw l'ïnü,ah hertogin de Chailles
Weinig Kngelsche vrouwen hebben als
jouinaliste zulk een merkwaardige loopbaan
gehad gelijk de tegenwoordige lady Lugard,
medewerkster van de J'ull Muil (la:ette en van
de Times, bekend als Flora Shaw. Jaren
achtereen was zij in literaire en politieke
kringen een bekende persoonlijkheid. Zij is
de eerste vrouw die behoorde tot den
redactioneelen staf van W. T. Stead. Flora Shaw
schreef in de Times artikelen over KngeUnd's
koloniale aangelegenheden. Als correspon
dente van de 'J'iines reisde Hora Shaw de
heele wereld door; toefde langen tijd in
ZuidAfrika; Engeland's politiek en belangen in
Transvaal hadden voor de scherpzinnige
journaliste luttel verborgenheden. In de
bekende en weinig verkwikkelijke kwesties
der diamantvelden, de Kaid" was de
Engolselie penvoerster betrokken. Van de hand
van ladv Lugard zal thans verschijnen eeri
j werk over Nigeria, een Britsclie kolonie in
l Afrika, in het gebied van den Niger. .Nigeria
telt niet minder dan '24 millioen inwoners.
Prinses Maud. gloednieuwe koningin van
Noorwegen, wordt algemeen geprezen als de
meest begaafde en meest ontwikkelde der
drie Kngelsche koningsdochters. Koningin
Maud heeft de natuur hartstochtelijk lief. liet
vrije buitenleveii verkiest zij boven het
stadsleven. Open-lucht-spelen, het maken
van groote wandelingen en uitgestrekte
wandelritten te paard behooten tot haar
lievelingsontspanningen. Maud is een onverschrok
ken a-nazone. In dit opzicht doet zij niet
ot.der voor de kerngezonde, vriendelijke,
levenslustige Amélie, koningin van Portugal.
Toen koningin Maud van Noorwegen nog
een hél jong meisje, feitelijk nog kind was,
bezat zij reeds een groote liefhebberij voor
paardendressnur. Gezeten op een poney zocht
zij de moelijkste paad|es op om er vlug
doorheen te draven. Ken van haar kunstjes
en guitenstreken waarover papa Kdwardwel
eens het hoofd schudde, bestond hierin, dat
Maud op een poney de breede hall van
Sandringham binnenreed, en haar paardje
keurig en voorzichtig de trappen liet op- en
af klim :nen. Koningin Maud teekent, schildert
en musiceert. Zij moet zelfs een zeer goede
musicienne zijn. Zooals al bet overige, moeten
wij ook dit laatste op gezag van Engelsche
zegslieden aanvaarden. Kngelscben zijn nog
al ingenomen met hun prestallen op muzi
kaal gebied, terwijl niet-Enaelsche ooren in
den regel bun klavier-, vioolspel en zang mid
delmatig vinden. In Noorwegen, het land
van houtï-nij-knnst, zal de echtgenoote van
Gaspeldoorn. (Uit Hei tn Dennen, van Heimans en Thijsse).
Zoo'n heel zilverboompje leek werkelijk meer
op een kunstwerk van metaal, op een mees
terstuk van vreemde, nog ongekende
kun^tvaardigheid, dan op een plant, een levende
plant nog wel. De zun die, wat hooger al,
door de kale twijgen heen de ijsboompjes
bescheen, sprenkelde hier en daar een vonkje,
en toen, ja toen kwam de illusie dat de
wintermonrenzon lichtjes aanstak op dien
heerlijk mooien nieuwjaarsboom, lichtjes die
niet weer doofden, die als donker gele
vlammetjes bleven branden, waar het zonnevuur
ze had ontstoken.
Dat was verbeelding, en toch ook wel wer
kelijkheid, de lichtjes bleven, het waren
bloemen, echte levende bloemen van de
gaspeldoorn, geel als goud, die door den zonne
straal uit de harige kelkjes werden gelokt en
wijder opengingen.
Tegelijk verhelderde het zilver om de
doorns, smolt het wit kristal, ging tintelen,
en waar wij bijstonden werd 't vloeibaar
glas, dat ronde pijpjes vormde, waardoorneen
wat groen ging schemeren. En donkergroen,
met duizend glinsteringen van 't helder vocht,
kwam uit het wit de gaspeldoorn te voor
schijn, n en al stekel maar met twintig,
dertig blinkend gele knopjes. Dit wisselend
spel van kleur en vorm was zoo dichterlijk
mooi, dat wij als blijde kinderen van den
eenen struik naar den anderen liepen, om tel
kens weer dat winter<ch bloeien aan te zien.
Verderop in 't bosch groeiden ook wel
gaspeldoorns, maar bloeien deden ze daar
niet; toch was 't hier warmer dan ginds aan
den zoom op den zandweg. Hier had het
haast niet gevroren, scheen het, of de zon
alles al had ontdooid, lleele zwermen van
koohneezen en vinken waren er aan 't werk
tusschen de bladeren op den vochtigen bodem;
ook verscheidene eerchorentjes hadden het
ontzaglijk druk ; ze schenen zich hier, zoo
dicht nog wel bij 't jagerhuis, heel veilig
te voelen ; ze waren ten minste ongewoon
brutaal en scholden ons dapper uit.
Prachtig hoog geboomte omsluit een open
plek, waar 't bekende jagershuis is. neerge
zet. We trollen len jager zelf niet, maar
zagen wel iets van zijn werk. Aan den gevel
van de groote schuur tegenover zijn woning
heeft hij zijn tropeeën gespijkerd: karkassen
van kraaien, uilen en van andere roofvogels,
en van wezels, bermelijnen; ze hingen er bij
risten, alles half vergaan. De ochtendwind
woei de mooie uilenveeren op, dat de witte
schedel zichtbaar werd; de vergeelde, rottende
hermeiijnen bewogen zacht, 't Word mij wee
koning Hakon geen kwaad figuur maken,
want ook daarin moet zij zeer bedreven zijn.
# *
*?
Mejuffrouw Piérat, artiste van de Comédie
Francaise, schrijft in Femina" een keurig
artikeltje, naar aanleiding van het merk
waardig feit, dat men haar verzocht de rol
te spelen van hertogin de Chailles, in
Lavedan's succes-stuk Le duel".
Madame Bartet, sociétaire van het Maison
de Molière, creëerde de rol van de hertogin,
en wel op een wijze, die men niet anders
dan volmaakt zou kunnen noemen. Ik had
het voorrecht Madame Bartet als hertogin
de Chailles te zien en te bewonderen. In
mijn wekelijksche rubriek van dit blad en
in Het Tooneel" heb ik hulde gebracht aan
madame Bartet's interpretatie van deduchesse
de Chailles, aan haar beschaafd spel en aan
de zeldzame distinctie van haar beeldige toi
letten en haar bekoorlijke persoonlijkheid.
In hetzelfde theater, op hetzelfde tooneel
eene persoonlijkheid uitbeelden, waarvan
mad. Barhei eene creatie had geleverd,
waarvoor de ervaren, talentvolle
tooneelspeelster waardeering en lauweren oogstte, voor
waar het was geen lichte taak, die gelegd
werd op de jeugdige, soupele schouders der
beminnelijke Piérat. Het ambitieuse
actricetje bestudeerde en repeteerde haar rol
onder de meest tegenstrijdige gevoelens, die
ooit een vrouwenhart in wieling en deining
kunnen brengen.
La Piérat" hoopte vurig op succes en
vreesde een nederlaag. En ziet ! de hertogin
de Chailles is n-en-al tegenstrijdigheid,
schrijft mej. Piérat. Zij wil slagen; zij zoekt
het goede, zij bidt en strijdt en kan zich toch
niet losmaken van echt-vrouwelijke zwakheid.
Ik heb mijn uiterste best gedaan, om een
ware, aanneembare hertogin, de Chailles te
doen zien. Of ik hierin volkomen geklaagd
ben? Dat kan ik nu nog niet met zekerheid
zeggen; wat ik wél zeker weet, is, dat ik al
het verdriet, de folteringen, de wroeging, het
geslingerd-zijn van Lavedan's heldin heb
doorleefd.
Trouwens, dat is zoo mijne manier van
komedie-spelen, of feitelijk van
niet-komediespelen. Ik ga óp in de persoonlijkheid die
ik moet voorstellen; er blijft niets over van
mij-zelf, en wanneer ik midden in een scène
word toegejuicht, dan springt mijn hart op
van schrik, want dan kom ik tot de nuchtere
ontdekking dat ik mij beweeg op een tooneel,
dat er toeschouwers zijn ... dat ik komedie
speel ! En juist om die reden, om dat absoluut
mij laten gaan, en voor mij-zelf fictie te
maken tot realiteit, beweert een van mijn
leermeesters : dat ik een onuitstaanbare
actrice ben.
CAPKICJ:.
om 't hart en wij gingen snel verder. Een
oehoe, een levende, zat in een groote kooi
aan de andere zijde van de schuur. Die
moet stellig dienen voor de jacht op kraaien,
roofvogels. Ik hoop Twickel ook nog eens in
't zomerkleed te zien ; 't is er mooi genoeg;
maar langs de voorzijde van de bewuste
schuur krijgen ze mij nooit weer.
Gelukkig deden aan het eind van de breede
laan, waar reuzeneiken en benken in groepjes
bijeen staan, de mooie boomklevers ons
nabeeld van het walgelijk gezicht snel ver
dwijnen. De fiinke vogeltjes met hun rose
borst en leiblauwen rug, waren zoo vroolijk
als in de lente en gaven een liedje ten bette.
Langs het indrukwekkend mooie kasteel
keerden we terug, een weg tusschen uitge
strekte gazons en kleine dichte
bojmgroepen, zoo mooi, als ik er zelden een gezien heb.
Telkens moest ik even omkeeren om het
grootsche park nog eens goed te overzien: dat
park is alleen een tocht naar Twickel waard.
Nu, tegen elven, was er nergens meer rijp
op boomen of velden te zien, de zon werd
ttauwer en dreef als een bleeke maan achter
opstijgende nevels. Voor de zooveelste maal
in dezen k wakke! winter zou een
regenmiddag vo-lgen op een zonnigen vriezenden
morgen. Wij passeerden weer gaspeldoorns,
ook volop in bloei. Mijn metgezel kon niet
laten een paar takjes te snijden van den
stekeligen winterbloeier.
Die staan nu voor mij in een vaas; eiken
dag gaan er nieuwe bloemen open, dat gaat
zoo door tot Maart toe, soms tot Mei. Zoo
mooi als daarginds aan den boschrand op de
heide schitteren ze niet; ook niet als ik ze
in de zon buiten het venster zet.
Ze kijken me zoo vreemd aan Zonderling
is de heele plant; ik heb nog wat zaden uit
rijpe peulen van verleden jaar, die ga ik
zaaien, om ook de blaadjes van de gaspel
doorn weer eens te zien; want alleen de
jonge plantjes vertoonen nog den
oorspronkelijken vlakken bladvorm, later verandert alles
wat blad kan worden in stekel. Daar kun je
zoo gezellig theorieën over bedenken. Soms,
maar heel zelden gebeurt het, dat aan een
oude gaspelduorn ergens in plaats van stekels
een drietal gewone bladeren ontstaan, die veel
op brem lijken. Eens werd me zoo'n takje
gestuurd. Ik heb er vaak naar gezocht, ook
dezen keer weer in Twente, maar zelf heb ik
nog nooit zoo n kunnen vinden.
E. HEIMAXS.