De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1906 28 januari pagina 2

28 januari 1906 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1492 hebben (en gij blijkt het ten slotte ook wel begrepen te hebben), da.t de protestant-derge lijke zaken volkomen even goed kan weten en begrijpen als de katholiek (alleen maar met ?wat meer moeite); bovendien dat, zelfa al was dit niet zoo, dit hoegenaamd niets af doet tot het rechte begrip der middeleeuwen. Zoo is dan nu deze considerans weggevallen. Maar ook de «telling is volkomen veranderd. De protestant" is een indifferente geleerde" geworden, hetgeen een notabel verschil maakt. En ook het andere lid der stelling is gewijzigd. In plaats van de middeleeuwen" treden nu op" tijdperken, waarin bepaalde geestelijke Btroomingen van grooten invloed waren." Zoo is wellicht 9/io van de duizendjarige mid deleeuwen weggecijferd. Gelukkig voor u; irant de eerste "stelling zou gelijkstaan met de bewering1, d&t gij, katholiek,'b. v. niet het rechte zoudt kunnen begrijpen van de Haarlemsche textielnijverheid der 18e eeuw, Tan wege de protestantsche strooming in het 18e eeuwsche Nederland! Ik . waardeer zér uwe belangrijke con cessies; evenals uwer eerste stelling, kan ?ik thans met zeker voorbehoud ook de tweede aanvaarden. Met zektr voorbehoud; maar -ik verheug mij, dat gij uwerzijds dat voor"behoud denkelijk wel zult willen aanvaarden. "Want, hoezeer beperkt, uwe stelling is nog te ;-ïuim. Ie. Niet voor de studie der tijdperken, waarin bepaalde geestelijke stroomingen van grooten invloed waren", geldt uwe bewering. 'De Windesheimeche revival was zeker een zér "belangrijke geestelijke strooming, waarvan de agnoiticus het rechte niet licht zal begrijpen. Maar in denzelfden tijd en in hetzelfde land 'Tertoonde zich, zonder het geringste verband "daarmede, een ander hoogst belangrijk ver schijnsel : de opkomst der monarchie, ingeleid 'door de Bourgondische vorsten. Gij zult allicht niet eischtn, dat de agnosticus zich 'Tan de studie ?an dit hoogst belangrijke onder werp zal onthouden? Uwe stelling geldt 'dus niet voor de tijdperken", maar alleen voor de geestelijke stroomingen zelven. 2e. Zij -geldt, naar het mij voorkomt, ook alleen ; Toor 'mlke stroorningen, die zich openbaren op het gebied van het individueele gevoelsJ leven. Voor de studie van het humanisme ?-zult gij b.v allicht minder uitsluitend willen :te werk gaan. En ik twijfel, of gij de beBtudeerina; van de sterke socialistische stroomingeu der middeleeuwen uitsluitend aan leden der arbeiderspartij zoudt willen op dragen. 3e. Ten slotte kan er nauwelijks be zwaar zijn, om zelfs van de stroomingen op 'het gebied van het indindueele gevoels leven den buitenkant toe te vertrouwen aan "agnostici, die dit mochten verlangen. Ik 'herinner weder aan de Windeshéimsche congregatie (een zeer gelukkig voorbeeld, met het oog op Moll en Aequoy): zoudt gij veel bezwaar hebben, dat een ongeloovige de in? richting en den opbouw der congregatie, den stijl harer kerken onderzocht en be schreef? Denkelijk niet. Zoo denk ik, dat wij liet ten slotte eens z§n. Uwe stelling komt dus daarop neer, 'dat, evenmin als een kleurenblinde moet schrijven over Rembrandt's kunst, een on muzikale over Wagner's richting in de mu ziek, zoo ook geen agnosticius het geloofs leven der Windesheimers Volkomen zal kunnen waardeeren en beschrijven. Welnu, dat ben ik volkomen eens. Alleen nog weer dit voorbehoud. Ik zou niét wenschen, vooral niet wen?chen, dat katholieken zich onthielden van bestudeering der hervormingsperiode. Dit kunt ook gij eigenlijk niet bedoelen (en het is dus eene vierde restiictie van uwe stelling). Ik vrees wel, dat gij aan de hervormers niet volkomen recht zult doen ; maar vooreerst dient natuur lijk ook de houding der katholieken billijk gewaardeerd te worden en bovendien wantrouw ik de liefde" der protestanten tegenover hunne eigene" geloofsgenooten te zeer, om niet te verlangen naar de controle en de correctie van uw nuchter oordeel", 'moge het slechts niet zijn : van uwer. haat! us, zullen wij nog eenmaal schouder aan Behouder" te velde trekken ? Ik hoop het; in afwachting beveel ik mij aan voor het verrichten van karreweitjes en het doen van boodschappen. Met hoop op klandizie groet u ten afscheid, Uw dienst vaardige S. MULLER F/. Hiermede wordt dit debat gesloten. Red. Mnziel in de HoofisM. Waarlijk, het quartet opus 74 van Max Reger is een buitengewoon belangrijk werk. Ik heb in den iaatsten tijd van geen nieuwe compositie zoo'n grooten indruk gekre gen, als van Reger's d-niol strijkquartet. Vraagt men nu of bij den vorm heeft nitgebreid of dat hij heeft gezocht naar nieuwe klankeffecten? Xeen"; zijn vorm is die der oude klassieke meesters; natuurlijk met wijzigingen, die zijneigen persoonlijkheid hem voorgeschreven heeft, maar in hoofdzaak niet afwijkende van hetgeen reeds langer dan een eeuw door de groote meesters is in to?passing gebracht. Xaar nieuwe klankeffecten heeft Reger evenmin gezocht. Het is mogelijk dat zij door zijn schrijfwijze zijn ontstaan, mair dan zijn zij gevolgen, geen intentiën, zooals b.v. bij de componisten van s'avischen oor sprong dikwijls wél het geval is. Het bijzondere van Regei's schrijfwijze Hat in de buitengewone beheersching van het contrapunt, gepaard aan een virtuose behan deling van het modulaforische element; daarbij is het melos nooit opgeoll'erd aan de veelvuldige modulatiè'n; het tegendeel is eer waar het groeit als het ware daaruit op. Ik geloof niet dat al deze eigenschappen yereenigd, bij een onzer andere tegenwoordige moderne componisten in die mate voorkomen en daarom toont Reger beslist een eigen physionomie iu dit quartet. Men moge meer of minder onder den indruk komen van Reger's persoonlijkheid, het onbetwiste meesterschap over de techniek moet toch ieders eerbied afdwingen. In. het eerste gedeelte, misschien het moei lijkst te volgen, maar naar mijn meening toch het schoonste van de vier, geeft de compo nist uiting aan een stemming van verheven ernst en majesteit. Koen en trotsch met groote energie, begint het hoofdthema reeds dadelijk het karakter van het geheele Allegro uit te drukken. Lang, zeer lang houdt Reger zich bezig met de expositie van dit thema. Vooral de eerste vier noten met hunne forsche sprongen, ook in de omkeering, ontmoet men voortdurend in alle instrumenten. Het tweede -thema, meer lyrisch van karakter, met zijn dalende septime, vormt een zeer schoone tegenstelling met het eerste motief. Moeilijk is het om het in een toonaard thuis te brengen, daarvoor moduleert het te sterk, maar toch ongezocht. Het is onmogelijk om bij alfe frappante passages afzonderlijk stil te staan; toch wil ik even wijzen op een prachtige melodie, schijnbaar in gis kl. 3, door de eerste viool tegen rustige accoorden der andere instru menten voorgedragen en ook op een fughetta, gebouwd op de tweede maat van het hoofd thema, wel grillig van aard, maar toch zeer goed doend in het kader van het geheel. Opvallend is het pianissimo bij den terug keer van het hoofdthema vier maten lang en dan den forto-inzet van het motief in a kl. 3. Eveneens 'opvallend is ook het optre den van beide thema's aan het slot van het Allegro, thans onmiddellijk achter elkaar volgend, alsof zij zich alvorens van het tooneel te verdwijnen, nog eens in hunne volle gewicht willen doen hooren. Het tweede ge deelte, zou men Intermezzo kuunen noemen; het neemt de plaats in van een Scherzo. Het is veel doorzichtiger gecomponeerd dan het Allegro en maakt met zijn speelsche, chromatische figuurtjes een geestigen, piquanten indruk. Het is zeer kort en doet, tusschen het eerste en derde deel, ongeveer gelijk een verpoozing. Het derde deel, een Andante semplice con variazioni, vertoont ons weder den Reger van het eerste deel. Ik zou het woord sem plice op dit Andante niet durven toepassen. De hoofdtoonaard is A, maar in de zeventien langzame f maten, waaruit het thema bestaat, ontmoet men, behalve het «anvangs-en slotaccoord, slechts twee malen het A-dur accoord: doch eag ich nicht dass dies ein Fehler sei", sprak Hans Sachs reeds in zijn tijd. Reger heeft waarschijnlijk metjiet woord semplice, het karakter zijner melodie willen aanduiden en dit is wel eenvoudig. Onder de variatiën zijn er enkelen verbazend ge compliceerd, vooral in rhythmisch opzichi ; maar ook wordt men steeds-getroffen door een koene polyphonie, die bij alle modulatorische wendingen, toch de melodische eisenen jecht doet wedervaren. Het Finale is een vlot geschreven Allegrosatz met een frisch. joviaal motief. Zes malen later krijgt de cello alleen een zeer leuk motiefje, hetwelk door de eerste violen meer uitvoerig wordt overgenomen en voortgezet. He tweede thema vertoont onmiskenbaar sporen van geestverwantschap met het tweede thema uit den eersten Satz. Overigens staat liet Finale geheel op de hoogte der andere deelen. Men mag zich persoonlijk door een der vier saUen meer aangetrokken voelen,gelijk ikdoor den eersten, toch zal meii .moeten erkennen dat Reger's opus T4 een werS is, waarvan alle deelen onderling aan elkaar geëvenredigd zijn en zeker zich kenmerken door gelijkheid en eenheid van stijl. Wij hebben met dit quartet een dieperen kijk gekregen in het werken van Reger. Op een andere wijze als in zijn sonate voor viool alleen, als in zijn sonate in fis voor piano en viool, verleden week door mij be sproken, zelfs ook als in zijn variatiën voor twee piano's, doet hij zich kennen in zijn strijkquartet. Dit werk zal misschien protest uitlokken. Men zal den componist wellicht verwijten dat hij te ver gegaan is in de aan wending zijner polyphonie en in het gebruik der modulauën; men zal misschien van meening zijn dat zijn ingewikkelde stijl het muzikaal genieten doet slinken tot een minimum naar mijn meening is dit opus een werk van Reger, waarin de componist een zelfstandigheid openbaart, welke hem een plaats verzekert onder hen, die heden ten dage op meer dan gewone wijze aandacht voor zich eischen, in tegenstelling met vele andere mij van hem bektnde compositiën, die geenerlei hervorrageiide" eigenschappen bezitten. Het werk is reusachtig zwaarte vertolken. Wanneer een gezelschap als dat der heeren .Rosé, Fischer, Rusitzk i en Biixbaum, want in hunne handen lag de vertolking, er een veertigtal repetities aan hebbeu besteed, zegt dit meer dan een enkele los neergeschreven volzin. De uitvoering was dan ook zóó, dat men daaraan de moeilijkheden niet zou ver moeden. In rhythmisch opzicht en in duide lijkheid, bij de ontwikkeling van het polyphone weefsel, liet de uitvoering niets te wenschen over. De heeren Roséc.s. verdienen den warmsten dank van al degenen die belang stellen in de toekomst on/.er muziek, voor het uit voeren eener dergelijke njviteit. In hoo,;e mito ook heeft mij geïnteresseerd Ilugo Wolf's Italiaan^che Serenade voor strijk-qnurtet, in n Satz. Men kent Welf hier bijna uitsluiten l als litderencouiponist. Op het gebied van het lied heeft hij dan ook zijn schoonste werken geschreven. Toch zijn verschillende zijner andere scheppingen overwaard te worden gespeeld; zoo o.a. bedoelde serenade, die in een levendig, alleraardigst volgehouden zes achste rhythme een paar mooie, licht aansprekende melodische inveiitiën bevat. De avond werd geop?nd met een strijk quartet van Dittersd Ji'f. Dit werk was voor treffelijk geschikt voor liet gezelschap uit W*enen. Reeds vroeger wees ik er op, dat het Ro^é-quartet zich er minder op toelegt fraaie nuanceeringen te bereiken. Klankschoonheid komt in hunne voordrachten niet nummer n aan de orde. Nu, de gemoe delijke componist van Doktor und Apothe ker' kan het wel verdragen, dat men een weinig derb" over de snaren strijkt. Hij zelf was een beetje burschikos"; zijn muziek laat het wel toe, dat hij flink woidt aange pakt. Toch is het gehake van het quartet veel beter en degelijker, dan dat van de voor een paar jaren geleden hier uitgevoerde C-dur symphonie. Ditterdorf's quartet vormde in ieder geval een goede inleiding tot de zoo Jeel interes sante werken van Wolf en Regen. A NT. AVEKKAMP. geschut en herschapen tot een kunstzaaltje Daarin zyn aangebracht eenige antieke meu bels om met de stemmig bekleedde wanden een voordeelig millieu te vormen voor de aanwezigheid van een gering aantal oude schilderijen, die er nu eerder het interieur weelderig completeeren dan er moedwillig geëxposeerd lijken. Het is een onderneming die op prijs te stellen is en, hopen we, aan gehouden zal blijven. Want heel anders dan in musea of veilingzalen, met hun onver mijdelijk magazijn-uitzicht, kan hier de ken nismaking plaats vinden met vroegere Hollandsche kunst door de geïsoleerde en niet opdringerige verschijning van deze vijftien schilderijen. Ze is vertrouwelijker, ieder werk kan uitdrukkelijker van zichzelf getuigen. De inrichters moesten roeien met de rie men, die ze hadden. Er was niet het materieel uit een museum-collectie ter beschikking en natuurlijk stond bij de inrichting het eigen baat van een handelshuis op den voorgrond deze vijftien stuks dan, vorauen niet n uitge lezen aantal van oud-hollandsche schilderijen. Er zijn enkele namen, die in de toekomst der kunstgeschiedenis wel van de lijst der meesters" zullen verdreven worden van Croos bijv. en ook is de vertegenwoordi ging van sommige anderen, wier meesterschap erkend zal blijven, hier niet op zijn voordeeligsf. Maar er zijn verschillende stukken, die deze met wat ophef aangekondigle tentoons elling, zeker wettigen kunnen. Het glanspunt heet, en is ook werkelijk, een jonge vrouwe portret, op levensgrootte en gezien tot aan de. knieën, door Verspronck. Leerling van Frans Hals en beschikkende over nietalgemeene eigen verdiensten, heeft hij portretten gemaakt, die in de richting van zijn niet-te-evenaren meester van onmis kenbare vaardigheid blijk geven, maar toch een al te oppervlakkigen slag in de stoute behandeling niet vermogen te maskeeren. Ons museum bezit van Verspronck een zeer ernstig doorgevoerd en scherp geteekend mansportret (geschenk v. d. Poll). Van geheel anderen aard echter is dit werk. Hier toont hij zich duidelijk de Hals-leerling, maar hij vermocht op het voetspoor van zijn meester, zijn eigen ^aven voluit te ontwik kelen tot een zelfstandige uiting. Op het kantje van een parade-schilderij is dit vrouwe porlret een zeer imponeerend werk gebleven met zijn milde, vaste schildering, van een glinsrijke kleur liepte, gaaf in al zijn tinten van af de lichtende kleuren van hoofd en handen tot aan het gedempte zwart der kleeren ; in zijn geheel van een deftig aspect. Buiten dit zijn (chter nog andere werken der aandacht waard te noemen: een maan landschap vaii Aert van der Neer, zeer goed specimen van dit veel geliefde thema door dien sympathieken oud-Hollander, een riviergezicht bij Haarlem, door Salomon Ruysdael, een voor Wouwerman kras geschilderd jagers gezelschap en met een fijn luchtje er in, een in zijn soort uitmuntende en nog al omvang rijke Ludolf Bakhuyzen. Dan een zeer aan trekkelijk bloemstuk j e, toegeschreven (op een vage ondirteekening) aan Willem van Aelst. Dit schilderijtje heeft kwaliteiten van een ay.rd, die even het wei k van Fantin in ge dachten brengt. De toeschrijving zuu be streden kunnen worden; ook Rachel Ruysch hoorde ik er bij noemen. Maar heeft het dan al iets van het precieus weeke der werken van deze schilderes in de witte en roode roos vooral er is toch in andere partijen iets in van het vleeschige klcurgehalte als in bloemstukken van Van Be\eren wordt aan getroffen. In ieder geval een bescheiden maar kostelijk schilderijtje. De volgende nummers uit den keurigen en zorgzaam opgemaakten catalogus, geven aan schilderijen van \V. v. d. Velde de jonge, Zeeman, Ferg'-ison, WijnanU, Pot. Ravesteyn en van Goyen. Moge deze tentoonstelling door andere, in deuzelfden trant, gevolgd worden. W. STELNHOFF. Kücslzaal Fretórik Muller & Co. Deze firma wil van hare beschikking over 'n eigen verkooplokaal een wat ruimer en edeler profijt trekken dan het houden van veilingen. Een gedeelte der localiteit is tijdelijk afMtmmtitiiuiiiHiiiiiMiuiiiiiMimiiiitiiii iiimiiiitimiiiimiimtiMlMM Verzen lan Karel ran de Worst ijne: 't VaderHuis; de Boomgaard der Vogelen en der Vruchten; vroegere Gedichten. Bussum, C. A. J. van Dishosok, 1905. De dichter Karel van de Woestijne kende ik niet, voor ik dit boek ter bespreking kretg. Ik had wel eens iu 'n tijdschrift 'n enkel gedicht vau hem gelezen en er hier en daur wat mooie regels uitgepuurd, maar veel vond ik duister, en ik tr.ichtte niet er verder in door te dringen. Nu heb ik dit wel gedaan, omdat ik wilde begrijpen. Dit weidse boek met brede titel, veel schittering van blank papier en prachtige d uk heb ik met grote aandacht, met vee! inspanning doorgelezen. In 't eerst be/reep ik er niet veel van, en ik wilde begrijpen, niet enkel deinen op ritmies mooie klanken en genieten van weelderige woordenpraclit, die me hier en daar boeide, so;ns huiveren deed van genot de past ure" zoc'it ik, de geesteswtiding, de spijs, die. elke kunst t<,ch geven moet, naar Uan:e 't zegt van na'uur en beel dende kunst, dat ze de ogt-n grijpt per aver la meute." Al lezende en aanrekenende hegnn het mij toch langzamerhand wat duideliker te worden. Nu, na 'n tweede nauwkeurige lezing, me zelf verlichtend met wat als eer-'te licht me gedaagd was, begrijp ik er moer van, maar moet ook eet lik zeggen, dat ik ten slotte nog wel wat vreemd sta tegenover deze poëzie, en dat er me nog heel wat onverklaarbaars in gebleven is, dat ik met de beste wil niet begrijpen kan. Ik geef gaarne toe, 't zal wel aan mij lig gen : 't is me te diepzinnig, 'n ander is inisschijn gelukkiger en niet ieder kan maar zo terstond «//.- kunstdiep/innighi'id peilen non omnia possumus oinnes en grote kunst ..leereu wij allengs tegenstappen, eerbiedigh en beschrootnt". Als een levensbiechi, heb ik deze snoer van gedichten leren begrijpen, 'n levensbiecht van vrede en eerste iiefde's stille arm" in 't Vaderhuis, van hartstocht en felgezweepte drift i.h' l i p pen i i nisti'i'-i'i T! 11 v,i n tiiivii'i'eii ii'>!>t. en i.liiizi-1-ijl hel hreiu van "ii enuleu vl;i_:i'n in zinbekoring en jong breidel loos genot sleven, waarop na waan van dood begeeren" ia nieuwe levensmat de Boomgaard van Vogelen en Vruchten - Troost is neerge daald van hoge vrouweliefde, die tot wij, ten top gestegen, in ons de blijheid kregen die.... ons avond-schijn zou schijnen als van een avond zonder eind.... en, eindlijk büj laat zijn in nijvre ruste en trouwe.... Wat ik hier heel kort in maar enkele punten aangeef, zal ik, om de dichter recht te doen weervaren, met aanhalingen uit de gedichten staven, en dat aanhalen, dat delven in die schat van taaiweelde, is voor mij op nieuw 'n genot. ik, zwnar-bewnstc god, te licht voor 't menscho-leven dat ik, beducht, maar zeer hoog-hartig. buiten-sloot; die al wat \\ies om mij star-willend heb geweven in 't sehnonlieids-kleed van mijn onsterfelijken dood.... Ik, die me-ze!vcn naar de zekerheid kim dragen dat ik volmaakte vrede uit eiiien wezen dronk .... /nu 'k willig leed: was ik de leider mijner dade' In 't Vaderhuis, waar de dagen trager waren, dat stil lag in de schaduwing der tuinen, in de stilte van de rust-gewelfde Vlaèren" stierf de vader, die zijn dagen geinend had gelijk spannende ossen, en mijne dagen zag gelijk een jonge zon boven zijne ongen, blijde om 't bi-eede en blijde leven dat iedren morgen aan een nieuwe kim begon waarheen zijn druntnen. door de bonkige akkers, dreven 'lijk spannende ossen. Ik. die al zijn hopen di'neg, ik zag zijn daden, als een guede' en tromven ploeg voor mijne handen, en.was gelukkig en levréden.... Hij stierf en nutteloos was het ploeghecht gesneden, het snijdend ijzer vergeefs gesmeed, vruchtloos de oude grond gekneed ? geen ossen hee!t mijn wil vota1 't juk gepaard; geen akker lachte iu 'l flitsend helmen vau mijn zweepen; ik heb het leven als een wij!' niu 't tij!' genepen, en wie me kende, heeft mijn lallen drtl't gekend.... \Yant. als een ruiter, die du sterkste paarden ment, hield, en zijn lachen striemt en bijt de woeste paarden die trillo' en steigrend staan tegen de glne'nde klaarte des avonds, die zijn brand over de steden breidt, en blaakt en pal blijit m zijn bralle oneindigheid, \vijd hijgend door het /.w-aar gebouw der wnlk'ge luchten, over liet ncedre weven van de stee-geruchten die schuilen iu de sehauwen, van het hard gelaai; zoo', als een ruiter, die niet eoneu arrem-zwaai de paard -n temt en ment, en lacht, eu iaat den steden het snuivend razen van zijn grillig willen weten, maar, is 't begeeren van zijn kokend brein voldaan, in ieiben a Ier t haamreu van zijn dood vuelt slaan, ei i hu: h t hij nnir, zijn iach door de' ijlen deun moei wringen die storvens-Jiepteu door zijn Imlle hersens zingen: zi'io, als een ruiter heb ik t leven doorgemaakt. Ten zoome van (zijn) leven, ter zonne van (zijn) ure, ter fe-lle laaie van de helste levenskoorts" staat hij nijdig, alleen, in het woud 'an eigen drift," draagt de felle kroon va:-i eigen wil, 't zware zelf-geweven kleed van pijn, wijl brallend de ijdelheid in (zijn) gebaren wiekt, in 't bitter trotsch genot zichzelve alleen te zijn' de welke roze'(zich) als koningskroon gekoren, geen rooder trots dan deeze doornen-pijn." Maar als wat aan schaamle wanen" 't leven wil Ie vergulden tot arreme assche" brandt, zinkt da levens kracht en wordt in lome moeheid rust ge zocht bij de Dood. l (pen de deur; - - \vaut hij. die doolde in vrériude lauden. en at hol brood van lijde', en dri.uk den wraiuen wijn waarvan de liefde-dag-n droel'de druiven zijn'; wiens lippen d' tieoten dors! van 't leven drinken dorsten: wiens m.ioiieid vreugde zocht op even-uiuede borsten: eu wien de nicht thans eindelijk den spiegel houd waarin zi.'h '! beeld \an zijne k'Uerhoi'1 niitsl.-ot: hij. lo 't de pij vau d n ft en treurigheid om^ehul'Ste, hij sta tl ter lieore, u l)o"d .... Vleiïge naadring door 't ruischend oor gekend," naadring van zachte vrouweliefde en troost brengt herleving, de oucle drift, in loom getrenr Vtjrdroomd, beeft, en voelt zijn kruine naar nieuwe rijpheid blozen", Beelden van vrede, aarzlende liefde beelden, die, een zoelende adem, om de sponde gaat van wie 't gosi'nrijn der zelr-gcreteu won,Ie met oweu i-ru^f gelijk een pluiiue stre.-ll. Ik iii'b u nirt dan io mijn hart grweteu. o beelden, die mijn leven liever zijt dan wat ik. smartelijke, had gewijd aan 't l.evoti, dat me hoett me-zelve mitreton. In prachtige beeldspraak, Oosters-warm, wotdt de nieuwe vredige levensrtist getekend. zijn ilrif' tlr t'Kiim die lunzen. giacielijk. tr-i- hande eener ga; hij wandelt als een perrd, verd ra-vnd, duur het leven, /ij sliert» ..t' vi.'ie ui' Mri<-iii': hij si ipt, gelijk in ijver. Kil /nu ile l.ivinmVo lii-.uist du.jr hem zijn turn-l-v birst, hij \\eei: /ijn nn-e-ter ki'tit den \\ eg en vi intt den v ij v L'r ? til' knele k.'in-ii hij t in /ij n i'i'Z'ieii'len ditj-st. /.ijn manen tres! een /.H'--, ie lalli'int in 't b.ibairen v.ui rh'ivii' l-ti-aiu1 b* ii;a!>'" urn 'L rillen zijner hnnl; iniiar liij en -M-'mnli «jen ni.u,'. want kent h»<' xijn \ ??,?<! i a-'en hem \\ a: 11 XTC. leu s t ai l'1, (.-n In-o i re rust tm;.>l uit .... Altlus n \\ In-!. M vrouw, DMI ilu' itiiii'-ii ilririfti-ilMiver (i.-lijNi' l.itn r.iii- nl UM-II- nul.l «h' I«'.^U> h.iviM' ('L'll/l'll'ilc \\Ütllf ViK'l't is dii' llt.'t VLllll'l! Wi'i't'l. Heb ik de dichter goed begrepen, dun meen ik met doze aanhalingen zijn bedoelen enigszins te hebben geschetst kort, 't be stek dwingt er me toe, arme!ik bij zo grote rijkdom van de krachtigste, heerlikste beelden. Hijgende hartstocht in vlammend woord als bijv. in Venus en Adonis". Lieflexang", Kronob*', een der vroegere Gedichten prachtiüavondstenimiti'.rea, alsof de dichter na felle zonnebrand daarin 't liefst verwijlt, ais Th;m> N li.'t unr -lat si'han sv.-n n-'iuvn. .?n il>- a\-.ini. al- r«--i !????.!«?'? lic.l. llerfstavoml Kom. l,ia: .,u- Li,ai leerde stijgen en, daar ik r iet zien en diurf" (Beutrice! ) uw neigen liet met wimperaaien lang t me laaien''?? en voor het laatst de Lente in tccderheid aanstarend, den rugge keert; en keert het hoofd, en keert zijn moede en smachtende ter and re zij, [oo#en, .naar wie .zijn lijf met nieuwe laaie, heeft bewogen, en ernstig ulij, naar wie niet luchtend is, wier schoudren overwegen van 't haar, dal glanst, PIK trerküiJ, voeten wendt in cierlijk-schoou bewegen: do Herfst, die tlattèt; de Herfst, die achter-o ver buigt, en hare vrachten van vi'nrhteii torst, en di'iftloos, biedt, waar luikend zijne blikke' um lachten: haar naakte borst; tot, keerend, waar ze te eiken kcerc wcère-keerde, /ij, irmede, knielt, lirt lioufd ter sc.huot van wie bij liuiverendcn hcci'do star sjnnne-wiolt; die dekt haar toe, en met haai- stille licfJoxv oorden haai' iln'ti/eud streelt: <lo \\~iutiM', die het spel van haar ge^peion hoorde, en "t niet en deelt.... enz. Dan nog tekende ik onder het lezen ieder keer prachtige verzen aan, als bijv. de \vaap n e n van mijn vroogivn drift /ij Hitsen nou' alteen in duisler eigen-krijtvan twee vaarten, die samenvloeien, al heeft een andre dag om linn gelat»t geblonken.... linn waatren parend, die van bekler-dag-gehiteu den glimlach of de lijdens-lijn verglijden laten in de" uen'geti vrede-blik van de" ecü'grn dug'e-dood.... In Verzen eener Liefde" £'ij die me nw ongen als er-n /omcr-na.t'lit ontsloot vul wondre lichten en vol rust'.u'e dfiisterlieden. In Verzen eener Ziekte" o (>ïj, mijn zoon, die duldig leven mag van 't g l OH i end denken aan een verren liefde-lach; ik xie hoe in nw oog druonicn als zwanen zegen. Wat 'n gratie in 'n vers als : Mijn vnmw neeg om haar kind gelijk een lelie-kelk.... of, ook in klankkleur zijn d t-o loomre rozen. of De zm.-hto znn is schoon om ^ohuiveüd'1 avon.l-lijneii met scherpe toets /.ie, dr jivon-1 ^-fa.ilt in ilc aard ?ijti laatsti' znnui'-\'uren. met brede zwaai de drüiHiipn van u\v dai:'. die, rijlv, op xonnc/.cilcn, nicL sLillüritaati Nu iets over van de Woestijne's ritme. Heel veel van zijn gedichten zijn in Alexandrijnen geschreven, die hem evenals de meeste Alexandrijnendichters zelfs Vondel hier en daar in zijn jonge tijd, later niet meer ! nopen tot menige klemtooczelfs schrijl'vvijzegeknoei, der Alexandrijnen ijzeren dwang als Germaans vreemde maat. Waterlecl' schrijft v. d. Woestijne, en laat waterleel'en rijmen o:j abeclen en speten, elders leeljen; dan wclk'ye, u-olk'ge, aieU; ge, die haast niet uit te spreken zijn, en zijn YKc.mdnn wordt zelfs in sonetiitme tot 'n Vlaand-ién. Dtrgtlijke voorlee'den ii^gdn voor 't grij pen. Ook zijn sonetten zijn in Alexandrijnen. Waarom, \\il Lij sonetten schrijven, die niet zuiver gevormd in streng ritme van vijfvoetige jamben met voorgeschreven toltat Ik verkies liunies verscheiden van die gedichten uit de Bundel, die in zniver Germaans ritme van 3 of 4 hellingen overal niet hun natuur like woordklerntoon stevig op hun Neder landse voetenj slaan. De slecn legt er vanzelf de zacht glijdetde ge\O3l;deining in. Het meest karakteristieke van de dich'er Van de Woestijne is wel zijn zeer bizondere beeldspraak op 'n enkele anteherinnerin^ wees ik al, elders 'n l'arzival-ziuspelirig in de A mfoi tasspeer, in de her haalde aanduiding van de te blussen en ont branden Lieldetoorts dacht ik telkens on willekeurig aan het 2de Bedrijf van Wagners Tristan, maar dat kan 'n persoonlike opvat ting van mij zijn geweest. Oostera-warm en breed zijn enkele beelden, als in bijoeltaal geuit, bij v. cillif'id /.ijn Mooie gedeelten ook in ziju Leiezangen. maar er i.s zoveel, dut ik 't niet alles kan aanhalen. Mij heeft, vooral bekoord door sierlike ritmedans en miuiek van lichte klankdeining de eerste der Mooiere /angen." Die iijnii plaMiek van de vierjaargetijden doet me telkens weer als ik 't lees aan Isadora Dnncan denken, 't is of ik haar zie in ritmies slank lijf bewegen. II,,e leven in mi|n r?,g, bij glanzi n ei, vergüjd.-u, als in -til-ltchlend lm. UW u,at,'1-'lid,' l l,Ie'. ,, leven en o lijden, en gi). o min .... ieinve z,,n omhangen. Heel bizonder is ook de beeldspraak, die aan de mystiek van 'n Zuster Hadewijch, 'n Ruysbroec, 'n Bertoken van Utrecht doet denken, maar in de 20ste eeuwse vorm het bekoorlik natuurlike van de Middeleeuwen mist, al is de vorm soms nieesterlik. v. d. Woestijne spreekt van de kudden zijner lust naar Iaatsten stal gemend", evenals Van Eedeii ergens in Lioba, noemt zijn kunde 't koel paleis na zwoele zomer-laneu"; gezocht en lulik klinkt: Prachtig daarentegen weer : of in avondstemming : Eigenaardig bij v. d. Woestijne de v.o her haald voorkomende beeldspraak van de boomgaard" en de ,,tuinen'' voor liet groei ende of verstikte zitdeleven. zo' vat ik hot ten minste op, vier eeuwen her ook al geuit door Zuster Berteken van Utrecht in haar lijn gee.stulik : ,,Leiyen" moet zij er in zaaien vroech in der dageraet," dat si te rechte bloyeu eniK' stiver sijn," en als er de rode rozen ondt-r staan" Wat 'n onbewuste, natuurlike gratie in dit tijn liedeken, i\\~ in dat andere van Zuster Berteken, van ..den boemgaeit, waar die min (geestelike liefde voor Jezus) die nachtegael (zijn stern) zal verstaan" ook v. d. Woe stijne sprerkt 'n paar keer van 'n nachtegaal als zielestem, zelfs van de dubbele Nachte gaal". Hoe zwaar en gevoeis- haast -/ou ik zeggen verstandsbewust klinkt dan de.:e 20ste eeuwse mystiek ! En dezelfde indruk krijg ik ook telkens weer, als ik naast v. d. Woestijne's levensbiecht er een leg als van Augustinus. in zijn diep-schreiende en hoogjubelende Ba.ijdenissen, 'n strijd om af te sterven van al wat op aarde zinnen strelen kan en los van de stof op te zweven naar (jod ? zoals 't Klassieke schoonheids-leven en streven wegzinken moe f t en wijken voor het nieuwe kristenlevensideaal, dat de aasd^ niet dan als "n doorgang ten Hemel wilde zien. Augustinus streed die strijd en behaalde de overwinning voor zijn Kerk voor eeuwen, toch maar 'n tijdelike overwinning. Augusti

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl