Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1492
hebben (en gij blijkt het ten slotte ook wel
begrepen te hebben), da.t de protestant-derge
lijke zaken volkomen even goed kan weten en
begrijpen als de katholiek (alleen maar met
?wat meer moeite); bovendien dat, zelfa al
was dit niet zoo, dit hoegenaamd niets af
doet tot het rechte begrip der middeleeuwen.
Zoo is dan nu deze considerans weggevallen.
Maar ook de «telling is volkomen veranderd.
De protestant" is een indifferente geleerde"
geworden, hetgeen een notabel verschil maakt.
En ook het andere lid der stelling is gewijzigd.
In plaats van de middeleeuwen" treden nu
op" tijdperken, waarin bepaalde geestelijke
Btroomingen van grooten invloed waren." Zoo
is wellicht 9/io van de duizendjarige mid
deleeuwen weggecijferd. Gelukkig voor u;
irant de eerste "stelling zou gelijkstaan
met de bewering1, d&t gij, katholiek,'b. v. niet
het rechte zoudt kunnen begrijpen van de
Haarlemsche textielnijverheid der 18e eeuw,
Tan wege de protestantsche strooming in het
18e eeuwsche Nederland!
Ik . waardeer zér uwe belangrijke con
cessies; evenals uwer eerste stelling, kan
?ik thans met zeker voorbehoud ook de tweede
aanvaarden. Met zektr voorbehoud; maar
-ik verheug mij, dat gij uwerzijds dat
voor"behoud denkelijk wel zult willen aanvaarden.
"Want, hoezeer beperkt, uwe stelling is nog te
;-ïuim. Ie. Niet voor de studie der tijdperken,
waarin bepaalde geestelijke stroomingen van
grooten invloed waren", geldt uwe bewering.
'De Windesheimeche revival was zeker een zér
"belangrijke geestelijke strooming, waarvan de
agnoiticus het rechte niet licht zal begrijpen.
Maar in denzelfden tijd en in hetzelfde land
'Tertoonde zich, zonder het geringste verband
"daarmede, een ander hoogst belangrijk ver
schijnsel : de opkomst der monarchie, ingeleid
'door de Bourgondische vorsten. Gij zult
allicht niet eischtn, dat de agnosticus zich
'Tan de studie ?an dit hoogst belangrijke onder
werp zal onthouden? Uwe stelling geldt
'dus niet voor de tijdperken", maar alleen
voor de geestelijke stroomingen zelven. 2e. Zij
-geldt, naar het mij voorkomt, ook alleen
; Toor 'mlke stroorningen, die zich openbaren
op het gebied van het individueele
gevoelsJ leven. Voor de studie van het humanisme
?-zult gij b.v allicht minder uitsluitend willen
:te werk gaan. En ik twijfel, of gij de
beBtudeerina; van de sterke socialistische
stroomingeu der middeleeuwen uitsluitend aan
leden der arbeiderspartij zoudt willen op
dragen. 3e. Ten slotte kan er nauwelijks be
zwaar zijn, om zelfs van de stroomingen op
'het gebied van het indindueele gevoels
leven den buitenkant toe te vertrouwen aan
"agnostici, die dit mochten verlangen. Ik
'herinner weder aan de Windeshéimsche
congregatie (een zeer gelukkig voorbeeld, met
het oog op Moll en Aequoy): zoudt gij veel
bezwaar hebben, dat een ongeloovige de
in? richting en den opbouw der congregatie,
den stijl harer kerken onderzocht en be
schreef? Denkelijk niet.
Zoo denk ik, dat wij liet ten slotte eens
z§n. Uwe stelling komt dus daarop neer,
'dat, evenmin als een kleurenblinde moet
schrijven over Rembrandt's kunst, een on
muzikale over Wagner's richting in de mu
ziek, zoo ook geen agnosticius het geloofs
leven der Windesheimers Volkomen zal kunnen
waardeeren en beschrijven. Welnu, dat ben
ik volkomen eens.
Alleen nog weer dit voorbehoud. Ik zou
niét wenschen, vooral niet wen?chen, dat
katholieken zich onthielden van bestudeering
der hervormingsperiode. Dit kunt ook gij
eigenlijk niet bedoelen (en het is dus eene
vierde restiictie van uwe stelling). Ik vrees
wel, dat gij aan de hervormers niet volkomen
recht zult doen ; maar vooreerst dient natuur
lijk ook de houding der katholieken billijk
gewaardeerd te worden en bovendien
wantrouw ik de liefde" der protestanten
tegenover hunne eigene" geloofsgenooten te
zeer, om niet te verlangen naar de controle
en de correctie van uw nuchter oordeel",
'moge het slechts niet zijn : van uwer. haat!
us, zullen wij nog eenmaal schouder aan
Behouder" te velde trekken ? Ik hoop het;
in afwachting beveel ik mij aan voor het
verrichten van karreweitjes en het doen van
boodschappen.
Met hoop op klandizie groet u ten afscheid,
Uw dienst vaardige
S. MULLER F/.
Hiermede wordt dit debat gesloten. Red.
Mnziel in de HoofisM.
Waarlijk, het quartet opus 74 van Max
Reger is een buitengewoon belangrijk werk.
Ik heb in den iaatsten tijd van geen nieuwe
compositie zoo'n grooten indruk gekre
gen, als van Reger's d-niol strijkquartet.
Vraagt men nu of bij den vorm heeft
nitgebreid of dat hij heeft gezocht naar nieuwe
klankeffecten? Xeen"; zijn vorm is die der
oude klassieke meesters; natuurlijk met
wijzigingen, die zijneigen persoonlijkheid hem
voorgeschreven heeft, maar in hoofdzaak niet
afwijkende van hetgeen reeds langer dan een
eeuw door de groote meesters is in to?passing
gebracht. Xaar nieuwe klankeffecten heeft
Reger evenmin gezocht. Het is mogelijk dat
zij door zijn schrijfwijze zijn ontstaan, mair
dan zijn zij gevolgen, geen intentiën, zooals
b.v. bij de componisten van s'avischen oor
sprong dikwijls wél het geval is.
Het bijzondere van Regei's schrijfwijze Hat
in de buitengewone beheersching van het
contrapunt, gepaard aan een virtuose behan
deling van het modulaforische element;
daarbij is het melos nooit opgeoll'erd aan de
veelvuldige modulatiè'n; het tegendeel is eer
waar het groeit als het ware daaruit op.
Ik geloof niet dat al deze eigenschappen
yereenigd, bij een onzer andere tegenwoordige
moderne componisten in die mate voorkomen
en daarom toont Reger beslist een eigen
physionomie iu dit quartet. Men moge meer
of minder onder den indruk komen van
Reger's persoonlijkheid, het onbetwiste
meesterschap over de techniek moet toch
ieders eerbied afdwingen.
In. het eerste gedeelte, misschien het moei
lijkst te volgen, maar naar mijn meening toch
het schoonste van de vier, geeft de compo
nist uiting aan een stemming van verheven
ernst en majesteit. Koen en trotsch met
groote energie, begint het hoofdthema reeds
dadelijk het karakter van het geheele Allegro
uit te drukken. Lang, zeer lang houdt Reger
zich bezig met de expositie van dit thema.
Vooral de eerste vier noten met hunne
forsche sprongen, ook in de omkeering, ontmoet
men voortdurend in alle instrumenten. Het
tweede -thema, meer lyrisch van karakter,
met zijn dalende septime, vormt een zeer
schoone tegenstelling met het eerste motief.
Moeilijk is het om het in een toonaard thuis
te brengen, daarvoor moduleert het te sterk,
maar toch ongezocht.
Het is onmogelijk om bij alfe frappante
passages afzonderlijk stil te staan; toch wil
ik even wijzen op een prachtige melodie,
schijnbaar in gis kl. 3, door de eerste viool
tegen rustige accoorden der andere instru
menten voorgedragen en ook op een fughetta,
gebouwd op de tweede maat van het hoofd
thema, wel grillig van aard, maar toch zeer
goed doend in het kader van het geheel.
Opvallend is het pianissimo bij den terug
keer van het hoofdthema vier maten lang
en dan den forto-inzet van het motief in a
kl. 3. Eveneens 'opvallend is ook het optre
den van beide thema's aan het slot van het
Allegro, thans onmiddellijk achter elkaar
volgend, alsof zij zich alvorens van het
tooneel te verdwijnen, nog eens in hunne volle
gewicht willen doen hooren. Het tweede ge
deelte, zou men Intermezzo kuunen noemen;
het neemt de plaats in van een Scherzo.
Het is veel doorzichtiger gecomponeerd dan
het Allegro en maakt met zijn speelsche,
chromatische figuurtjes een geestigen,
piquanten indruk. Het is zeer kort en doet,
tusschen het eerste en derde deel, ongeveer
gelijk een verpoozing.
Het derde deel, een Andante semplice con
variazioni, vertoont ons weder den Reger
van het eerste deel. Ik zou het woord sem
plice op dit Andante niet durven toepassen.
De hoofdtoonaard is A, maar in de zeventien
langzame f maten, waaruit het thema bestaat,
ontmoet men, behalve het «anvangs-en
slotaccoord, slechts twee malen het A-dur
accoord: doch eag ich nicht dass dies ein
Fehler sei", sprak Hans Sachs reeds in zijn
tijd. Reger heeft waarschijnlijk metjiet woord
semplice, het karakter zijner melodie willen
aanduiden en dit is wel eenvoudig. Onder
de variatiën zijn er enkelen verbazend ge
compliceerd, vooral in rhythmisch opzichi ;
maar ook wordt men steeds-getroffen door
een koene polyphonie, die bij alle
modulatorische wendingen, toch de melodische eisenen
jecht doet wedervaren.
Het Finale is een vlot geschreven
Allegrosatz met een frisch. joviaal motief. Zes malen
later krijgt de cello alleen een zeer leuk
motiefje, hetwelk door de eerste violen meer
uitvoerig wordt overgenomen en voortgezet.
He tweede thema vertoont onmiskenbaar
sporen van geestverwantschap met het tweede
thema uit den eersten Satz.
Overigens staat liet Finale geheel op de
hoogte der andere deelen. Men mag zich
persoonlijk door een der vier saUen meer
aangetrokken voelen,gelijk ikdoor den eersten,
toch zal meii .moeten erkennen dat Reger's
opus T4 een werS is, waarvan alle deelen
onderling aan elkaar geëvenredigd zijn en
zeker zich kenmerken door gelijkheid en
eenheid van stijl.
Wij hebben met dit quartet een dieperen
kijk gekregen in het werken van Reger.
Op een andere wijze als in zijn sonate voor
viool alleen, als in zijn sonate in fis voor
piano en viool, verleden week door mij be
sproken, zelfs ook als in zijn variatiën voor
twee piano's, doet hij zich kennen in zijn
strijkquartet. Dit werk zal misschien protest
uitlokken. Men zal den componist wellicht
verwijten dat hij te ver gegaan is in de aan
wending zijner polyphonie en in het gebruik
der modulauën; men zal misschien van
meening zijn dat zijn ingewikkelde stijl het
muzikaal genieten doet slinken tot een
minimum naar mijn meening is dit opus
een werk van Reger, waarin de componist
een zelfstandigheid openbaart, welke hem een
plaats verzekert onder hen, die heden ten
dage op meer dan gewone wijze aandacht
voor zich eischen, in tegenstelling met vele
andere mij van hem bektnde compositiën,
die geenerlei hervorrageiide" eigenschappen
bezitten.
Het werk is reusachtig zwaarte vertolken.
Wanneer een gezelschap als dat der heeren
.Rosé, Fischer, Rusitzk i en Biixbaum, want
in hunne handen lag de vertolking, er een
veertigtal repetities aan hebbeu besteed, zegt
dit meer dan een enkele los neergeschreven
volzin. De uitvoering was dan ook zóó, dat
men daaraan de moeilijkheden niet zou ver
moeden. In rhythmisch opzicht en in duide
lijkheid, bij de ontwikkeling van het
polyphone weefsel, liet de uitvoering niets te
wenschen over.
De heeren Roséc.s. verdienen den
warmsten dank van al degenen die belang stellen
in de toekomst on/.er muziek, voor het uit
voeren eener dergelijke njviteit.
In hoo,;e mito ook heeft mij geïnteresseerd
Ilugo Wolf's Italiaan^che Serenade voor
strijk-qnurtet, in n Satz. Men kent Welf
hier bijna uitsluiten l als litderencouiponist.
Op het gebied van het lied heeft hij dan ook
zijn schoonste werken geschreven. Toch zijn
verschillende zijner andere scheppingen
overwaard te worden gespeeld; zoo o.a. bedoelde
serenade, die in een levendig, alleraardigst
volgehouden zes achste rhythme een paar
mooie, licht aansprekende melodische
inveiitiën bevat.
De avond werd geop?nd met een strijk
quartet van Dittersd Ji'f. Dit werk was voor
treffelijk geschikt voor liet gezelschap uit
W*enen. Reeds vroeger wees ik er op, dat
het Ro^é-quartet zich er minder op toelegt
fraaie nuanceeringen te bereiken.
Klankschoonheid komt in hunne voordrachten niet
nummer n aan de orde. Nu, de gemoe
delijke componist van Doktor und Apothe
ker' kan het wel verdragen, dat men een
weinig derb" over de snaren strijkt. Hij
zelf was een beetje burschikos"; zijn muziek
laat het wel toe, dat hij flink woidt aange
pakt. Toch is het gehake van het quartet
veel beter en degelijker, dan dat van de voor
een paar jaren geleden hier uitgevoerde C-dur
symphonie.
Ditterdorf's quartet vormde in ieder geval
een goede inleiding tot de zoo Jeel interes
sante werken van Wolf en Regen.
A NT. AVEKKAMP.
geschut en herschapen tot een kunstzaaltje
Daarin zyn aangebracht eenige antieke meu
bels om met de stemmig bekleedde wanden
een voordeelig millieu te vormen voor de
aanwezigheid van een gering aantal oude
schilderijen, die er nu eerder het interieur
weelderig completeeren dan er moedwillig
geëxposeerd lijken. Het is een onderneming
die op prijs te stellen is en, hopen we, aan
gehouden zal blijven. Want heel anders dan
in musea of veilingzalen, met hun onver
mijdelijk magazijn-uitzicht, kan hier de ken
nismaking plaats vinden met vroegere
Hollandsche kunst door de geïsoleerde en niet
opdringerige verschijning van deze vijftien
schilderijen. Ze is vertrouwelijker, ieder werk
kan uitdrukkelijker van zichzelf getuigen.
De inrichters moesten roeien met de rie
men, die ze hadden. Er was niet het materieel
uit een museum-collectie ter beschikking en
natuurlijk stond bij de inrichting het eigen
baat van een handelshuis op den voorgrond
deze vijftien stuks dan, vorauen niet n uitge
lezen aantal van oud-hollandsche schilderijen.
Er zijn enkele namen, die in de toekomst der
kunstgeschiedenis wel van de lijst der
meesters" zullen verdreven worden van
Croos bijv. en ook is de vertegenwoordi
ging van sommige anderen, wier meesterschap
erkend zal blijven, hier niet op zijn
voordeeligsf. Maar er zijn verschillende stukken,
die deze met wat ophef aangekondigle
tentoons elling, zeker wettigen kunnen.
Het glanspunt heet, en is ook werkelijk,
een jonge vrouwe portret, op levensgrootte
en gezien tot aan de. knieën, door Verspronck.
Leerling van Frans Hals en beschikkende
over nietalgemeene eigen verdiensten, heeft
hij portretten gemaakt, die in de richting
van zijn niet-te-evenaren meester van onmis
kenbare vaardigheid blijk geven, maar toch
een al te oppervlakkigen slag in de stoute
behandeling niet vermogen te maskeeren.
Ons museum bezit van Verspronck een zeer
ernstig doorgevoerd en scherp geteekend
mansportret (geschenk v. d. Poll).
Van geheel anderen aard echter is dit werk.
Hier toont hij zich duidelijk de Hals-leerling,
maar hij vermocht op het voetspoor van zijn
meester, zijn eigen ^aven voluit te ontwik
kelen tot een zelfstandige uiting. Op het
kantje van een parade-schilderij is dit vrouwe
porlret een zeer imponeerend werk gebleven
met zijn milde, vaste schildering, van een
glinsrijke kleur liepte, gaaf in al zijn tinten
van af de lichtende kleuren van hoofd en
handen tot aan het gedempte zwart der
kleeren ; in zijn geheel van een deftig aspect.
Buiten dit zijn (chter nog andere werken
der aandacht waard te noemen: een maan
landschap vaii Aert van der Neer, zeer goed
specimen van dit veel geliefde thema door
dien sympathieken oud-Hollander, een
riviergezicht bij Haarlem, door Salomon Ruysdael,
een voor Wouwerman kras geschilderd jagers
gezelschap en met een fijn luchtje er in, een in
zijn soort uitmuntende en nog al omvang
rijke Ludolf Bakhuyzen. Dan een zeer aan
trekkelijk bloemstuk j e, toegeschreven (op een
vage ondirteekening) aan Willem van Aelst.
Dit schilderijtje heeft kwaliteiten van een
ay.rd, die even het wei k van Fantin in ge
dachten brengt. De toeschrijving zuu be
streden kunnen worden; ook Rachel Ruysch
hoorde ik er bij noemen. Maar heeft het dan
al iets van het precieus weeke der werken
van deze schilderes in de witte en roode
roos vooral er is toch in andere partijen
iets in van het vleeschige klcurgehalte als
in bloemstukken van Van Be\eren wordt aan
getroffen. In ieder geval een bescheiden maar
kostelijk schilderijtje.
De volgende nummers uit den keurigen
en zorgzaam opgemaakten catalogus, geven
aan schilderijen van \V. v. d. Velde de jonge,
Zeeman, Ferg'-ison, WijnanU, Pot. Ravesteyn
en van Goyen. Moge deze tentoonstelling
door andere, in deuzelfden trant, gevolgd
worden. W. STELNHOFF.
Kücslzaal Fretórik Muller & Co.
Deze firma wil van hare beschikking over
'n eigen verkooplokaal een wat ruimer en
edeler profijt trekken dan het houden van
veilingen.
Een gedeelte der localiteit is tijdelijk
afMtmmtitiiuiiiHiiiiiMiuiiiiiMimiiiitiiii iiimiiiitimiiiimiimtiMlMM
Verzen lan Karel ran de Worst ijne: 't
VaderHuis; de Boomgaard der Vogelen en
der Vruchten; vroegere Gedichten.
Bussum, C. A. J. van Dishosok, 1905.
De dichter Karel van de Woestijne kende
ik niet, voor ik dit boek ter bespreking
kretg. Ik had wel eens iu 'n tijdschrift 'n
enkel gedicht vau hem gelezen en er hier
en daur wat mooie regels uitgepuurd, maar
veel vond ik duister, en ik tr.ichtte niet er
verder in door te dringen. Nu heb ik dit
wel gedaan, omdat ik wilde begrijpen. Dit
weidse boek met brede titel, veel schittering
van blank papier en prachtige d uk heb ik
met grote aandacht, met vee! inspanning
doorgelezen. In 't eerst be/reep ik er niet
veel van, en ik wilde begrijpen, niet enkel
deinen op ritmies mooie klanken en genieten
van weelderige woordenpraclit, die me hier
en daar boeide, so;ns huiveren deed van
genot de past ure" zoc'it ik, de
geesteswtiding, de spijs, die. elke kunst t<,ch geven
moet, naar Uan:e 't zegt van na'uur en beel
dende kunst, dat ze de ogt-n grijpt per aver
la meute." Al lezende en aanrekenende hegnn
het mij toch langzamerhand wat duideliker
te worden. Nu, na 'n tweede nauwkeurige
lezing, me zelf verlichtend met wat als eer-'te
licht me gedaagd was, begrijp ik er moer
van, maar moet ook eet lik zeggen, dat ik
ten slotte nog wel wat vreemd sta tegenover
deze poëzie, en dat er me nog heel wat
onverklaarbaars in gebleven is, dat ik met de
beste wil niet begrijpen kan.
Ik geef gaarne toe, 't zal wel aan mij lig
gen : 't is me te diepzinnig, 'n ander is
inisschijn gelukkiger en niet ieder kan maar zo
terstond «//.- kunstdiep/innighi'id peilen
non omnia possumus oinnes en grote kunst
..leereu wij allengs tegenstappen, eerbiedigh
en beschrootnt".
Als een levensbiechi, heb ik deze snoer van
gedichten leren begrijpen, 'n levensbiecht
van vrede en eerste iiefde's stille arm" in
't Vaderhuis, van hartstocht en felgezweepte
drift
i.h' l i p pen i i nisti'i'-i'i T! 11 v,i n tiiivii'i'eii ii'>!>t.
en i.liiizi-1-ijl hel hreiu van "ii enuleu vl;i_:i'n
in zinbekoring en jong breidel loos genot
sleven, waarop na waan van dood begeeren"
ia nieuwe levensmat de Boomgaard van
Vogelen en Vruchten - Troost is neerge
daald van hoge vrouweliefde, die
tot wij, ten top gestegen,
in ons de blijheid kregen
die....
ons avond-schijn zou schijnen
als van een avond zonder eind....
en, eindlijk büj laat zijn in nijvre ruste en trouwe....
Wat ik hier heel kort in maar enkele
punten aangeef, zal ik, om de dichter recht
te doen weervaren, met aanhalingen uit de
gedichten staven, en dat aanhalen, dat delven
in die schat van taaiweelde, is voor mij op
nieuw 'n genot.
ik, zwnar-bewnstc god, te licht voor 't menscho-leven
dat ik, beducht, maar zeer hoog-hartig. buiten-sloot;
die al wat \\ies om mij star-willend heb geweven
in 't sehnonlieids-kleed van mijn onsterfelijken dood....
Ik, die me-ze!vcn naar de zekerheid kim dragen
dat ik volmaakte vrede uit eiiien wezen dronk ....
/nu 'k willig leed:
was ik de leider mijner dade'
In 't Vaderhuis, waar de dagen trager
waren, dat stil lag in de schaduwing der
tuinen, in de stilte van de rust-gewelfde
Vlaèren" stierf de vader, die zijn dagen
geinend had gelijk spannende ossen,
en mijne dagen zag gelijk een jonge zon
boven zijne ongen, blijde om 't bi-eede en blijde leven
dat iedren morgen aan een nieuwe kim begon
waarheen zijn druntnen. door de bonkige akkers, dreven
'lijk spannende ossen. Ik. die al zijn hopen di'neg,
ik zag zijn daden, als een guede' en tromven ploeg
voor mijne handen, en.was gelukkig en levréden....
Hij stierf en nutteloos was het ploeghecht
gesneden, het snijdend ijzer vergeefs gesmeed,
vruchtloos de oude grond gekneed ?
geen ossen hee!t mijn wil vota1 't juk gepaard;
geen akker lachte iu 'l flitsend helmen vau mijn zweepen;
ik heb het leven als een wij!' niu 't tij!' genepen,
en wie me kende, heeft mijn lallen drtl't gekend....
\Yant. als een ruiter, die du sterkste paarden ment,
hield, en zijn lachen striemt en bijt de woeste paarden
die trillo' en steigrend staan tegen de glne'nde klaarte
des avonds, die zijn brand over de steden breidt,
en blaakt en pal blijit m zijn bralle oneindigheid,
\vijd hijgend door het /.w-aar gebouw der wnlk'ge luchten,
over liet ncedre weven van de stee-geruchten
die schuilen iu de sehauwen, van het hard gelaai;
zoo', als een ruiter, die niet eoneu arrem-zwaai
de paard -n temt en ment, en lacht, eu iaat den steden
het snuivend razen van zijn grillig willen weten,
maar, is 't begeeren van zijn kokend brein voldaan,
in ieiben a Ier t haamreu van zijn dood vuelt slaan,
ei i hu: h t hij nnir, zijn iach door de' ijlen deun moei wringen
die storvens-Jiepteu door zijn Imlle hersens zingen:
zi'io, als een ruiter heb ik t leven doorgemaakt.
Ten zoome van (zijn) leven, ter zonne
van (zijn) ure, ter fe-lle laaie van de helste
levenskoorts" staat hij nijdig, alleen, in het
woud 'an eigen drift," draagt de felle kroon
va:-i eigen wil, 't zware zelf-geweven kleed
van pijn, wijl brallend de ijdelheid in (zijn)
gebaren wiekt, in 't bitter trotsch genot
zichzelve alleen te zijn' de welke roze'(zich)
als koningskroon gekoren, geen rooder trots
dan deeze doornen-pijn." Maar als wat aan
schaamle wanen" 't leven wil Ie vergulden
tot arreme assche" brandt, zinkt da levens
kracht en wordt in lome moeheid rust ge
zocht bij de Dood.
l (pen de deur; - - \vaut hij. die doolde in vrériude lauden.
en at hol brood van lijde', en dri.uk den wraiuen wijn
waarvan de liefde-dag-n droel'de druiven zijn';
wiens lippen d' tieoten dors! van 't leven drinken dorsten:
wiens m.ioiieid vreugde zocht op even-uiuede borsten:
eu wien de nicht thans eindelijk den spiegel houd
waarin zi.'h '! beeld \an zijne k'Uerhoi'1 niitsl.-ot:
hij. lo 't de pij vau d n ft en treurigheid om^ehul'Ste,
hij sta tl ter lieore, u l)o"d ....
Vleiïge naadring door 't ruischend oor
gekend," naadring van zachte vrouweliefde
en troost brengt herleving, de oucle
drift, in loom getrenr Vtjrdroomd, beeft, en
voelt zijn kruine naar nieuwe rijpheid blozen",
Beelden van vrede, aarzlende liefde
beelden, die, een zoelende adem, om de sponde
gaat
van wie 't gosi'nrijn der zelr-gcreteu won,Ie
met oweu i-ru^f gelijk een pluiiue stre.-ll.
Ik iii'b u nirt dan io mijn hart grweteu.
o beelden, die mijn leven liever zijt
dan wat ik. smartelijke, had gewijd
aan 't l.evoti, dat me hoett me-zelve mitreton.
In prachtige beeldspraak, Oosters-warm,
wotdt de nieuwe vredige levensrtist getekend.
zijn ilrif' tlr t'Kiim
die lunzen. giacielijk. tr-i- hande eener ga;
hij wandelt als een perrd, verd ra-vnd, duur het leven,
/ij sliert» ..t' vi.'ie ui' Mri<-iii': hij si ipt, gelijk in ijver.
Kil /nu ile l.ivinmVo lii-.uist du.jr hem zijn turn-l-v birst,
hij \\eei: /ijn nn-e-ter ki'tit den \\ eg en vi intt den v ij v L'r
? til' knele k.'in-ii hij t in /ij n i'i'Z'ieii'len ditj-st.
/.ijn manen tres! een /.H'--, ie lalli'int in 't b.ibairen
v.ui rh'ivii' l-ti-aiu1 b* ii;a!>'" urn 'L rillen zijner hnnl;
iniiar liij en -M-'mnli «jen ni.u,'. want kent h»<' xijn \ ??,?<! i a-'en
hem \\ a: 11 XTC. leu s t ai l'1, (.-n In-o i re rust tm;.>l uit ....
Altlus n \\ In-!. M vrouw, DMI ilu' itiiii'-ii ilririfti-ilMiver
(i.-lijNi' l.itn r.iii- nl UM-II- nul.l «h' I«'.^U> h.iviM'
('L'll/l'll'ilc \\Ütllf ViK'l't is dii' llt.'t VLllll'l! Wi'i't'l.
Heb ik de dichter goed begrepen, dun
meen ik met doze aanhalingen zijn bedoelen
enigszins te hebben geschetst kort, 't be
stek dwingt er me toe, arme!ik bij zo grote
rijkdom van de krachtigste, heerlikste beelden.
Hijgende hartstocht in vlammend woord
als bijv. in Venus en Adonis". Lieflexang",
Kronob*', een der vroegere Gedichten
prachtiüavondstenimiti'.rea, alsof de dichter
na felle zonnebrand daarin 't liefst verwijlt,
ais
Th;m> N li.'t unr -lat si'han sv.-n n-'iuvn.
.?n il>- a\-.ini. al- r«--i !????.!«?'? lic.l.
llerfstavoml
Kom. l,ia: .,u- Li,ai
leerde stijgen en, daar ik r iet zien en diurf"
(Beutrice! ) uw neigen liet met
wimperaaien lang t me laaien''??
en voor het laatst de Lente in tccderheid aanstarend,
den rugge keert;
en keert het hoofd, en keert zijn moede en smachtende
ter and re zij, [oo#en,
.naar wie .zijn lijf met nieuwe laaie, heeft bewogen,
en ernstig ulij,
naar wie niet luchtend is, wier schoudren overwegen
van 't haar, dal glanst,
PIK trerküiJ, voeten wendt in cierlijk-schoou bewegen:
do Herfst, die tlattèt;
de Herfst, die achter-o ver buigt, en hare vrachten
van vi'nrhteii torst,
en di'iftloos, biedt, waar luikend zijne blikke' um lachten:
haar naakte borst;
tot, keerend, waar ze te eiken kcerc wcère-keerde,
/ij, irmede, knielt,
lirt lioufd ter sc.huot van wie bij liuiverendcn hcci'do
star sjnnne-wiolt;
die dekt haar toe, en met haai- stille licfJoxv oorden
haai' iln'ti/eud streelt:
<lo \\~iutiM', die het spel van haar ge^peion hoorde,
en "t niet en deelt.... enz.
Dan nog tekende ik onder het lezen ieder
keer prachtige verzen aan, als bijv.
de \vaap n e n van mijn vroogivn drift
/ij Hitsen nou' alteen in duisler
eigen-krijtvan twee vaarten, die samenvloeien,
al heeft een andre dag om linn gelat»t geblonken....
linn waatren parend, die van bekler-dag-gehiteu
den glimlach of de lijdens-lijn verglijden laten
in de" uen'geti vrede-blik van de" ecü'grn dug'e-dood....
In Verzen eener Liefde"
£'ij die me nw ongen als er-n /omcr-na.t'lit ontsloot
vul wondre lichten en vol rust'.u'e dfiisterlieden.
In Verzen eener Ziekte"
o (>ïj, mijn zoon, die duldig leven mag
van 't g l OH i end denken aan een verren liefde-lach;
ik xie hoe in nw oog druonicn als zwanen zegen.
Wat 'n gratie in 'n vers als :
Mijn vnmw neeg om haar kind gelijk een lelie-kelk....
of, ook in klankkleur
zijn d t-o loomre rozen.
of
De zm.-hto znn is schoon om ^ohuiveüd'1 avon.l-lijneii
met scherpe toets
/.ie, dr jivon-1 ^-fa.ilt in ilc aard ?ijti laatsti' znnui'-\'uren.
met brede zwaai
de drüiHiipn van u\v dai:'. die, rijlv, op xonnc/.cilcn,
nicL sLillüritaati
Nu iets over van de Woestijne's ritme.
Heel veel van zijn gedichten zijn in
Alexandrijnen geschreven, die hem evenals
de meeste Alexandrijnendichters zelfs
Vondel hier en daar in zijn jonge tijd, later
niet meer ! nopen tot menige
klemtooczelfs schrijl'vvijzegeknoei, der Alexandrijnen
ijzeren dwang als Germaans vreemde
maat. Waterlecl' schrijft v. d. Woestijne, en
laat waterleel'en rijmen o:j abeclen en speten,
elders leeljen; dan wclk'ye, u-olk'ge, aieU; ge,
die haast niet uit te spreken zijn, en zijn
YKc.mdnn wordt zelfs in sonetiitme tot 'n Vlaand-ién.
Dtrgtlijke voorlee'den ii^gdn voor 't grij
pen. Ook zijn sonetten zijn in Alexandrijnen.
Waarom, \\il Lij sonetten schrijven, die
niet zuiver gevormd in streng ritme van
vijfvoetige jamben met voorgeschreven toltat Ik
verkies liunies verscheiden van die gedichten
uit de Bundel, die in zniver Germaans ritme
van 3 of 4 hellingen overal niet hun natuur
like woordklerntoon stevig op hun Neder
landse voetenj slaan. De slecn legt er vanzelf
de zacht glijdetde ge\O3l;deining in.
Het meest karakteristieke van de dich'er
Van de Woestijne is wel zijn zeer bizondere
beeldspraak op 'n enkele
anteherinnerin^ wees ik al, elders 'n
l'arzival-ziuspelirig in de A mfoi tasspeer, in de her
haalde aanduiding van de te blussen en ont
branden Lieldetoorts dacht ik telkens on
willekeurig aan het 2de Bedrijf van Wagners
Tristan, maar dat kan 'n persoonlike opvat
ting van mij zijn geweest. Oostera-warm en
breed zijn enkele beelden, als in bijoeltaal
geuit, bij v.
cillif'id /.ijn
Mooie gedeelten ook in ziju Leiezangen.
maar er i.s zoveel, dut ik 't niet alles kan
aanhalen. Mij heeft, vooral bekoord door
sierlike ritmedans en miuiek van lichte
klankdeining de eerste der Mooiere /angen."
Die iijnii plaMiek van de vierjaargetijden doet
me telkens weer als ik 't lees aan Isadora
Dnncan denken, 't is of ik haar zie in ritmies
slank lijf bewegen.
II,,e leven in mi|n r?,g, bij glanzi n ei, vergüjd.-u,
als in -til-ltchlend lm.
UW u,at,'1-'lid,' l l,Ie'. ,, leven en o lijden,
en gi). o min ....
ieinve z,,n omhangen.
Heel bizonder is ook de beeldspraak, die
aan de mystiek van 'n Zuster Hadewijch,
'n Ruysbroec, 'n Bertoken van Utrecht doet
denken, maar in de 20ste eeuwse vorm het
bekoorlik natuurlike van de Middeleeuwen
mist, al is de vorm soms nieesterlik. v. d.
Woestijne spreekt van de kudden zijner lust
naar Iaatsten stal gemend", evenals Van Eedeii
ergens in Lioba, noemt zijn kunde 't koel
paleis na zwoele zomer-laneu"; gezocht en
lulik klinkt:
Prachtig daarentegen weer :
of in avondstemming :
Eigenaardig bij v. d. Woestijne de v.o her
haald voorkomende beeldspraak van de
boomgaard" en de ,,tuinen'' voor liet groei
ende of verstikte zitdeleven. zo' vat ik hot
ten minste op, vier eeuwen her ook al geuit
door Zuster Berteken van Utrecht in haar
lijn gee.stulik :
,,Leiyen" moet zij er in zaaien vroech in
der dageraet," dat si te rechte bloyeu eniK'
stiver sijn," en als er de rode rozen ondt-r
staan"
Wat 'n onbewuste, natuurlike gratie in dit
tijn liedeken, i\\~ in dat andere van Zuster
Berteken, van ..den boemgaeit, waar die min
(geestelike liefde voor Jezus) die nachtegael
(zijn stern) zal verstaan" ook v. d. Woe
stijne sprerkt 'n paar keer van 'n nachtegaal
als zielestem, zelfs van de dubbele Nachte
gaal". Hoe zwaar en gevoeis- haast -/ou
ik zeggen verstandsbewust klinkt dan de.:e
20ste eeuwse mystiek ! En dezelfde indruk
krijg ik ook telkens weer, als ik naast v. d.
Woestijne's levensbiecht er een leg als van
Augustinus. in zijn diep-schreiende en
hoogjubelende Ba.ijdenissen, 'n strijd om af te
sterven van al wat op aarde zinnen strelen
kan en los van de stof op te zweven naar
(jod ? zoals 't Klassieke schoonheids-leven
en streven wegzinken moe f t en wijken voor
het nieuwe kristenlevensideaal, dat de aasd^
niet dan als "n doorgang ten Hemel wilde
zien. Augustinus streed die strijd en behaalde
de overwinning voor zijn Kerk voor eeuwen,
toch maar 'n tijdelike overwinning.
Augusti