De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1906 28 januari pagina 3

28 januari 1906 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No. 1492 DE AMSTERDAMMER W E E K B L A D T O O R NEDERLAND. nus* Belijdenissen, ook 'n levensbiecht van 'n gewoon mens wet z'n menseiifce zwak heden en neigingen en hartstochten als Karel van de Woestjjne en w« allen ze kennen Augustinus's Belijdenissen kan ik niet dan met ontroering lejpn. '?Ik zal mg aan hen vertoonen, dat z\j opademen in het goede en zuchten in het kwade van mij. _ Ik geloof, daarom spreek ik. Eng isrhet huis mijner ziel, waar KÜmoet binnen treden. Dat het zich verwvjde voor u. Het is bouwvallig, bouw het op. In herinnering ?wil ik brengen mijne bedreven schandelijkhaden en de vleeschelijke bedorvenheden mjjner ziel; niet, omdat ik ze bemin, maar opdat ik u betninne. mijn God! Uit liefde tot uw liefde doe ik dat, mijn zondige wegen weer oproepen in de bitterheid mijner her innering, opdat gij mij genadig zij t, gij ge nade, die niet bedriegt, gelukkigen veilig. .. Ik vloeide van u weg en ik verdwaalde, mijn GodI al te ver van uwe standvastigheid in myne jeugd tn ik werd mij zelve tot een land der armoede .. . Hoe brandde ik mijn Ood! hoe brandde ik van deze aarde weg te ?vliegen naar u ... opdat onze ziel opsta uit hare vermoeienis, steunende op dat wat gij maaktet en overgaand* tot u die dit alles ?wonderbaarlijk hebt geschapen. .En daar is hernieuwing en ware kracht... want het kan niet zgn dat een zoon van zulke tranen verloten saai"... enz. 1) Augustintis' wenen en jubelen, klagen en smeken, zijn zelfvervloeking en vutig belijden tril ik mee in zijn diep-menselik uiten. Van de Woestijne's levensbiecht heeft mijn hart, mijn innigst ge voel nergens geroerd, dan misschien even in 't 1ste sonet Wijding aan mijn Vader." Wel Bchoonheidsontroering, schoonhe.idsbui vering om klank en kleur, om gloed en geur van zoete malve", in verzen druipende, van de rykste halsem-zah-e", die 's dichters^onhejl de schoonste tonen wilden toeslaan." Ife diepe zielsontroering, die da kunstenaar zelf toch bij deze schepp'ng moet hebben gevoeld, ' mij heeft hij ze niet doen meevoelen. We ?wachten meer nog .en horen al zijn belofte : Gij pnat, ina;ir toi-st do broldo' alleen rijk. diep on duistor vun f^o\vó<*n, maar niot \\;it mnog1 ^oliik boroiilrii; pij sliint. on slankt, en «-<> lor-slaat, ais «aait go oen god in 's zon* golanl, maat1 zult goon lóvon om u bioiiloii, o \Yanklo zang-o' ICn turh, on t"di, er giston lintnnon in u nog; maai' vlagen \\ogon op uw wiokon.... Neen, geen leven zal zijn woord wekken, daarvoor is de ziel te mat en te vee! in avondstemming. Eens misschien zullen uit die gistende bronnen" diep menselike. zangen opwellen, dan zullen we luisteren naar zijn levens-volle stem. J. ALEIDA NIJI.AXD. 1). Ik haal aan uit de vertaling van Mr. Frans Erens. Van Looy, 1903. JAX FEITIT. Schel-seni'an een journalist. AmSterdam, Schellens en Giltay. Wat Adolphe Brisson jarenlang in de Parijsche Ttmps deed, eer hij de taak van wijlen Ie bon oncle" 't tooneelcroniqueurschap op zijne, te wakke, schouderen nam: 't rondtrekken onder de mensctien eno/erverDE CINEMATOGRAAF. Kaar liet l'iansch, van IVAN STIÏAX.MK. In dien uithoek van Auteuil was de winter avond zacht en rustig, als in een ou ie, slaperige, door eenvoudige lieden bewoonde provinciestad. De kalmte, die deze wijk om hulde en begroef, scheen hen, die daar woonden, te willen overtuigen, dat nooit in het gansche heelal een te scherpe toon, een brutale hartstocht, een schelle kleur de harmonie der dingen en der uren hadden verbroken. Boomen omringden en beschutten de huizen; zij spreidden hun knoestig netwerk uit om de lichten te verbergen, de geluiden te dempen, l e straatlantaarns langs de ver hoogde voetpaden waren bescheiden nacht lichtjes. In een eenvon lig vertrek van een dier stille huizen zaten twee Russen, een man en een vrouw, onbewegelijk bij het vuur; hij, officier der garde; zij eene kleine provinciale, eertijds men kon het haar nog aanzien frisch en- zeer opgewekt. De later gekomen bleekheid stond haar slecht; een plotseliiüe schok, een te /.waar verdriet, waren over haar heengegaan. Nata was zich zelf nkt meer, noch moreel, noch physiek. Zij gevoelde het, en zij kon zich niet gewennen aan haar nieuwe per soonlijkheid. Zij gevoelde ook, dat Mikhaïl, haar man, niet meer dezelfde was. De man, dien zij vfCeger had liefgehad, was verdwenen, ?was vervangen do _>r een schim. .7. X'ata erkende, das zij van den man, dien zij had liefgehad, maar heel weinig wist, en van de schini wist zij in 't geheel niets. Indertijd, toen zij gelukkig «aren, had zij geen behoefte gevoeld, hem te bestudeeren: zij had er ook den tijd niet voor. Thans was zij bang voor dien zieken, gediukten, zwijgen de n vreemdeling naast haar, voor dien vreemdel'ng, die, afgetrokken en langzaam, haar hand nam, en die, achter haar, onmetelijke bewegende visioenen, werkelijker dan zij zelve ?was, scheen te onderzoeken. Op het oogenblik dat de revolutie met al haar verschrikkelijk geweld in Rusland was losgebarsten, had Nata, die voor haren man dit schouwspel en die besmetting vreesde, hem medegenomen. Zij trachtte hem te ver zorgen in de vrede en de veiligheid van het verre Auteuil. De vreugde was hun vreemd ge.vorden. Zij ?wisselden slechts korte, onbeduidende woor den Hun gesprekken hadden het ernstige der woorden, die meu in eene donkere kerk wisselt, of de gewilde onbeduidendheid van mondaine praaijes. ^"ata was bijna bevreesd voor Mikhaïl. In den eenvoud van hunne wederzijdsche liefde hadden zij verzuimd elkander hun innerlijk te openbaren. Voojtaan, Xata bemerkte het, waren zij door iets'ge'ieimzinnigs gescheiden; nu zij leefden naast elkaar, als zielen, die niet meer hoopen elkaar terug te zullen vinden. In Mandsjoerije, waarheen de oorlog hem had geroepen, was Mikhaïl aangetast door een hersenontsteking. Wanneer hij over den oorlog sprak, verbaasde X'ata zich, dat zijn verhalen zoo dof en zoo armelijk waren. Zij verdacht hem datgene voor haar te verbertellen wat hy daar zag en hoorde, wordt tegenwoordig ook in onze pera bedreven. M. J. Brugse, wiens kostelijk debuut met Van af- tot -aanmoneteren" hem dadeiyk een bijzondere plaats ia onze journalistiek gaf, doet het sinds vier jaren voor de Nieuwe Rotterdamsche Courant; Jan Feith, nog niet zoo lang als Brusse, doet het voor 't Handels blad. En op den duur zal 't by deze twee niet blyven. Dit vry medewerkerschap brengt aan de beide hoofdbladan die 't wel velen konden een paar malen per week een frisch, vlot leesbaar, eens-niet-door-en door-solide bij drage en den schrijvers een niet moeielijk te behalen, ofschoon zeer verdiende populariteit. Zoo uiterlijk bekeken heeft het genre voor onze gewichtige, al te gewichtige journalistiek zijn bezwaren. Deze oppervlakkige, snel-schetsend neergeworpen indrukken van vluchtig bekijken, waar leeken niet genoeg aan hebben en waarom deskundigen misschien mees zullen muilen, passen zoo weinig in het kader, lijken er soms verdwaald, bij vergissing ingekomen. Nochtans zijn ze er een sieraad van. Want zeer knappe, sterk litteiaire en schrandere jonge schrijvers, met bijzonder journalistiek flair, verzorgen deze rubrieken en er is geen onderwerp, ook het meest dorre niet, waar over zij geen rake, verrassende en altijd prettig leesbare beschouwingen, weten te geven. Van allerlei dingen, waarvan 't publiek anders niets vernemen zou, en die toch zeker belangwekkend genoeg zijn, geven zij een indruk. Wie er dan meer van weten wil kan zich, nu genoegelijk daartoe opgewekt, aan gedegene studie begeven. Ook bereiken, voor dingen van nut en algemeen belang, deze dagbladschrijvers een Veel gr-ooter publiek, dan de wel knapper en wetenschappelijker, maar te veel school meesterende publicisten, l'ubliek lapt zwaar wichtigheid aan zijn zolen : de tijden zijn al ernstig genoeg. Brusse en Feith vooral Brusse hebben in het genre meesterstukjes van beschrijf kunst geleverd. Uit den voorraad van vier jaren ouafgebr ,ken twee-maal-per-weeksche beschouwin gen en nog altoos niet uitgeschreven ! is Brusse nog niet aan het bundelen gegaan. Jan Feilh komt al met zijn schetsen inden bjkenien blijvenden'1 vorm, ook de nietHandelsblattlezer^ verblijden. XTu is het echter de vraag of deze, voor een dagblad, veelal actualiteitsiialve, geschre ven opstellen in den bjekvorm behooren. De charme ervan is toch meestal, dat /.ij uit kolommen ernst en overvv jgentieid, zoo frisch en pikant naar boven buitelen. Die vraag geldt ook voor de:i bundel van Feith, ofschoon er Vin het veertiental, dat hij hier aanbiedt, slechts twee: de verkie zing»- en de caissonschetsen actueel /ijn. De andere konden nog over vijf jaar gesc'ireveu en dus dan gelezen worden. Zoo in boekvorm krijgen zij echter ander aspect, worden zij gewoon litterair werk, dat als zoodinig wil Worden beoordeeld en dan nog al eens den toets niet zal kunnen velen. De brMciieideu titel weert die omstandigheid niet af. Amineeren Feith heeft zelve dit woord van lof hier geïntroduceerd zal men zich HIIMIIIIII lllltlMIII gen. waaraan hij altijd dacht, en bevend als eene dievegge bespiedde zij op het beminde gelaat de zonderlinge, schichtige uitdrukking die er dikwijls op terugkwam, Maar zij vroeg niets; zij bad een .voorgevoel, dat het weten een onherstelbaar gevaar zou zijn. * * * Op dien vochtigen en zaehten Januariavond hiet Xata het hoofd niet op. Zij ver meed het zien op den miur van de getrouwe, maar overdreven vergroote schaduwen hunner profielen, aan onheilspellende caricaturen gelijk. Oplettend volgde zij met de oogen de blauwe vlammen, die flikkerden boven de onbewegelijke houtblokken en die schenen te huiveren. Zij keek ook naar de handen van Mikhaïl, die geel en werkeloos waren: de moeheid van die handen, die wou lerlijke bewegingen mao.kten, deed haar pijnlijk aan. Nata begreep uit die bewegingen, dat Mikhaïl zou gaan spreken. Heel zacht, met een stem die geen buig zaamheid, geen afwisselingen meer had, zeide hij : Op juist zu'ik een avond heb ik. eenige jaren geleden, voor het eerst een mensen zien vermoorden." Zij schrikte op, en fkrsterde zwak, gewaar schuwd door haar instinkt van ziekenverpleegster: ,,Praat nu niet. . . ." Maar met inspanning van al haar wils kracht riep zij hem luide toe : Spreek!" Hij maakte een gebaar van ongeduld. Zijn gelaat, waarvan slechts twee groote starende oogen, de te lange neus, de afhangende knevel te voorschijn kwamen, beef Ie. Het bloed klopte iu de slapen van Na'.a. Nu of nooit !" dacht zij. Eu zij zag hem gestreng aar., als om hem te hypnotiseert-!!. Hard, als vallend grint, kwamen n voor n Mikhaïls woorden. Het was iu den vooilaatsten oorlog Ik trok, als zoovele anderen, opgewekt uit om deTUiineezen te gaan bevechten. M;.jn leer tijd begon met een doodschieten uit de verte ; ik was, voor mijn vaderland, een jager f p anoniem wild. De kogels lieten. Ik schreeuwde mijn kommando's toe, maar ik voelde er het vreeselijke niet van. Dagen, m vanden gingen voorbij ... Er werd niet eiken dag gevochten. De zou straalde, de hemel was hard-hlauw ; het land was geel, lichtgroen, bezaaid met zonderlinge woningen, niet we/eu» die roode parasols droegen, liet waren geen mejisehen die wij doodden, maar belachelijke poppen. Op een dag werd een 'lorp ^i-r."men. Oiue soldaaljei plunderd-en erg. 'v n van hen. die een vroolijk gezicht had, riep mij Jk dacht dat hij in gevaar was en liep 'f heen. Wij kwamen in het huis van een :','-er rijken Chinees. Achter in een kan.er. die, i.aar 't mij leek. vol speelgoed was, Kag ik een oud man met een geel gezicht eu een blauw kleed, lij zat tusschen kleine kin leren. die. hij met zijn mouwen bedekte. Hij slak /ijn af/.ichtelijk hoofd naar ons toe en mauwde, met zijn mond zonder lippen, onheil' jpeliikc woorden. Zijn schuine blikken hieven zich tot ons op, en hij kromde zich, s'aafsch subliem. Ik beg'eep dat zijn gansche ziel ons toeriep : Doodt mij. maar spaart hen !" Vóór dat ik den tijd had. den soid.uit teg'-n te houden, doorboorde de/e den oude met zijn bajonnet, tusschen de hoofden der kin deren door. Het zware lichaam in het blauwe met deze schetsen zér. Voor ons, wij hebben ze met plezier gelezen en meer dan een schets nog wel e:ns overgelezen. Een enkele aanmerking, die men bij een dagbladschets achterhoudt, mag hier gemaakt. We zouden, onder meer, vragen willen, welke aandoening van krachtige getroffenheid er is in een vergelijking als deze (naar aanleiding van de drankkolon;e van 't Heilsleger): En dit alles (is) heviger dan een sensatienumuier van een geïllustreerd Politienieuws, aangrij pender dan een stuiversroman uit de wereld der zonde, en gruwelijker dan de boevenkamer van een wassenbeeldenspel". Het is in ernst bedoeld, maar 't is mal, want er is niets hevigs, niets aangrijpenda, niets gruwelijks in de genoemde dingen. Uit litterair oogpunt zijn er bezwaren te maken tegen zinnen als: Het was een redding zóó pakkend, zóó'oerkrachtig, dat men er haast bij veriat het huiveren om het verleden." We zouden willen vragen hoe een zwoele zwangerte van versch hooi" om iemand mee kan waaien?" Wat er geziens is, in. een aanduiding van avond worden zóó : wen de nacht van uit den hooge zich komt nederspreiden over den dag, en de stervende zon zich dompelen gaat achter bevende sluiers van goudweefsel". O ik nog opmerken dai al te veel zinnen beginnen met Maar" zeTf als er niets te ra;iren valr. Misschien wil in volgende boekuitgaven de heer Feith zijn schetsen dapperder herzien. En nu overigens voor deze knappe uitin gen van opmerkelijke journalistieke vaar digheid alle lof. De schets van het haantje aanboord van het zeeschip is, litterair, liet beste, vol vernuftige invallen en klein-gees tige lieve opmerkingen. Journalistiek is de beschrijving van du Wagner vertooningen. achter de coulissen mee aan gekeken, heel bijzonder, waarlijk krar.ig; 't geestigst is de vertelling van het bezoek aan 't atelier van het 1'anopticum: de gruwelkamer"; 't scherpst waargenomen zijn de dieren in Artis, met hun onwezenlijk gekijk over de dingen heen. 't Vermakelijkst is het verhaal van de Engelsche invasie op Volendam. waar al die bedotte vreemdelingen kostelijk zijn ge karakteriseerd, zoo in enkele woorden. In' zijn bundel dan toch bewijst collega Feith welke een goed journalist hij is. Ken enkele maal moge hij wat idealiseeren, als in de beschrijving van die drankkulonie, overigein toont hij scherp en vlug te zien. vaardig op te merken, zich precies rekenschap te geven vau zijn indrukken en dan weet hij allersmakelijkst dat ervan te vertellen, wat het krantenle/.end publiek 't meest interes seert en 't gulst vermaakt. Ten slotte, ondanks bezwaren, 't is toch wel een charmant boekje, dit, en 't verdient vele le/.ers. II EN r, i DEK K ixu. BoïkverkoDping. De firma J. L. Beijers te Utrecht zal van löFebr. tot I. Maart eene zeer groote col lectie boeken en oude gravures verkoopen. waarbij o. a. de bibliotheken van wijlen dr. MIMKIIIHIillllltlllllllllllllltlllllllllUlllllllllllllllllllllllllllltHIIIIIIHMIII kleed zakte ineen; ma ir het gele gelaat bleef naar mij opgeheven, grijnzende van verachting, afschuw eu haat... Ik eindigde mijn dienst te velde in het regimentshospitaal " Xata kreunde. Mikhail ging voort : Ik kwam in Rusland terug, en toen zag ik jou, en vergat alles. Eu later zonden zij mij ii'iar Mansjoerije voor een snelle en gegemakkelijke campagne. Ik had verzuimd mijn ontslag te vragen, omdat ik een oorlog niet meer voor mogelijk hield. Daarginds in de onmetelijkheid, waar de wezens zoo klein zijn dat zij teuauwernood waard zijn televen, zag ik weder hoe zij elkander doodden met al de listen van wilde beesten, 't W:is overal de bedreiging van het onbekende, die om u kiuipt, de /.uclit om snel te dooden . . . Op een nacht, aan een station verloren in de steppen, komt een tiein met de onzen aan. Gekwetsten, stervenden, alles door elkander op de banken en den vloer der waggons. Daar is de dokter, blootshoofds, met opge stroopte hemdsmouwen. Ik ga met hem mee Met een lantaarn in de hand gaat hij naar den wagen, die de geneesmiddelen bevatte. Daar staan rijen van witte kisten, met het roode kruis er op. Maak die kisten open!" zegt hij. Ken hand reikt mij een ki»t aan, ik maak haar open : zij bevat enkel houtspaanders. Ken tweede kist wordt mij aan gereikt : ook die bevat geen geneesmiddelen. Ken derde, en zoo verder, tot, de zevende toe. Toen zie ik den man aan, die mij vrien delijk de zeven kisten bat loegereikt. Hij was gehuld in een blauw kleed, en ik had hem eerst voor e jn kozak gehouden; maar plotseling herken ik de schuine oogen en bet gezicht vol afgrijzen; het was geen kozak, hoort ge, liet was. . . ." Xata sprong op. Spreek!... wie was het?"... Mikhaï! antwoordde plechtig: Het «'as mijn Chinees!" Xeen! liep zij -- neen!" Maar hij hield vol, het hoofd langzaam heen en weer wiegend. Het wa< mijn ('ninees. Kn hij zal terug komen, een dei-den keer. om te lachen om onze ongelukken, of om onze misdaden." Zij vatte Mikhaïls beide ban len. die koude en mag-'re banden met zachte, weerzinwek kend'; gebaren, en zij schud Ie ze. Zij was beangst, alleen met hem te blijven: beangst vo.or du kamer in welke zij waren en die hij vulde met het spooksel zijner herinnerin gen. Kn snel sprak zij : ,,Het is zulk mooi weer! Kom, la'en we u:iga.)n. . . . Laten we onder de mensciien gaan. Kr wordt feest gevierd in l'arijs, een volksfeest. Laten wij gaan tusschen de woelige menigte. Kom l". . . * -: Hij volgde- haar gehoor :aa:u en liet zich op straat lehh-n. .Xata praatte diuk. Z lachte om te bewijzen, dat zij vroolijk was eu g 'iieigd om giappen te maken; maar i.aar ondanks nam haar stem een wonderlijke;! khiiK aan en brak haar lach kort af. B'j het l'uiut-du-Jour waren draaimolen*. loteiijen, kermiskraamjdes. Het schelle licht. het gewoel en le-t rumoer waren Voor Xata een aileiding. M"t Mikhaïl liep zij rond. lachte over den armelijken pronk van die uitstallingen. keek toe hoe. in de vergulde M'Siuitjes van do earonssels jonge vrouwen ronddraaiden, door werklieden omvat. De disharmonie der krijscheiide muziekinstrumenten ve: m takte L. Schouten Hzn. met diens boeken-verzameling over den Tabernakel. Voorts een belangrijke verzameling rechtsgeleerde en staatkundige werken, vele boeken over Ned. O. Indië. De catalogus bevat veel belangrijks op elk gebied van wetenschap, letteren en kunst. Inhoud van Tijdschriften. De Natuur, afl. l : Iets over electronen, door dr. D. van Gulik. Opvolger van den Dudo of Walgvogel ? door J. Daalder Dz. .?Een nieuwe methode ter bepaling van de zonsparallaxe, door dr. Ant. ljannekoek. Het zelrlaad-pistool Parabel l u ui", door W. E. Asbeek Brusse. Eb en vloed, door A. D. Ha^edoorn. Goudsche pijpen, door I. van der Want. Eboniet, door A. Slingervoet Ramondt. Merk waardige nesten van vogels, door dr. A. J. C. Snijders. Electriscbe wissels, Ka Nature". De Vosgans, door G. Kalsbeek Kan tegenwind benut worden ? door dr. II. K. de Haas. Oudere en nieuwere loupen, door dr. R. C. Rijkens. Korte mededeelingen. Eenvoudige proeven, 5. Een diinkensbak voor gevogelte, door dr. A. J. C. Snijder. Boekaankondiging. .De.' Levende, JVatuur. 10e all.: Het WinterAquarium, door E. Heimans, . In de Duin doorns, door Jac. I', hijsse. De Herfststijloos, vervolg, door J. Allen. Besjherin de mooie wilde Plaaten, d jor E. Heimans. De Amstelveensche Foei, vervolg, door W. J. C. de Koning. Imkeren, door C. H. J. Raad. Ewnige jaren bij de Tabak iu Deli, vervolg, door Taukeh. Een Strooptocht, door J. Kesire. Rattenplaag, door W. de Gelder. H, t Daijliel, Een Blad voor Kunst en Keven. All. (i; Godsdienst, door K. Wybrands. ? Moderne Beeldstormers, door O. J. A. van Bruggen. Vincent van Gogh, door Albert Plasscha^rt. Holland-cbe Kunst, door l'. A. J. Moojen. Over Bouwkunst, door J. Z. van Dijck. Een Reactie, door Carry van Bruggen. Van de Menlawei- Eilanden, door L. Til. Mayer. De Vrede, van Portsmouth, door J. H. Valckenier Kips. Liyrn Hii'inl, Xo. 4: De bittere druppel, door Louise IS. B., IV. Nieuwe spoor wegen en stations in en bij Amsterdam. Plannen van 74 millioen, met af'b., I. Het Rumpbius Gedenkteeken in het Koloniaal Museum, niet af b.?Ken bezoek aan Aalsmeer, door J Sturing, met af b. naar foto's van den schrijver. E.-u Damesportret van Joannes ('ornelisz Verspronck, met portret en afb. Franeiïca Ramann da (Josta. Feuilleton. CORRESPONDENTIE. II de B. Uw ad rus? 40 c en t B per regel. MIIIHIlUflMtmiHMIIIH IIHIIMMIMIMIIIIMIIIIIIIIHIIMIItlllMI"» ?fiitiiiiiuiiiiiiiiiitmitiiuiiittiiiiiHitiiiiiiiiimiiiiiiiiinii Echt Victoriawate OBCRL.AHNSTEIN. cht Victoriawate OBERLAHNSTEIN. n 'il " Cailler d echte I NEDERLANDSCHE INDUSTRIE ter vervaardiging der haar en gaf haar aileiding. Het publiek was levendig. Ken geluk als van groote, onont wikkelde kinderen, verspreidde zich naïef. Kn Xata zocht de vermaken op, van welke zij gewoonlijk den mcesten afkeer hal. Ken cinematograatT' riep ze, in de verte een groot lichtend vierkant ziende, waarover snel bewegelijke gestalten heenti'okken een cinem.itogniat! Ihtar moeten we heen l" Kn zij sleepte M kliaïl mede, en stond, tegen hem ? a-ingedrukt, stil tusschen de meiischen die haar bewonderden. Zij ging op de teenen s-taan, en tuurde tusschen chiguonv en petten door. Krampachtig, om niet van de been te raken, bed zij zich aan den arm j van Mikbaii va-t, en de/e begon te lachen, j toen hij haar zoo vroolijk zag. Op bet bleekwitte scherm droeg d-i clown, met breede kaakbewegingen en snel gezwaai van zijn getuiten zakdoek, liedjes vcor, waarvan men geen toon hoorde. De linkscheid zijner hoekige gebaren had een ruwe eu vulgaire welsprekendheid. Toen bliksemden de recla mes op. Ju een warreling van vonken draai den om de baan jockeys, op lange paarden l gekromd als omgekeerde halve manen. Toen j wederom reclames, en Xata werd moede. j Laten wij weggaan, ' (luisterde zij. i Maar wederom vertoonde de eiiiema'cograaf een tooncel uit het volksleven. Eene menscljenniuiiigte, ii) eoa bochtige straat met huizen van ongelijke hoogte. In de verte ronde, geschuilde koepeldaken, met kruizen bekroond. Ken Russische menigte, een Rus sische stad, Moskou met de witte steencn! Werklie len, boeren, studenten, vroti.ven en ,' kinderen, verdrongen elkander .snel, snel, verd venen, door anderen vervangen, ta loos, gehaast, l it eeri groep maakte y.ich een vrouw los, met een langen, lladderenden mantel, een doek om bet hoofd, heel jonge kin leren tegen haar aangedrongen . . . Plot seling krimpt de menigte ineen, wringt zich als ('én enkel stuiptrekkend lichaam, waar, schuwt met dui/.end stomme monden voor ; een naderend gevaar. Gendarmen rennen ' op haar toe, vertrappen haar, mishandelen haar. De hoofddoek van de vrouw valt af; men -iet haar platte, naar achteren \ getrokken baren : een smalle vlecht sim- ! schuin; haar lipp.'ti -chijnen te nuui'A en. .Met baar armen beschermt zij de kleinen. Maar een gendarmen haalt haar in eu fiet /« are i lichaam in het wijde kleed zakt ineen, terwijl het opgeheven hoofd grijnslacht, af/.ichtelijk ,' van haat en afVIuuv. Xata wendt zich at' met een kreet. Z>i lif.'idi liaar hand voor de oogen van Mikhaïl, uuur de/e weert iiaar zaohtkens at'. l 'at i-i bij weer, mijn ('liineei !'.' /egt liij i nu voor de derde maai !...." Xa'a antwoordde niet. Heiden gingen br-en, met sr.elie schreden. /onder te \\eten.datzij te_'en menscheii aanliepen, dit men ben uit schold. Lachen, rumoerig- ; mu.iiek, grappen, Kn daarna w.'? hel bijna de duis'ernis, de wijde 'iisebheid van do lucht. Xata en Mikhaïl waren midden op een brug gekomen. Mikliad hleef staan en keek omlaag naar den stroom. De Seine liet dolle paarlemoer-glanzen spelen op haar gladden rug. Zij gleed, buig- j Men vrage Monsters en Attesten hij: A T)H. SCHA K'EL.-UoR. Heiligenw. Arnst. h\nnntl.M i'.U^iïv, HoQ.Koningspi.Am-t. "TTTiT/v'. Veenestr. Den aag. J. (JU<>Xh:.\x .Ir., ttaarlem. Voor plaatsen, waar geen contractanten zijn, wende men zich tot : de Xederlandsche fabriek ..I,A OOMÈl'K" Kggertstraat 3, te Amsieidaiu. nog tegenstribbelde, zei hij, ook, je hebt Moskou nooit ?MIIMMIHIIIHIIIiniltHIIIMIIIIIIIIIlllllllMllllllllllllllllll""*"""!""**1! zaam, langs haar met kleine lichtjes bepuute oevers. De roode en gou len weer-chiju der bruglantaaru*, bo'/enuiatig vergroot door de weerkaatsing, doorpriemde haar als palen. Zie !'' zei Mikhaïl. Met droge lippen antwoordde Xata : Ja, l'arijs is schoon !".... llij lachte bitter en riep baar, op een toon van wreede minachtiim toe : Parijs'.'... Zie je dan niet, dat het Mos kou is ?" En toen toegevend : 't Is waar ook, je ge'Aen '." llij nipte met de oogen, slim en trotsch, en stak den arm uit. Ik heb je d larheen gebracht, zonder dat je liet kondt weten... Zie je do rivier? Ze is de een winter niet bevroren, omdat er te veel heete tranen en brandend bloed over gevloeid zijn.... De rivier is een vloed van tranen ; de bronnen, die haar voeden, zijn mensehen'iloed.' Het is de Seine," zei Xata wij zijn te Tarijs." Wij zijn te Moskou," antwoordde Mikhaïl. Ziet ge daar ginds" en hij wees naar de kermis, die zij hadden verlaten, dien gloei van brand?... Moskou, het hart van Kusland, brandt opnieuw om liet vaderland te redden ; en d uir achter, onverwoestelijk, maar nu nutteloos als een kroon op het hoofd van een bedelaar, rijst het Kremlin!" Xata volgde de richting, waarin de hand van Mikhaïl wees. Zij keek naar het Trocadcro, maar zij zag het Kremlin, wit van sneeuw, waardig, wreed. . . Ik word gek," zei zij tot zich zelve. Zijn krankzinnigheid heeft mij aangestoken." Maar tot hem zeiile zij : Vertel maar verder!" ,,/Cij vechten iu de straten, die wij niet kunnen zien. Zij vechten geniepig, als wilde bee.sten, die elkaar een prooi willen ont rukken : de vrijheid, die sommigen cise'ieii en anderen tegenhouden. En zij bemerken niet, dat de prooi is verdwenen, terwijl zij worstelden, en elders is gaan rond /werven, bevreesd voor hun verbittering ! . . . Z;j dooden elkaar, die ramp/aligen, en bun doodsgeiocbel verjaagt de vrijheid steeds verder.'' Laat. ons hun gaan zeggen, dat /e haar niet g.x: Ie wooideu moeten terug roepen," zei Xata. ,,.!:'," antwoordde Mikhaïl laat ons dat doen. . . ." Onvermoeid, den geheelen nacht, dwaalder. /ij rund, discipelen zoekend, die hij hun nadeiing de vlucht namen of beieedigeiide woorden spraken. Den volgenden morgen vond men beu, verkleumd eu ontdaan, op een bank. De man stamelde onsamenhangende woorden: de vrouw een stareuden blik en luisterde glimlachend. In extase moedigde zij teekenen van instemming too te luisteren, en zeide, heel Ze Mikhaïl aan, tra f niet liet hoof.1, noodigde e?n schare van toehoorders uit, aar.cLichtij: zacht : Spreek maar, spreek, wor-1 niet moe. zuilen naar je luisteren. Ze beginnen al te begrijpen. De brandgloed neemt p. f bij je stem : de kreten van woede verstommen. Spreek, je beheerscht ze; je hebt de menigte overwonnen, spreek l" ... (Uit Le ]?' f/aro.'f l _J

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl