Historisch Archief 1877-1940
Na 1492
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
M A 661's Soepen in tabletten,
merk Kmisster,
maken het mogelijk om in den kortst
mogelij ken tijd (10?25 minuten), slechts
met water, voortreffelijke krachtige
soepen klaar te maken. Per tablet voor
2 flinke borden
Fransche soepen 10 Ct.
Pikante soepen 13
MAGGI's Bouillon-Capsules,
merk Ernisster,
geven door oplossing in kokend water
oogenblikkelijk een voortreffelijken voor
het gebruik gereed zijnden bouillon. Per
capsule voor 2 koppen
Consommé(extra sterk vleeschnat
zonder vet) 12 Ct.
Bouillon (vleeschnat met vet) . 9
MAGGI's Aroma,
merk Ernisster,
geeft aan zwakke soepen, sausen, groen
ten, hutspot zoowel aan allerlei
vleeschgerechten oogenblikkelijk een verrassenden,
fijnen smaak. Zeer toereikend, derhalve
spaarzaam te gebruiken.
Verkrijgbaar in flacons vanaf 30 Ct.
VOOR DAMES.
(Bijdrage tot de kennis van het leven der
arbeidster-moeder J,
door MARIE J UNGIUS.
Wanneer Marie Jungius der Hollandsehe
menschheid wat wenscht te verkonden, dan
kan men op twee dingen rekenen : Ten eerste,
dat de zaak, die zij behandelt, het verkonden
waard is, ten tweede, dat alvorens zij haar
bevinden bekend maakt, een alleszins
vertrouwbaar onderzoek, omtrent 't door haar
behandelde, daaraan is voorafgegaan.
Dezen keer. geldt 't een blik te geven op de
resultaten van art. 8 der arbeidswet van
1889 waarbij verboden werd, een vrouw arbeid
te doen verrichten in fabrieken en werkplaatsen
binnen vier weken na haar bevalling. En met
een groot vraagteeken stelt schrijfster de
kwestie, of inderdaad dit voorschrift, waaraan
niets toegevoegd werd, iets bevorderd heeft,
de oplossing van het moeielijke vraagstuk :
Hoe de moeder, tevens arbeidster, in 't
proktariërsgezin te sparen, voor haar zelve en voor
haar kind, tijdens haar zwangerschap en den tijd,
dat zij en de pasgeborene meerdere zorg behoeft."
Zeer juist acht ik schrijfster'» verlangen,
om dadelijk bij de geboorte van een wet, die,
zooals deze, van zoo grooten en ingrijpenden
invloed is voor 't arbeidersgezin, voor de
arbeidersvrouw in 't bijzonder, een commissie
te benoemen, die nauwkeurig en gedurende
de eerste drie, vier jaren de werking van
zulk een wet in al haar détails nagaat en
daarvan goede nota houdt. Ik ben 't volko
men met haar eens, dat feitelijk eerst na
een totaal neutraal en deskundig onderzoek
van langeren tijd, over 't recht-van-bestaan
van gelijksoortige wetten kan geoordeeld
worden.
Is de vrouw, die men met deze wet heeft
willen beschermen, inderdaad daarmee ge
baat geworden?
Als men juflr. Jungius' brochure leest, dan
waarlijk behoeft men zich over haar bestaan
niet te verheugen : voor haar is 't kwaad,
voor zoover dit dan zou verholpen kunnen
worden [want slechts een klein gedeelte der
gehuwde arbeidsters treft dat art.] slechts
verplaatst, niet vernietigd.
En hoe kan dat anders ? Waarlijk, 't is
geen luxe, die de vrouw, moeder vaak van
vele kleine kinderen, naar de fabriek, 't
landop of naar de steenovens drijft . . .
Dat is gén weelde; dat is bittere nood.
Bittere nood, veelal omdat werkelijk de ver
diensten van den man op verre na niet toe
reikend zijn, om zelfs maar op de
allersjofelste wijze in de behoefte van 't talrijke
gezin tévoorzien. Maar 't komt helaas niet
minder vaak voor daar, zoowel als in ge
zinnen van andere werklieden 1) dat de
vrouw slechts een klein deel krijgt van wat de
man verdient, en deze de rest aan eigen
minder wenschelijk genot besteedt. Een van
UIT DE NATUUR
Van de regen in de droogte.
Als het 's winters regent in de stad, op je
eenigen vrijen dag kil en zwaar, zoo van 's mor
gens vroeg tot in den namiddag, is 't een
heele toer, iets opwekkend uit de natuur te
schrijven. Net was ik van plan maar een boek
te pakken en daaruit tweedehands bezieling
te zoeken voor een artikel, toen tegenover
mijn venster aan den kant van de gracht,
waar 't pontje aanlegt, een groote vogel neer
streek, een bonte kraai. Glimmend van nat
tigheid stapte het heerschap met
schuddepasjes tot vlak aan den waterrand; daar lag
stroo en ander aanspoelsel, door den wind
tegen den afgetrapten wal gedreven; met
bek en pooten scharrelde de vogel in den
viezen rommel, en vond er iets van zijn
gading, een stuk rotte appel. Een kort ge
smoorde vreugdekreet ontglipte zijn honge
rige keel.
Dat was dom van 't dier; want al is ge
deelde vreugd dubbele vreugd, als 't een
noodzakelijke boterham geldt, is, de even
redigheid meestal omgekeerd. Een tweede
kraai daalde neer uit den druipenden iep
aan de overzij; met open bek en wijd uitge
slagen vlerken, dreigend uitgespreid de
slagpenpunten als zooveel zwarte vingers, kwam
hij neer boven op den eersten
rechtmatigen vinder, en rauw en nijdig krassend
eischte hij een deel of alles. Wijd gingen
de groote zwarte bekken als nijptangen open
en dicht, klauwen kromden zich, donkere
veertjes vlogen een klein eindje omhoog,
dan dadelijk kleefden ze, door den regen
neergesmakt, vast in den modder.
Bits en fel vlogen de grijs met zwarte
rouwvogels in klimmende opwinding tegen
elkaar in; hun kra-kra klonk gesmoord, woe
dend uitgewrongen.
Als vogels schreeuwen, komt er dadelijk
gezelschap. Let maar eens op, hoe gauw er
een heele bende van allerlei soort bijeen
zwermt, als n vogel, een musch of spreeuw,
wat ongewone heftige geluiden maakt. Of
't nieuwsgierigheid of hulpvaardigheid is, valt
moeilijk uit te maken voor ons buitenstaan
ders. Mogelijk is 't van beide. De toeschouwers
die bij 't gekras van mijn bonte kraaien los
kwamen, waren stellig niet door den lust tot
redden gedreven; kraaien kunnen zichzelf
wel helpen, en de andere vogels weten heel
goed, wat voor valsch heer zoo'n kraai is,
hetzij dan bont of zwart. Binnen een of twee
minuten trippelden een achttal vogels zenuw
achtig en gemaakt druk doende, in wijden
kring om 't strijdperk heen. Op n vink en
n spreeuw na waren 't natuurlijk musschen.
De spreeuw was een oude bekende van me: een
manke; maar brutaal als de beul, hu laateen
kat tot vlak bij zich komen en pikt een straat
hond een beentje voor den neus weg. Ik zag
dadelijk aan de slinksche manieren van de
spreeuw, dat hij als altijd profiteeren ging van
de gelegenheid ; alsof hij van zijn moeder 't
spreekwoord van de twee vechtende honden
deze twee omstandigheden zijn 't,die de vrouw
dwingt tot geldverdienen. Slechts hoogst
zelden 't onderzoek, in de brochure open
baar gemaakt, toont dit aan zijn andere
gronden de drijfveer.
En nu zegt de wet: Gij zult niet in de
fabriek werken, gedurende 4 weken na uw
bevalling, terwijl men in art. 71 van het
nieuw ontwerp-arbeidswet 1904 de bepaling
wil maken, dat moeders ook vier weken vóór
haar bevalling niet werken mogen 2).
Dat wil dus zeggen: Gij vrouw, die nu
weer No. zoo en zooveel ter wereld gaat
brengen, die om zijn boterham gaat vragen",
gij, die zelve een deel van dien tijd van de
vloer" zijt, waardoor allicht minder zuinig
alles wordt beheerd, gij zult nu gedurende
twee maanden uw verdiensten missen".
Is er nog iemand onbekend genoeg met
de werkelijkheid, om een oogenblik met ernst
er aan te kunnen denken, dat daar, waar 't
zóó krap toegaat, aan sparen voor die rust
periode kan gedacht worden ?
En dan bij de komst van den eerste ?"
kan men vragen. Daarop luidt 't antwoord,
treurig maar waar: De meeste gehuwde
fabrieksarbeidsters zijn dochters-weer van
moeders, die harerzijds weer 't brood uit de
fabriek moesten helpen halen, die dus maar
luttel tijds aan haar huishouden hebben
kunnen geven en ... daardoor ook verre van
de ware huishoudsters zijn. Dat jongere
geslacht dus, heeft in zake huishoudelijk
beheer meestal geen geschikt voorbeeld
gehad; voegt men daar 't feit aan toe, dat
zij zelven al, zoodra de wet zulks toelaat
dus met twaalf jaar, denzelfden weg ter brood
winning gaan, dan begrijpt men, dat zij, die
werkelijk door net en zuinig beheer, 't in de
eerste jaren, als nog maar een enkel, of twee
kinderen haar zorg en... hun boterhammen
vergen, het tot wat besparen brengen, uit
zonderingen zijn.
Wat dan?"
Ja.., dat weet ook juffrouw Jungius niet...
Züheeft verscheidene vroedvrouwen ten
platte lande en in de steden een vragenreeks
gesteld, deels om te weten te komen, hoe 't
staat met de navolging van 't pl.m. 10 jaar
werkende art. 8, anderzijds om haar opinie
te vernemen omtrent genoemd art. 71 van
't nieuw ontwerp arbeidswet.
Uit de beantwoording dier vragen mag de
conclusie worden getrokken: 1. Dat er sinds
de in werking treden der wet op den arbeid
van de gehuwde vrouw, minder en minder
vrouwen arbeiden in die inrichtingen, die
vallen onder genoemde wet, doch dat zij nu
in huis werken, waardoor de gezondheid van
't gezin vaak meer dan vroeger geschaad
wordt, «a inér ook voorkomt, dat jonge"
kinderen aan den arbeid gezet en tévaak
dan geëxploiteerd worden.
2. Dat ook de nieuwe wet, zoo die in wer
king komt, slechts verplaatsing van't kwaad
tengevolge zou hebben.
Dit is in zeer vluchtige trekken de hoofd
had geleerd, zoo snel was zijn plan gemaakt
en uitgevoerd. Op 't oogenblik dat de beide
kraaien elkaar eens weer in de oogen keken
en opvlogen, schoot de spreeuw hinkend en
fladderend op den appel toe, zette er zijn
snavel is en ging er mee van door, laag
over 't water, De zware appel trok hem
mee naar onder, en daar viel de appel met
een klets in 't water, zonk, kwam weer boven,
bleef drijven dicht bij den kant.
De beide kraaien schrikten op van den klets
en samen schoten ze op 't water toe, maar
ze durfden er niet in. Tusschen verlangen en
watervrees geslingerd, drentelden ze langs
den kant; daar stonden ze eindelijk, stil en
droevig, met schuin omlaag gebogen kop naar
den appel te kijken, die treiterend dobberde
op de zachte rimpels van het donkere gracht
water, mat van de spattende droppels. Een
van de kraaien waagde er nog een natten poot
aan, maar 't was onbegonnen werk. Vliegend
ging 't ook niet, hun veeren waren te nat
en te zwaar.
Daar kwam een lichte schim langs de
effen grauwe regenlucht strijken; flauw
weerspiegelt het doffe water iets wits, dat wappert
in den regen... en de kraaien weten, dat hun
buit niet hun buit meer is. Zij krassen nu
eensgezind, hun hongerkreet wordt beant
woordt met een krijsch van boven, rauwer.
inhoud van juffrouw Jungius' brochure (uit
gever W. Versluys, prijs 25 cent), die voor
hen, die belang stellen in de sociale vragen
van den dag, de lezing ten volle waard is.
Mijnerzijds nog een bemerking:
Ik meen uit 't werkje der geachte schrijfster
te moeten opmaken, dat zij een flinke scha
deloosstelling voor loonderving van de zijde
des werkgevers (of van andere zijden) zou
wenschelijk achten, tijdens de spaartijd van
de fabriekarbeidster. Al weet ik al evenmin
als blijkbaar (tot nu toe) iemand, ook maar
een vingerwijzing te geven naar de goede
richting, ik meen, dat Ie 't verstrekken van
schadevergoeding van de zijde van den werk
gever niet alleen een onrechtvaardige eisch
zou zijn, maar dat bok met een eventueele
schadevergoeding uit 's lands kas bitter
?weinig zou bereikt worden. Hier en daar toch
leest men reeds in de antwoorden, voorko
mende in de brochure hoe de kraamheer
misbruik makend van macht, 't voor de kraam
vrouw bestemde, ten eigen genot misbruikt.
Zon als men de toestand in 't huwelijk
overal, maar zeker niet 't minst bij den
proletariër, goed beschouwt men niet tot de
conclusie komen, dat 't verstrekte geld min
stens voor 60 pCt, 'tzij door geweld of door
overreding van de zijde van den man tot
geheel andere bestemming zal komen, dan
waarvoor 't feitelijk is verstrekt ?
Ik zei 't reeds: Ik sta totaal machteloos
in 't geven ook maar van een aanduiding.
Ook dit probleem, dat als zoo velen zoo luid
naar een rechtvaardige oplossing schreewt
is zóó ingewikkeld dank de bestaande
moreele begrippen en gevoelens, dat, in wan
hoop, men ook hier, met Heine slechts zeg
gen kan: Und ein Narr wartetauf Antwort."
Maar snel dan, voeg ik er bij: Ende
desespereert niet."
Den Haag, Januari '06. VROUWKE.
1) En nooit in de z.g.n. betere" klassen??
Vrouwke.
(2 Terecht wordt in de antwoorden ge
wezen op de inoeielijkheid, de onmogelijk
heid om dat juiste oogenblik van zwanger
schap aan te geven.
iiiiimiiiiiiiiuliiiiiiiHiiiiMiiimiimiiiiiiiiimiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimmii
Magd. de la Terrade. Berta von Suttner.
Ter nagedachtenis van de moeder eens
dichters. Niet meer juffrouw" maar
mevrouw".
Magd. de la Terrade is een jeugdige, feitelijk
piepjonge Fransene dichteres. Van haar
zijn nog geen bundels gedichten verschenen,
zelfs nog njet h'et geringste liundejtje. Toch
zullen wij 'misschien 1B de t&ekbmst Magd.
de la Terrade kunnen begrpeten als een son
netten-dichteres van niet alledaagsch gehalte.
Par droit de naissance klopt de dichtader in
haar polsen; de dichter JoséMaria de Herédia
is haar oom. Magd. de .la Terrade zond een
vijftal sonnetten aan de redactie van Fenina
en dat dit kieskeurig blad haar dichtproeven
hooger nog; van #én die ook geregeld honger
heeft, vooral in den winter als 't regent
en de menschen in de stad geen medelijden
oi' geen lust hebben op straat te gaan en wat
neer te strooien.
Maar ook de witte meeuw moet vlug wezen
als hij ongestoord wil morgenmalen, want
er komen van alle kanten hongerlijders op
zetten, en hun mager geschreeuw vult de lucht.
Ze slaan de regendroppels van hun rechten
weg, zoodat er een vreemde lichtstreep over
't water heenglipt; nu vechten ze al om de
overrijpe manderijntjes die er schuilen
tusschen de bossen stroo en pakvloei.
Gulzige, twistzieke beesten, die meeuwen;
heerlijk mooi toch van lijn en kleur, en
vredig als een duifje, zou men zeggen, als er
zoo een zich neer zet op 't water en zich
zachtjes laat drijven en draaien met den golf
slag door een zoiderschuit verwekt. Om den
regen geven zij niets, heelemaal niet, zij vliegen
er even goed om, en voelen zich er blijkbaar
in 't minst niet door bezwaard. Zij hebben
niets van dat natte-kat-achtige van de mus
schen en kraaien; hun satijnen kleedje is
first class waterproof, van boven en onder.
Maar ik heb immers ook een regenjas en
overschoenen en een parapluie; buiten is
altijd nog meer te zien dan binnen voor de
ramen, waar het uitzicht zoo beperkt is.
Maar, buiten is zoo ver, als men in een
groote stad woont ; en de plassen zoo diep
en de modder zoo bruin, en de rijtuigen
spatten je sterretjes op je brilleglazen. Dan
ga ik nog liever Artis in, daar is het rustig.
Ook wel kil, nat en glibberig, maar als ge wilt
kunt ge toch even de tropen in wippen ; zij het
dan ook met een absente zon. Ja juist op zoo'n
killen, regenachtigen dag, als de handen kleu
men en de voeten gloeien in overschoenen,
als je ooren en neus rood voelt worden van
nattigheid en scherpen wind, is het winters wel
eens leuk de achterkant van Artis te houden
en door de winterhokken te wandelen naar
Indiëen Afrika, langs de logeerkamers van
giraffen, nijlpaarden, olifanten,
reuzenschildpadden, waar de minimum-thermometer op
70 A 80 graden staat.
Zorgvuldig wordt de koude natte buiten
lucht geweerd, 't is er lekker ea betrek
kelijk frisch door de hoogte van de stallen
en de doelmatige ventilatie.
Dat zei ik hardop tegen den oppasser.
Mijn lof wekte echter tegenspraak bij een
medebezoeker. De eerste gedachte, zei hij,
die ik van morgen hier kreeg bij 't bin
nenkomen, was: wat moeten die beesten
zich toch gruwelijk vervelen in zoo'n lange
winter. En een dame, die toevallig tegelijk
met ons de giraffenstal met een bezoek ver
eerde, hoorde ik 't een treurig gezicht noe
men en een onverantwoordelijk iets een dier
op te sluiten.
Een mensch wil altijd zijn eigen denken en
gevoel ook in de dieren leggen, dat is bepaald
verkeerd. Want als b.v. die beide giralfen zich
werkelijk zoo gruwelijk verveelden en zich zoo
langzaam doodkniesden, als wij ons voorstellen,
dat ze zich wel moeten doen, dan waren ze
opnam, is voor het dichteresje een onder
scheiding en een aanmoediging.
Het is merkwaardig de opkomst, de ont
wikkeling, den wasdom, den bloei en de
volle rijpheid van een talent na-te-gaan. Marie
Hall, het slraatmusieiennetje, ontwikkelde
zich tot een violiste, die nu reeds gerekend
wordt tot de sterren der vioolspeelkunst.
Het te New-York ontdekte
bierbrouwersknechtje, nu geheel verdiept in zijn
zangstudiën, kunnen wij misschien over eenige
jaren als heldentenor begroeten. En wat zal
Magd. de la Terrade ons nog doen hooren ?
* *
*
Het door Alfred Nobel gesticht fonds gaat
door, krachtens wilsbeschikking van den
erflater den Nobel-prijs toe te kennen aan
hem of haar die uitmunt in wetenschap
of kunst; die door kennis of talent der
menscheid tot zegen is. Aan Oostenrijk was
dusverre nog niet de onderscheiding van
den Nobel-prijs-te-beurt-gevallen. Aan het
eind van het vorig jaar is de prijs toe
gekend aan de Oostenrijksche schrijfster,
barones Berta von Suttner, auteur van : die
Waffen nieder", de vrouw die geheel haar
leven wijdt aan het onvolprezen vrede-werk.
Vermoeienis, ontberingen, overstelpenden
arbeid heeft Bertha von Suttner getrotseerd
om in alle landen en kringen belangstelling
te wekken voor de idealen die zij met
onverflauwde geestdrift hoopt om te tooveren tot
realiteit. De Oostenrijkers zijn dol op hun
kranige Frau Berta" ; zij zijn zeer ingenomen
met de eer die haar werd toegekend, doch,
zij steken haar oordeel allerminst onder
stoelen-en-banken, en komen rond uit voor hun
meening, namelijk dat Berta von Suttner reeds
jaren geleden ware in aanmerking gekomen
voor de onderscheiding van den Nobel-prijs.
Het laatste in Weenen gemaakte portret
van Berta von Suttner vind ik de meest
sympathieke foto die ik tot dusver van haar
zag. Niet behaagziek, krul-kroezerig en gede
colleteerd, wat ik weinig in harmonie achtte,
met den heiligen ernst der zaak waaraan
zij haar krachten wijdt; thans een fijne vrou
wenfiguur in rouwgewaad, op het hoofd de
strenge weduwkap met den achterwaarts
neerhangenden, somberen sluier.
* *
#
Het is een kalme, weldadige gewaarwor
ding in onze dagen van woelig, snel leven,
van het presto opdoen van indrukken die
prestissimo worden uitgewischt en vervangen
door andere, dat er nog menschen gevon
den worden, die tijd hebben om met eerbied
het verleden te gedenken. Menschen, voor
wie het eene behoefte des harten is, de nage
dachtenis hoog te houden van mannen en
vrouwen, die, door de wijze waarop zij zich
tijdens hun leven deden kennen, verdienen
voort te leven in dankbare herinnering van
komende geslachten.
Alle mannen, hetzij . mannen van
beteekenis" of onbeteekenende, beginnen precies
op dezelfde wijze : zij worden geboren uit een
vrouw. Historie en fraaie letteren wemelen
immers niet zoo gegroeid sedert ik ze gezien
heb en dan zagen ze er niet zoo glanzend
dik en gezond uit. Van heimwee naar de
acaciaboschjes aan den zoom van de Sahara
zijn ze althans nog niet overvallen, al is in
den winter hun woestijn 25 meter in 't vier
kant, en hun zomerverblijf evenveel van hun
voetstappen in 't rond.
Ze kwijnen ook al niet weg in een
smachten naar ruimte ; ja, de ijverigste dieren
beschermer zal in hun mooie groote oogen
geen ziertje verdriet kunnen ontdekken
over de smadelijke gevangenschap, die eerst
eindigen zal met hun dood. Ik verwed er
mijn pink onder, dat er geen schijn of schaduw
van een gedachte aan een wijdere wereld in
hun giraffen-hersens is nagebleven. Een ver
langen naar vrijheid is er al lang niet meer,
iils 't er ooit geweest is.
Hiermee wil ik niet zeggen dat alle dieren
zich zoo gemakkelijk gewennen aan een eng
verblijf bij een kunstmatige warmte; en ook
zal ik, als 't rnij gevraagd wordt, wel be
kennen dat ik liever de giraffen in vrijheid
zou zien, dan daar in Artis opgesloten; maar
dat geldt meer mijzelf dan de dieren, omdat
ik niet nalaten kan, de onjuiste vergelijking
te maken en mijzelf in zoo'n hok, te denken.
opgesloten met geweld ; terwijl de wijde zon
nige wereld mijn rechtmatige woning is.
Natuurlijk kwijnt er wel eens een dier weg
in Artis, doordat het opgesloten werd en
zijn natuurlijke levenswijze niet kon volgen ;
maar dat komt veel minder voor dan men
van voorbeelden over den invloed der moeder
op haar zonen en dochters.
In Oberndorf aan den Neckar is een
medaljon geplaatst in den gevel van het huis
waar de moeder geboren werd van den dichter
van Eckehart" en den Trompeter von
Sackingen". Midden in het bronzen medaljon
door rozen takken omrankt, is een keurig relief
portret van Josephine von Scheffel geboren
Brederer.
Wolfgang van Goethe deelt ons zelf mede,
dat hij van zijn vader de gestalte en den ernst
des levens erfde en, dat hij vom Mütterchen
die Frohnatur und Lust zum Fabulieren"
had gekregen.
Precies in dezelfde verhouding staat Jos.
Victor von Scheffel tot zijn moeder. Josephine
Brederer, die op negentienjarigen leeftijd met
den kapitein von Scheffel huwde, was zeer
muzikaal en dichterlijk. Levenslustig en
opgeruimd, was het voor haar een behoefte
en een vreugde, haar .indrukken weer te
geven in blijheid van tonen en sierlijkheid
van taalklanken. Zij componeerde en schreef
verdienstelijke balladen. Niemand beter dan
zübegreep de poëtische droomerijen van
haar zoon. Zij moedigde hem aan en prees
hem telkens, wanneer hij in versmaat uiting
gaf aan alles wat zijn ziel ontroerde en be
stormde. De lieve, trouwe, opgewekte en
begaafde moeder van den dichter stierf op
zestigjarigen leeftijd te Carlsruhe, waar zij
ook begraven werd. Het medaljon aange
bracht in haar geboorteplaats stelt de be
minnelijke vrouw voor, toen zij reeds een
goed eind over den middelbaren leeftijd was.
Een prachtige kop. De beeltenis van een
schrandere, schalke, goedhartige vrouw. Haar
grijze haren, gekapt a la Madonne, omlijsten
haar hoog voorhoofd en slapen. Als echte
Germaansche, die door haar huwelijk under
die Haube" werd gebracht, draagt Josephine
Scheffel een groote, met strikken versierde
muts op het forsche hoofd. Sprekend en
schrander zijn haar oogen; haar mond ge
tuigt van schalkernü, die niet ontaardt in
spotlust, bedwongen door den
overheerschenden trek van beminlijkheid stralend uit
geheel haar wezen.
* *
*
De heeren der school-commissiën in
ZuidOostenrijk hebben besloten in 't vervolg alle
onderwijzeressen, hulp-, hoofd-onderwijze
ressen en directrices aangesteld in hunne
districten, hetzij de dames gehuwd of onge
huwd zijn, als mevrouw" aan te spreken.
De kinderen der scholen mogen haar onder
wijzeressen niet langer juffrouw" noemen.
De heeren oordeelen, dat het niet te pas
komt, dat schoolkinderen reeds door het
geven van een titel, met nauwkeurigheid
aanduiden, welke de verhouding van hun
opvoedsters is, tegenover den man. Frau"
geeft een zekere waardigheid aan de onder
wijzeres, terwijl Friiulein" een persoontje
is, met wie de jeugd meent nog wel eens een
loopje te mogen nemen.
CAPRICE.
allicht denken zou. Als 't beest jong gevan
gen, of misschien in een diergaarde geboren
werd, is bet medelijden al vrij wel overbo
dig. Het dier heeft het in onze diergaarde
stellig beter dan in de natuur, en zijn vrij
heid mist het niet of heel weinig, omdat het
die niet kent. Een onduidelijk gevoel van
benauwing en half bewust verlangen m>ar
ruimte zal wellicht wel eens opkomen in den
paartijd of in den trektijd vooral bij vogels.Maar
zoolang wij nog gelooven moeten dat een dier
niet kan denken en zich de dingen niet
fantaseerend voor den geest kan brengen zoo als
een mensch, een ontwikkeld mensch nog wel,
zoolang kunnen wij met onverdeeld genoegen
onze giraffen gaan bekijken, ons verheugen
in hun welzijn, en altijd opnieuw hun handige
tong bewonderen, ook de manier waarop zij
drinken bestudeeren en bly zijn met de dier
gaarde die ons echt menschelijk verlangen
naar kennis van 't geen zoo verre van ons
leeft, bevredigt. Als er nooit om minder edel
doel dieren geofferd werden, konden alle
dierenvrienden dubbel en dwars tevreden zijn
en de dieren zelf voeren er wel bij. Onbe
kend maakt onbemind" is, in tegengestelden
vorm, veel meer waar voor dieren dan voor
menschen. E. HEIMANS.
iDgekomen TOOF BeiBs te Inspeel.
Van den heer J. H. de Wit, boekhandelaar,
Amsterdam: Aanbieding van Atlas van Ned.
Planten door Eitzema Bos, 23 Litho's van
T. Nieuwenhuis, Em. C. Knappert, Kijkjes
in de plantenwereld, Witte, Eene keur van
vaste planten; van mevr. J. V. v. H., Nij
megen per postwissel ? 5; id. van mevr. A.
B. te Rotterdam f l ; id. van mej. M. H. te
Amersfoort ? l; id. van N. N. te
Zuid-Scharwoude ?2.50; mej. v. d. W., Nunspeet ? 2.50;
H. C.teMenton bankbillet/10; mej.S..Utrecht,
postbewijs ? 2.50; postwissel v. D., Doesburg
?3; postwissel, G. K., Haarlem ? 10; Aan
bieding A. A, V. v. O. te Rijswijk (Z.-H.)
Floralia's en catalogi; H. S. te Oosterbeek:
boek naar keuze te bestellen; mevr. wed. B.,
Amsterdam: boeken op keur, dr. J. Th. O.
te Amsterdam, bijdrage ?50.
De ingekomen gelden zijn geplaatst op de
spaarbank te Nunspeet om later in overleg
met den heer Heimans en Beins zelf op de
beste wijze besteed te worden.
Nog ingekomen heden: J. R. v. G., Drie
bergen: Loupe en aanbod boeken te zenden.
H. J. H. G., Velp: aanbod microscoop in
leen af te geven; W. A. R., Rotterdam,
postwissel ? 10. Met hartelijken dank.
Nunsp., 23 Jan. '06. N. F. PERK.
*
Ook mijn innigen dank aan allen die blijken
gaven te kunnen medegevoelen met den ouden
man.
Nu is 't al weer genoeg, dunkt mij. Heer
lijk als je iemand zoo met een paar geschre
ven woordjes uit het ongeluk kunt helpen.
De wereld is nog zoo kwaad niet.
E. H.'s.
J