De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1906 4 februari pagina 8

4 februari 1906 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

ir DE A M S T E R D A M M E;R W E E KB L A D VOOR NEDERLAND. No. gebeurde in twee of drie minuten. De ingeaienr verzocht mü, met hem mee te gaau naar het huis van een zijner menden en ik b«sloot liet te doen. Door de stralen loopende. zagen we een gewonden zieke liggen. Li »ijn trekken lag geen pijn of angst, inte gendeel, hu zag mij met klare rustige oogen aan. Zeker begfeep h\j het, dat hy voor een groote zaak leed. Een. arbeider, die zich by ons aansloot, deelde mee, dat de straten we melden van soldaten en bajonetten. Ik zei tot mijne metgezellen, dat we in verschillende richtingen van elkaar moesten gaan. We «tieten spoedig daarop op een patrouille sol daten, die ons echter doorlieten. Een paar stappen verder, stieten we op een tweede patrouille, maar nogmaals gelukte het, veilig er door te komen. Spoedig bereikten wij het Baltisch en toen het Warschauer station. Op beide wemelde bet van agenten. We maakten een omweg, overal echter troffen wij menschen, die met verbittering en ontzetting de gebeurtenissen van dien morgen bespraken. Elk oogenblik zagen we de aangrijpendste tafreelen. Eindelijk kwamen we op de plaats ran bestemming. Het was ongeveer l uur 's mid dags. In de kamer van den vriend zittend, dacht ik na over hét gebeurde. Er waren pas drie uur van verloopen na het begin van de processie, en toch hoeveel doodelqke ang sten had ik sedert doorgemaakt! De vrouw des huizes leidde 'me naar een andere kamer en bracht my eten, dat ik, tot mijn eigen verbazing, met graagte at. Toen gaf men mij een studenten-uniform en bracht me naar een ander huis. Hier moest ik weer van kleeren wisselen en mijn baard laten afscheeren. Toen leidde ze münaar het huis van den beroemden Russische schrijver K. Deze was diep ontroerd, toen hij müzag, omhelsde mij en weende. Hij gaf me een glas rooden wijn en vroeg me, bjj hem te blijven. Toen rees de pünhjke gedachte in mij op, dat er op dit oogenblik in de straat menschen vermoord werden, en ik had het gevoel, dat ik er heen moest en met hen moest sterven, K. hield me terug. We reden samen naar het gebouw van de vrije oekonomieche vereeniging. De voorzaal binnentredend, vonden we deze overgevuld met een opgewonden menigte. De eene redenaar na den andere besteeg het podium en vertelde kort van de gruwelen van dezen dag, die hy gezien had. Ik liet mg' mismoedig op een stoel neer zinken, toen opeens een vreeselyk rumoer op straat my overeind joeg. Toen ik het raam uitkeek zag ik een troep menschen de straat door hollen. Velen schreeuwden angstwekkend. Weer hoorde ik schoten knetteren. Ik kon niet langer blyven en snelde naar buiten. Toen ik weer thuis was, voelde ik me onaangenaam in mijn nieuwe kleeding. Ik Spoedde my naar de Newsky, waar het be nauwend leeg en stil was. De kozakken galoppeerden ongehinderd de straten door, ont zetting en verwoesting achter zich nalatend. In de naby'heid van de Snameusky-kerk trof ik eene slede en liet my naar den hoek van het Obwodnykanaal brengen, waar het hoofd gebouw van onze vereeniging staat, tiet geheele stadsdeel, dat we doorreden, was doodelgk stil. We ontmoetten slechts bereden patrouilles en ten gevecht toegeruste soldaten. Ik liet de slede stilhouden, ging naar de deur en vroeg naar den huisbewaarder. Het was reeds donker, toch zette ik als voorzorg mijn bril op. Ik zei tot den huis bewaarder, dat ik reporter was, en weten wilde, wat er in deze afdeeling voorgevallen was. Hij antwoordde, dat alles hier rustig was. Zijn hier binnen geen soldaten ?" vroeg ik. Neen, meneer." In 't zelfde oogenblik dook achter den huisbewaarder een klein jongetje op en viel hem in de rede: Maar oom, de tuin en het huis zy'n toch vol soldaten." Het leed geen twijfel, men had mij of den leiders van onze afdeeling een strik willen spannen. Daarom verwijderde ik my snel met de woorden: In dat geval als ik niets kan t* weten komen hoefik hier niet te blyven!" Ik stapte weer in de slede en reed weg ?.. Near een Duittche vertaling uit het Russitch. D. Jtert's boeïprefliïatie. Mijn lieve menschjes, zoo jongen als ouden, Nu moet ik u toch eens een boetpreek houden. Ik was een bescheiden Muzenzoon Geen groote schatten waren mijn loon, En hier, in het hemelsche paradijs, Brengt hoogmoed my zeker niet van de wijs. Doch n ding kan ik maar niet verkroppen: Dat ge steeds op het onde aambeeld blijft kloppen, Van gemaklyk te spelen" en licht te ver staan". Dat's schandliJE gelogen! Dat laat ik niet gaan! Als 't kind nog op d' eerste schalen moest broeien, Dan laat hem zijn meester al Mozart" ver knoeien : Natuurlijk nit Don Juan 't menuet. Of van Papageno en gena 't duet, Of Voi che sapete" uit Figaro. De violisten doen óók al zoo, Nauw kennen ze noten, de strijkstok-helden, Of myn Andante's moeten 't ontgelden. (Ik vraag u, hoor ik dat krassen aan: Wat hebben hun myn Sonates gedaan?) Soms is het, verbroddeld door een genie, Uit een mijner opera's een potpourri. Ach, waar' de klassieke kunst maar lang wijl ig, Doch niets, heusch niets is voor stumpers heilig. Het ergste is nog, als vier dilettanten, Rampzaal'ge ziels- en kunst ver wanten, Zich combineeren tot een kwartet. Wat wordt op hun lessenaars gezet? Natuurlijk Mozart l" Editie Peters! O heiligachenners! hebt ge niets beters? Neen, menschjes, gemakkelijk ben ik nut, Onschuldig, eenvoudig en simpel niet, Ik ben geen kost voor onnoosele kind'ren Zoo'n profanatie moest men verhinderen! Wie goed mij wil spelen, verstandig en fijn, Die moet een volslagen kunstenaar zy'n ! Geëerde vereerders, mijn werk te verstaan, Zal makkelijker noch moeilijker gaan Dan Beethoven, Wagner en Strausz te ver tolken. Dat zeg ik u, vriendenlief, hier uit de wolken ! Verwatert mijn schoone werken niet meer; Verbetert u eindelijk; doet het niet weer! Zoo spreken,omstraald door hemelscheglanzen, Wolfgang Amadeus en zyne Constanze. (Vrij naar Jugend}. Antwoord aan flen lieer Van Oppraay. Gaarne neem ik den handschoen op, my door den heer Van Oppenraay voor de voeten geworpen in uw No. v. 21 Jan blz.TO. Allereerst moet ik onder de noodige excuses beginnen hem te danken, dat hy mij opmerkzaam maakt op een lapsus calami, die inderdaad zinstorend is, en wil ik hem verzoeken in de noot op blz. 152 een correctie aan te bren gen, waardoor myn bedoeling wellicht nog sterker zal uitkomen. Nerva leefde niet een kleine 100 jaren vóór C., maar meer dan 200 jaren vóórdat Home het Christendom aannam. Hoeveel het christendom op inenschlievend gebied ook moge gepraesteerd heb ben, de daar vermelde humanitaire maatregeltn zijn genomen door heidenen. In myn EASVERBETEBING wyd ik bijna dertig bladzijden aan een kritiek op het Darwinisme; daar trekt de heer Van Oppenraay zich niets van aan. Maar nauwlijks wijd ik n blad zijde (bladz. 135) aan het ethisch standpunt van de R. K. Kerk of de wachter van het katholicisme schiet het harnas aan. Het principieel gedeelte van die bladzijde, waar ik genoemd ethisch standpunt vergelijk met een heel ouderwetsche paedagogie, gaat de heer Van Oppenraay met stilzwijgen voorbij ; van zy'n standpunt misschien juist gezien. Ook de ideale, hoogere motieven", op blz. 137 gewaardeerd, worden niet genoemd. Alleen het slot van blz. 135 moet het ontgelden, en de heer Van Oppenraay vraagt my' be wijzen voor mijn bewering, dat de R. K. Kerk mettertijd nog wel eens anders over het N. Malth. zal oordeelen. De heer Van Oppenraay ziet in deze woorden een smaad, der R. K. Kerk aangewreven. Voor mij is het feit, duizende malen in de geschiedenis geconstateerd, dat de R. K. Kerk, onfeilbaar als ze is, haar standpunt Vijzigt naar de om standigheden, de grootste lof. Wie onfeilbaar goed is, wijzigt zich naar gewijzigde omstan digheden; deed de Kerk dit niet, zij waredwaas of onbestaanbaar. Heeft niet ten slotte de R. K. Kerk zich gehaast" in Frankrijk vive la République" te roepen, terwijl tot nog toe imperialisme en ultramontanisme aldaar n waren? Allén in de oogen der domme menigte beteekent onfeilbaar hetzelfde als onveranderlijk. Het door den heer Van Oppenraay ge vraagde bewijs, dat de R. K. Kerk zeer veel door de vingers kan zien, alleen geen principieelen tegenstand kan dulden, ligt voor't grijpen en ik weet niet of de heer Van Oppenraay wél deed, die snaar aan te roeren. Ik zou als bewijs veel ervaringen uit mijn medische loopbaan kunnen noemen, die my veel met katholieken in aanraking bracht, waarvan ik nog steeds de aangenaamste herin neringen heb. Hier wil ik echter slechts dit feit opmerken, dat in het van ouds her katholieke Parijs schier alle uitspattingen op sexueel gebied niet oogluikend, maar met vlag en wimpel worden toegelaten, terwijl de Ligue de la Régénération (N.-Malth. Bond) van den beer Paul Robin in haar eerlijk en principieel streven reeds driemaal door de politie ernstig is lastig gevallen. Eerst in den laatste'n tijd, met de scheiding van Kerk en Staat, wordt deze vereeniging ongemoeid gelaten. De heer Van Oppenraay gaat in arrenmoede zelfs zóó ver, dat hy de waarde der Documenta ad lustrandum Concilium Vaticanum Anni 1870, uitgegeven door dr. Friedrich, zou willen loochenen. Het werk berust hier in de Kon. Bibliotheek en is hoogst interes sant voor wie het lezen mag. Hieruit blijkt, dat er toen reeds door sommige biechtvaders in Frankrijk een weinig de hand gelicht werd met de Fransche methode, terwijl toch eigen lijk, althans uiu, deze daad als een gewone doodzonde moest veroordeeld worden. Hoewel dus zulke biechtvaders deze daad erkenden als plicht voor den huisvader, in sommige gevallen, moesten zij toch bij volharding den overtreder als een voor eeuwig verloren zon daar brandmerken. Dit stuitten den bedoelden priester tegen de borst; hierin moest naar zijn overtuiging verandering komen, te meer daar het by hem vaststond, dat officieel en in hoogste ressort bedoelde daad nooit als doodzonde was gedecreteerd. De twintig be wijzen waarop gewoonlijk werd aangenomen de zondigheid van die daad, worden stuk voor stuk in genoemd document ontzenuwd. Maar op genoemd Concilie had men voor deze vraag geen tyd. De tijd zal komen, dat de R. K. Kerk er wel tijd voor zal hebben, of dat de huisvaders en zelfs de moeders geen tijd meer voor de R. K. Kerk zullen hebben. Doch zoo doorgaande zou ik misschien den heer Van Oppenraay weer ontstemmen en dat wil ik niet; vooral op dit oogenblik niet, nu ik zoo gelukkig ben. Dat de waakzame heraut in het kamp der tegenpartij op mijn boek vuur heeft gevat, zegt meer dan tal van hoogst gunstige recensiën. Het is ingeslagen! En dit heeft in den strijd der denkbeelden te hooger waarde, omdat het R. K. standpunt, al hebben wij het ook afgezworen, ons allen in W." Europa nog in merg en been zit. Hier schuilt de tegenstand. 's-Gf r a v e n h a g e. Dr. J. RÜTGEB.S. Gefleurde f oliën." Geachte Redacteur! Al hoewel ik niet zeker weet of u onder staande rechtvaardiging zult plaatsen, (het is nu eenmaal geene gewoonte ten onzent dat een auteur zich mag verdedigen), wil ik het er niettemin op wagen. Niemand weet beter dan ik zelf de ge breken van Gekleurde Wolken." En van al mijn werk, waarvan intusschen Brownings vers geldt: You are a poem though your poem is naught. Dat de heer Hugenholtz het op zijne wijze kritiseert is alweer zijn recht. Ook z'n sneer aan de Hegelingen is hem niet euvel te duiden. In de oudgeworden breinen der vorige generatie vaart het Ware, dat den waren vorm heeft, niet licht binnen. Maar in, het belang uwer lezers zy gezegd, dat het enorm misverstand is te beweren: wat uit dien boek komt i» vaag, getuige dit boek van dr. van B. v. E. Mirabile-dictu! De- enkelen ten onzent die weten wat zij willen, beticht men van onbepaaldheid! Als of in een veranderlijke wereld, een wereld van gestage verandering dit niet het wezen lijke ware, dat alles vervloeit, zich vernevelt. Wie dit niet enkel zegt maar ook boe f t, die weet dat alle bepaaldheid zich verkeert en dit is het meest gewisse en bepaalde. Zijn schijnbare onvastheid in de opperste vastheid, hij toch heeft de dialektiek, het geheim der wereld verstaan. De beer Hugenboltz hoopt dat: voor dezen auteur de dag uit de nevelen zal rijzen, het zij hem gezegd dat in het door hem gewenscht licht, het licht zonder -meer, al even weinig wordt gezien als in de duisternis zonder meer. En de klaarheid waarin velen zich ver heugen, hun verstandige klaarheid, is aller minst geschikt voor dat schouwspel waarbij men zegt: de goudene Iris lacht". Met dankzegging voor eventueele plaatsing, Uw dw. Dr. H. W. Pu- E. v. D. BERGH v. EYSIXGA. Z u t p h e n. Hoe len een KommaMenrsimiis kan kruien. Het is toch niet zoo moeilijk. De kapitein der artillerie van het Indische leeer J. A. Gooszen, ridder der Militarire Willemsorde, had gedurende zijn verblijf in Atjeh en in Borneo wapens bijeengebracht. Even vóór hy, aan het einde van zijn ver loftijd in Europa, weer naar de tropen ver trok, bood hij de collectie ten geschenke aan het Hotel des Invalides te Parijs en... onmiddellijk daarop werd hij benoemd tot Kommandeur van Cambodja, de Fransche koloniale orde. Voila! Nu heeft de Nieiupe Rolt. Court. een lange reeks van ingezonden stukken gehad waarin uiting werd gegeven aan wrevel, ergernis en verontwaardiging zelfs, nu de eigenaar van de wapens ze onthield aan instellingen hier te lande. Langzamerhand werden die alle opgenoemd en toch was de ly'st niet compleet. Een Amsterdammer die deze leemte opmerkte zond nog een stukje, maar kwam juist te laat. De redactie oordeelde dat de grens thans overschreden was en de schrijver geen nieuw licht op de zaak wierp. Dat stukje luidde aldus : Schenkingen aan eenbuitenl. museum. (Ingezonden}. M. d. K., Amst., 21 Jan. Uit de verschillende door U geplaatste stukken kan het volgende worden opgemaakt. Kapitein Gooszen schonk zijne collectie Indi sche wapens aan het Musée d'Armes in het hotel des Invalides te Parijs, Ie omdat zij z.i. voor Nederland weinig beteekende (ver zekering van prof. Gooszen); 2e omdat on genoemde ,, deskundigen" hem hadden ver zekerd (getuigenis van den heer Snelletnan) dat wapens meeryih een echt wapen- dan in een elhnographisch museum thuis behoorden. Ergo passeerde de heer G. het Rijks Ethnographisch museum te Leiden. (Dat hy' er werkte', door de amHtena¥en q.q. werd be diend en deinifttemin aan deze instelling geen schenkingrdeed, het lijkt mij absurd om deze tegenstelling tegen hem aan te voeren). Hij ting bovendien voorbi|;het museum voor Land- en Volkenkunde te Rotterdam, het Koninklijk Invalidenhuis te Bronbeek (waar N.B. minder een ethnographische verzameling maar vooral eenrwapencollectie is aangelegd). Voorts ook de Kon. Militaire Academie te Breda en de thnographische verzameling in wording" aan den Hoofdcursus te Kampen. Vergun mij, M, d. R., hierbij nog even op te merken, dat de opsomming niet compleet is, want niet alleen dat het Koloniaal Museum te Haarlem een collectie Indische wapens heeft, die wel belangrijk is maar nog aan vulling kan velen, maar hier ter stede zijn twee instellingen, die zeker bij volgende gelegenheden gaarne bedacht zullen worden, te weten: de ethnographische verzameling in Artis", benevens de Vereenigmg voor de stichting van een Museum voor Land- en Volkenkunde te Amsterdam". (Mr. N. P. van den Berg, voorzitter, E. H«ldring, penning meester, K. F. van den Berg, secretaris). Het is deze laatste vereeniging, die zich ten doel stelt: door alle wettige middelen te bevorderen het tot stand komen van een ethnographisch museum te Amsterdam, in het bijzonder als middel tot verspreiding van meerdere kennis omtrent de Nederlandsche koloniën.1' Deze vereeniging beschikt reeds over twee belangrijke verzamelingen (waarbij echter weinig wapens) en een uitnemend voor het doel geschikt gebouw is door de Stad aan het Ryk aangeboden. Waarmee ik maar zeggen wil, dat andere verzamelaars van ethnographici (b.v. uitsluitend wapens) alvorens zich naar het buitenland te begeven, ook de Amsterdameche [instellingen vooral niet behooren te vergeten. B. D. Js. VAN G1NKEL = ZEIST FABRIKANT VAN KUNST-KOPERWERKEN IN OUD-HOLLAND8CHJE MODERNE- EN ANDERE STIJLEN OP KOPER EM ZINtS. fi6EB°W?FELIX MERITIS" IW-KEIZE R5GRACHT32<r TEL.2S07 MARMEREN SCHOORSTEENMANTELS G. & J. COOL AMSTERDAM. ROTTEflOAiVI. -UTRECHT. BLOEMGRACHT// OEIFTSCHESTRAAT.6I '? JBHTiTR^AT 30 J.J.BÏESIH3, JHitH*l/tatt(M. 'B-ORAVENHAQE, Moderne Schilderijen, Aquarellen en Gravarei. MODERNE MEUBILEERING APARTE MODELLEN ?.s?. .* ontwerpen, eigen fabrikaat, bij onze ensembles wordt steeds op artistieke kleur en combinatie gelet. Billijke prijzen.-i- H-H^H-H--I--I-^-^-+Stalen en Teekeningen op aanvrage. Levering franco met garantie. +- ?»Vraagt onze speciale prijscourant voor Kantoor-Meubelen. Meubileer-lnrichting 231 Spuistraat, 78Damrak, Amsterdam PHOENIX Panorama ! Amsterdam. ' Plantage in tl f Mutittlsaal. Tentoonstelling van origineele Teekeningen van de Simplicissimus. Toegang "vrij. eftc&i lij Hooft oatoct vn««t of ovt?q XVI, <ma0»i«f jtal.victcvi ivu&t» »Uf tapijt, fetl£m*+i »M>a«« «f ta,Ht+\ »vnyo*bif t, ft. ioo» «ijl*» ftffaatot 506. ftavtcc 171, oFd&fóbn 140. J. . DE 6BAlFï-lTersm. Ouden Engweg 18. BEEIiDEfl, VABEN .»» JARDINIÈRES TEGELSCHILDERIJEN ENZ. MUSEUM GRISANTI, ROKIN 95, (Stille tifdt), _ AMSTERDAM. Toegang vrij. AmSTERDAm AARDEWERK EH TEGELS 5TEENDRUKKERU VOLDOET AAN ALLE EISCHEM eer\er ir\pderr\e ir Peensche Kunst. Groote collectie van Kunstvoorwerpen uit de onderstaande fabrieken: Koninklijke Porceleinfabriek, Faiencefabriek Aluminia", Terralit" Fabrieken, Koninkl. Hof Terracotta Fabriek P. Ipsens ZSnke, alle te Kopenhagen. Onze kunstzalen zijn dagelijks geopend van g?5. CHABOT k ALBERS, latere. Telefoon 6519. Singel 164.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl